Historisch Centrum Overijssel
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Index en transcripties: Gezinus Grissen te Hardenberg in 2020
Uitleg van de index:
– Tot en met folio 51 zijn alle akten volledig getranscribeerd. Vanaf folio 52 volgt een index met daartussen gedeeltelijke of gehele transcripties. Vanaf folio 100 een index met daar tussen in een aantal getranscribeerde aktes.
– Aan het begin van de regel wordt het folionummer genoemd. Folio is de oude naam voor bladzijde, waarbij de achterkant van de bladzijde verso (afkorting vo) genoemd werd.
– De namen binnen dezelfde akte worden gescheiden door komma’s.
– De aktes worden van elkaar gescheiden door een afbreekstreepje (-).
– Een echtpaar wordt aan elkaar gekoppeld door het maalteken (x). Ook worden de andere familierelaties tussen personen in de akte genoemd.
– Van vrouwen werd bijna nooit het patroniem of de familienaam genoemd. De vrouwennamen werden vaak in mannelijke vorm geschreven en zijn alleen door de context herkenbaar als vrouwennaam (bijv. Hendrikje werd Hendrik genoemd).
– Tussen haken [ ] staan toevoegingen die niet in de akte stonden. Van sommige folio’s ontbrak een gedeelte door beschadiging, waarbij de ontbrekende tekst is aangegeven met een stippellijn (…………).
– Het woord monbor, ontstaan uit mondborg, later vervormd naar mombor, mombaar en momber, werd vaak gebruikt. Dit was een voogd van minderjarige kinderen en van volwassen vrouwen bij gerichtsaangelegenheden. Het momberschap van vrouwen is waarschijnlijk ontstaan doordat in vroegere tijd het gebruik van ‘spierballen’ een grote rol speelde bij het sluiten van verbonden, waarbij de vrouwen geacht werden een beschermer nodig te hebben.
———————————————————————————–
Voorblad:
Lynguet begint eyn guet behagen
Dat eynde weerdt dy last dragen
Ennich achtet sijn wijss
meer geckheit en sijn prijss
fol. 1: Item dit boeck hoert Wolter Blanckvoert [met daaronder wijsheden]
In Godes name wylt beginnen
ende uw t’vorens wall besynnen
so sall uw vornemen weerden goet
ende altoes gelucken myt avervloet
want voer onbedacht ende na geproefft
heft mennigen menser seer bedroefft
wylt daer om int begyn avleggen
wat dat eynde daer van wyl seggen.
Scryve ick krum dan leyt nyet an
want men wyset de recht al na den man.
Gelt dat stum is make recht dat crum is.
Gelt, gewelt, vrunden gunsten ende gaven
doen dat recht dyckmall omme drayen.
Alder werlte synn ende gemoeth
stelt sych na den tytlicken gueth
en wen sye dat erwervenn
leggen sych neder ende sterven.
Dye noch to zorge eer hye neder lage.
Mutnegra et murua rectissima faciunt curva [vertaling: Zilver en goud maken rechte wegen krom][Anagram: mutnegra=argentum en murua=aurum]
Guod causidici linguam quam vendetis officio [vertaling: Falende advocaten zijn welsprekend en verkopen plechtigdoenerij]
———————————————————————————–
1555
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, folio 1
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno 1555 mvc lv
Up manendach na Judica
Richter: Bruyn Blackvordt
Koernoten: Peter van Uuterwyck en Lubbert Blanckvordt
Heer Richter so, Geert Lambert Odingeszonne t’Gramssberghe onlancx verleden in Thyas huyss in apenbair herberge gesacht heft woe heer Wyllem Kleggens, pastoir ten Hardenborch solde gesacht hebben dat dye scutters van Gramsberge op Badlervelt solden gehangen worden myt dye heer van Brakel int myddel, want dan uut alsucke quade woerde ende logentale onlust comme kan en twyst tussen dye heer van Brakell ende den pastoir errisen muchte ende de pastoer sych dan unne vrij kent, heft der halven Geert vurscreven laten befalen om den man to nomen de sulcx van den pastoer gehort heft, want dan Geert vurscreven den man genoempt ende gesacht datten Roloff ten Oldenhave solde gesecht hebben, heft de pastor nodes Roloff laten dagen tegens Geerde, dye op de bevale lavede weder in t’commen om die woerden van Geerde gestant te geven off to myssake Geerdt vurscreven noch seggende den hye van Roloff sulcx gehort heft, Roloff seggende datten onwairafftich is ende hye de woerde niet gesecht en hefft ende nummer van Gerde aver hem gebracht sall worden, suss sachte de pastor heer Richter hyr stae ick iegenwordich ende irbede nich gerichtlichen dat Geert mij nummer mytter wairheit sulcx averbrengen kan ende dan hye de woerden my valselijck averdenckt ende want Roloff oick sulcx ontkent, sal Geert vurscreven voer eyn logener ende oprorer geacht worden of bij syttende gerichte dye daet bewijse, ende want hye noch nyemant t’ werlt sulcx doen kan heft sych de pastoir genoechsam verantwordt ende wyl dan op geprotesteert hebben, actum supra.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, folio 2
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Eodem die dorch blodes verwante des richters
Richter: Peter van Uuterwijck
Cornoten: Tyas Dercksen en Henrick Heyne
Ter instantie van Lubbert ende Wyllem Blanckvordt tuget ende segt Johan Watering datten waer is dat hye bij tijde dom Lubbert ende Wyllem Blanckvordt dat Erve Watering noch to behorde, dat Johan als meijer op Watering van hor beide monbor dat erve twelff jaer in pacht weder an nam myt de olde jaren ende muste van yder jaer twye gulden to voermede [=voorgift aan nieuwe verpachter] betalen alss xxiiii gulden, de hye oick betaelt heft, ende dom de sess jaren omme quem ende Helmich van Twenhuysen sijn landheer geworden wolde, hye hem de xii jaren met holden ende muste opt nye van sijne lantheren ander sess jaren annemen ende nye voermede geven, nemptlick xii gulden, want hem dan Lubbert ende Wyllem dye xii jaren pachten met geholden hebben ende dan xii gulden bij mysten, heft hye sye wal angesproken voer de xii gulden, ende hadde de oick noch gerne, unde begert sye noch t’hebben als behort, dit heft Johan vorscreven dorch versoeck van Lubbert ende Wyllem Blanckvordt bevestet als recht is.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, folio 3
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Richter: Wolter Blanckvort
Koernoten: Herm Weling en Andreas Roloffs
Anno 15 lv des dunderdages na Judica [4 apr.]
Voer richter so Roleff van Hovell uuth eyn erve ende guedt genoempt dat Velt t’Holthyem verwysset is myt negen mud roggen des jairs, vermogens gelofflicke segel unde breve heft Wyllem van Hovell in name sijns vaders derhalve den meijer doen verdagen ende hem ansprekende bij sijnnen ede t’seggen off hye oick enige pacht onder heft, dye meijer bekent gerichtlick dat hye sijn pacht verleden Martiny ende alle verleden pacht betaelt heft, suss heft Hovell vurscreven getoindt ongecanceleerde segel ende breve ende pandinge op sijn onderpant begeert, ende wante de meijer gene pacht meer sculdich is, heft Hovell vurscreven gepanden omdat vluess [=gewas op het land] voer bynnenjaerste pacht voir veriaerde pacht ende bespreck gedain op de tocomende pacht, hyr op stundt Peter van Uuterwijck, vulmechtich der juffer van Mervelt, unde dede pantkeringe to rechte omzmyten den transfix biden richter dair onder de guder gelegen, met versegelt partijen vurscreven den rechtdach angestelt des manendages na Quasi modo, actum ut supra.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 3 en 4
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Eodem die Richter ut supra
Kornoten: Derck ten Velde en Andreas Roloffs
Ter instantie Geerdt Vryling tuget Geert Heerspring ende juffer Hylle van Reedze so navolch.
Item Geert Heersping vurscreven weet niet off Vryling salige Hermen[na] van Reedze gelt gedain heft, dan Vryling is myt sijn huysfrow eynmael to Heersping gecommen ende Anna van Reedze angesproken, sye hadden Hermen[na] hoir moye [=tante] gelt gedain off sye hem dat oick bewolde, sachte Anna van Reedze sye kande hem niet sculdich, saecht Gert Vryling soe moet ick ander raet, unde sachte Anna is men uw dan sculdich, so mach men sien woe dat met maken, dan salige Hermen[na] heft wall roggen van Gert Heersping gehaelt ende sachte datten Geert Vryling hebben solde den hye wert niet wairvan ende wo volle des gelts was.
Item juffer Hylle vorscreven tuget ende segt sye heb niet gesien dat hoir suster Hermen[na] van Geert Vryling gelt ontfangen heft, dan sye heft wall vake van hoir salige suster Hermen[na] gehoirt dat sye van hor pille [=petekind] Geert Vryling iiii rider genommen had, dair sye jaerlicx van geven solde eyn scepel roggen, dat sulve sye to Heersping plach t’halen.
To vesten want ment begeert.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 4
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Richter: Roloff Blanckvordt
Kornoten: Henrick Kettell ende Johan Smyt
den xi ten aprilis anno lv
Up dach vurscreven quam int gerichte Jenneken ten Noetwelde myt Andreas Roloffs horen gecoren ende t’gelaten monbor, ende heft gerichtlicken opgedragen ende avergegeven horen bruder Johan ten Noetvelde allent des genss sye huyden to dage haren geweldich is ende dat sye buyten an sculde ende rente uutstainde heft, nyet dairvan uutgesundert, synnen vrijen wyllen dairmede to doine, t’selve in to manen, dairmee doin ende laten als Jenneken muchte gedain hebben, dess sall Johan te Noetvelt sijnre suster vorscreven in cost ende cleder onderholden, nabuyrlick ende buyrlick, hor levent lanck als eyn guet bruder ende vrundt sculdich is to doin, ende bij gebreck de bruder affvele, sullen sijn huysfrow oder erffgenamen der sulver suster hor leventlanck uut horen gude onderholden als behoert.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 5
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up manendach na Quasimodo Anno lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Thyas Dercks en Bernt Allerts
Up dach vurscreven quam int gerichte Louwens Lamberts ende heft gerichtlicken to onderpande gesath Wyllem Domes t’Gransberge dat halve huyss dat hem myt sijn vader to den Velde gelegen tocumpt, vort allent dat genne dat hye myt sijn huysfrow dussen dorch heir ende gewelt is, noch mogen crijgen, nyet dairvan uutgesundert, ende dat voir xv enckede Jochemdaler des jairs op v scepel roggen verscynende op meije, op dussdanige vorwerden off wylle vurscreven bynnen twen jaren eyn profen kunde becommen, so salmen hem den hovetstoel [=hoofdsom] myter pensuna [=rente] advenant betalen. Indien niet, sal vurscreven Laurens myt sijn huysfrouw den vurgescreven Wyllem off sijn huysfrow den hovetstoel myter pense betalen to meye erstcomende aver twen jaren, ende Wyllem vurscreven sal alsdan bij gebreck der betaling, alsdan sijn onderpant mogen antasten voir yemant. Beholtlicken den lantheren in sijne pacht onvercorten der betaling na noch wijder verwapent, volgende gescreven.
Eodem die quam int gerichte Wyllem van Hovell in namen sijns vaders Rolff van Hovell ende sachte heer richter so ick op dunderdach na Judica lestleden op bewijsslicke segel ende breve hebben panden laten an der vluese bij den meijer ten Velde onder der ploech voir bynnenjaerste pacht als negen mud roggen voir veriarde pacht ende bespreck gedain voir de tocomende pacht, dairop Peter van Uuterwijck als vulmechtich der Edele dogentlicker juffer van Mervelt pantkeringe dede ende dairop heden t’dage de rechtdach angestemmet, sus staen ick Wyllem van Hovell in name mijns vaders ende clage alnoch de pantkeringe na uutwijsinge mijn segel ende breve ende den gelofflicke lantrechte, ende begeer uwes rechten halven mij anderwegen mael, derdemael, vierdemael ten aver thoe pandinge wyllen vergunnen ende na lantrechte den pander de hant stercken ende want dan Uuterwijck noch nyemant wijder pantkeringe doin wolde, is Hovell vorgenompt an den vleuse ende pandinge gebleven ende mach dairmyt vortvaren als na lantrchte behort.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 6
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Kornoten Wyllem Blanckvordt ende Derck Roloffs
Eodem die heft Hermen ten Hanrick gerichtlick avergegeven ende hantastinge gedain dat hye den coster van Hardenborch wyl redden bynnen xiiii dagen vanwegen sijne juffer van Mervelt dye hem angepandet had, indien niet sal sye in vullen pandinge stain als sye nu muchte gedain hebben.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 6
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno 15 lv den xxii ten aprilis
Richter: Peter van Uuterwijck
Kornoten: Bernt Alerts ende Thyas Dercks
Upten selven dach is to gerichte ersamen Derck van Twenhuysen als vulmechtich sijns vaders Helmich van Twenhuysen, de welcke Wyllem Blanckvortt myt ener gerichtes wette an dessen gerichte geciteert hadde. So de vorgemelte Twenhuysen als do de ansprake gehoirt heft, de welcke de vurscreven Blanckvort op sijnen vader offte sijner guder gedain heft, ende de ansprake alsodane guder inne gespecificeert synnen als Johan Waterinck onder de ploech heft, daerop sachte de vurscreven vulmechtiger dat oer meijer lienguet ende eygelijck guet onder de ploech had ende wes actie dye gemelte Blanckvort op dat eygelicke guet had, op alsodane ansprake wolde hye geerne responderen, dan wes actie hye op dat lienguet hadde en wolde Twenhuysen vurscreven hem alhyr voir desse gerichte nyet to rechte stain dan allene voir den richter dair dat onder gelegen is, hyrvan heft de vurscreven vulmechtiger bij syttende gerechte eyn extract uut begert vor sijn gelt, hyrop heft de vurscreven richter geantwordt dat hye aver dat lienguet geen gewalt en had enich gerichte to hegen, off to sytten dair liete dat sulve den lienheren in sijn gerichte eyn yder to verdedingen.
Hyrvan Ffrerick Janssen sijn nagelachte eygen hant wederom genommen, vermeldende als vurscreven. Onderteykent stundt bij dussen scrijven, dit sulve is to oke gestelt.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 7
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up den hoir angeteykenden dach protesteerde Wyllem Blanckvordt so navolcht
So ick Wyllem Blanckvordt alhyr voir den gerichte den xxii ten aprilis wederstainde dye vulmechtiger Helmichs van Twenhuysen Dercks mijn ansprake gedain, op alle sodane guet als Johan Watering to Brucht meijer des eygelicken gudes in gebruick hadde, unde gelijck hye myth suhb voirolder dat sulve to gebruken plegen, dairop Helmichs vulmechtiger protesteerden unde sachten dye meijer Johan Watering solde ock leenguet mede in gebruick hebben, unde dan aver den richter to Hardenborch to richten niet to en stunden, dair ick Wyllem Blancvort voir den gerichte ter sulviger tijt tegen geprotesteert unde gesecht sodane guet als Johan Watering to Brucht in gebruick heft unde met sijne voirvaderen plegen to gebruken, unde so Helmich van Twenhuysen, van wegen ytlicke ontbeerde vruchte des leengudes, dorch eyne onformelicke moetzone gebruket, dat dat sulve eygelicke guet sij, und dan omme dye richter van Hardenborch ganss unde all dairaver te rechten ende t’gychten sculdich sij, wess ter tijt dath Helmich van Twenhuysen ofte sijne vulmechtiger bewijse den rechte genoichsam dat mytten vurscreven eygelicke gude leenguet sij unde specificeren oick na rechte welcker dat sulve sij, unde alsdan den voirgemelte richter dye hant dairaver gesloten weerde unde oick eir nyeth. Actum den 22 aprilis desses yegenwordige jaers 55tich.
Gecommittert richter Peter van Uuterwijck omme partye inden saken t’vermijden
Cornoten: Bernt Alerts en Mathyas Dercks
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 8
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Upden xxix ten dach aprilis anno lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Lubbert Blanckvordt en Thyas Dercks
Ter instantie van Steven Wylmes tuget en segt Hermen van Vylsteren datter gescat is dat hye ter Clencke was dat dair Steven vurscreven quam ende heft myt havest sijne lantheren verdragen ende worden hoir dinge eyns also dat Haerst vurscreven dat erve Steven vurscreven verliet ende den anderen dan van quytscoldt, ende des solde Haerst Steven vurscreven noch geven van de voirmede xvi gulden vermogens de verscrijvinge de Haerst ende Steven vurscreven onderteykent hebben, in welcke verdrach mede gescreven staet voirbeholden so vern eyn meijer mij Henrick van Haerstholte sulcke penningen der vermeden gyft als Steven gedain heft ende anders niet to afftervolgen wo baven.
Dye eeth is opgestalt tot sijner tijt.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 8
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Upten sulven dach quam int gerichte Johan Hermen van Aenszonne ende heft gerichtlicken Hermen Wulbing opgesacht dye monborscup dair hye Johans wegen suss lange in gestain heft ende Hermen gaff Johanne de monborscup aver ende Johan bedanckede synnen monbor allent guder restitutie als behort.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 8
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up den sulven dach ter instantie Steffen Wylmes tuget Detert Haberting dat Steven vurscreven hem nyewerlde [=nimmer] uutden huse in quaden mode gedaget noch gedruwet [=gedreigd] heft to slaine, dan Steven is eyns bij hem gewest ende gesecht wo datter queme dat hye hem dat erve onderwynnen [=naar zich toetrekken] wolde ende doin hadden sye itlicke twystwoerden t’samen vande anneminge, so sachte Habert wante Stevens lantheer myt Steven in vruntscup niet verdragen kunde, wolde noch en begeerde hij naden erve niet eyns omme t’sien ende genck van Steven wech ende Habert en wolde niet meer naden erve vragen ende lieten berusten.
Wyl Habert altijt bezweren want men begert.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 9
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem vi ten may anno 15 lv
Richter om partye halve: Peter van Uuterwijck
Kornoten: Thyas Dercks en Bernt Alerts
Up dach vurscreven heft Henrick Johan Heynens eyn ordel ingebracht tusscen Lubbert Blanckvordt ende de vulmechtigeren van Helmich van Twenhuysen angainde seckere oncosten welck ordel Helmich van Twenhuysen to na gegain is.
Stundt dairomme Ffrerick Johans myt Derck van Twenhuysen alsye vulmechtigeren Helmich van Twenhuysen ende sachte nadenmael in de ansprake van Lubbert Blanckvordt begrepen stundt ende dye pertyen angesproken bij pene [=boete] van xxv olde scilden hoir kuntscup t’geven ende dat sulve op ordel hebben gedungen [=opgelegd] ende Frederick myt Derck vurscreven dan niet opgedungen, dan geprotesteert dat sulve niet sculdich weren to done, heft Ffrerick derhalven dat ordel beropen in claringe mijn G.H. t’sampt Ridderschap ende Steden ende is dairvan eyn better sententie [=uitspraak] verwachten.
Hyr op sachte Lubbert Blanckvordt de angeteykende pene van xxv olde scilden staet der overichen to verdedingen [=ter beschikking], dan Lubbert vurscreven hebbe alleen sijn ansprake gemaket ende gesproken voir hinder ende scaden na lantrechte de hem voir der leger banck to erkandt is, ende segt dat hye sulcx gerichtlicken begeert to rekenen ende sall volle myn belopen dan xxv Beyersce gulden, dairom den partyen na lantrechte geen appellactie gestadet sal worden, dan partyen vurscreven sullen opleggen unde betalen den verwonnen hinder ende scaden tot taxatie des gerechtes als lantrecht is, edder dairvoir an den meijer van Helmich van Twenhuysen eyn panding vergunnen.
Hyr op is Johan Watering to Brucht Helmich meijer gepandet op dach vurscreven.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 10
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xii may anno 15 lv
Richter: Bruyn Blanckvort
Kornoten: Johan Blanckvordt ende Roloff ten Cronnenham
Up den sulven dach quam int gerichte Wyllem Aefftinck ende bekande gerichtlicken dat hye van Wyllem Wermelinck ontfangen had vanwegen Gert Bokostes de summe van sess Jochemdaler, dair hye Gerde jairlicx van geven solde eyn halff mud roggen off xii stuver Brabantsen borden roggen, suss is Wyllem naderhant myt Gert vurscreven avercommen doin hye hem eyn jair pachten schuldich was als xii stuver, op de xii stuver dair heft hem Gert so volle op gedain tot eyn daler, also dat het soven daler t’samen synnen, also synnen sye avercommen dat Wyllem Aeffting den sulven Geert vurscreven vande soven daler jairlicx solde geven 1/2 daler.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 10 en 11
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xiiii ten may anno lv
Richter om pertye halve: Peter van Uuterwijck
Kornoten: Henricus koster in Heemse en Henrick Johan Heynens
Ter instantie Lubbert unde Wyllem Blanckvordt tugen Lambert ende Johan Watering, beide meijeren nu ter tijth, Helmich van Twenhuysen Dercks de vermyts pene ende bedwanck des gerichtes darto gedrungen worden, dath hem beiden wall wyttich ende kundich is, dath omtrent tyn off twelleff jare ongeveerlich verleden, doin Lubbert ende Wyllem Blanckvordt dorch versterven hors saligen vader ende moder dye beide erve als Watering to Brucht toquamen, dat sye tot gener tijth an Lubberde noch an Wyllem Blanckvordt de jaerlicke pacht betaelt hebben, sunder alleen an der kinder monbor Johan van Styenwijck ter wolle, off dan hye de meijeren des bevele to betalen ende plegen myt den monbor to reckenen, to betalen end allent wes sye myt den monbor in rekenscup in betalinge averquemen, dair plegen de kinder Blanckvordts niet tegen t’seggen dan was hem altijt gude betalinge, bes solange dat Helmich van Twenhuysen de beiden erven an sych creech ende de pacht vort an Helmichs handen betalen. Oick tuget Lambert Watering op weder interrogatoria so hye bij tijde off onlancx to voren eer sijn lantheer Helmich van Twenhuysen dat erve creech ende Lambert van de monbor van Lubbert ende Wyllem vurscreven dat erve opt nye weder angenomen had ende voirmede geven muste ende eyndeels betaelt hadde, dat hem Lubbert ende Wyllem vurscreven de uutgelachte vormede weder vernoget ende t’vreden gestalt hebben, dair hye sye inne bedanckede. Segt mede so hem dairna to tugen gevraget wordt, dat hye wall heft horen seggen van Johan Watering dat Helmich van Twenhuysen Johanne vurscreven sijn jaren vercortet hadden ende met geholden gelijcke hem de monbor van de Blanckvordtes kinder verdain hadden.
Vordt stundt Lubbert Blanckvordt voir hem ende in name sijn bruder Wyllem, ende sachte so Johan Watering voir hen getuget dat hye noch xii gulden mystede bij de vormede de hye Lubbert ende Wyllem Blanckvordt van die verpachtinge gegeven had ende wolde de noch wal geerne weder hebben, sus erboeth sych Lubbert in name vurscreven gerichtlicke Johanne vurscreven dye twelff gulden weder t’geven ende heft Johanne vurscreven dairop gerichtlicke handtastinge gedain, sus was Johan dairmede t’vreden.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 11 en 12
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Kornoten Lubbert Blanckvordt ende Henricus custos in Hyemse
Eodem die heft Hermen van Ane na lantrechte opgeboden dorch Gyssbert van Laer sijnen vergunten vorsprake angainde die heren scattinge dair Steven Wyllems in verplichtet is van den kampergelde, nemptlicke in hovetstoel iiiii goltgulden, dat Steven angenommen heft to betalen op Watering to Ane ende want dan nu geen panden t’crijgen synnen, sus is Hermen vurscreven gewesen ant vluyss ende mach dairop procederen als na lantrechte behoert.
Gerichtlick oncosten bij Hermen dusser pandinge ende opbadinge gehadt ende uutgelacht:
Item ii stuver Brabants to panden
Item vii stuver Brabants to opbeden
Item i korn wijns, 1 maeltijt, eyn vane biers, den voirspracken
Item ’t gerichte drie gossellers, den kornoten x placken
Item den scrijver 1 mengelen wijns
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 12
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Eodem die
Richter gecommitteert: Andreas Roloffzonne
Kornoten: Peter van Uuterwijck en Henricus custos in Hiemse
Ersceen int gerichte Wyllem Affting ende bekande so hye inder menunge van den erve Aeffting de heer van Brakell twye borgen muste setten, als nemptlick Gert Hesseling ende Bernt ter Velscet, om de jairlicke pacht to betalen ende want Wyllem sijnen lantheren noch niet all betailt en heft ende de borgen dan vor angesocht mogen worden, heft Wyllem vurscreven gerichtlicken avergegeven ende hantastinge gedain dat die borgen alle dat sijne mogen antasten ende betalen de affterwesende sculde woe ende wair Wyllem vurscreven wat heft op der eerde, in der eerden, niet uutgesundert, so wyt ende vern dusse scult bedraecht.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol.12
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xx ten may anno 15 lv
Richter dorch pertye t’vreden: Peter van Uuterwijck
Kornoten: Lambert Bulckes en Steven Wyllems
Up den sulven dach, wesende xiiii dagen na der pandinge als Johan Watering angespandet was van Lubbert Blanckvort, heft Lubbert vurscreven de panden na lantrechte opgebadet ende dair angeëyschent, allent alls recht.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 13
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Noch heft Laurens Lamberts wo voir geteykent Wyllem Domes, bij dat huyss to onderpande gesath ende gehoert eyn genuerede koe, welcke koe Laurens niet vercopen sal dan myt wyllen Wyllem vurscreven ende sal stain myten i huyse voir sijn gerechte onderpant ten tijden meye t’commen aver eyn jair alsmede de xv gulden afflossen sal. Ingevalle dat i huyss myt dusse koe de xv gulden myt der pensie niet uutbrengen kan, sal Wyllem vorder tasten an all Laurens gude, niet uutgesundert, tot sijnen penningen toesterft, oick de ko so sal sye Laurens affsterven so lange sye Wyllem niet gelevert en is ende hem alsdan ander beste so guet hares ende weder setten als behort.
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Albert Vylster en Andreas Roloffs
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 13
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno lv op der Octave van Pinxteren
Richter in affwesent: Andreas Roloffs
Kornoten: Johan Smyt ende Derck Roloffs
Up den sulve dach quamen int gerichte Geert Herwych myt Talle sijn echter huysfrouw ende becande gerichtlicken myt hantastinge, so de erbare ende doechsaeme juffer Anna van der Wenge, weduwe van van Mervelt, hem vergundt ende dusse huytige dach bij den erbare Peter van Uuterwijck versegelt uuten gude Herwynck i mud roggen jairlicx op Suncte Jacob, t’betalen de hovetstoell xv Ridergulden dat Gert myt sijn huysfrouw de sulve rente sal lossen ende in den guet weder vrijen bynnen de tijt van iiii jaren, indien niet sal de besitter des gudes t’Gramsberge alle de gerede ende bewechlicke gudere mogen antasten tot den hovetstoel en pensie thoe, ende de versettinge weder in helen als behoert, sunder ovelmoet off inseggen van Geerde, synnen huysfrouw eder oren erffgenamen.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 14
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem x ten juny anno lv
Richter Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Wyllem Blanckvordt en Andreas Rolofs
Up den sulven dach heft Henrick van Besten gerichtlicken laeten anseggen Gese, nagelaten weduwe salige Albert de Wyse, dat hye hor guetlicken ende nu bij den gerichte wyl avertellen de verscenener pensie de hye vermogens eyne coepcedule an hor verplichtet is myt hore kinderen ende allent des geens in vercoep van den andeel des Vossesguet versproken is, is vurgemelte Besten averbadich na te volgen des hye van der weduwe weder aneyscet, opdat eyn yder bij den tractaet ende coep onvercortet blijve, hyrop Gese vurscreven geantwordt sye wolde geen penningen ontfangen want sye kunde Besten den coep niet holden ende wuste van hor kinderen wegen niet t’seggen.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 14, 15 en 16
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Eodem die
Kornoten Lubbert Blanckvordt en Albert de Veer
Up dach vurscreven is inden gerichte erscenen Assken in de Mene, den welcken den dorch vernerstet [=via rechtsgang (terug)koop verworven] was als huyde to dage om dye sententie vul to done dye bij Henrick Weirdes als ordelwijser ingebracht is den xx ten may verleden, nemptlick dat punct ludende so navolcht:
Wyse ick Henrick Egberts myt guder luyden beraet vor recht, wyl de verweerder bij ede affirmeren dat hye anders niet gewetten heft doe hye dat hoy ladede dan dat de sculte van Covorden dairto gerechtiget was, so sall hij der ansprake putslagen [=in stappen] wesen ende den anlegger condempnert in de costen hyrop heft Assken inde Mene sijnen eet ontbonden ende lijfflicken ter wylligen geaffirmeert dat hye anders niet gewetten en heft dan dye sculte van Covorden tot den gerechtiget was doe hye dat hoy ladede.
Heft dairom tot taxatie des gerichtes vor sijn oncosten eyn pander begeert na lantrechte.
Taxatie des gedanen processes gerichtlick:
Item de besate eyn mengelen wijns t’ontsaten eyn kan wijns
Item de wette t’scrijven i mengele wijns
Item to bezegelen i kan wijns
Item de wettendrager i mengelen wijns
Item d’ansprake iiiii gosseler
Item Assken laten besaten i mengelen wijns
Item t’ontsaten i kanne wijns
Item eynen eeth van hem genommen i kanne wijns
Item to antworden iiiii gosseler
Item to repliceren iiiii gosseler
Item to dupliceren iiiii gosseler
Item to straffen iiiii gosseler
Item t’contrastraff iiiii gosseler
Item an den drosten op cost van ongelijck eyne gesant gecost x stuver Brabants
Item quadruplyck bij den droste vergunt in t’leggen iiiii gosseler
Item t’contra dair tegen iiiii gosseler
Item dat ordel ingebracht iiiii gosseler
Item dye affirmatie opdat ordel den eet i kanne wijns
’t Gerichte iiiii gosseler
Item den ordelwijser iii daler, de helffte Assken uutgelecht, de ander helffte de vulmacht
Summa tot guder rekenscup
Noetdruftige costen bij Assken:
Item in elven rechtdage Assken na lantrechte to gereckent yder rechtdach drie maeltijt, drie vane biers yder maltijt, ii stuver yder vane biers ii, somma in alles xxxiii stuver Brabants.
Item dat antwordt laten scrijven ende den vorspraken dairmyt bespaert gecost vi stuver Brabants
Item dat duplyck vi stuver Brabants
Item t’contrastraff vi stuver Brabants
Item den ordelwijser ii Jochemdaler
Item Assken heft x stuver wo baven uutgelacht
Item de andere rechtdage sijn vulmacht ende vorsprake ys reise i wijsen
Summa summari vi daler 1 stuver Brabants vor d’oncost taxeerden ende viii kanne wijns van den vorsprake, ii stuver
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 16
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Eodem die
Gecommitter Richter: Wyllem Egberts
Kornoten: Thyas Dercks ende Gysbert van Laer
Dat process alss replyck, duplyck bij Wyllem Egberts ontfangen en ingelacht ende want ansprake ende antwordt bij den Edele Peter van Uuterwijck ingebracht unde richter in der saken so lange gewest t’wetten ansprake ende antwordt. Ende want dan Wyllem Egberts dairuut bevelscryfften des drosten voir eyn richter ingestalt is, heft Uuterwijck vorgemelt den gecommitteerden richter Wyllem Egberts dat vorige proces als ansprake ende antwordt avergelevert myt alsulcken besceide dat Wyllem Blanckvordt ende Fferick Johanss vulmechtig den van Twenhuysen dairinne geconsenteert eyn yder sijn stucke besychtiget ende erkant, ende to stunden dairin Uuterwijck dye stucke recht weder avergelevert ende dairinne niet pertylich gehandelt, dair sye hem in bedanckten ende niet van wette op to leggen dan wo baven. Actum ut supra.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 16 en 17
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem laetsten dach juny anno lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Johan ten Nyehus to Holthyem ende Detert Huurs
Soe de erntveste erbare und vromme Reyner van Aesswijn, heer to Brakell, anno liiii verleden den xviii ten juny eyne sententie gewonnen op Henrick van Dulmen ende sijne guderen in den gerichte van Hardenborch gelegen, ende arrest gedain weerdt bevunden dat Johan Konning den sulven Dulmen drie mud roggen verplichtet ende jairlicx geeft van xxxvi gulden hovetstoels, dair hye myt rechte t’gedrungen ende bekennen muste dat hye de sulve drie mud eerdages Clynckhamer plach t’bruken, ende want Dulmen den brieff van Clinckhamer an syck gecregen off woe hye dairan gecommen mach sijn heft de Conning ongeveerlich eyn jair vur off van Dulmen vorgenompt de rente moten geven ende betalen, ende jairlicks betaelt der halven Brantlicht in name mijns heren van Brakell, den genompte Konning martini verleden gepandet ende wollen dan de Konning op verwonnen scult gein pantkeringe doen, droste heft derhalven geen scaden wyllen lijden dan dye pandinge gestain ende tijt der betalinge gebeden heft, derhalven dussen dach mijn heer van Braickell dye pacht als drie mud roggen guetlicken betaelt dorch sijnen vulmechtiger ontfangen ende is vortan averbadich hem to betalen, so veern hye in eyner betaling vrij mach sijn.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 17
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno 55 dem 1 ten dach in julio
Gesubstitueert Richter: Wyllem Egberts
Kornoten: Thyas Dercks ende Gysbert van Laer
Up dach vurscreven heft Albert Dercks als ordelwijser tussen Wyllem Blanckvordt anlegger ende de vulmachtiger Helmich van Twenhuysen verwerer ter ander sijde ingebracht ende gewesen, dair beide partyen den orderwijser in bedancket hebben, wairomme pertyen d’oncost an beiden t’sijden bedragende an den ordelwijser vi daler, xviii stuver ende drie stuver dusse dach t’oncost uutgelacht heft, ende wante de anlegger op vorder bewijss gestelt is to mogen bijbrengen, dat hye doe ter tijt vermogens dat process mynderiarich, ende uutlendich sulcx moge genieten, vermogens der sententie, hyr op heft de anlegger sijn tijth genommen sulcx to bewijsen als huyden aver eyn maindt als den xxix ten dusser maindt july, dan de verwerer heft niet angenommen dairtegens to commen ende want de vulmacht sulcx nyet annemen wolde, heft de richter vurscreven den vulmacht gerichtlicken dairtegens gedaget.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 18
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Eodem die
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten Thyas Dercks ende Bernts Alerts
Up den sulven dach stundt int gerichte Egbert ten Kamphus ende sprac an Hermen van Ane omme eyn kunde ende wairheits t’seggen doen sijn swager Albert dat erve to Ane averlieten an Johan Junge Gertssonne, of Hermen van Ane myt de averlatinge niet to vreden was, bij als dat Johan in Albers stede genge stain, ende off de vormede so wal met benompt en wordt t’betalen als de pacht, want Albert sachte hye wolde dan gen scade bij hebben off hye sulcx oick gehort ende t’gestain heft d.o. enz.
Item Johan Gerts myt Detert Haberting t’seggen de wairheit, off hem Albert dat erve met avergegeven heft in de sulve pacht de hem benompt wordt myt vormede ende anders, so Albert dat van de Aens gehuyrt had, hyr van t’seggen de wairheit, partye geverstet viii dage om syck to verdragen in middelen tijden.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 18
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Eodem die
Richter, kornoten ut supra
Heft juffer Anna van Rechteren angesproken Griete Reynkens voir xv Jochemdaleren of hoir geweerde ende eyns vii scepell roggen vermogens eynre ansprake, ende want sye niet en quam, heft sye eyns gerichten ordels gedungen wes juffer Anna gewonnen had ende Griete verloren. Dit ordel bestaden an Gysbert van Laer, gewijset voir recht.
So van Griete vurscreven myt rechte verdaget ende huden to dage dye rechtdach is, want sye dan niet en compareert bij syttende ende bij clymme der sunne, sal Griete in den ansprake vervallen sijn, vort in allen gerichtlicke oncost.
Item ter oncost 1 stuver Brabants
Item t’gerichtgelt iiii gosseler, 11 placken
Item den ordelwijser 1 maeltijt, eyn vane biers
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 19
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Eodem die
Richter, kornoten ut supra
Derck van Vylsteren unde Arendt Monninckemeijer worden angesproken van Alphet Myddesdorp om hor kuntscup t’geven so sye voir getuygesluyde in der cedule stain doin salige Myddesdorp dat lant van de kinderen salige Luken ten Cloickhorst myt wylle hoirs vaders annam ende de vulle vormede tot sestyn jaren betalen an Otto van Vylsterens handen, nemptlick vii Philippusgulden off dair doe niet bevorwordt, so van Myddesdorp de sestyn jaren niet en hulde dan myt de achte off vore, off nu dan den meijer de halve vormede niet solde weder geven, ende off salige Johan dat niet geve in de cedule mede gehadt had, sunder salige Otte van Vylsteren sachte nye plecht geve vormede in de cedule t’setten.
Engelbert van Vylsteren spreckt sye an off hye hoir niet vertenden heft ende genommen in horen affvaren, dat ix de kalff doit sye vermenede na tentrecht dat tynde, ende eyscet dat myssbruck weder noch wijder des sye bij Engelbert mystet van de koe de sye hem vercoft heft tot guder rekenschup unde van scattinge tot negen stuver sijn andeel.
Item Hermen van Vylsteren wandt angesproken tot v stuver Brabants, tot guder rekenscup ende sijn andeel an de negen stuver Brabants.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 19
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem anderden dach in julio
Richter in affwesent: Andreas Roloffs
Kornoten: Lambert Smyt ende Gert Lamberts
Up den sulven dach quam int gerichte Yke, weduwe salige Egbert des Wysen meijer, ende becande so Hermen ter Slingenborch vormaels an hor guet gepandet had eyn koe, eyn kettel, eyn kiste ende eyn troch, dat sye t’sulve van Hermen vurscreven in leenscup ende to leenen weder ontfangen heft, ende staet tot Hermens beste ende mach den alle tijt antasten wanneer ’t Hermen beheft, doch Yke vurscreven mach dat sulve geleende guedt holden voir sess goltgulden de gulden 28 stuver Brabants, ende des mach sye dat pant in leenscup holden bes Sancte Michiell.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 19
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Den viii ten julyo Henric Kuyper myt sijne lantheer gereckent ende blijft hem sculdich iii goltgulden, den gulden 28 ende v stuver Brabants scattinge, en all dinge doetgereckent to dussen dach to die drie gulden synnen bes op dach sundach na sunte fictors anno lv.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 20
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem 15 ten july anno 15 lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Hermen Johans en Lubbert Smyt
Up ten selven dach is to gerichte erscenen Geerdt ter Creinchorst myt Ffredrick Johans sijn t’gelaten vorsprake, unde hadde laten dachleggen [=dagvaarden] Hermen Egberts des Wysen meijerscen sonne t’Holthyeme voir itlicke [=ettelijke] gerichtlicke loffnisse [=belofte] heercomende van zijnen saligen vader allet na luydt ende inholt dess gerichtbokes, dye wyle dan dye dener des gerichts sijn gycht [=verklaring] heft gedain dat Hermen vurscreven voir hovet is dachgelecht, so heft de vurscreven Creinchorst dorch sijnen vorsprake eyn ordel dan op gedinget, so veer de vurscreven Hermen niet en queme bij clymmender sunne, dat hye alsdan solde vellich sijn in der ansprake welcker ordell de vurscreven richter heft bestadet an Jochem Smyt, so heft Jochem vor recht gewesen, so veer hye niet en queme bij clymmender zonne, dat Hermen alsdan solde vellich sijn in der ansprake allent na inholt des gerichtboickes myt ontrichtinge cost, hinder ende scaden na lantrechte.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 20 en 21
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Copia
Erbaren unde vromme bijsunders gunstiger vrundt, ick kan uws niet bergen, dat mijn G.H. de walgeboirne vrome van Arenborch Roemsche Keyserlicke Majesteyt stadholder 15 iiii gescreven unde bevolen heft de weduwe wylen Henrick van Mervelt te gebieden unde to bevelen ruyminge to doen van alle dye guderen de sye in besyt unde gebruick heft, horen sonne Henrick van Mervelt to behorende, in crafft ener gyfftinge dem na bevelle ick uw s. vanwegen Roemsche Keyserlicke Majesteyt onss alder genadichste lantheren, uw s. dy voirgeroerde weduwe anseggen un doen gebieden bij de pene van hundert olde scilden sie van stunden an bynnen drien sonnenschijn nadat uws hoir dat angesacht unde gebaden hebben de voirgeroerte guderen myt huyssrackheit unde alle ingedoemte in aller gestalt als sye dath ontfangen heft doet ruymen, unde dit also to gescyene versie ick mij genslick van wegen hoichgedachte Roemsche Keyserlicke Majesteyt tot uw s. de God vrysten wyll datum Bucxbergen op den xiiii ten dach augusti anno lv.
Onderstundt gescreven
Unycko Ripperda, drost s’lant van Sallant
Upscryfft
Dem erbaren unde vromme Bruyn Blanckvordt, sculten ten Hardenborch, mijn bijsunders gunstige Vrundt,
Dit nabescreven punct lach in den sulve breeff
Toe dem vylgmistiger vrundt, soe veer de weduwe opgeroert dat eerste verboth niet en achtede off versete, so wyllen uw s. oer andermael doin gebeden ruyminge to doin bij de pene van vijffhundert olde scilden, unde ist oick sake sie dat ander de verboth ingelijcken versete unde niet en achtede, so gebiedet uw s. hoer ruyminge to done them derden bynnen drien sunneschijn bij de hogeste penen als bij de pene des gewaldes, datum ut in litteris.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 21
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Navolgende de bevelscryfften van de drosten wo baven heft Roloff Blanckvordt onderrichter ten huyse van juffer Mervelt t’Gramsberge in bijwesen ende gerichtes kornoten, als nemplicken Johan van Cleve en Geerdt Dercks, dat erste verboth gedain op den xv ten augusti anno lv.
Dem xvi ten augusti bij Blanckvordt vurscreven dat ander verboth gedain in tegenwordichheyt vor kornoten Albert Scroer [en] Hermen Scroer.
Dem xvii ten augusti bij Blanckvordt vurscreven dat laeste verboth gedain in tegenwordichheyt vor kornoten Hermen Scroer [en] Henrick Egberts.
In dussen drien verbaden is juffer van Mervelt niet t’huyss gevonden, sunder alleen de dyenstbade de sacht want dan yemant queme die dat guet antasten wolde ende hoir beloven wolde weren sye averbadich t’guet to ruymen ende vur to leveren, so hor juffer hen des gelaten had.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 22
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno lv den tynden july
Richter gesubstitueert: Wyllem Egberts
Koirnoten: Claess Lamberts en Gyssbert van Laer
Ter instantie Wyllem Blanckvordt tugede Lambert Watering dat hye well weet dat Wyllem Blanckvordt to Brucht geboren is, want Lambert heft eynen zonne de myt Wyllem vurscreven in eynen jair junck was ende Wyllem was de jungeste, sus is sijns zoens ende Wyllem vurscreven older ongeverlich omtrent dertich jaren ende doin dat eygelijcke guet Watering an Helmich van Twenhuysen quam, dair Wyllem na vraget en weet Lambert niet heft hye do Wyllem vurscreven in den kerspell gesien off vernommen. Evert eynen tuget dath hye well weet datter geleden is tusscen acht off negen jaren dath Wyllem vurscreven ten Velde sijn moye to wonnen quam, ende heft Wyllem vurscreven dan bevorens in drien off veir jaren bynnen dussen gerichte niet gesien, dan hadde wall gehoirdt dat hye sych buyten lants ontholden hadde, wante doe Wyllem vurscreven hyr quam, sach hem Evert an voir eyne jungen gesellen wan omtrent achtyn off xix jaeren olt. Henricus custos in Hyemse tuget doin Wyllem Blanckvort van Collen quam toich hye myt Johan Michiels na Vrieslant ende woinde, dair eyn jair, twye off drie, so lange als hye bij sijn moye ten Velde quam mytter woeninghe. Gese Derckesdochter tuget dat sye well weet dat Wyllem vurscreven to Brucht geboren want sye woinde doe oick thoe Brucht, unde sye heft enen zonne de eyn weynich older is dan Wyllem vurscreven ende synnen in eynen jaer geboren, sus is hor zonne nu innentwyntich sancti Stephani erstcomende na hore rekenscup 29 jaren olt, also dat Wyllem vurscreven oic omtrent xxix jaren olt is, de orsake dat sye Wyllem doin hye jonck was angenommen hadde to waren ende den wijncop ontfangen, sunder hor man wolde dat nyet lijden.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 23
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up de interrogatoria van Wyllem Blanckvordt hebben dusse vurscreven getugen dit vurscreven getuget, geaffirmeert als recht is, dairvan de substitueerde richter eyn seyn gegeven end vermyts gebreck sijns zegels bij den ersamen raet van Herdenborch to bezegelen begeert den datum eldenden ut supra.
Noch heft Wyllem Blanckvordt den xxix july ingelacht eyn scijn bij de heren van Hardenborch, versegelt dair dusse nabescreven getugen op die interrogatoria getuget ende geaffirmeerdt hebben den xv ten dach in julio, so navolcht.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol.23 en 24
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Ter instantie Wyllem Blanckvordt ontbont Andreas Rolffzonne sijnen eeth ende sacht dat sijn zalige vader anno xxxiii verleden int xxiii te jair op sundach na sacramenti weir verstorven, ende had zedert coster ende gerichtscrijver te Hardenborch gewest, dan hye en heft neit (dair hye van weet) enige vulmacht aver Wyllem vurscreven gestelt off gemaket ende vyndt dair niet van to bocke, ende doir Andreas wo vurscreven coster weerdt na dode sijns vaders quam Wyllem vurscreven vort tot hem to scolen ende was eyn junge van sess edder soven jaren ongevierlich, so vertoich Wyllem vurscreven naderhant to Zwolle, van Zwolle na Collen ende woinde oick eyn jair, twye off drie ongeveerlich in Vryesslandt. Also dat Wyllem vurscreven om die tijt doin hye na vraget ende Helmich de beide Watering an sich creech, uutlendich is gewest ende hyr niet vernommen dair hye van weet sunder die tijth doin Wyllem vurscreven myt sijn moye juffer Jutte quam to woenen, ende mach ongevier acht off negen jaren geleden sijn.
Gyssbert van Laer tuget ter instantie ende bij pene vurscreven dat hye to hants xx jaren myt den craem ende ander neringe in den gerichte van Hardenborch ende ander wegen gegain heft, dan heft gener tijt Wyllem Blanckvordt in dessen gerichte vernommen, want Wyllem plach uutlendich to sijn bes so lange dat hye myt sijn moye juffer Jutte Blanckvoertz to woenen quam, ende is ongevierlich negen jaren geleden dath Wyllem myt sijn moye quam ende was eyn junckgeselle ongevierlich van achtyn of xix jaren ende koffte do vann Gysbert eynen nyen hoet ende eyn pair hantscoen tot juffer Jutten sijner meijer huyss, dan Gyssbert vake plach to comen ende hem niet eer geseen heft, dair hye van weet.
Lubbert Smyt und Johan Rotgering tugen ter instantie van Wyllem vurscreven myt der sulver pene, dair to gedrungen, den Wyllem vurscreven salige vader ende moder ontrent ende ongeveerlich tusscen 24 of xxv jaren vergain is dat sye van Brucht ten Hardenborch mytter woninge quemen, myt drie soenen dair Wyllem vurscreven die jungeste van was, ende was eyn cleyn kindt omtrent van drie off in sijn vierde jair, ende want sye noch angesproken worden bij der selve penen, off sye Wyllem hyr oick gesien hebben an xliii off xliiii verleden, dairop seggen Lubbert ende Johan vurscreven dat sye in de vurscreven jaren Wyllem vurscreven hyr to lande off ergens niet gesien hebben, dair sij van wetten want hye doe bynnen kerspels niet plach to bij horen wetten, bevestet ende geaffirmeert vor scepen unde raedt, actum ut supra.
So Wyllem Blanckvordt den 1 ten dach in julio anno 55 dorch vonnisse to gelaten vorder bewijss moeten bijbrengen, dan do noch gescien wesende vermogens der sententie, ende Wyllem sulcx angenommen bess den xxix july, is derhalven dussen 29 july erscenen vorgemelte Wyllem ende heft gerichtlicke ingelacht eyne protestatie myt twye bezegelde scyne doin van de belyvige der getugen, inholden wo bafen beroert, dan op Ffedrerick vulmacht van Helmich Twenhuysen sijn delagie nam ende vergundt werdt, vermyts der vacantie bes op maindach nai Bartolomei.
Gesubstitueert richter: Wyllem Egberts
Kornoten: Tyas Dercks en Geert Roberts
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 25 en 26
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Angainde eyn gerichtlicke rekenscup tusscen Geert ten Hanencamp ende sijner stieffdochter
So in verleden jaren alls anno 1545 op maindaxh na letare eyn vruntlicke moetzone opgerichtet is tussen Geert Gerts de Wyse ende de vormonboren sijn stieffdochter Ffemme, als dat Ffemme van patrimonium togesceiden was xv mudde roggen jairlicx ende eyn gun den dan van dye goerden doe ter tijt myt achte mud roggen des jairs, den monboren avergewesen ende vor tot des kindes profijt solde stain, ende de soven mud solde Geerde onderholden bess Ffemme twelff jair olt weerde, ende alsdan hor averwijsen vermogens der moetzone, ende wante Ffemme vurscreven nu twelleff jair olt is ende Geert vurscreven de moetzone wyll vuldoen, heft derhalve des kindes ohem [=oom] en voermonder Derck Stubman voir recht doin dagen ende begeert hem gerichtlick rekenscup to done. Begerende wederromme dat Derck vurscreven oick rekenscup doe van den goerden ende acht mudde roggen hye sus lange des kindes wege ondergehadt.
Item Geerdt myt huysfrouw heft anno 45 verleden den monbaren avergewesen in den eersten eynen garden de van Derck Monninck gecoft is.
Item eynen breeff van iiii mud roggen jairlicx als in hovetstoel sessendeveertich daler.
Item an den baden te Hardenborch vijff scepell roggen jairlicx als in hovetstoel xv Philippusgulden, den gulden xxv stuiver Brabants.
Item an Engelbert Hoefftmans x mud roggen jairlicx als in hovetstoel vii ridergulden.
Item an Johan Smyt eyn mud roggen jairlicx als in hovetstoel xii Phillippusgulden, den gulden 25 stuver Brabants.
Item an Albert Vurling 1 scepel roggen in hovetstoel iii daler.
Item an Hermen Wolbing dertyn rider.
Item an Stubben Geert iiii rider.
Suss sall Geert vurscreven vermogens der moetzone vor yder mud to rekenscup brengen xii daler ende dit vorgenompte gesummeert ende den monbaren do avergewesen, maket t’samen acht mudde roggen jairlicx t’mud gereckent op xii daler, den daler xxix stuver Brabants.
Beholtlicken dat Geert dan noch bijleggen sall eer de summe vul weerdt drie ridergulden myn eyn ort.
Item want Geerdt nu na dem xii jaren, sijn styeffdochter noch sall averwijsen vii mud roggen jairlicx, t’mud op xii daler, wo vurscreven offte de scelvige vul maken.
Suss wyst hye gerichtlick aver an Hermen Lefferts xxviii ridergulden op twye mudde ende dair baven iii rider.
Item an Henrick Veltman xxiiii gulden, den gulden 28 stuver, den stuver 14 placken, op twye mud roggen.
Item noch Henrick vurscreven xv gulden payment vurscreven, jairlicx to verholden op den xx ten penning. Item noch vi gulden payment vurscreven.
Dit sulve heft Henrick Veltman gerichtlicken bekant dat hye dat gelt wo vurscreven op sijnen camp genommen ende darvor t’onderpande staet, ende staen sal so lange dat affgelosset weerdt als hye gerichtlick avergaff.
Also dat sijne summe maket xl daler iii stuver myn 10 eyn ort Brabants.
Item an Albert Stubmans iiiii gulden, den gulden 32 stuver, ovalveert dit is gereckent den stuver op 13 placken. In bijwesent Albert Stubmans facit iiii daler ix stuver myn 1 doyt.
Suss maket dit laetste avergewesen lxix daler xviii stuver iii ort Brabants.
Gebreckt in der laetste vii mud roggen xiiii daler x stuver Brabants ii ort Brabants.
Dit vurscreven heft Geerdt vurscreven gerichtlicke den monbor Derck Stubman angebaden ende wyl dan de rekenscup myt vulgedain hebben.
Actum op maindage na Invocavit anno lv.
Richter: Bruyn Blanckvort
Kornoten: Tyas Derks en Evert Heynen
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 27
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up dach vurscreven vor richter ende kornoten vurbenompt
Heft Derck Stubman so hye to rekenscup geëyscet weerdt dyt nabescreven bekant des kindes wegen ontfangen tho hebben unde weder belacht.
Item heft van die iiii mud roggen jairlicx niet meer ontffangen dan twye mud roggen, t’mud ii Philippusgulden, de gulden 25 stuver Brabants.
Item van Velthair iii scepel roggen, in alles vercoft vor xvi stuver Brabants.
Item van Geert ten Hanencamp ontffangen op de scelinge van die iii ridergulden myn eyn oert, twye ridergulden.
Item ontfangen van Johan Smyt 11 mud roggen, t’mud xix stuver.
Item ontfangen vii jaren pachten van den goerden als xi ridergulden op viii te jair xvi stuver, dat negede jair noch onbetaelt.
Item ontfangen xl stuver voir t’salige vader wanboys.
Item ontfangen van den baden xv gulden hovetstoel.
Item ontfangen van Engelbert Hoeffmans vii ridergulden hovetstoell.
Item van Stubben Geert ontffangen iiii ridergulden.
Summa facit
Is wederomme belecht so navolcht:
Item an Engelbert Hoeffmans xx daler
Item an Stubben Geert xx ridergulden
Item an Johan Swysen xiiii ridergulden x stuver Brabants
Item dat ontfanck verovert meer dan dat uutgeven xii stuver Brabants
Dan voir gegeven van der moetzone t’scrijven vi stuver Brabants
Item noch verdruncken drie kan Hamborger, de kan v stuver Brabants.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 28
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up den maindach post Bartholomei anno lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Lubbert Blanckvort en Andreas Roloffs.
Up den sulven dach quam int gericht heer Johan Loberinck, pastor t’Heymse, myt Thijmen Henricks synen gecoren monbor ende voirsprake in desser saken ende sprack an Bernt t’Velcet, wo dat Bernt ter Velcet itlick lant van den pastor gebruket baven sijne jarmalen [=jaarhuren] ende scrijffen van den pastor hye opgeteckend ende vor den gerichte heft laten lesen, ende want dan Bernt vurscreven t’sulve lant myt den gerichte verbaden was ende Bernt dat verboth affgedain ende doin omme den rechtdach nu angestalt staet de vurscreven pastoir ende eyscet van Bernt vurscreven pachtcedule aller pachtgenoten [= erfpachters] dat na lantrechte bundich is, dairmyt Bernt vurscreven dat lant in pacht to hebben, beweren fan dan syck alsdann de pastor myt dulden unde lijden wyll.
Hyr op heft Bernt vurscreven sijn xiiii dagen genommen om to bewijse myt pachtgenoten dat hye dat lant niet buyten sijn pachtiaren en gebruket.
Up dath vurscreven quam int gerichte Geerdt de Wyse to Lozen ende heft vulmechtich gemaket en vulmechtich makende sijnen sonne Johan de Wyse nu vort an alle rechtvorderinge ansprake, antwoordt, verweringe ende anders hor to richten des dye genompte Geerdt de Wyse voir den gerichte van Hardenborch in den Hoff to Ommen off wan ende op wat plaetsen sulcx voirgewenden weerdt, dairmee to doin, to laten aller maneren als off de Wyse vurscreven dan eygener persoin dairan ende aver weer ende sulves muchte gedain hebben.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 28 en 29
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up dach vurscreven heft Gert de Wyse sijn antwordt ingebracht tegens de heer van Brakell, dairop de anlegger sijn tijt genommen ende is myt consent beide pertyen opgestalt bess huyden aver eyn maindt omme op de ingelachte antwordt to mogen repliceren.
Gecommitteerde richter: Wyllem Egberts
Kornoten: Henrick Johan Heynen en Andreas Roloffs
Up dach vurscreven wort ingebracht de straffe [=vergelding] van Helmich van Twenhuysen sus synnen dat ordel bestadet an Henrick van Steygeren, de nam sijn xiiii dagen ende wolde dan wijsen als recht is.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol.29 en 30
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up maindach post octave pentecostes anno liiii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Evert Heynen ende Andreas Roloffs
Heer richter; So Henrick Johan Heynens sijnen torff de hie gegraven heft dair hye ende sijn voirolderen torff plegen t’graven, ende bevindt nu dat de sulve vunde van Brucht verdestrueert ende in de chuyle geworpen baven sijn rustlicke possessie, heft dairomme vor recht laten dagen Geert Jenting, Henrick ten Nyenhuyss, Roloff Aemsing alsye mede erfgenamen der marcke van Brucht, Geerdt Hanning ende Lambert Watering alsye meijerluden to Brucht, dat sye sullen konnen edder versaken bij hoir hoichste zalichheyt, off salige Johan Heynen voir ende Henrick seder na, niet altijt wairt hem believede horen torff aver die hair Brucht, wairdt dair Henrick nu gegraven heft, onbespiert van die van Brucht plegen to gebruken myt beeste, myt uutdryft ende torff to grave op den venne dair sye den torff hebben ingeworpen.
Ten anderen; So de van Brucht off wel dat sijn mogen, den torff ingetreden hebbende in de cule geworpen, off sye dair persoinlicke voir hoir hovet dairmyt gewest synnen ende off sye sulcx gedain hebben uut bevell des drosten, des richters off onderrichters, in wyens name sye dat gedane hebben ende off sye tot eniger tijth salige Johan Heynen voer ende Henrick na sulcx bespiert hebben, ende wo lange eyn yder voir sijn hovet weet dat dat venne t’graven bij hem ende sijn vorvader gescut is, ende off hem Henrick vurscreven tot eniger tijth myt ennyge dryfftinge van beesten, van torffgraven meer bewendt ofte angegrepen t’doen dair sijn vorvader Johan Heynen, hyrvan t’seggen de warheyt.
Seggen dusse gedageden van Brucht dat sye voir hen van der selver saken gezworen hebben ende dan gaet geen eeth aver eeth ende wyllen dairbij blijven.
Item angainde den torff in to smyten, seggen sye t’samptlicken dat dat gesciet is na vermogen hore merckencedule ende myt averdracht den marckenrichter ende den gemenen erfgenamen, ende musten t’samen dair hant to doen als bij eyn tonne biers.
Item dat Henrick segt van sijn salige vaders gebruick vor unde van hem nu na doin, konnen sye sunderlinges niet van seggen. Sunder dye van Hardenborch unde hye plegen dair wall torff t’graven als sye voir hen doch getuget hebben ende seggen off hem dat bespiert sij off niet, dat gaet Henrick niet meer an dan de van Hardenborch ende dair is vortijten all eer omme gerechtigheyt ende vake genoch becroendt ende seggen vorder geen twych sculdich de wijle sye voir getuget hebben.
Item so Roloff Aimsing int gerichte sachte dattet nergens omme gedain is ende torff ingeworpen dan dat de van Hardenborch solden anleggers sijn, gelijcken de van Brucht myt ordel ende recht to gecandt was, ende sachte dat sye dairomme den grundt so lange voir hem heelden, dairop smeet Henrick Heynen den richter eyn orkunde ende toich dath an den gerichte den dye van Brucht den grundt voir hem hielden, so sachte Roloff Aemsing, ende smeet weder eyn orkunde op ende sachte heer richter, so wylt anders niet scrijven dan ick heb gesecht, dat wij den grundt so lange voir onse holden als wij neyt dair uutgesath ende angelanget worden, so ons to gecant is. Actum ut supra.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 31
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xxx ten augusti anno 15 lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Wyllem Egberts en Andreas Roloffs
Up dach vurscreven quam int gerichte de erbare Johan van Twyckell, sculte to Raelte, alse clager Keyserlicke Majesteyt, ende dede in eyscen dye gemene buyren van Brucht tegen clager vurscreven, de welcke den torff in den venne dair tusscen de van ende van Hardenborch questie van is weder in de cule geworpen, welcke torff Henrick Johan Heynen gegraven, dair hye ende sijn vorvaderen van in possessie ende plegen to graven, onbespiert van de van Brucht, also dat Henrick vurscreven befunde dat hem onverwonnens s’rechtes ende buyten den gerichte in sijn possessie perturbeert [=verstoord] weer ende dat hem den torff tegens sijnen wetten en wyllen in de cule geworpen, sus synnen de gedageden angeëyscet van den clager vurscreven.
Synnen voir hovet compareert Geerdt Henning, Geerdt Jenting, Johan ter Bocket, Geerdt Velreking, Lambert Watering, Geert Richtering, Johan Watering, Henrick ten Nyenhus, Roloff Amsing.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 31 en 32
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Eodem anno et die ut supra
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Geert Lefferts unde Wyllem Egberts
So na bevelscryfften des drosten van Zallandt der juffer van Mervelt ruyminge gedaen solde weerden ende de ruyminge gescien eynmael de xv ten augusti, andermael den xvi augusti, derdemael den xvii augusti, allent rechtlick myt kornoten gesciet ende to boke gestalt, is vorgemelte juffer niet t’huyss gevunden ende absent gewest, derhalven na horen wedercumps den xxx ten augusti tegenwordich vor mij richter erschenen myten kornoten wo boven ende heft dat verbot wyllen affdoin ende mij gelt dairvan gepresenteert, ende want mij richter vurscreven alsulcx to done, niet angescreven noch bevollen, heb ick des niet wyllen ontffangen noch dat verbot gehengen aff to doen, te weer mij de lantdroste dairin consenteerde ende ander bevel dede, so heb ick richter vurscreven nochmaels ende tegenwordich der sulver kornoten der genompter juffer de verbade vor geholden ende gerichtlicken to gesacht, dairop sij geantwort ende myt gelde wyllich aff to done averbodich, ende dairop rechten t’plegen, begeert des ick richter vurscreven allent gestelt heb wo vurscreven an den lantdrosten, de mij dat bevel ende geen affdoin angescreven heft.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 32 en 33
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno 15 lv den xxx ten augusti
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Wyllem Egberts ende Andreas Roloffs
Up den selven dach is vor recht erscenen de erbare Johan van Twyckeloe, sculte to Raelte, unde van wegen Keiserlicke Majesteyt kleger unde doch sijnen vorsprake sachte, so Henrick Johan Heynen in gerichte alnoch sijnen geleden scaden tostundt unde bekende die gemene buyren van Brucht hem sijnen gegravenen torff overwonnen, des rechtes wederomme ingetreden hebben unde oick in den gerichtboicke bevunden wordt, de buyren van Brucht kent hebben dat gedain, wo in gerichte gelesen dair tho ende ten avervloet des rechten, dye clager in t’gerichte eyne besegelde certificatien unde segel des erbaren Bruyn Blancvordt vertoindt unde doin lezen, dairin bevunden de buyren van Brucht ten hilligen gezwaoren hebben unde getuget dat Henrick Johan Heynen des torffgravens olt besyt unde gebruick heft unde de besyt heft, den nyemants dairinne behoert perturberen, dairvoer eerst den besytter myt rechte daruut t’slijten [=weren], also dat sych nyemens selves mach richten, unde wye sych selves so alse vurscreven rychtet, voirachtet, verkleynt unde versmaet Godt dat hillige recht, Keiserlicke Majesteyts Hoicheit, Keiserlicke Majesteyts stadholder, den landdroste, den richter unde alle dat recht dat Keiserlicke Majesteyt van God Almechtich unde van den Hilligen Roemscen Rijke bevollen is, ende weer sulcke vurscreven vorcleyninge doet, de sulve en doet geen recht dan gewalt unde iniurie [=schadetoebrenging], unde so dan de landrosten uut Keiserlicke Majesteyt auctoriteyt bevalen is alle weldeners [=geweldenaars] unde myssdeders [=misdadigers] to straffen unde dye gemene buyren van Brucht de gewalt unde mysdaet bekennen, wo baven angetogen unde bewijst is, sye gedain hebben syndt sye den lantdrosten van wegen Keiserlicke Majesteyt myt oren lijve ende leven an de scerpe straffe vervallen, unde na oer eygen bekentnisse behoren vast gemaket t’worden, om sye ter scerper straffe to stellen woe men sodane mysdaders unde waldeners na lantrechte behoert t’doinde, anderen to exempellen [=tot voorbeeld te stellen], unde op dat sye sulcke myssdaet gewalt unde iniurie niet meer en doin unde dat God Almechtich, Keiserlicke Majesteyt unde hillige recht so niet veracht, vercleyndt unde versmadet weerde, nyet to myn so den clager bewust is, de lantdroste myt mennichfoldigen anscrijven desse actie geerne to vruntlicken voir hoer hadde gehadt om dan to doin na rechte konde bevunden sijn geworden unde ongeerne ten scaeposten rechte laten commen, welck affgeslagen is unde ant recht de van Brucht wyllen wesen, sye dan hem noch bynnen acht dagen an den lantdrosten geven unde hem orer myssdaet tot gnaden bekennen, ingevalle de buyren van Brucht sulcx niet en doin, de clager dan dairna ut bevel der Hoichheyt gedenckt myt hem van der myssdaet unde gewalt vort to varen, wonnen aver waldeners behoert t’doinde, dairmede de cleger dat sijne op desse uren ant gerichte gedain heft, actum ut supra.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 33 en 34
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno 15 vijffenvijfftich de 30 ten augusti
Soe dye erntveste und fromme Unico Ripperda, droste ende clager der hoger heerlickheyt, hadde laten dachleggen Henrick Johan Heynen den selven anspreckende durch Johan van Twyckloe, scultes to Raelte, vulmechtich des drosten vurscreven myt Henrick steen sijnen vorsprake offte hij oick alnoch to stunde dat hye den drosten to kennen hadde gegeven, als dat hij torff gegraven hadde in Bruchter venne, des hij eyn guet besyth hadde sijn vorvaderen vuer ende hye na dat de Bruchter weren gecommen ende hadden baven enige maneren van rechte den torff weder in den culen gedempet zij so vorder doit gerichtboick dairvan uutwijsen, dat sulve Henrick Johan Heynen alnoch in den gerichte tostundt. Stundt die gemelte vulmechtige clager van weger der hoger heerlickheyt myt sijnen vurscreven voirsprake unde sprack an de buyren van Brucht voir iniurie ant hogeste verbrocken te hebben omme dt sij sulcke gewalt gedain hadden, stunden in den selven gerichte de marckenrichter myt den erfgenamen van Brucht myt Johan van Almeloe oren togelaten voirsprake, unde sachten nademmaell de sake betreffende weer de mercke to Brucht wolde sye de sulves mercke myt recht verdedingen, settende oren voet in der meyerstede, want de meyers des grontheren lant niet konden verliesen, eyscende van den clager als Henrick Johan Heynen sijne clachten ende ansprake in scryfft unde wolde dairop antworden op den xiiii den dach, ende also bijbrengen myt sulcken bewijse dat Henrick eyn onrechte clachte hadde gedain unde sachte den sulcx behorlicken were want eyn clager sijne clachte behoerde to vullenvueren, unde begeerden de beclageden rechtes to plegen tegens den clager Henrick Johan Heynen ende den heren also eynen man to maken als na lantrechte behoert.
Dit allens nyet batelijck heft de vulmechtiger allicke wal vervolget de van Brucht, unde wolde also nemen van wegen des hoger heerlickheyt dye sake an sych dat Henrick Johan Heynen geabsolveert solde sijn van der clacht, vermenende also de van Brucht in oer voirgainde sententie te preiudiceren [=voortijdig oordelen] tot oren groten achterdele, hebben alnoch de erffgenamen van Brucht de ansprake met den bewijse dair getoindt in scryfften begeert, omme den weder to leggen op den xiiii ten dach alsna rechte behoert, des hem niet gegundt muchte weerden, dan steen myt den vulmechtiger des drosten sachte dat sye bynnen acht dage bij den droste solden commen omme oer bewijss bij to brengen oft dairmede voert to varen, gande dairmede van den gerichte.
Dye erffgenamen van Brucht hebben expresselicke geprotesteert gerichtlicken ende allen ommestenderen dat oer meyers op den dach weren dach gelecht ende begeerden de ansprake an den derden dach in scryfften unde dair, als huden aver xiiii dage op t’antworden unde so vern hem baven wes worde gedain, dairvan protesteren sij grofflicke.
Richter: Bruyn Blanckvort
Kornoten: Wyllem Egberts en Andreas Roloffzonne
Datum supra
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 35
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem eersten dach septembris anno 15 lv
Richter in affwesent: Roloff Blanckvordt
Koernoten: Egbert Reyning en Andreas Roloffzonne
Up den sulven dach heft Bernt ter Velscet myt rechte laten besaten Derck Johan Reyningeszonne omme eyn kunde ende wairheyt t’seggen, so hye dairmede bij an ende aver was doe de pastor Johan Lobering Bernt vurscreven eyn stucke landes verdede bij t’Hemke, dat de pastor voirnympt de jaren omme to sijne als Bernt secht neen, dairom t’seggen myten sijnen ede, wo de pastor Bernde vurscreven dat lant verdain heft ende ofte de pachtjaren omme synnen edder niet Derck vurscreven ontsatet sijnde ontbondt sijnen eeth, ende sachte dattet wair is dat hye ende Johan Losshair dairbij synnen gewest dat de pastor vurscreven den sulven Bernde dat sulve lant ses jaren lanck verdede, des jairs vor eynen halff scaep, als tot twye jaren eyn scaep, to verstaene in sess jaren iii scapen, des muste hem Bernt vurscreven dat erste jair vor ii jaren dat erste scaep betalen, int derde jaer des ander scaep, int vijffte jair dat derde scaep, also dat Bernt vurscreven altijt to vorens muste betalen ende wetten wall dat de jaren nyet omme synnen voir ende eer suncte Mertyn erstcomende bevestet als recht is.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 35
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno 15 lv den iiii den septembris
Richter gecommittert: Andreas Rolffzonne
Koernoten Johan Smyt ende Wyllem Oelen
Up den vurscreven dach quam int gerichte de erentveste Vincentius van Uuterwijck ende gaff vullencommen macht ende auctoriteit Roloff Blanckvordt so van off het geboerde dat yemant weer die der Vennebrugge dat wechgelt onstele, ontvoerde, ontdreve offte in eniger wijse verswege off verley voerde, den sulve myt rechte mogen voirnemen edder in vruntscup myt hem handelen dairinne doen edder laten als Uuterwijck in persoin muchte gedaen hebben, dit allent belavede Uuterwijck in crafft eynre procuratie also to afftervolgen en gestant t’geven. Actum ut supra.
Item wes dairvan commende weerdt sal Uuterwijck ende Roloff t’samen.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 36
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem x den septembris anno lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Thyas Derks ende Andreas Roloffs
Up den sulven dach quam int gerichte Bertruydt Kamerlingesdochter ende toinde int gerichte einen ongecanceleerde brieff van iiii mud roggen uut den Pothoff to Anwede jairlicx ende beclagede de pantkeringe de Johan de meyer nu xiiii dagen op pandinge gedain heft, begeerde dairomme andermael gepandet to weerden an den meyer die des guet gebruickt, sus is de meyer andermaell, iii den maell, iiii den mael ten name to gepandet, dairop stundt de meyer ende sachte hye en kande Herm Bake niet sculdich, ende Hermen Bake brukede sijn kindesdeel selver ende de breeff spreckt op Hermen Bakes kindesdeel, stundt dairom ende dede voir sijn eygen guet pantkeringe bes ten Aine thoe.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 36 en 37
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Copia
In twyst unde saken tusschen Wyllem Blanckvordt, anlegger t’eynre unde Helmich van Twenhuysen, verweerder t’ander sijden, heercomende van eyn halff erve in die actis benoempt unde specificeert dat den anlegger baven rechte van mynderiarighen entfromdet sijn solde, wall doir sien hebbende de ansprake, antwordt, replyck, duplyck, anclevende bewijse unde reden voert den gansen process der saken, myt geholden rijpe deliberatie en consultatie, rechtes verstendigen unde ick Henrick van Steigeren, de wijle sunder enige contradictie blijcket dat anlegger in tijt der ontfromdinge desses iegenwordigen stridigen gudes mynderiarich sij gewesen unde dat selvige guet bynnen behoirlicke tijden van prescriptus is besprakende, solle hye na dessen op sijn erbedinge in sijnen stucken gedain, wederomme tot den gude to gelaten, unde weder in sijn geweer gesath weerden, myt lasten ende vordell in aller gestalt dat gemelte guet in tijt der ontfremdinge gewesen, sampt myt restitution des ontboeren, meth voirbeholde den verweerder sijn actie uuth sijnen gewonnen leenprocess, unde vorder belangende sijn interesse des opgerichteden verdrages unde moetzones, dye expenssen unde costen uuth oersaken an bieden t’sijden, compenseert dath ick Henrick van Steygeren also wedder inbrenge, sprecke vor recht.
Ingebrach den ix den septembris anno lv voir den gecommitteerden richter Wyllem Egberts en kornoten Lambert Smyt en Mense Johans.
Is beroepen van Ffrerick Johans, vulmechtich Helmich van Twenhuysen, angainde der geheler saken dan in der compensatie der oncosten bedanckt.
Is van den anlegger bedanckt der geheleler saken dan niet in der compensatie der oncost.
Suss is de oncost des ordelwijsers gevallen ende bij sijnen affgenommen eeth getaxeert op vi Jochemdaler ende xxiiii stuver Brabants.
Dat sulve partyen te beiden t’sijden vermogens der sententie eyn yder sijn helfte gedragen unde betaelt heft, dan dairinne nyemants in sijnen rechte vercort.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 37, 38 en 39
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem x den septembris anno lv
Gesubstiueert richter: Wyllem Egberts
Kornoten: Lambert Smyt en Mense Johans
Up den sulven dach heft Wyllem Blanckvordt gerichtlick gesonnen dye taxatie ende oncosten des geledenen ordels bij hem gedain ende allent wess hem na lantrechte to gestain werdt to reckenen ende alsulcke taxatie to boicke to stellen. So heb ick substitueerde richter myt mijnen kornoten den lantrechte vor ogen genommen ende bevonden dat eyn riddermatich haneman selff soeven, myt eyn voersprake, de elck tot acht personen to des dages mogen teren op twelff stuver Brabants.
Suss weert bevunden in gerichtlicke oncost so nabescreven:
Item drie besaten gedain aver die kercke, dairvan to besaten yder eyn mengelen wijns, yder eyn kanne wijs, facit xviii stuver Brabants.
Item de wette to scryven, 1 mengele wijns, to bezegelen eyn quaerte wijns facit vi stuver Brabants.
Item den wettendrager van vier mijlen viii stuver Brabants.
Item bij den clager gevoert ii getugen als Johan ende Lambert Watering, to laten dagen ii stuver, den gerichte iiiii gosseler, yder eeth eyn kanne wijns t’scrijven enen mengelen wijns, t’bezegelen eyn kanne wijns facit xiiii stuver Brabants.
Item doen de ansprake, ingelacht den clager iiiii gosseler.
Item doirt replyck ingelacht den clager iiiii gosseler.
Item doirt ordel in quam, den clager iiiii gosseler.
Facit vii stuver Brabants, iii penningen.
Beholtlicken dat ordelgelt gecompenseert ende to boke geseth, almen voir hen vinden sall.
Item so de clager op vorder bewijss bij to brengen gewesen was ende bij den clager angenomen heft, der halven laten dagen Lambert Watering, Evert Heynen, Henricus Coster in Hyemse ende Gese Derckesdochter ende ter tuychnisse gedrungen.
Item dusse vier persoenen laten dagen iiii stuver Brabants.
Item dat gerichtgelt iiiii gesseler.
Item yder eeth, eyn kan wijns facit xvi stuver Brabants.
Item to scrijven eyn mengelen wijns to besegelen, 1 kan wijns.
Item den getugen uutgesecht, Lambert drie maeltijt, drie van biers, facit ix stuver Brabants.
Summa maket dat vurscreven bezworen scijn, int gehell de summe van xxxvii stuver, i ort ende i doyt.
Item noch de clager vor scepen unde raet ten Hardenborch eyn scijn gescreven van iiii getugen, de getugen gesest Andreas Roloffs, Gijssbert van Laer, Lubbert Smyt ende Johan Bade, gecostet so navolcht.
Item de getugen laten baden, ys i stuver, facit ii stuver Brabants.
Item yder eeth, eyn kanne wijns facit xvi stuver Brabants.
Item t’laten scrijven 1 mengelen wijns, t’bezegelen 1 kanne wijns.
Item den getugen yder eyn maeltijt, eyn van biers, facit xii stuver Brabants.
Summa des geworven scijns facit xxxvi stuver Brabants.
Item so de clager sijn bewijss myt de protestatie sijner mynderjarichheyt in lachte, den gerichte iiiii gosseler.
Dit vurscreven is de gerichtlicke oncosten den clager gedain, geholtlicken de oncosten van den ander den ordel gecompenseert ende an beiden t’sijden uutgelacht, ende is to boke gestelt ut supra.
Dit nabescreven is de noetdrufftige costen
Item ansprake, antwordt, replyck, duplyck, sententie, bewijs ende protestatie, dye straffe en die ander de sententie, allent gescat op versceiden dagen ende maken t’samen achte rechtdagen. So mach eyn riddermetich haneman als de Blanckvordts, die tot allen lantdagen verscreven weerden ende erscijnen, wo baven des dages teren myt acht personen, yder op twelff stuver Brabant, facit yder dach iiii ridergulden, suss is de noetdrufftiche oncost gehelyck getaxert op xxxii ridergulden. Allent tot guder rekenscup eyn yder onvercorten.
Summa der gerichtlicke costen woe baven
Facit tot guder rekenscup vijff ridergulden, xiiii stuver Brabants.
Summa summary xxxvii ridergulden en xiiii stuver Brabants tot taxatie des clagers, behalven dat ordelgelt.
Item doin dat ordel gesloten werdt myt segel ende oncost eyn take wijns, dair Wyllem de helffte van bruickt[?].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 40
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem 23 ten septembris anno 15 lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Koernoten: Gijssbert van Laer ende Andreas Roloffs
up den sulven dach heft Johan Brantlicht, vulmechtich dess erentvesten ende vrommen Reyner van Aesswijn, heer to Brackell, sijn replyck ingebracht tegens Gert de Wyse, wairop ten beiden t’sijden belevens den Wysen tijth gegunt als huyden aver eyn maindt om to dupliceren ende sal sijn den 21 octobris erstcomende.
Item dat replyck bedraecht sych twelleff bescreven blader ende drie regulen.
Item dye bijgevogede stucken van bewijse bedraecht in geheel voir eersten eyn scijn bij den scultes van Hardenborch bezegelt, dairna tot xv bescreven bladre thoe.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 40
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Den 1 ten octobris anno 15 lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Derck ten Hulzebuych en Albert sijn stieffzoon
Up den sulven dach quam int gerichte Thonyss Gertss ende heft gerichtlicken to borge gesath Roloff ten Kivet, sijnen bruder, soals Thonyss vurscreven myt eyn korborwondinge besacht solde sijn ende de droste derhalve Thonyss sijn guet onder Thyass Derks hadde beslain laten, nemptlicke dat de summe bedroich iii goltgulden, den gulden 28 stuiver, ende 1 stuver, sus is Tonyss overbadich gewest ende wolde sych na lantrechte ontuten [onttrekken], unde begeerde sijn sculde loss to hebben, sus is Tonys sijne sculde loss gelaten ende sijn bruder is borge, so wat tijde dat dye droste gelyevet end datmen Thonyss alhyr vor recht hebben wyll sulven Kivet den borge sulcx anseggen, ende sal sijn bruder uut Vryesslant hyr leveren so vern hye gesunt is, om syck to ontuten of eyn scijn van den greetman brengen dat hye cranck off doet is indien nae sal hye voir de iii goltgulden Tonyss van Thyas opgebort instain, opleggen unde betalen.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 41, 42, 43 en 44
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem 15 ten octobris anno 15 lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Thyas Dercks en Henrick Egberts
Andreas Roloffs, vulmechtich des Erntvesten Johan van Styenwijck, heft doin besaten [=beschikken] Roloff ter Wonne to Barlehair om sijn kuntschup to geven ende sijn interrogatorien vorgestalt angainde des Verenkamp, behorende Johan van Styenwijck, gelegen voir Ommen de de buyren van Archem affgestecken hebben, Roloff vurscreven de interrogatorien verstain, heft sych der ontsate [=beslagopheffing] gevryet ende sijn wytscup [=wetenschap] geapenbart, seggende dattet wairafftich sij dath hye to Beerse geboren sye ende gewoindt heb bes hye t’Berlehair myt der wonninge quam dat geleden is omtrent 28 jaren, ende hye is na sijn dach olt wal lxiiii [64] jaren olt, sodat hem wel 50 jairen verleden to Berse gedencken mach ende de wech na Ommen vake plach t’gebruken myt wagen ende perden, alsso omtrent der Ommerbrugge bij des Verencamp van Seese aff eynen gemenen heerwech ofte rede wech plach henn to gaine dye alman plach to bruken, ende de plegen de iiii buyrscuppen als Beerse, Lemele, Archem ende Sesse, eyn yder sijn toslach to onderholden ende na de Vechten, dair des dan inscoerde [=inschuurde] myt buysce, wylligen, hoveden ende anders to maken tegens den sant, so datmen dair wech muchte gebruken, ende doe plach dair rumes genoich beneven den camp an der Vechten hen to gane, dan het is wal geboert ende heft wal gesien want dair eyn aver groet water wass dat de luden bij Hering aver den esch vuren myet wagen ende perden, want dat saet daeraff was off wattet de vrede lossber [=open omheining] lach ofte de wagens musten ommevaren doer den scamelt [=ongeploegde landen], also dat nyemant aver Styenwijckes camp enigen wech heft off voirgenommen te hebben ten weerde hem vergundt of dat lach vredeloess als andere esche ende seyber [=zaaibaar] lande, dan de vier buyrscuppen plegen do ter tijt ende aver deese jaren eyn yder sijnen wech ende de inscroren [=inschuringen] na der Vechten to waren, wylligen, hovede ende ander holt dairin te voeren ende horen wech to onderholden sunder todoen van den kamp, want sye plegen de erde t’halen van der gemeinte dye sye dairto behoeveden, dit is bij sijnen tijden anders niet geholden geworden, noch van sijnen oldereren gehort, also dat dair geven mech aver en goet dair hye van weth.
Ter instantie vurscreven tuget Hermen ter Mollen, wal gedenckede omtrent lxxx [80] jaren nu wonende to Bergenthem ende heft do ter tijt ende bess heer dicke unde vake den wech na Ommen gebruickt myt wagen ende perden, ende hem mach wal dencken dat de brugge to Ommen noch niet gelecht en was, ende dat dat veerhuyss to Ommen plach to stain tussen den kampe nu Stienwijck to behoren, ende de plaetze dair de sculte van Ommen sijn hus getymmert heft, sodat doe ter tijt gemelte helle of rede wech over den sulven campe plach to hebben offte geheget weerdt to gaene, dan allene van Hermen de Stege aff aver de gemeente naest der Vechten, Roloff t’Wonne dan van getuget heft, so tuget hye en weet wall dat de vier buyrscup als Lemele, Archem, Beerse ende Zese eyn yder sijn toslach van den sulve wege hadden bij der Vechte to maken, ende want dan de Vechte op summige steden inscore [=inschuring] makede, dair plach eyn yder sijn gebreck te maken ende de eerde halen van der gemeente ende niet van den kampen ten weer, dat dye kempe vredeloess en onseyber [=onbezaaibaar] lach ende wetter dar groet water off ys, was datmen den gemenen wech niet konde gebruken, so plach men aver den camp wal to varen off t’rijden, dan men want de camp gevredet off geseyt werdt, druffte dan nyemandt anvaren danmyt consent des meyers off hye muste na den scamelt omme varen, allent alls Wonneman getuget ende segt, mede hye heb wal lx [60] jaren to Bergenthem gewoindt ende heft seer alle jaer tot nu to vuste den wech gebruickt, so hye myt den bruggemeister der bruggen halve verdingt [=bij verdrag geregeld] heft, dan hye en heb anders niet vernommen dan de gemene helle ende rede wech beneven de campe ende niet aver de camp ende niet aver de camp behoert hen to gane, want de vier buyrscup slegen alle wege want de sendt plach to commen horen wech beneden de campe to maken, des hye vake gesien heft.
Evert Roberts wal gedenckede l [50] jare ende altijt to Bergenthem gewoindt ende heft, altijt myt den bruggemeister to Ommen verdinget gehadt, sodat hye den wech bes heer vake myt wagen ende perden gebruket heft unde wal vake gesien dat de vier buyrscup tegen den sendt want de t’Ommen quam de wech plegen to maken, dye scoren van der Vechte myt dammen ende dijcken plegen to onderholten ende de eerde van der gemeinte gehaelt en niet van des Verencamp, heft oick niet gesien noch vernommen dat dair eynen gemenen wech aver den camp gaet ofte behoert to gain ten weer de camp belmundich, open en onseyber lach, anders muste men na den scammelt ommevaren, so wanneer datmen den wech niet kunde gebruken.
Geerdt Roberts wal gedenckende xl [40] jaren, to Bergenthem geboren, ende heft oick eyn tijtlanck myt den bruggemeister to Ommen gedinget gehad ende bes heer vake den wech gebruket, ende wal gesien dat de buyrschuppe tegen den sent bij der Vechte op den voerwech weren dammen en dijcken dair de Vechte den scoer in gemaket had ende daer wylligen hovede ingelacht, ende de eerde van der gemeinte gehaelt ende heft tot genen tijdt eynigen rede wech off gemene wech aver de camp vernommen off gehort men beneden bij den camp om waters wylle niet hen en kunde, heft hye wal gefunden datmen na den scammelt omme varen als hie selver oick wal omme gevaren.
Wyllem Wychmanning to Bergenthem geboren ende noch wonende, ende wal gedenckende xl [40] jaren, ende segt dat sijn older voer ende hye na van den bruggemeister to Ommen gedingt ende den wech bes heer vake gebruket, ende segt so Geert Roberts getuget ende gesecht heft, dat is hem wal indachtich ende tuget oick so sunder hye heb niet in den scammelt omme gevaren.
Bernt Alerts tuget ende segt dat hem dencken mach doin de slach voir der Merryenborch gescrach ende mach omtrent xlv [45] jaren geleden sijn dat hye den wech reysede, dat alsdoe beneden den camp rumes genoich lach, also datter wal ii wagen baven de anderen bij den campe hen muchte, ende want dair scoer van der Vechten in quemen heft hye vake geseyn ende dair hen gereyset, dat men myt dammen en dijcken de wech bij de buyren plach onderholden worden, dan hye en heft van genen wech aver den camp vernomen, dan de kamp plach naest der Vechten van den wege aff gevredet t’sijn.
Sunder alle dusse getugen seggen datter eyn voetwech aver de camp gegain heft dan geven geniennen voerwech off helle wech, allent wo vurscreven bevestet als recht is.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 44
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xxi ten octobris anno lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Lubbert Blanckvordt en Andreas Roloffs
Ter instantie van Geerdt de Wyse tuget Bernt Koning, geboren to Baler, olt sijnde om de sestich jaren, Roloff Campherbecke oick gedenckent omtrent t’sestich jaren, Johan Meyering oick omtrent t’sestich jaren gedenckende, Albert ten Hanencamp wal gedenckende t’sestich jaren, seggen ende tugen uut enen monde dat sye hor levent lanck bij Lozer ende Gramsberger mercke gewoendt ende vuste ommegegain hebben, also dat hen beeste wal vake gelopen synnen in den sulve mercke, also dat Gramsberger mercke ende Lozer Marcke sij eyn onverseerden marcke ende hebben, de van Gramsberge eyne sunderlinge merck vercreven van de van Lozen tussen Holthiem ende Gramsberger ende Baler marcke mede wueste dat hebben sye tot gener tijt vernomen, noch van horen voirolderen gehoert.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 45
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up den sulv dacht heft Johan de Wyse sijn duplyck ingelacht tusscen hem ende mijn heer van Brakel, antreffende dairop de vulmechtiger van mijn her van Brakell, copie van den duplyck ende dair op Johan Brantlicht sijn straffe begeerde, ende geboet den verweerder de contra straf dair weder op, ende want dan de verweerder des niet vergunnen wolde, wort dat selve an den gerichte gescoten, sus heft de richter op cost van ongelijck, tijt genomen huyden aver eyn maindt sych myt den landdrosten to beraden.
Ter instantie Rotger de Wyse Geerdeszonne tugen dusse nabescreven tugen als nemptlicken Roloff to Wylen de myt besate an den gerichte gedrungen wordt, Detert Haberting ende Hermen ter Slingenborch dye myt dachleggen to gerichte gebracht, ende seggen dattet wair is dat sye dair sulver bij, an en aver werden, ende dedingeslude synnen gewest dair Johan van Uuterwijck ende de coster van Hardenborch oick bij weren alsye mede dedinges, dat mijn heer van Brakell eyn copenschup hielt myt Rotgert vurscreven ende sijn bruder Hermen angainde hoir andeel van des Vosses guet des den beiden van vader ende moeder angestorven was, sus seggen de getugen dat dye twye gebruderen mijn heer van Brakell alle hore gerechticht van des Vosses guet ende de kotterstede bij den Broke myt scade ende bate vercoft ende opgedragen hebben, ende de beyden bruderen sulden van allen lasten op hair andeel, so groet edder cleyn dat was, vrij ende ontledicht sijn ende gene lasten dairvan opstain, dan dat sulve nam mijn heer van Brakell op syck. In sunderheit ende voir all weirdt bevorwerdt dat Rotger myt sijnre huysfrouw int angeven hoir beyder, levenlanck to pachte wolde gebruken den cotterstede, genoempt den Asseneynde myt den gorden, ende eyn stucke lants bij den Wulffgraven, ende noch twye dachwerck hoylants bij den Leemgraven, genoempt dat Spyck, dat Lennep bruket, ende wolde dair jairlicx van t’pachte geven v geënckede goltgulden als de coeppenning was, nemptlicken 28 stuver Brabants, dan want mijn heer van Brakell sachte hye en had dat guet noch niet al an sych want hem queme niet meer dan die drie dele, sus kunde hye hem niet meer dan die drie dele tostain, dair solde hye dan na advenant van geven, sus weerdt verdragen dat Rotgerdt de dre dele van den genompten lande solde gebruken ende dan na advenant des jaers geven iiii gulden myn i ort, ende so vern mijn heer van Brakel dat iiii de deel tot einger tijt an sych crege off verworve, so solde Rotgert dat iiii de deel oick hebben ende dan de v goltgulden geven ende hor beider levent lanck so in pacht gain, dairop is de coep vortgegain ende synnen an beiden t’sijden de penningen ende coepcyns geweerden, geaffirmeerdt als recht is.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 46
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xxxiii ten octobris anno lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Affwesent: Andreas Roloffs
Kornoten: Henrick Egberts en Jan Peters
Up den vurscreven dach heft Rotgert Hermens de Wyse vulmech gemaket sijnen vader Hermen de Wyse, alsodane pantkeringe to beclagen als Rotgert Gerts de Wyse op den Assenende gedain heft ende voirt ii mael, iii mael, iiii mae ten name to te mogen panden ende dairmyt vortvaren off Rotgert vurscreven dan sulve bij an en aver weer ende in persoin muchte gedain hebben.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 46
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xxxix ten octobris anno lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Henrick Johan Heynens ende Andreas Rolofs
Up den sulven dach heft Gerdt ter Duyss verwonnen Albert Stubbeman voir xxvi stuver Brabants, hercomende van eyn peerdt dat Albert van Geerdt gecoft heft.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 46
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Geert ter Scheer to Covorden eyne gerichtlicke wette gesant om tegens den erntvesten Johan van Uuterwijck alhyr ten Hardenborch rechtes to plegen den 26 ten novembris des dages na Sanct Katrinen, nu eerstcumpstich dit jair van 55 den datum van der wette is gewest den ix den novembris. Dye wettendrager is gewest Jochem Asskens.
Item so de erntveste ende vromme Johan van Uuterwijck drie gerichtlicke besate aver de kercke op drie xiiii dagen heft gescien laten op den gudere, pacht, rente ende sculde als Geert ter Scer in den gerichte van Hardenborch heft uutstande synnen dit nabescreven d’oncost:
Item de erste besate i mengelen wijns
Item de anderde besate i mengelen wijns
Item de derde besate i mengelen wijns
Item drie ontsaten iii kanne wijns
Item de wette t’scrijven i mengelen wijns
Item de wette to bezegelen i kanne wijns
Item den wettendrager i mengelen wijns
Facit in summa xxvi stuver Brabants
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 47
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem x den novembris anno lv
Richter: Johan Blanckvordt
Kornoten: Roloff ter Rutenborch ende Andreas Rolffs
Up den vurscreven dach heft Johan Reynkens ende sijn bruder Lambert, beide Johan Mollencairs kinder, myt Werner Mollingeszonne gerichtlicken hantasstinge gedain, so Johan Mollencair in der Reser summa an Johan van Dincklaken noch hovetpenningen sculdich synnen, ende want de buyren gemeender handt den hoevetstoel afflossen wylle ende de Mollecair des niet becommen kan, wair om de buyren in name van Johan Mollecair als nemplick acht goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, noch eyn jair lang opgenomen hebben, dair stain dusse drie vor ende gelaven dat myt der pensie [=rente] dair noch van verlopen, op t’leggen ende t’betaelen sunder hinder den vurscreven buyren alle dingen sunder lyst.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 47
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xiii ten novembris anno lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Johan Blanckvordt en Andreas Roloffs
Up den sulven dach quam int gerichte Bertruydt Johan Kamerlingsdochter, en heft an der richter eyn pander begeerdt na uutwijsinge hoir segell unde breve voir iiii mud roggen bynnenjairsce pacht op den kindesdeel van Hermen Bake uut den erve ende gude ten Pothoff, nemptlick op dat achtededeel dat dye meyer op den Pothoff jairlicx to pacht geeft, to verstane dat sye laet panden voir dat achtede mud roggen tot horen restanden, hinder ende scaden thoe ende de vii dele en nodiget sye sych niet ende, so vern hyr op pantkeringe gesciet, begert sye vorder pantkeringe ende hantsterckinge na lantrechte.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 47 en 48
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem x den novembris anno 15 lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Ersceen de edele Peter van Uuterwijck ende heft mij gerichtlick geclaget in tegenwordiches mijne gerichtes coernoten als nemptlick Wyllem Blanckvordt ende Johan Reyning, wo dat hye itlick holt in der mercke van Holthyem heft liggende ende eyn scip dair hen gewonnen, ende t’sulve to laden ende oick eyndeels geladen hebben so synnen dair gecommen eyn dyenre van Haefften genompt Johan, Wyllem Oelen ende Johan Domis met Johan Oding ende hebben den scyppers dat holt verboeden in to laden tot merckelicken scaden van Uuterwijck ende baven manier van rechte, ende clagede dat hem dye luden geweltlicke besperinge gedaen hebben ende niet myt rechte want Uuterwijck nyemants an den holte en bekent dan hem, ende wyll eynen yderen rechtes plegen ende genoichsaem bewijsen dat het holt sijne to cumpt ende nyemants anders, ende heft mij richter vurscreven dusse gewaltlicke clacht gerichtlicke angeclaecht, ende mij angeropen alsulck gewalt helpen to sturen ende he sijn guet laten passeren, ende den parte die dairop to sprecken heft tegens hem eyn rechtdach stellen dair hem Uuterwijck alsdann inne denckt te defenderen als recht is ende allent wes yemant op Uuterwijck myt rechte kan wynnen unde werven, dair dede hye mij gerichtlicke hantastinge op ende stelde alle sijn guet dairvoir to onderpande.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 48
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno lv op den achtynden novembris
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Wyllem Smyt en Johan de Bade
Up ten vurscreven dach heft de richter vurscreven eyn kentnisse gedain dorch scryfften van den drosten, dat den erntvesten Johan van Uuterwijck als eyn vulmechtiger den heren van Brakell sal mogen geneten copien ut Johan de Wysen als eyn vulmechtiger sijns vaders ingelachte stucken, van sijn duplyck copien to geneten, ende dat de heer van Brakell sal dairop mogen sijn straffe hebben als huden aver eyn maendt ende dye straffe dan in to brengen bij clymmender sonnen, ende dair alsdan de Wyse sal hebben sijn contrastraff dan aver eyn maindt dairna, oick in to brengen bij clymmender sonnen ende dan alsdan dat proces myt gesloten sal sijn.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 48 en 49
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xiiii ten decembris anno lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Gyssbert van Lair ende Johan Bade
Ter instantie des erntvesten Johan van Uuterwijck, vulmechtich des erntvesten Reyner van Aesswijn, heer to Brakell, tugede Bernt Koning, wal gedenckende omtrent t’sestich jaren, so hye angesproken werdt off hye oick hoffeygene weer in den Hoff t’Gramsberge, dat hye niet myssaken [=ontkennen] kan dan hye unde Johan Meyering dair oick na gevraget weerdt, in de Hoff echte van Gramsberge getogen ende geboren synnen ende weet niet heft syck Jan Meyering dair uutgecoft, ende Bernt vurscreven secht hye hebt dair alle tijt in gewest, sunder dat mach eyn jair, twye off drie t’alderhoechsten geleden sijn, dat sijn sonne[?] eyn comenscup van den guede geholden heft, dair hye in vrij to wesen, besceiden is geworden.
Angainde Bernt Vryling, anders genompt Hackert, den sulven heft hye wal wall lange gecant, ende plach in sijnen jongen jaren eyn geras en oprecht man to wesen ende weerdt ten lesten myt olderdom bevangen, als dat hye wal omttrent t’negentich off hundert jaren olt was doen hye starff, so was hye in de sijnen olderdom gans harthorich, dan was myt goeden verstande ende men kunde hem myt ropen ende anders wal beduden, ende plach to Badeler myt hem in eyner buyrscup to wonnen, sodat hye volle myt hem om gegain heft.
Ter instantie vurscreven tuget Roloff Kampherbecke, oick gedenckende wal t’sestich jaren, ende segt van Johan Meyering ende Bernt Conning,so Bernt vurscreven becandt heft, ende plegen den vurscreven hoff hoffeygen ende horich sijn als als sye noch synnen, dat hye anders niet en weet sunder Bernt mach in eyn jair, twye off drie verleden vrijgecoft sijn als hye getuget heft, segt ende tuget oick van Bernt Vryling anders Hackert soe Bernt getuget heft, want Bernt lange tijt Kampherbecke nabuyr gewest is ende myt hem omgegain wo boven gemelt.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 49
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xvi ten decembris anno lv
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Gijssbert van Laer ende Andreas Rolofs
Heft de erntveste Johan van Uuterwijck, vulmechtich des heren van Brakell, dye straffe ingebracht contra Geerdt die Wysen duplyck. Is myt believen partyen ten beiden t’sijden geaccordeert dat die Wyse sijn contrastraff sal inbrengen op manendach na pontianen eerstcomende bij der clymmender sunnen ende alsdan dat process geslotten, ende dairmyt geconcludeert tot sijn.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 50
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dat process tusscen mijn heer van Brakell alsie anlegger ende Henrick van Dulmen alsie verwerer is to boicke gestalt so navolcht.
Ene gerichtes wette uutgesant ludende alsus:
Ick Bruyn Blanckvordt, in der tijt Roemsche Keyserlicke Majesteyt onss aller genadichste lantheren, richter ten Hardenborch laet uw Henrick van Dulmen vermyts dusser yegenwordiger gerichtes wetten to erkennen geven wo die erntveste erbair unde vromme Reyner van Aesswijn, heer to Brakell, mij bevell gedain heft alle uwe gudere in mijnen ampte gelegen in arrest en kummer to stellen ende uw eyne gerichtlicke wette ende eynen rechtdach anstemmen wairomme ick uw luden iegenwoirdich to rechte lade als eyn maindage naestcomende aver xiiii dagen, wesende den vii den dach may, uw guet to verdedingen ende to horen wat actie sijn vrommen luden uw weerdt vordragen, ende t’laten gescien dess ordeel ende recht to laet, sunder twijvell gij sult uw dair wall na wetten to rechten, gij commen edder niet, dair wyl effen wall voirtgevaren worden, dusse wette sende ick uw bij mijn gezworen Jochem Asskens orkunde der wairheyt, heb ick Bruyn, richter vurscreven, mijn segell beneden op spatium dusser citativen gedruckt, gegeven int jair ons Heren M vc ende liiii [1554] den xix ten dach aprilis.
Dye vulmacht Johan Brantlicht heft den lesten aprilis sijn verwyn gedain op Dulmen, niet anders wettende dan de rechtdach alsdoe was dat welcke bij den scrijvens scult bevunden weert, gesciet to sijne so de wette den vii may was meldende.
Dem sovenden may vermogens der voir gerorte wette is Dulmen noch personelick niet gecommen, dan heft eynen dyenre van Sutphen hyr gesant myt eyne myssive, so heft de richter hem gevraget off hye geen vulmacht van Dulmen bij syck hadde. Wijders dan de myssive antworde hie neen, so sacht de richter had hye vulmacht so wolde hye hem na der wethe dat gericht spanne ende vergunnen dat recht weer ende want hye die niet en had, konde hye geen recht spannen, noch de myssive ontffangen.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 51
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
So nu dit vorgedane process versuymlicken gesciet is, als dat verwyn den lasten aprilis, de wette geholden den vii den may, aldoe van Dulmen nochtants volmacht niet gebleeken, heft de heer van Brakell dit sulve recht affgeslagen ende geconsenteert andermael opt nye to procederen op datmen niet seggen dorff myt bedroich voertgewaren.
Is opt nye eyne wette uutgevordert ludende so navolcht:
Ick Bruyn Blanckvordt, in der tijth Roemsche Keyserlicke Majesteyt onss aller genadichste lantheer, richter ten Hardenborch laet uwe Henrick van Dulmen vermyts dusser gerichtes wetten to erkennen geven off wo gij erystlick genoempt synnen, wo de erntveste erbair unde vromme Reyner van Aesswijn, heer to Brakell, aver de kercke in arrest laten leggen ende becummeren alsodane pacht, rente, sculde, penningen ende anders als uw l. in dussen gerichte hebben uutstainde, leg uw l. dairomme eynen bestemmelicken rechtdach alhyr ten Hardenborch voir de banck to erschijnen als eyn maindage naestcomende aver xiiii dagen, wesende den xviii ten dach dusser iegenwordiger maindt juny, des maindages vor Suncte Joannes, om alsdan bij to brengen wairuyt uw l. dit arrest ende kummer alsdoen konnen ende uw guet verdedingen, indien uw l. alsdan niet en compareren persoinlicken off uwe vullecommen vulmacht, moet ick eynes yderen vergunnen des lantregt to laet, dit sulve ick uw l. ten besten doe wetten ende mogen uw dairna wetten to reguleren, want y kommen edder niet, dair wort alsdan myt voertgevaren, dusse wette sende ick uw bij mijn gezworen Jochem Asskens, orkunde der wairheyt heb ick dusse gerichtes wette bestedicht myt mijnen opgedruckten segell, den ii den dach in junio anno 15 liiii 1554.
1554
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 51
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xviii ten juny anno liiii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Evert Heynen ende Andreas Rolffzonne
Is Jochem Asskens alsye wettendrager ant gerichte geëyscet off hij ten anderen mael Henrick van Dulmen dye wette oick behandet hebt om dessen dach hyr to rechte to sijn, so antworde Jochem hye had Henrick van Dulmen de wette bynnen Zutphen in sijn eygen hant aver antwordt ende gedain.
fol. 52 en 53
18 jun. 1554 Proces Reyner van Aeswijn, heer van Brakell contra Henrick van Dulmen te Zutphen.
1556
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 54
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dess maindages na pontianen anno 15 lvi
Richter in affwesent en dorch crancheyt des ordinaris richter: Roloff Blanckvort
Kornoten: Henrick ten Nyenhus en Andreas Rolofs
Ter instantie Geerdt de Wyse tugede Bernt Alberts, Hermen die Bake ende Gozen Alerts myt rechte angeëyscet ende angesproken om hoir kuntscup te geven, so de heer van Brakell eerdages omtrent tyn tugen gevoert heft, die getuget mogen hebben, dat die Baeken noch de Wysen noch nyemant plege to vyssen tusscen Emlinchem ende der Merryenborch, dan alleende besytter des huyses van Gramsberge, dat de Baken aver de twyntich tugen contrarieerden alsoe dat itlicke van mijn heren van Brakell tugen hebben van de Baken, musten sceiden, dair omme t’seggen die dye wairheyt wes sye dairvan wetten, sus tugen unde seggen sye dye wyle sye myt rechte dair to gedanigen weerden dattet wair is, so mijn heer van Brakell den Baken in hoir olde gerechtichheyt ende vyssere wolde bekrencken, ende dair pertye getugen als eygene lude ende ingesetten van Gramsberge ende sus anders to verdagede, de sulve getuget hadden den die Baken, dye Wyse noch nyemant plege to vyssen tusscen Emlichem ende der Marryenberch, dan alleen die besitter des huyses thoe Gramsberge, dat welcke opentlick gelogen ende onwairafftich was, dairom hebben de Baken tot omtrent xxiiii persoenen thoe tuge geladet de opentlicke bekant hebben ende getuget den dye van Gramsberge niet alleen plegen to vyssen, sunders vissers ende t’Reinnicke plegen to wesen to holthiem, de Bake to Anewede, ten Hardenborch, to Brucht, to Reedze ende allen Vechtestroem bijlancx dye netten konden holden ende noch dagelicx holden, also dat die getugen van mijn heer van Brakell dit sulve vernemende, dat sye avertuget weren, hebben sye eyndeels van de Baken gesceiden ende myt hem compareert. Dit synnen mijns heren van Brakel getugen gewest, Lambert Oding, de Struve, Derck Wylsems, Johan Oding, Henrick van Enteren, Geerdt Doerning wonende to samen t’Gramsberge, Johan ter Werckhorst, Roloff ter Mene, Wolter Roreking eygen lude der van Gramsbergen, meister Johan van Tibbergen, die alsdo in dienste mijn heren van Brakell was, dit hebben dusse getugen geaffirmeert, beëden ende bezwoeren als recht is.
fol. 55
19 jan. 1551 Proces Geert de Wyse over het Vosse guet. Jochem Asskens wordt oordeelwijzer.
19 jan. 1551 Proces Peter van Uuterwijck contra Wyllem Oelen.
18 jan. 1551 Beslag op de goederen van Roloff Meyling door Hermen ter Slingenborch, Luken Herwerding, Johan Juncker ten Veld, Willem Egberts, Bernt Vicarius en de kerkmeester van Gramsbergen.
fol. 56
11 feb. 1551 Aanspraak door Johan Brantlicht op de meyers van heer van Brakell, genaamd Henrick ter Waye, Johan to Wylen, Albert Vylsteren Gerts, Lambert Saltcamp, Laurens Saltkamp, Johan de Mast, Johan ter Meppell en Johan Loveling.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 56
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xxiiii ten february anno lvi
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Henricus custor in Hiemse en Derck Rolofs
Heft Hermen ter Hainrick gerichtlicken gelaefft Johan Jans, olde mullener van Hardenborch, nu suncte Michiel eerstcomende, vermogens sijnes breeff t’betaelen de xix gulden myt der pensie de hye den mullener sculdich is ende belavede dair nyemant vor to gaen, want hye hem alle sijn guet nu rede dairvor t’onderpande setten.
fol. 57
24 feb. 1551 Ordell van Jochem Esskens in het proces tussen de heer van Brakell en Geerdt de Wyse. De heer van Brakell beroept zich op het oordeel van Ridderschap en Steden.
28 feb. 1551 Berndt Alerts heeft aangeklaagd den Baken meyer.
fol. 57 en 58
1551 Op verzoek van Geerdt en Johan de Wyse een inventaris te boek gesteld voor het antwoord dupliek.
fol. 59
1540 maandag post translationis benedictus – Verzegelde getuigenissen van junge Gert, Albert ten Hanecamp en Bernt aangaande land tussen Konniges maet en Hanencamps maat.
1554 Getuigen de coster en Bernt Alers.
1549 Lambert Oding, richter te Gramsbergen.
1548 Getuigen Rolff Kampherbecke en Albert ten Hanecamp.
1554 Albert van Vylsteren schulte te Wijhe, meyer Jacob bij de Wuste, Heyne te Lozen, Albert ten Hanencamp, Lubbert bij den Broick, Geertke Germers[?].
fol. 60
1387 Florens van Wevelinckhoeven.
1555 Bernt Coning, Jan Meyering, Albert ten Hanencamp.
1518 Johan Mulert, kotterstede bij den Broicke.
1555 Bernt Alerts, Hermen de Bake, Gosen Alerts.
2 mrt. 1556 Albert Stubbeman leent van de monboren van Ffenneken, zalige Bernsdochter then Hanencamp, 4 daalder, 9 stuver en 1 duit. [naschrift:] Gert ten Hanencamp heeft 5 rijdergulden en 12 ontvangen.
fol. 61
11 feb. 1556 Hermen ten Slingenborch aanspraak gemaakt op Yke, weduwe zalige Egbert de Wysen meyer.
2 mrt. 1556 Arendt Monnickemeyer oordeelwijzer in zaak Yke voorschreven.
fol. 62
3 feb. 1556 Peter van Uuterwijck, Johan Duren, Alerts van Haefften, Wyllem Oelen, jonge Henrick van Mervelt.
fol. 63
1556 Peter van Uuterwijck, Wyllem Oelen.
17 feb. 1556 Peter van Uuterwijck.
24 feb. 1556 Johan Slomer oordeelwijzer.
9 mrt. 1556 Peter van Uuterwijck contra Wyllem Oelen.
fol. 64
7 mrt. 1556 Jonge Henrick van Mervelt, Wyllem Olen.
1556 Roloff Blanckvordt onderrichter van Gramsbergen, Jan Wynkelmanszoon.
fol. 65
17 mrt. 1556 Johan van Escede met Thymmen Henricks zijn voorspraak in zaken van Wyllem Oelen met zijn adherenten jonge Henrick van Mervelts. Getuige Johan Scutstall, genoemd werden Wyllem Oelen, Albert Cockes, Lambert Oding, Gert Kistemaker, Albert Scroer, juffer van Merveld, Johan Damis.
fol. 66
17 mrt. 1556 Merrye Soultkensdochter, juffer van Mervelt, Schutstal, Johan Damis, Wyllem Oelen, Geerdt van Linge, Gert Jacobs, Roloff Blanckvordt.
fol. 67
17 mrt. 1556 Roloff van Covorden, bastert Lambert Oding, Johan Dames, Johan Escede.
fol. 68
17 mrt. 1556 Johan Domis, Johan van Escede.
25 mrt. 1556 Alerdt van Haefften in naam van jonge Henrick van Mervelt.
31 mrt. 1556 Hermen Rotgerts met Rotgert zijn zoon getuigen, Lambert Stuyrman te Zwolle, Johan Assynck op den Dijck met Luken zijn hulp.
fol. 69
7 apr. 1556 Vossesgoed onbezaaid en woest liggend, Johan van Uuterwijck in naam van heer van Brakell, Hermen de Wyse in naam van zijn zoon Rotger, Wyllem Gelsing.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 69 en 70
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xiii ten aprilis anno 15 lvi
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Roloff Kampherbecke ende Andreas Rolofs
Up den vurscreven dach quam int gerichte Gert Raetmering myt Aleidt sijn echter huysfrouw, ende becanden vor hem ende horen erffgenamen dat sye op Palme verleden ontfangen hadden van Hermen, Wyllemmens knecht, de summe van soven enkede rider off hor geweerde, dan sye he alle jair op Palme van geven sullen to hantgelde edder to rente eyn halff mud roggen, vort alle jaer so lange des weder affgeloset weert mytten pensie des de eyne den anderen i jaer to vorens opseggen mach of Hermen t’gelt weder hebben wolde of dattet Gerdt afflossen wolde, dess heft Geerdt ende Aleidt vurscreven tot eynen rechten onderpande gesath, de maet Wyllem guetes in pacht heft vort alle, den genne sye nu hebben of oick namaels crijgen mogen, niet dairvan uutgesundert, om alle sijn hinder ende scaden dairan t’verhalen.
Beholtlicken 1 mud roggen sal Hermens kint noch boren.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 70
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xx ten aprilis anno lvi
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Johan Blanckvort en Andreas Rolofs
Up den vurscreven dach verwylcorde [=overeenkomende] Engbert de Vasse bij mijns heren bote dat hye van stunden an Hermen Scroer t’Gramsberge wyl betalen eyn scepel roggen ende dat ander scepel to nyen ende want hye hem to Gramsberger kersmysse noch eyn mud roggen verplichtet wort, dat sal hye hem betalen myt de hovetstoel als xii goltgulden sunder enigen myddel ende so vern dan gebreck in valt, mach Hermen vurscreven vor hovetstoel ende pensie panden myt allen hinder ende scaden.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 70
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Kornoten: Egbert ten Kamphus en Andreas Rolofs
Eodem [xx ten aprilis anno lvi] die heft Henrick Rotgering verwonnen Bernt Vording vor eyn ridergulden myt hinder ende scaden, want hye net compareert en is ende mach dairvor penden want hye wil.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 70 en 71
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem viii den may anno lvi
Richter gecommitteert in affwesent: Andreas Rolofs
Kornoten: Bernt Allerts ende Geert Bernts
Up dach vurscreven quam int gerichte Johan Bakenmeyer tot Anwede ende bekande so hye Hylle Kamerling gelavet had ende voir Hermen Bake borge geworden was vor iiii mud roggen to meye, solde bij sijn gewest dair oick scaden opgelopen was ende noch nyet betaelt en is, ende meer scaden op commen muchte, dat hye dairomme dorch vrunde bede myt sye noch averwonnen is ende den roggen affgelost, den hynder ende scade gerekent, t’samen bedragende soven rijdergulden, dusse soven rijdergulden sall Johan Hylle vurscreven betalen ende leveren, kummerloes gelten bynnen Swolle tot horen huysse tusschen dit ende Suncte Johannes ten myddensoemer als sijn proper eygen scult des hye den gerichte noch hantastinge gedayn ende gerichtlick verwylcoert, weer noch sake dat hye dan niet en betalen, wes hinder ende scade myte gelt, ongelt, dat Hylle vurscreven na suncte Johannes myddesommer erstcomende dairom doinde werdt, sal de meyer sunder enige myddel hor noch ontrichten opleggen unde betalen sunder weder scijn. Actum ut supra.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 71
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Albert van Junne ende Andreas Roloffzonne
Up den sulven dach [viii den may anno lvi] quam int gerichte Albert Schroer t’Gramsberge in name ende vulmechtich Albert van Styenwijck ende heft na lantrechte opgebadet also dane panden als hye vermogens sijn segel ende breve van Johan Smyt uut sijnes lande in den Kyvet uut bewijsset is, also dat Albert vurscreven sijn onderpant edder de panden mach antasten wanneert hem gelyevet, so vern als hye niet to wyllen betaelt wordt.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 71
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xi ten may anno 15 lvi
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Thyas Dercks ende Gijssbert van Laer
Up den sulven dach quam int gerichte Peter van Uuterwijck ende sprack an Geert Benen de sijn gecofte holt ontvort heft myt sijnen wylle ende Uuterwijcks wederwylle, ende wolde den scaden niet geleden hebben om xii daler, dingede dairop eyns gerichte ordel, so vern hye niet en compareert bij syttende gerichte ende bij clymmender sonne, wes dan de clager gewonnen heft ende de beclagede verloren, dit ordel bestuderen an Henrick Weerdes gewijset vor recht, so vern als Gert vurscreven niet en queme bij syttende gerichte ende clymmender sonne en vertaelde syck myt recht, solde hye in der ansprake vervallen sijn.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 72
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up den xxvi ten dach may anno lvi
Richter gecommitteert: Andreas Roloffzonne
Kornoten: Jan van Ane Geerts en Jan Gelsing
Up dach vurscreven quam int gerichte Henrick opt Holt ende becande voir hem ende sijnen erffgenamen soe sijn bruder Albert to Radewijck Albert ten Camphus myt sijner dochter itlicke penningen medegelavet ende want Camphus sijnnen bruder Egbert oick gelt geven muste toth eyn affsoen, sus heft Egbert op Albert to Radewijck gefen vijfftyn gulden, den gulden 28 stuver Brabants […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 72
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up dach Bonifacij anno lvi
Richter: Roloff Blanckvordt
Kornoten: Peter van Uuterwijck ende Gert Bernts
Up den sulve dach quam int gerichte Roloff Meyling myt Tyese sijns zons huysfrouw, Tyese myt Roloff vurscreven horen monbor in desser saken ende becanden so sije enige sculden myt Luke Herwerding hebben uutstainde, dair Luken in verwijsset wyll sijn, hebben dairom de sake vulmechtich gemaket Albert Meyling, Roloves vurschreven sonne ende Tyesen vurscreven echte man […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 72
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up Servatiusdach anno lvii becande Egbert ten Camphus ontffangen t’hebben van Albert to Radewijck an affcortinge der hovetsummen, wo baven gescreven in bijwesent Henrick opt Holt sijn bruder Albert ende Fenne Weerdes de summe van tyn gulden, de gulden 28 stuver Brabants, actum supra.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 73
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up den xiii ten juny anno 15 lvi
Richter in affwesent: Lubbert Blanckvordt
Kornoten: Peter van Uuterwijck ende Andreas Rolofs
Up den sulven dach quame int gerichte Albert Meyling in name van hem sulves mede vulmechtich sijnre huysfrouw ende sijn vader Roloff Meyling ende becande so sye Luken Herwerding sculdich synnen x Jochemdaler, den daler xxix stuver Brabants […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 74
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xix ten juny anno 15 lvi
Richter: Bruyn Blanckvort
Kornoten: Lubbert Smyt ende Andreas Rolofs
Up den sulven dach quam int gerichte David tem Brouke ende sprack an Geert Allting t’Holthyeme omme eyn kunde unde wairheyt t’seggen myts sijnen ede ende bij eyn pene van xxv olde scilden dat hye solde kennen unde belyen off hye Davids vurscreven huysfrouw eerdages niet togesacht ende gelavet heft van wegen juffer Mervelt Anna van der Wenge to betalen soven daler en tyn stuver […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 74
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dess dincxedages na Petri et Pauli anno lvi
Richter: Bruyn Blanckvort
Kornoten: Bernt Alerts ende Andreas Rolofs
Up den sulven dach quam int gerichte Peter van Uterwijck ende sprack an Hermen ter Haenrick bij eyne pene van xxv olde scilden om eyn kunde en wairheyt t’seggen wo ende in welcker maneer hye dat pant weder ontffangen dat hem Uuterwijck affgepandet had […………… overige deel niet getranscribeerd].
fol. 74
Evert Wylling heft verwonnen Bent Vording vor xii scepel roggen ende vort hinder ende scade ende is gewesen bij Henrick van Steigeren, dye wijle hye bij der clymmender sonne niet compareerde.
Hans Minke heft verwonnen Hermen Claes vor xii stuver Brabants verdient loin dye wijle hye niet compareerde.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 75
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xxx ten july anno 15 lvi
Richter in affwesent: Andreas Rolofs
Kornoten: Thyas Dercks ende Albert Johan Dercks de Veer
Ter instantie van Hermen Weling tugede Gysele Weling, Hermens vurscreven suster, de vermyts besate an den gericht gedrungen ende bij ende pene van x olde scilden angesproken wes sye an laken, an dwelen, an vlass ende andere sake aver hantreckent had hor twyer suster Gese, doin sye an Thonyss Aerning quam, dair men hoir eyn craim mede lavede, sachte sye bij hoer beste wytscup dat sye der sulver suster Gese eyn craem laken gebracht had ende had hoer niet anders aver antwordt bij horen wetten.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 75 en 76
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem ii den dach augusti anno lvi
Richter: gecommitteert Andreas Rolofs
Kornoten: Hillebrant Hermens ende [niet vermeldt]
Up den sulven dach quam int gerichte Jacob Werning to Dyffelen myt Gisele sijn echter huysfrouw ende becanden vor hem ende horen erffgenamen ontfangen to hebben ende ontfanck van Aleyken Reynkens dye summe van twyelff golden gulden, den gulden tot 28 stuver Brabants, welcke summe Jacob myt sijnen bruder Johan eerdages opgenomen had, dan Jacob dairvoir de man gebleven ende der halven noch is, also dat Aleken ofte hor erffgenamen nyemants anders daer penningen togetelt heft dan Jacob verscreven des stundt Jacob myt sijn huysfrouw vurscreven, ende becande dat hye den sulven penning jairlicx onderholden ende verscaden sal myt eyn mud roggen Zwolser mate, guden pachtroggen alle jair op to betalen op allen t’sancte Andrees in den wynter of xiiii dagen daerna, dan so vern dat dusse betalinge niet en gesciede ende enich gebrech in hovetstoel ende pensie vule, stundt Evert Roberts to Bergenthem ende heft sych alsye borge dairvoyr ingestalt ende gelavet als sijn propere eygen scult, off Jacob myt sijn huysfrouw noch sijn erffgenamen niet to wyllen van Aleide betaelde dat hye de man dan vor wyll sijn ende blijen, stellende dan vor to onderpande alle sijn guet, niet uutgesundert, des heft Johan Vurling myt Geert sijn bruder Jacobs vurscreven beide broders sijn vor all genompten, Evert weder gelavet to vrijen alsye sijn rechte wairborgen dair sye Evert weder vor t’onderpande gesath hebben, allent des sye hebben, edoch Jacob vurscreven myt sijner huysfrouw hebben duse wairborgen weder belavet scadeloess to holden alss behoirt.
Beholtlicke nochtans dat Jacob vurscreven off sijne borgen allent woe vurscreven dusse rente afflossen mach op allen t’suncte Andres myt solven xii gulden, ende de verseten pensie als hovetstoel ende pensie bij eyn bij, also dat de ene den anderen sulcx i [half] jare to vorens op verkundicht heft, dye erste pacht werdt verscenich op Andree want men scrijft off in dyt sulve jaer van lvi, des sal Jacob verscreven op Andree want men scrijft lvii de helfte afflossen ende op Andree want men scryft lviii dat laetste, allent na advenant de pensie als behort.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 76 en 77
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem x den augusti anno lvi
Richter: Peter van Wijck vanwege den drosten dairto gecommitteert
Kornoten: Jan Geerts ende Andreas Rolofs
Ter instantie van Bruyn Blanckvordt, richter ten Hardenborch, tuget Johan Meyering myt rechte dairto verdaget ende bij eyn pene van xxv olde scilden angesproken wes, hem wytlich ende kundich is van den Gildengorden die Johan Meyering van der gelden van ien in gebruick heft van wel hye des gecoft heft en wel hye dat gelt vor en goerden betaelt heft […………… overige deel niet getranscribeerd]. De Gildengorden werd van Albert Hoberts gekocht. Ook Volcker ten Poren en Robert Wylling verklaarden dit. Genoemd Albert to Anwede.
Dem xiiii ten augusti anno 15 lvi getuigde Geert ter Huyren dat Albert Hoberts de Gildengorden aan Johan Meyering had verkocht.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 77
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xv ten augusti [anno lvi]
Richter in absentie des richters: Andreas Rolofs
Kornoten: Wyllem Egberts en Wyllem Mens
Hefft Michel Pyrken, borger bynnen Covorden, dorch gerichtlicke beloffnisse de Johan Egberts in name juffer Anna van der Wenge, echte huysfrouw van Eesscede gedain heft, gepandet dorch Jan Geerts vor de summe van xiiii enkeden daler en xii stuver Brabants.
fol. 78
[xv ten augusti 15 lvi] Kostenoverzicht van het gericht voor de panding.
[xv ten augusti 15 lvi] Item Jan Scutstal heft dusse pandenge wye eyn borge angenomen ende gene pantkeringe hyrtegen gedain, noch doin doin wylle int tegenwordichheyt schultes.
fol. 79
[xv ten augusti 15 lvi] Verder genoemde namen in het kostenoverzicht: Alerdt van Haeften, juffer van Covorden, Wyllem Oelen, jonge Henrick van Mervelt, juffer Anna van Mervelt anders van Covorden, Reyner Oelen, Wolter Jacobs, meester Feye ten Broick.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 79
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
xxx ten augusti 1556 Vermyts dusser yegenwordiger gerichtes wetten to erkennen geven wo dat Johan Oding ende de coster van Hardenberch sych beclagen, den sye noch itlicke penningen nastendich synnen bij de brochtall voir salige Henrick van Mervelt gedain an Henrick Mens […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 80
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem latsten augusti anno 15 lvi
Richter: Bruyn Blanckvort
Kornoten: Johan Geerts ende Andreas Rolofs
Up den sulve dach heft Michiel Pyrken, borger bynnen Coverden, ende heft na lantrechte opgebadet de panden de hye gepandet heft an Johan Scutstal, vermogens t’gerichtboick ende is an de pandinge geëygent na lantrechte.
Desse vals ter oncost gedain den richter van der obbedinge vii stuver Brabants, den scryver ii stuver Brabants, t’gerichtgelt iiiii gosseler.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 80
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up den sulven dach [latsten augusti anno 15 lvi] quam int gerichte Hansken Fyls, ende sachte heer richter, het heft syck t’jair begeven dat ick Alffet ten Middesdorp verwonnen heb voir iii daler ende i mudde roggen, myt hinder ende scaden dairuut gevolcht dan Arendt Monnnickemeyer vor de schuldt gelavet heft […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 80
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem iiii den septembris anno [15] lvi heft Johan Scutstal bij Michiel Pyrken ontffangen van Johan Scutstal x enkede daler, i ducaet […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 81
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up dach vurscreven [iiii den septembris anno 15 lvi] heft Michiel Pyrken d’ansprake ontfangen van den coster van Hardenborch angainde Hillebrants Entes ende heft Wyllem Mens to borge gestelt rechtes to plegen vor dussen gerichte ende angenommen to antworden op dunderdach na Mathei, wesende den xxiiii ten septembris erstcumpstich.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 81 en 82
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dess vrijdages na nativitatis Marrie virginis, wesende den xi septembris [1556]
Richter gecommitteert: Peter van Uuterwijck
Kornoten: Harmen Weling ende Andreas Rolofs
Up den vurscreven dach quam int gerichte Wyllem Mens ende sachte heer richter, t’is huyden xiiii dagen dat mijne beesten vant sijde Holt dorch den Vechtenstroem aver gelopen synnen in den Crucebring, welcke beesten Henrick Heynen gescuttet, ende want ick dan verhope dat ick niet sculdich sij voir des heren stroem to vreden dan wen sye scaden van mijne beesten leden om den scaden to scutten solde sye billicx vreden als ick muste doin off hoer beesten in dat zijde Holt averlopen ende mijn lant averliepen als mijn voirolderen plegen to doin heb, der halven op die scuttinge eyn stock to lantrechte gestecken […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 82 en 83
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Richter: Peter van Uuterwijck gecommitteert
Kornoten: Henrick Reynering en Hermen Wylms
Up dach vurscreven [xi septembris 1556] quam int gerichte Albert Stubmans to Radewijck de Merrye gutes had doin panden vor hovetstoel ende pensioen van xiiii gulden op i mud roggen jairlicx dan Martiny verleden eyn mud van verscenen was, welcke hoevetstoel heer coep van Merrye sijn suster weger Albert gedain had ende de wijle Albert den hovetpenning opgesacht ende niet opbrengen kunde […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 83
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Den xx ten septembris anno [15] lvi
Richter gecommitteert: Andreas Rolofs
Koernoten: Hermen Mullener borger bynnen Hardenborch en Geerdt Scram
Op den sulven dach quam int gerichte meister Johan Styenborch, kopperslager, ende heft in der bestendelicxster formen als hye na rechte doin konde, solde en muchte, vulmechtich gemaket en vulmechtich makede Albert Scroer, Geert Kistemaker en Egbert Mullener t’samen off twye edder ene voer all, om sijnet wegen uut to vorderen, in to mainen, uuyt rechte edder vruntschup, allent des geens des hye in dessen gerichte van Hardenborch heft uutstainde off wes hem bynnen ’t gerichte weert voercomende to verdedingen, to verweren, allent dairinne to done unde laten, off er gemelte Johan dair tegenwordich weer des meister Johan vurscreven altijt gestant doin wyll als behort ende na, na maneer van procuratie mach oick lijden des sye meer procuratoren in sijnen name annemen op gelijcker vulmacht to agere, to verweren, allent wo vurscreven.
fol. 83 en 84
Inventarisatie van de schulden van Johan Scutstall.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 84
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Van Wylsemes maet – xxvi ten july 1556
So Wyllem Oelen den xxvi ten july dit iegenwoerdige jair lvi myt Johan to Lozen unde Roloff ten Kyvet heft doen besaten alsulck hoy als gewassen gemeyt ende gehoyt was in der Wylsems maet, welcke maet dye heer van Brakell vor den gerichte van Covorden myt dorgainde rechte ingewonnen ende der halve in possessie gecommen […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 85
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xvi ten dach septembris anno 15 lvi
Richter gecommitteert: Peter van Uuterwijck
Kornoten: Henricus custos in Hyemse en Gijssbert van Laer
Synnen vort gerichte erscenen Johan Oding ende de coster van Hardenborch, ende dede ineyscen Alert van Haefften, heer to Verwolde, Wyllem Oelen, Reyner Oelen, Wolter Jacobs en Ffeye ten Broickhus, dairneven de juffer van Covorden myt horen neven dye jonge Henrick van Mervelt, so is dair erschenen Wyllem Oelen voir sijn persoin ende heft genoichsame vulmacht getoindt van Haefften ende de borgen van Goer dair de parten myt te vreden weren, sunder niet van de juffer van Covorden de ingelijcken myt wetten verscreven was, dan heft gesacht dat hye dair gene vulmacht van behovede want Alerdt van Haefften, heer van Verwolde, dat guet an syck holt to verdedinge.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 85
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xxxiiii ten septembris anno lvi
Richter: Bruyn Blanckvort
Kornoten: Hermen Jans van Bergenthem ende Peter van Uuterwijck
Heft Michiel Pyrken van Covorden sijn antwordt avergegeven tegens den vulmechtigen van Hillebrant Entes, dairop Derck ten Water als vulmacht sijt tijt nam to dupliceren ende is myt beleven pertyen uutgestelt, op manendach na Mertiny eph. wesende de xvi ten novembris eerstcumpstich.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 85 en 86
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xxviii ten septembris anno 15 lvi
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Wyllem Blanckvort ende Andreas Rolofs
Up den sulve dach quam int gerichte Ryener Oelen en Feye ten Broickhuyss, ende sachten heer richter wylt den breef laten lesen dye dye droste van Sallant an uw gestrenge heft in dato den xii ten septembris angainde dat Peter van Uuterwijck dat hey uut de lande behorende, den jonge Henrick van Mervelt gehaelt heft baven verboth des vulmechtiger Wyllem Oelen weder t’plaetz solde brengen bij x dagen van goer, welck lant en alle guder de borgen ingewonnen hebben so lange sye betaelt ende vor hor borchstall gereddet synnen, sus wylt noch Uuterwijck in vermeldinge des breves aneysen dat hoy weder ter plaetze t’brengen ende so van des geweygert den borge dair van eyn affscryft ende bezegelden scijn gaven hyrop […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 86
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up den sulve dach [xxviii ten septembris anno 15 lvi] heft Peter van Uuterwijck den onderrichter sijn pangelt gegeven om to panden vor verwonnen scult an de sculde ende pacht de Johan Meyering den jonge Henrick van Mervelt to comende Martiny sculdich wordt.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 86
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Richter: Bruyn Blanckvort
Kornoten: Wyllem Blanckvort en Jan Gerts
Eodem die [xxviii ten septembris anno 15 lvi] hebben Reyner Olen, Ffeye ten Broickhus, myt den coster van Hardenborch gerichtlicke geaccordeert ende den rechtdach de men eyn wondesdage gescien solde myt belyeven pertijen op gestalt bes xiiii dagen, dairna nyemants onvercortet nemptlicke op den xiiii ten dach der tokumpstige maindt octobris.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 86
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem v ten octobris anno 15 lvi
Richter: Bruyn Blanckvort
Kornoten: Roloff Blanckvordt en Andreas Rolofs
Jan Loveling gepandet sijn van Johan Brantlicht, heft gerichtlick wylcort ende avergegeven dat Johan Brantlicht, so wanneer hye geen langer tijt hebben kan sunder enige opbadinge ende langer vertoch de panden mach antasten van stunden an uutslijten tot sijnen sculden thoe suder enich wederseggen.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 87
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
[Dem v ten octobris anno 15 lvi]
[Richter: Bruyn Blanckvort]
Kornoten: Jan Gerts ende Andreas Rolofs
Johan de Mast, Saltcamp Laurens, Merrye to Wylen en Vylster Albert van Johan Brantlicht angepandet ende solde huyden to dage de panden opbeden, suss hebben dusse nabescreven den richter der opbadinge to vreden gestelt ende vorder oncost vermijdet, ende hebben verwylcoert, so wanneer den sych Johan Brantlicht ymmer niet langer lijden kan, sall hye na sijnen gelyeven alletijt de panden mogen antasten, van stunt an uutslijten tot den sculden thoe als voir hen in dessen protocoll opgeteykent.
Eodem die [v ten octobris anno 15 lvi] Johan Brantlicht in name des heren van Brakell angesproken Albert Meyling voir x mudde roggen ende ix herenpundt, dit sulve Albert vurscreven gerichtlicken bekant sculdich to wese ende om vorder oncost te vermijden heft hye mede avergegeven ende verwylcort de panden an to tasten, gelijcke de anderen wo vurscreven.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 87
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem viii den octobris anno 15 lvi
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Johan Calman ende Andreas Rolofs
Angepandet gewest Geert Roberts van Wyllem Blanckvordt voir xxx stuver Brabants, om dan de opbadinge ende vorder oncost to vermijden heft Geert Roberts gerichtelicke gelavet ende verwylcort Wyllem vurscreven to betalen tusscen dit ende suncte Simonis ende in den dach sunder enigen myddell ende so vern niet, sal Wyllem vurscreven myt den gerichte off sunder gerichte mogen antasten eyne van den achten zwijnen de Geert vurscreven in den akeren myt hem heft gainde, mach dat sulve dan antasten vercopen ende dairmyt sijnen wylle doin sunder ovelmoet van Gert vurscreven, bij gebreck van de swijnen mach Wyllem vurscreven an alle de levendige have tasten ende so volle nemen dair hye genoechsam uuytbetaelt mach worden.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 87
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Wyllem Blanckvordt en Andreas Rolofs
Item [viii den octobris anno 15 lvi] eyne breeff to maken van hundert ridergulden den rider xxiii stuver, dye Johan Smyt myt sijn sone Wyllem ende Heyle ontfangen hebben van Roloff nagelaten huysfrouw s Roloff Richterinck, t’welick suncte Johannes verleden ii jaer geleden is, jaerlicx op v den vurscreven rider uut en aver alle des lant dat sye eerdages van Laurent Rijckman myt sijne kinderen gecoft heft en de in Herdenberger Esch gelegen is.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 88
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up den xii ten dach octobris anno 15 lvi
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Johan Geerts ende Andreas Rolofs
Heer richter hyr staet Harmen Weling ende beclaget sych so sijn suster Gese Aerning noch enige ansprake was makende, dat hor noch eynen craem als iii laken ende dwele an den craem restede myt eyn kiste, ende Hermen vermeent dat hor in allesmeer ii laken feilde ende de kiste die hie hoer overbodich is to betaelen, ende oick in bijwesent Evert Roberts gewesen dat sye myt der kisten to vreden was, want dair eyn sloth voir queme ende dat doick voir de twye lakens ende want sye dat sulve niet ontfangen wolde, sye wolde de dwele myt den ene lacken dairby hebben, sachte Hermen suster heb dat lynnen niet met gecregen, doin gij dat eerste laken cregen sachte sye jae, dan dat eyne laken, duchte niet ende had dat myt den dwelen wederom gedain, dye wijle sye nu bekent dat sye dat tuych ontfangen had als Evert oick wal hoerde, segt Hermen sye sal bewijsen doe sye dat niet hebben wolde, ende wolde erfhuyse ontfenckt dat sye dat int erffhuys weder gelevert, off Hermen sal dan myt betaelt hebben.
Gese vurscreven secht sye wyll bij oren eeth holden dat sye niet meer ontfangen heft dan eyn laken ende dat hor noch die drie laken feylt myt de kiste en dwele, so vern Hermen hor bruder anders bijbrengen, ende bewijsen kan sal hor wal ende we doen.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 88
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xiii ten octobris anno lvi
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Johan Gerts ende Andreas Rolofs
Up den sulven dach quam int gerichte Bernt Scutte van Ommen ende sprack an Jacob Werning voir iii ridergulden dair hye borge vor is van wegen sijn bruder Johan.
Sprack noch an Bernt Vording voer eynen ridergulden.
Sprack noch an Wolter ten Have voir i ridergulden. [naschrift:] Betaelde den i ridergulden.
Dingede Bernt vurscreven eyns gerechte ordelen ende sachte nadenmael de onderrichter bekande dusse an den tegens dessen dach gedaget to sijn ende dat gerichte vursmaden ende niet en compareerden wes Bernt vurscreven gewonnen heft ende sye luden verloren. Dit ordel is bestaden dorch gebreck van omstant des gerichtes an den enen kornoten Johan Gerts gewijst vor recht, so van de gedageden vurscreven luden niet en compariren bij syttende gerichte ende clymmender sunnen sullen sye vervallen sijn in der ansprake vort in allen expenssen na lantrechte.
Jacob vurscreven gecompareert ende is van Bernt vurscreven angesproken ende gedinget op sijn eeth dat hye sych kennen off versaken bij eyn pene van xxv olde scilden ende bij sijnen eeth off hye Bernt oick gelavet heft van wegen sijn bruder Johan de iii rider to betalen edder niet.
Bernt Voerding gecompareert ende staet de scult ende heft gerichtlicke handtastinge gedain ende verwylcoerdt Bernt to betalen myt dat sculdegelt nu sundach to commen bynnen Ommen, indien niet, sal Bernt na sijen gelaven de panden mogen antasten gelijck erwonnen scult.
1557
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 89 en 90
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Des dinxedages na halff vasten 1557 – Ick Bruyn Blanckvordt, in der tijt Conincklicke Majesteyt onss alder aller genadichste lant heren, richter ten Hardenborch doe kundt unde betuge myt dussen apenen bezegelden breve dat vor mij gecommen is int gerichte dair ick sath als ick myt rechte solde myt mijnen kornoten hyrna bescreven Henrick Hake myt Merrye sijn echte huysfrouw, Merrye myt Henrick vurscreven horen echten manne ende monbair, ende bekanden voir hem ende sijnen erffgenamen dat sye wytlicke ende wall versath ende vercoft hebben, versateden ende vercofften Gese, nagelaten weduwe salige Johan opt Holt, myt horen kinderen en erffgenamen dat vierden deel van die Hakenweyde, soals de gelegen is in die Mene neffens der Menenbrugge zuetweerdt […………… overige deel niet getranscribeerd met uitzondering van laatste alinea hieronder].
Ende want dan Aleidt Haken, Merrye vurscreven moder, tot den helffte van allen den guderen verrechtiget is ende derhalven namaels t’coyst muchte comen, stundt Aleidt vurscreven dorch Andreas Rolofs hoeren gebeden, gecoren ende gerichtlicke toegelaten mombor ende heft sulcx gerichtlicken mede avergegeven, geconsenteert ende belyevet, ende myt hande ende monde mede avergegeven, gelijcke hor sonne Henric ende Merrie gedaen hebben.
1556
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 91
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xiiii ten octobris anno 15 lvi
Richter: Bruyn Blanckvordt
Cornoten: Lubbert Smyt ende Luken Jacobs
Up den sulven dach quam int gerichte Johan Oding ende Andreas Rolofs ende deden gerichtlicken ineyscen Wyllem Oelen, dye borgen van Goer, Aleidt van Haefften, juffer Anna van Mervelt weduwe van Covorden myt horen neve de jonge Henrick van Mervelt, om te excipieren op de ansprake bij Johan Oding ende de coster op avont Lamberti ingelacht ende oick to excipieren op dye ansprake die coster sijns personis als doe oir ingelacht, ende want dan nyemant van die sulve ten gerichte erscenen was, sachten sye heer richter na vermeldinge der ansprake bij Johan Oding ende die coster angesproken voir xiii daler hovetgelt datten hem noch restet van brochtall salige Mervelt […………… overige deel niet getranscribeerd].
fol. 92
1556 Kostenberekening van panding, voortkomend uit de vorige akte.
1555
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 93
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up dach elvendusent magesdach [21 okt.] [1555]
Richter: Bruyn Blanckvort
Kornoten: Peter van Uuterwijck ende Andreas Rolofs
Vor den gerichte erscenen Jacob van den Grave, vulmechtich sijnde Arendt Hamaker, ende heft angelanget Geerdt Roberts vor secker sculde vermogens eyn rekenscup bij Jacob vurscreven […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 93
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem maindach post undecim milia virgines [28 okt.] anno 1555
Richter Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Jan Gerts en Andreas Rolofs
Katrina Wigbolting an gelanget Jan Hesseling vor ii mud roggen affterstedich ende ii mud bynnen jaersce pacht, vermogens segel ende breve inholdende uut Hesseling van ii mud roggen jaerlicx, dar de meyer solde betalinge doin off betalinge bewijsen […………… overige deel niet getranscribeerd].
1556
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 94
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xix ten octobris anno 15 lvi
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Lambert Smyt en Andreas Rolofs
Op den sulven dach quam int gerichte Hermen Johans van Bergenthem myt Lutgert sijn echte huysfrouw, ende beaknden vor hem ende horen erffgenamen so sye juffer Margarita Gert Wychersdochter drie mud roggen des jaers versathen hebben uut hor guet to Baler dat Veltman gebrucket vort uut twye thynden als Grymmering ende Rorcking, allent vermogens de verscrijvinge ende de bezegelden breeff bij mij richter vurscreven ende Hermen Jans segel besegelt, den datum mvc ende 55 op sanct Johannes apostesdach, so bekende ergemelte Hermen myt sijnre huysfrouw dat hye baven inholt des sulven breves noch ontfangen heft van juffer Griet vurscreven dye summa van xviii goltgulden als de principaelbreff vermelt dair dit sulve opgeteykent is, belavende in crafft dusser avergyfft nu sanct Jacob erstcomende der sulver persoon den hovetstoel vermogens der verscrijvinge myt dusse genompte achtyn gulden weder t’geven ende aff te lossen myt vier mud roggen myn eyn scepel dye dan to rente dairbij verstenen synnen, allent navolgende de verscrijvinge ende inholt des sulven bref, dair die xviii gulden in gelijcker form mede avergegeven synnen als recht is, sunder all argelist.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 94 en 95
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xxx ten oktobris anno 15 lvi
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Johan van Dust ende Johan Gerts
Up den sulven dach quam int gerichte de coster van Hardenborch in name van hem sulves ende van wegen Johan Odinck ende sachte heer richter t’is huiden to dage xiiii dagen dat de pantwette uutgegain is […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 95
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem ii den novembris anno 15 lvi
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Engelbert Henricks en Andreas Rolofs
Heft Peter van Uuterwijck den gerichte vorgedragen ende sych geëxcuseert, so hye tegen des drosten cumpst gedaget als nu, dunderdage myt unde tegens Wyllem Oelen te rechte to erscijnen om to horen wes ansprake de clager Koninklijcke Majesteit op sijn beiden to sprecken had […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 95
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up dach vurscreven [ii den novembris anno 15 lvi] is Johan Koning angepandet van Johan van Uuterwijck vor iii mud roggen, verscenen Martiny de Henrick van Dulmen plach to boren ende de heer van Brakel myt recht in gewonnen […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 96
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Eodem die [ii den novembris anno 15 lvi]
Richter gecommitteert: Andreas Rolofs
Kornoten: Johan van Dyest unde Frerick Blanckvordt
Heft Bernt Scuyrman in den Ham laten anpenden den meyer Albert to Radewijck voir vii mud roggen affstedich de Albert vruscreven becande bij hem moch t’achteren ende voir xi mud roggen bynnen jairsce pachten, ende dusse xi mud gepandet an de pacht de Albert vurscreven sijner lantheer sculdich weerdt […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 96 en 97
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem ix den novembris anno lvi
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Jan Geerts ende Andreas Rolofs
Quam int gerichte Hermen Claess to Baler ende becande sculdich to wesen Jan Egberts, Katryn sijn huysfrouw, van guder becander wytlicker scult de summe van vii ridergulden, rider xxiiii stuver Brabants, de stuver xiiii placken, ende eyn mud roggen des hem Hermen vurscreven belavede to betalen op suncte Mertyn in de winter want men scrijft sovenendevijftich, sunder enigen myddel scadeloes ende kummervrij, dess stelt hem Hermen vurscreven to onderpande alle sijn guet, gerede ende ongerede, nyet uutgesundert, nu hebbende off noch crigende, om alsdan de penningen dat mud roggen vort hinder en scaden dairan te verhalen.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 97
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Eodem die [ix den novembris anno lvi]
Richter gecommitteert: Roloff Blanckvordt
Kornoten: Albert Coepman en Andreas Rolofs
Johanneken Hermenssdochter heft vulmechtich gemaket horen bruder Detert allet dat gene dat Johan myt Albert Stubmans uutstainde heft, als nemptlick iii daler, nemptlick 1 enkelen daler, ende dat ander an paymente voir 7 daler, doch sye meendt xxix stuver Brabants vor eyn daler, dan weet hye anders mach hye scijn.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 97
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno 15 lvi op saterdach na Martiny
Rechter gecommitteert: Andreas Rolofs
Kornoten: Henrick Weerdes en Johan Gerts
Ter instantie burgermeister, scepen unde raedt der stadt Hardenborch tugede Wyllem Buetman dye myt besate an den gerichte gedragen weerdt dat hem wytlich end kundich is ende sij omtrent meye geleden dat Geert Gysen hem itlicke vracht an bestadede van Zwolle to voren bess ten Hardenborch als hye gedain heft, so synnen sye op den wege gecommen, so sachte Geert Gysen dat dat cloester to Wytmeers dair itlicke guet mede hadde ende wolde dair vij op theren, want dat cloester te Wytmersen solde dat mede betalen.
Dit sulve wyll Buetman vurscreven altijt bevesten alsmen ’t begeerdt.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 97
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xv ten novembris anno 15 lvi heft Roloff Blanckvordt onderrichter, bijwesent twye kornoten, nemptlick Peter van Uuterwijck ende Engelbert Henricks, dye hant ontfangen van de amptmann des cloesters to Wytmersce, de wijle Geert Gysen den tollen te Hardenborch den sye op den cloester Wytmersce to sprecken had, affgedain dair dat cloester van vrij gecant weerdt ende dussen dach dorch Gert Gise dairvan gevrijet.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 98
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xv ten novembris anno 15 lvi. So sych twyst unde scelinge ontholden tusscen de heren van Hardenborch ende dat cloester van Wytmersce angainde den tolle de Gert Gyse myt itlic guet versuympt dan uut de van Wytmersce hebben borge gestelt […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 98
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xvii ten novembris anno 15 lvi
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Johan Geerts ende Andreas Rolofs
Quam int gerichte Hermen ter Hainderick ende bekande sculdich t’sijne van guder, bekande wytlicke scult Henric Dames myt sijner huysfrouw de summe van xii enkede daler […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 98 en 99
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xx ten novembris anno [15] lvi
Richter: Jan Gerts ende Andreas Rolofs
So Peter van Uuterwijck myt rechte angelangt op de meyer des junge Henrick van Mervelt, angainde hinder ende scaden vermogen eyn verwyn […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 99
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xx ten novembris anno 15 lvi
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Johan Gerts ende Andreas Rolofs
Vor uw erbair gerechte ende gerechtesstoel erschinet iegenwordich Wynolt Koning, vulmechtich voicht unde monbor juffer Anna van Rechteren ende spreckt an den erntveste Albert van Styenwijck myt eender slechter anclage ende bij eyn pene van xxv olde scilden ene gerechte tuychnisse ende wairheyt t’geven […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 100
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Richter ut supra
Eodem die [xx ten novembris anno 15 lvi] heft dye erntveste ende vromme Albert van Styenwijck sych dorch Davidt ten Broick na lude sijn segel en breve latn eygenen an den onderpande in de Mene […………… overige deel niet getranscribeerd].
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 100
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xxiii ten novembris anno lvi
Richter te Hardenborch gecommitteert: Andreas Rolofs
Kornoten: David ten Broke en Hermen Weling
Twyst ende scelinge tusscen Detert Hermens ende Albert to Radewijck anders Stubman op de ansprake van Janneken heft Albert vurscreven sijn xiiii dage genomen ende op de pandinge sal dat sulve oick xiiii dage staen, so vern Albert niet contenteert mach Detert myt der pandinge ende opbadinge vortvaren.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 100
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up dach Katrina anno lvi, so jonge Jan Koning van sijne zwager myt wyllen ontfangen heft, 1 koe en 1 sterken toth fijne borchtall tho de sulve beste besatet ende angeholdet tot so volle de bedracht ende de luden dair Jan vor gelavet had wal to doin.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 100
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno lvi des dages na Kathrine
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Jan Gerts ende Andreas Rolofs
Ter instantie van Peter van Uuterwijck tuget Albert t’Venebrug dat hye dye Venebrugge van nyemant angenomen heft dan van Vincentius van Uuterwijck, den hye oick de pacht gelavet heft to betalen, ende segt oick mede dat Vincentius tot sijnen huys gecommen is ende was drunck, so sachte hye den hye eyn comenscup geholden had myt sijn bruder Peter ende ahd hey all den garves roggen vercoft in den karspel van Hardenborch.
Dit sulve wyl hye bevesten als men’t versoickt.
Up avont Thome apostel anno lvii heft Albert vurscreven alsulcx bevestet ende gesworen wo baven vor Rolof Blanckvordt ende vrien Wyllem Egberts ende Andreas Rolofs.
1556
folio 100-101 Albert te Venebrugge – Arendt Monickemeyer.
folio 102-103 Bernt Scuyrman – Johan smyt Rotgerts, Johan Watering – Evert Gysbert Raemakers.
folio 104-105 Albert Stubmans, Geerdt Vryling te Rheze – Herm Scroer kerkmeester, Albert de Meppel.
1557
folio 106-107 Willem Oelen – Lubbert Smyt x Wyllem – Geerdt Gelsmus.
folio 108-109 Bernt Wulbing – Reyner Oelen, Johan Scutstal.
folio 110-111 Wyllem Oelen – Hermen ’t Hainrick – Assele Dames – Johan Oding, Johan Scutstal – Herm Clasen.
folio 112-113 Wylbert ten Laer – Gert Roberts – Albert Mijling – Lubbert Meijer pastor te Gramsbergen – Albert Leemgraven – Hillebrant Entes – Johan Mullener te Gramsbergen.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 113 en 114
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xviii ten februarii anno 15 lvii
Richter in affwesent: Roloff Blanckvordt
Kornoten: Derck Scomaker en Andreas Rolofs
Up den sulven dach quam int gerichte Johan Mullener t’Gramsberge ende sprack an jonge Johan Coninges als eyn borge vor twee vette swijne de sijn swager Jan Sager int akeren [=eikels verzamelen] angenomen had dair Jan Coning vor gelavet ende den eckellgelt ontfangen heft, sus begert Jan Mullener dye sulve zwijne ten handen to hebben gelijcken als hye borge geworden is, doch so Johan Coninges Gerdt Doerning vor sijne twye verkens heft moten betalen iii daler, dair wyl hye oick mede to vreden wesen, myt hinder ende scaden is dat niet, so holde hye sijne geloften en levere he de verkens dair hye den eckelgelt op ontfangen heft ende segt dat hem den recht sulcx to kenne weerdt.
folio 114-115 Johan Mullener, Johan Conings – Wylbert te Laer, Geerdt Roberts te Bergentheim.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 114
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem iii den marty anno lvii
Richter in afwesent: Roloff Blanckvort
Kornoten: Thyas Dercks en Andreas Rolofs
Up de ansprake van Johan Mullener staet Johan Coninges ende secht hye kenne woll dat hye borge geworden is vor de twye zwijne to akeren [=eikels verzamelen], dan sijn zwager Johan heb hem bedrogen ende dat akeren noch de verken niet gelevert, sus is hye averbadich hem vul to done na kentnisse guder luyden, ende dat hye van Gert Dorning secht sijne zwijen weren soe guet niet, oick had Gert Dorning opt akeren uutgelecht ii daler ende Jan Mullener heft niet uutgelecht, sus kumpt hem so volle niet thoe ende dat hye secht van eyn rider off eckelgelt betaelt to hebben, segt Johan Coning hye heb op dusse ii zwinen gein gelt ontfangen, dan bekent wel dat hye xvii stuver ontfangen ende sijn zwager vii stuver, dair is hem eyn vercken op geakert ende gelevert, sus stelt de Coninges sijn sake op vromme luden ertkentnisse off tot ordel en recht off Johan Coninges hem wijder sculdich sij t’geven, wijders dan de verken weerdich synnen.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 115
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem viii ten dach marty anno 15 lvii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Wyllem Blanckvordt en Andreas Rolofs
So eyn process gevallen is tusscen Wylbert ten Laer ende Geerdt Roberts to Bergenthem, stundt dussen hudigen dach Geerdt vurscreven ende wolde ineyscen dat replyck dat welcke Wylbert vurgescreven angenomen had, seggen dat dusse dach niet verscoten kan weerden, sodat werckeldach is ende anvanck des gerichtes op manendach gevallen is, heft de richter vurscreven sych hyrinne besweert de wijle pertye hyr niet tegenwerdich en synnen ende als morgen vermenen den rechtdach to sijn, vermyt suncte Peter vergangen xiiii dagen dat recht op dinxedach uutstelde, heft derhalven gerichtlicke dusse t’wijst dach uutgestelt, so vern pertyen sych in myddelen tijden niet en verdragen als huyden aver xiiii dagen, omdat nyemants hyrinne vercortet mach sijn ende dan yder man sijns rechtes effen na.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 115
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem ix den dach marty anno 15 lvii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Bernt Alerts ende Jan Gerts de jonge
Twyst ende scelinge tusscen Geert Roberts ende Wylbert ten Laer, is dussen huytigen dach vergelijcket ende in vruntscup avercomen, also dat Geert Roberts den genompten Wylbert voir alle opsprake, eyns voir all, geven ende wal betalen sall elve golden gulden, den gulden 28 stuver Brabants, de helffte to betalen tusscen t’suncte Jacob ende suncte Michiel eerstcomende, ende de leste helffte tusscen t’suncte Martyn ende mydtwynter dair dan naestvolgende, allent well betalen, ingevalle dusse betalinge niet en gesciede wo vurscreven, so heft Gert vurscreven den sulve Wylbert gerichtlicke gesettet twye sijne beste koen, nemptlick eyn zwarte koe ende eyn zwarte ruggelde koe, de Wylbert bij gebreck der betalinge als v’wylcorde panden mach antasten tot sijnen penningen thoe, ende alsdan scade myt recht kumme, dusse twye koen niet tot den penningen geraken off verstorven, de sulve sal Wylbert vurscreven vorder an de anderen beesten en guderen mogen antasten tot den vurscreven penningen tho allent als vurscreven.
folio 116-117 Johan Lovelinck te Rheeze – Rolof en Henrick Aemsing.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 116
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem viii den Marty anno 15 lvii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Jan Gerts de jonge ende Andreas Rolofs
Up den sulven dach quam int gerichte Johan Lovelinck te Reedze ende becande sculdich to wesen Griete heer Geerdes myt Luke hoer sonne de summe van achtyn golden gulden dair hye jaerlicx van gyfft sess scepell roggen to betalen alle jair op suncte Michiel, sus is hye hoir noch sculdich drie scepel roggen, dat sal hye hor betalen to nye eerstcomende ende sal hoir den hovetpenning myt den sess scepel roggen t’comende suncte Michiel sunder enigen middel afflossen, opleggen ende betalen, sunder enigen myddel uut alle sijn guet, niet uutgesundert, t’wetten den gulden to betalen myt 28 stuver Brabants, allent als recht is, actum ut supra.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 116 en 117
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem wondesdach na Reminiscere anno 15 lvii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Koernoten: Johan Gerts en Andreas Rolofs
Ansprake bij Peter van Uuterwijck
Ick Peter van Uuterwijck stae ende sprecke an bij eyn pene van x olde schilden Roloff Aemsing off hye mij oock to gestaen heft ende to vreden gewest ende sijn hant dairop gedaein heft dath ick sal mogen den meyer ter Vennebrugge vorderen ende manen dat ick mach crijgen ende betalen Roloff vurscreven de affterstedige rente ende dit jaer, ende lave hem dan dat hye bij mij genen scaden hebben sall, so vern als ick vrom van Uuterwijck geboren sijn, ende gelaven hem weer dat hye sall to coemen suncte Mertyn eer ganse penningen myt der pensie ontfangen sullen, so veer als ick vrom van ere geboren sijn, dairop sede Roloff Amsing dairmyt synnen wij tovreden alswij dan genen scaden bij en hebben, dairop hebben Peter van Uuterwijck ende Roloff Amsing den anderen dye hant gedain ende hebben den anderen doin opgebracht.
Roloff vurscreven segt bij sijnen eeth dat hye Uuterwijck geen hant dairop gegeven heft, dat hye dairmede tovreden was dat hye den meyer voer verleden pacht manen solde t’Venebrugge.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 117
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Benefit als recht is, eodem die ut supra [wondesdach na Reminiscere anno 15 lvii]
Roloff Aemsing ende Henrick Aemsing worden van Uuterwijck an gesprocken bij eyn pene van xxv olde scilden to kennen off te versaken, off sye eyn sundage verleden na misse oick bij Uuterwijck ende sijn huysfrouw int achterhuys synnen gewest ende gevraget off Uuterwijck des gelt oic wuste t’crygen, dair hye de rente ter Vennebrug mede afflossen wolde, dairop Uuterwijck myt sijn huysfrouw antworde, jaedat sij de penningen t’suncte Mertyn tocomende weder hebben solde, t’wellen dusse rente wyllen wij uw van stunden an betalen ende suncte Mertyn to comen de penningen myt de rente to betalen, ende doin sye Uuten achterhuyse t’samen gengen, off sye baden niet en sachten, wij synt myt uw wall te vreden ende kennen uw vrom genoich thoe.
Roloff Aemsing ende Henrick Aemsing tugen ende seggen, t’is waer dath Uuterwijck Henrick angesacht had, dat Uuterwijck begeerde des sye beiden bij hem coemen solden, als sye gedain hebben eyn sundage verleden, suss sede Uuterwijck hye wolde hem t’suncte Mertyn hor gelt weder geven myt de pensie, dair weren sye wall mede to vreden, so lede hem Uuterwijck voir dat de Aemsing den meyer van den verleden pacht solden verlaten, hye wolde sye betalen al solde hye de koen uut den stalle verkopen. Sachten sye weer, sye hadden myt hem geen doin, dan hadden enen breeff uut der Vennebrug, so hadden sye hem geen manen, dan de meyer dair weren, sye wall mede tovreden, so synnen sye oick noch wall tovreden dat Uuterwijck sachte, hye wolde suncte Mertyn dye penningen myt der renthe weder geven, want sye dat dan crygen.
Dit sulve hebben Roloff en Henrick bevestet als recht is.
folio 118-119 Loveling, Rolof en Henrick Aemsing – Jan Muller te Gramsbergen – Geerdt Roberts.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 118
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem maindach na Oculi anno 15 lvii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Jan Gerts de junge ende Andreas Rolofs
Ter instantie van Peter van Uuterwijck tuget Johan Loveling de up eyn pene van x olden scylden t’tuichnisse gedrungen dat hem wytlich ende kundich is ende is gysteren geleden viii dagen dat hye to Uuterwijcks huys gewest ende den Uuterwijck ende Roloff ende Henrick Aimsing uut Uuterwijckes achterhuys quemen gainde, so sachte Uuterwijck, gij bruderen ick wyl uw eerlicken ende wall betalen als eyn vrom man van ere, hebben de gebruderen dair wess op geantwordt dat en weeth hye nyet.
Bevestet als recht is.
folio 120-121 Henrick Hake x Merrye, Albert Scroer te Gramsbergen.
folio 122-123 Lambert te Coldenham – Evert Roberts – Henrick Hake x Merrie – Gerdt Roberts.
folio 124-125 Luken in Hannes Jannes huis – Hillebrant Evers, Mychell Pyrkes.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 124
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dess maindages post Octave Passchen
Richter in affwesent: Andreas Rolofs
Kornoten: Wyllem Egberts ende Albert ten Camphus
Up den sulven dach is dye richter myten cornoten gegain tot Luken in Hermen Jannes huys liggende in den bedde, dan heft myt den guden verstande becant sculdich t’wesen Bernt Stuten soven scepel roggen, dath heft hye myt Lutgert sijn huysfrouw gerichtlicke verwilcort dat stucke lants hye geseyt op Badeler Esche, sal Bernt den vlues mogen antasten to sodane soven scepel roggen tho, off sal dairvan tovreden gestelt worden.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 126
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up dinxdach na Quasimodo, so Luken Jans der werlt averleden, hebben dusse nabescreven an sijn nagelaten guderen arrest gedain bij Roloff Blanckvordt.
Item Hermen Johans van Bergenthem ite
Item Albert ten Camphuys iite
Item Robert Frericks te Diffelen iiite
Item Jan opt Holt iiiide
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 126 en 127
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Ick Bruyn Blanckvordt in der tijt Conincklicke Majesteyt onss aller genadichste erffheren, richter ten Hardenborch doe kundt ende betuge myt dussen apenen bezegelden breve dat vor mij gecommen is int gerichte dair ick sath als ick myt rechte solde myt mijnen kornoten hyrna bescreven Hermen Jans van Bergenthem myt Lutgerdt sijn echte huysfrouw, Lambert Goldt myt Heyle sijn echte huysfrouw, Lutgert myt Hermen, Heyle myt myt Lambert, horen echten mannen ende monboren, ende becanden voir hem ende horen erffgenamen dat sye versath ende erfflicken vercoft hadden, versatteden ende vercoften, dem erentvesten unde vrommen Derck van den Kolke myt juffer Elisabet sijnre echte huysfrouw off horen erffgenamen off holder s’breves, myt horren wullen sess erfflicke in den guden drugen claren pachtroggen, Swolser stadt merckede mate, jairicker erffrente alle jaer to betalen ende kummervrij to leveren bynnen den Hardenborch op Petri ad cathedram acht dage voir off na onbegrepen, to pachtrechte an handen Derck van den Kolcke, edder sijn mede bescreven off den sye dat weerden bevellende, suss heft Hermen ende Lutgert vurscreven voir de vier mud tot eynen gerechten onderpande gesath sijn erve ende guet dat ytziger tijd gebruket de meyer Henrick Veltman, gelegen in de buyrscup to Baler, ende Lambert myt Heyle vurscreven hebben voir de ii mud roggen jairlicx to onderpande gesath sijn kindesdeell van des Bakenmersch, gelegen in der buyrscup to Anwede, ende bij gebreck van dessen vort uut ende aver alle hoir twyer guderen, wo ende waer de gelegen mogen wesen, allent niet uutgesundert ende gelaveden dusse vurscreven onderpande to wachten ende to waren vor eyn vrij edell eygen, voir alle de gene die des to rechte commen wyllen, soals de gelegen synnen in den gerichte van Hardenborch ende der twyer mercken vurscreven, ende so vern dusse betalinge jaerlicx niet en gesciede, wo vurscreven mach eergemelt Derck van den Kolcke edder sijn mede bescreven off holder s’breves myt sijnen wyllende vurscreven jaerrente panden ende vervolgen op den vorscreven onderpande off unde den gennen die dat sulve onderpant tottet bouwet ende gebruket myt allen hinder ende scaden dye sye dairomme doinde weerden ende myt den pande vortvaren als men myt panden to done plecht de vor rechte heren pacht gepandet ende vervolget synt ende dat myt enen dagelicxsen richter off sijnen gewaerden baden sunder enige pantkeringe hyrtegens to doen off laten gescien in eniger wijss dan dusse vercopen, belaveden voir hem ende horen erffgenamen dussen erffcoep to stain, to wachten ende to waren na Lantrechte, ende alle tijt verbunden sijn better ende meerder vestenisse to doin indien’t van noden op hore eygen costen hebben, derhalven dit sulve wo vurscreven vertegen ende uutgegain myt hande ende monde, allent als recht is, beholtlicken nochtans Hermen ende Lutgerdt, Lambert ende Heyle vurscreven ende oren erffgenamen de inlosse tendes tween jaeren na datum van dessen, want aldan de ene den andere sulcx i jaer to vorens op verkundicht heft myt hundert golden gulden, den gulden to betalen myt achtentwintich stuver Brabants, als nemptlick Hermen Jans off sijn mede bescreven xvi golden gulden payments vurscreven ende Lambert Goldt edder sijn mede bescreven de xxxiiii gulden payments vurscreven bedragende de vurscreven hundert gulden bij den anderen ende myt der pensie dan verscenen als pensie ende hovetstoel bij eyn sunder al argelist, kornoten Johan Geerts ende Andreas Rolofs orkunde der waerheyt heb ick Bruyn, richter vurscreven mijn segel beneden an desse breef gehangen myt mijn name hyronder gescreven, ende tot meerder vestenisse hebbe Hermen Jans vor mij, vor mijn huysfrouw ende onse erffgenamen tot onse vier mud to mijn segel mede beneden an dessen breeff gehangen, ende want ick Lambert Golt geen segel en heb, so heb ick nochtants vor mij ende mijn huysfrouw ende onse erffgenamen tot onse twye mud thoe mijn eigen hant myt ondergescreven, gegeven int jaer ons Heren mvc ende lvii, den x den marty.
folio 126-127 Hermen Jans van Bergentheim x Lutgerdt, Lambert Goldt x Heyle.
folio 128-129 Johan Costers te Heemse, Hermen Claes x Niese.
folio 130-131 Johan Jans muller te Zwolle – Lubbe Wyllem – Johan Egberts ten Velde.
folio 132-133 Henrick Veltman – Albert Rolofs Meyling – Johan bij den Brouke.
folio 134-135 Albert ’t Meppel, Wyllem Olen, Johan en Lambert Oding – Albert ten Hanecamp.
folio 136-137 Johan Henricks op de Hofstee – Johan Bake.
folio 138-139 Rolof ten Leemgraven, Gert Nijemans van Herwerding te Holtheme – Rolof Meyling.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, foll. 138
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno 15 lvii den xv ten juny
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Tyas Dercks en Heyno Rullers
Ter instantie van Roloff ten Leemgraven tuget Zwane, weduwe salige Geert Nijemans, geboren op Herwerding to Holthyeme, olt sijnde omtrent t’sestich jaren, Kunne Blekers, olt sijnde omtrent vijfftich jaren, dat sye personlicke daerbij an ende aver synnen gewest alsye nabuyrvrouwen, ende sij geleden omtrent of aver de xxx jaren dat salige Fenne ten Lemgraven, echte huysfrouw Henrick ten Leemgraven, dorch Godes verhengenisse to crame gevallen was ende vortgebracht ii jonge sons in ener dracht, dairvan de oldest Egbert ende de jungeste Roloff genompt is, dairvan Roloff versecker vurscreven de jungste man ende gebuyrte van sij.
Bevestet als recht is.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 139
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno 15 lvii den xiiii ten mey
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Lubbert Blanckvordt en Henrick Weerds
Up dach vurscreven quam int gerichte de erntveste ende vromme Johan van Styenwijck ende sprack an om eyn tuychnisse der wairheyt Roloff Meiling ende Albert sijn zonne bij eyn pene van x olde scilden dat sye beide solden kennen en seggen bij erer rechte wairheyt wat sye beiden off ene voir sych op den erve vurscreven dat dair to hoert bezwairt ende opgenommen hebben edder nicht, ende wat sye hebben dairvan selves geseit ofte enen anderen van erer wegen hebben seyen, laten tugen de beyden vurscreven ende seggen dat sye hebben genommen van Luken Herwerding to Holthyeme op de Oestermaeth dertich daler, noch bezwairdt myt Gerryt Kistemaker op den Bleenstert vier gulden, Luken Remering desse gedain op de maet vorgenoempt vijftyn rijder buyt gedain, desse op eyn halff dachwerck hoylants, negen rider gelegen in die Duyt, Johan bij den Broicke gebruket van desse lande oick soven spint in de Kelscet genoempt, noch de Scultke gedain eyn scepel lants van desse lande heer Bernt t’Gramsberge ses scepel Hanerlants achter t’Holt, dair hye de helffte van hebben sall, dit selveste geloeven desse getugen altijt dorch versoick Johan van Styenwijcks ofte sijne erffgenamen to stain ende nyet to vermynderen offte vermereren dan tot versuick altijt met eren ede to bevestigen als recht is.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 139
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xiii ten juny anno 15 lvii is dorch versoick Johan van Stienwijck uut bevel des schulten aver de kercke gepubliceert dat alle de genne dye bouwlant, hoylant off ochtes van den erve Meyling gebruken, oick dat Roloff ende Albert Meyling gein hoy, stroe uut den erve voeren of voren laten of vercopen dan bij den erve ende weer laten blijven als bij ende pene s’gerichtes ende bij mijns heren bote.
Item dorch versoich ergemelte Styenwijck heft de schultes ten anderen mael gerichtlicke kerckensprake laten doin op dach Visitationis Marie anno lvii, inholdende wo baven ende bij pene vurscreven.
folio 140-141 Vosses goed Holtheme – Lubbert Meijer pastor Gramsbergen, Hermen Schroer kerkmr.
folio 142-143 Geerdt van Zwinder en Gerdt Dobbeler – Hille Kamerling, Herm Slingenborch.
folio 144-145 Johan Gerts – Gerdt Beteling, Albert te Leemgreven – Rolof Stolte.
folio 146-147 Albert Stubmans te Radewijk, Wyllem Egberts – Jan Gerts.
folio 148-149 Johan weduwe Lambert Everts, Convent Sibculo – Albert Meyling, Luken Herwerding.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 149
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xxvii ten septembris anno 15 lvii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Cornoten: Johan Gerts ende Andreas Roloffzonne
Sybekeloe – Up den sulven dach quam int gerichte Johan, weduwe salige Lambert Everts en becande schuldich to wesen den convente van Zibckeloe van guder becande wytlicker scult ende van verjaerde pachten van lande de sye plecht t’gebruken van juffer van Reede negen mud gersten, want dan de kellener van Sibckeloe op sye vorderde om betalinge, stundt Johan vurscreven myt Engelbert Henricks horen broder ende monbor in desser saken, ende heft gerichtlicken avergeven ende de sulve gerste gecoft t’mud voir eyn ridergulden, dye sye belavet heft to betalen an hande den kellener off amptman vurscreven tusscen dit ende kersmisse tocomende, bij also niet en t’sulve onbetaelt bleve, het sye van stunden an den convente dairvor t’onderpande gesath horen gorden in de Hollers, den sulven alsdan dat convent myten gerichte mogen antasten ende vercopen tot horen penningen to vort oncost, hynder ende scaden.
folio 150-151 Lubbert Meijer pastor te Gramsbergen, Johan te Loozen – Hermen Johan Gerts te Diffelen – Henrik Veltman x Johan – Lamb Saltcamp.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 150
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno 15 lvii des manendages na Michaelis
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Lambert Smyt en Andreas Rolofs
So sych t’wijst en schelinge onthult tusscen heren Lubbert Meyer pastor to Gramssberge eyndeels ende Johan to Lozen anderdeels, angainde secker borchtall dye de pastoir op Johan vurscreven to seggen hadde de hye voir Derck ten Velde gedain hadde, dussen vurscreven twyst is gerichtlicken opgestalt bes suncte Mertyn in den wynter eerstcomende, om to besien off men den pastoir tegens de tijt an sijne penningen uuthelpen kan, ende so van niet, sall de pastoir sijn actie beholden op Johan vurscreven als hye nu muchte gedain hebben, eyn yder in sijnen recht onvercortet.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 150
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno 15 lvii op suncte Pontiain
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: De coster to Hyemse en Wyllem Wermeling
Ter instantie van Hermen Johan Gerts to Diffelen bekande de vurschreven richter myten cornoten, wo dat Evert Heynen te Velde op tijt vurschreven gerichtlick gelavet ende becant heft sculdich to wesen genompten Hermen de summe van t’sestich enkede daler, op den daler t’hantgelde, de sulve penningen heft Evert vurscreven angenomen weder to betalen ende aff to losen op suncte Pontiain eerstcomende myt de sulve pensie, dair borge vor synnen geworden als hor eygen scult Johan Reyning t’Hyemse ende Johan Wyllems ten Velde eyne voir all off beide to gelijcke na kore van Hermen vurscreven.
folio 152-153 Lambert Saltcamp x Gese – Bernt t’Velscet, Johan Hesseling, Willem Aeffting – Reymet Albert ter Bockets te Brucht, Egbert Egberts ten Camphuys.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 153
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Angainde Egbert ten Camphus van Borkeding
Ick Bruyn Blanckvordt, in der tijt Roemse Keyserlicke Majesteyt onss alder genadichste here, richter ten Hardenborch, bekenne ende betuge myt duss apenen bezegelden scijne dat vor mij alsse rentmeyster des lants van Sallant ende voir hoves vrijen des haves van Ommen nabescreven erschenen ende gecompareert is Reymet Albert ter Bockedes, echte ende rechte dochter van vader ende moder in den hoffechte van Ommen getogen ende geboren, ende gaff aver rede uut der hant affstainde, horen neven ende bloetsbewandt Egbert Egbertsen ten Camphuyss alsodane erffgerechticheyt als hoir van horen salige olderen ende oick van zijtvalle, so vern des bedraecht huden to dage van den erve ende gude genoempt ter Bocket, gelegen to Brucht in den gerichte van Hardenborch, an verstorven ende vereerft synnen, nyet dairvan uutgesundert, heft dairomme Reymet vurscreven voir hoir ende horen erffgenamen dussen averdracht bewyllet, ende dorch Albert Helking, hoeren gecoeren ende gegunden monbor, zulcx vertegen ende uutgegain myt hande ende monde, myt aller oplatinge, also dat Egbert vurscreven nu voertan de vurscreven erffnysse ende erffgerechticheyt mach bespraken myt rechte edder vruntcup allent sijnen vrijen wylle, dairmede doin sunder inseggen Reymet vurscreven offte horen erffgenamen, sunder all argelist, doin dit gesciede weren myt mij gecommitteert richter vurscreven aver ende an alsye coernoten ende havesvrijen van Ommen Hermen Weling ende Johan Geerts van Aene, orkunde der wairheyt heb ick Bruyn Blanckvordt alsye gecommitteert mijn segell beneden op dussen scijne gedruckt, gegaven in den jaer onss Heren xvc ende drieëndvijfftich den soveden dach marty.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 153, 154 en 155
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Copia
Ick Johan Mulerdt in der tijt rentmeister van Sallant, van wegen Roemse Keyserlicke Majesteyt mijn aller genadichste heren, doe kundich allen luyden myt dessen apenen bezegelden breve des vor mijn ende vrijen s’haves van Ommen yr nabescrevengecoemen is Hermen ter Bocket myt Lubbe sijn echte huysfrouw, ende becanden vor hem ende oren erffgenamen dat sye vercoft hebben stedes vastes erffcopes, erfflicken ende ewelycken, om eyne summe gelts dye sye becanden hem vul ende all wall betaelt was, den lesten penning mytten ersten, den armen luyden des Hilligen Geestes bynnen Zwolle, dat vrije erve ende guet s’haves van Ommen, gehieten Wiggering, gelegen in den karspell van Hardenborch in de buyrscup to Brucht oft so waert myt allen sijnen to behoren gelegen mach wesen, nyet dairvan int cleyne noch groet uutgesceyden, ende Hermen myt Lubbe sijn huysfrouw vurscreven lieten ende droegen vor hem ende oren erffgenamen dat vurscreven vrije erve ende guet vor mij ende vrijen s’haeffs vurscreven, op ende gingen des uuth ende vertegen dairvan myt allen vertychnissen ende oplatingen als recht was, tot behof der Armen des Hilligen Geestes vurscreven, ende gelaveden den vurscreven erve ende guet to waren ende gerechte warscup t’doe in allen maneren hoe nu eyn vrij guet s’haves vurscreven myt rechte solde is to waren vor hem ende oren erffgenamen, ende vor alle de genne dye des to rechte coemen wyllen, rechte vort als gesciet was, heb ick Johan Mulert, rentmeyster vurscreven, in bijwesen des vrijen van Ommen hyrna bescreven, beliet ende belient, belye, ende belive, myt dessen tegenwordigen breve, den vurscreven Hermen ter Bocket myt sijnen huisfrouw myt den vurscreven erve en gude, geheten Wiggering to lene to holden, hoe nu eyn vrij guet, s’haves vurschreven ins rechte sculdich is to holden tot behoeff der armen des Hilligen Geests bynnen Zwolle, beholtlicke Keyserlicke Majesteyt, rentes ende rechtes, ende ellekermas ik des sijns allet sunder argelist, hyr weren aver ende an als vrijen s’haves van Ommen Geert Alberts ende Johan Strijcker ende meer guder luden genoich, in orkunde der wairheyt, so heb ick Johan Mulert, rentmeister vurscreven, mijn segell an dessen breeff gehangen, gegeven int jair ons Heren dusent vijffhundert ende twieëndedertich op suncte Pontiaensavont.
Unde stunt gescreven: Gecollationeert myt enen bezegelden breve ende is dairmede bevonden accorderende bij mij Johan Holt der stad Zwolle, secretarium.
folio 154-155 Hermen ter Bocket x Lubbe – Geerdt Roberts, Albert Gerts, mannengasthuis Zwolle.
1558
folio 156-157 Gert Roberts, broer Everdt, Arendt Hamaker, Henrick Meyerinck – Johan Odinck, Henrick Meyerinck.
folio 158-159 Johan van Cleve, Gert Lamberts, Rolof ten Kivet, Derk ten Velde, Johan Scutstal.
folio 160-161 Rolf ten Kivet – Johan te Loozen, Wyllem Holterman.
folio 162-163 Albert Gerts, Erve Volckering te Erwede – Henrick Dercks van Rheeze, erf Heersping.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 163
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Ick Bruyn Blanckvordt, in der tijt Conincklicke Majesteyt onss aller genadichste heren, richter ten Hardenborch, bekenne ende betuge myt dussen apenen bezegelden breve dat voir mij gecommen is in den gerichte dair ick sath als ick myt rechte solde myt mijnen kornoten hyrnabescreven, Henrick van Reedze Dercks, ende bekande voir hem [ende mede als monbor van Griete sijner echter huysfrouw] ende hor twyer erffgenamen dat hye vruntlicke, eerlichen ende oprecht verdragen ende erfflicken gesceiden is myt sijner suster Anna van Reedze van alle sodane opsprake als hye dussen huytigen dach t’sprecken heft, noch t’sprecken moge krigen, heercomende sijn salige vader ende moder wegen van den gehelen erve ende gude genoempt Heersping, soals myt sijnen olden ende nijen to behoren gelegen is in den gerichte van Hardenborch in den kerspel van Hiemse mercke ende buyrscup to Reedze, niet dairvan uutgesundert, ende soe eerdages verleden bij tijde van Derck van Redze [sijn salige vader en sijn moder] anders itlicke tenden, rente ende guderen verdinet synnen, alle dat sijn suster edder hor erffgenamen dairop wynnen noch werven kan, dat sulve mach sye tot horen vordel versuken buten insage Henrick, Griete vurscreven, edder sijn erfgenamen, dusse vurscreven actie ende alle erffgerechticheyt wo vurscreven heft Henrick verscreven van hem ende in name als baven vertegen ende uutgegain myt hande ende monde als recht is, ende bekande geheelick dairvan onteerft, ende sijn gemelte suster erfflick ewelycke ende ymmermeer voir hoir ende horen erffgenamen daeran geholden, want hye bekande dairvoir ontfangen eyne summe van penningen de hem genogede, sijn echte huysfrouw Griet ende sampt hor twyen erfgenamen myt genogen sall ende gelavede mede dessen vurscreven affstal voir hem ende sijn mede bescreven, erfflicke, ewylicke to wachten ende to waren ende rechte waringe wairscup to doin, voir he ende hor twyer erffgenamen, ende vor allen de gene de dan sijns halven op t’sprecken mogen hebben, noch mogen crijgen, sunder argelist, kornoten Henrick Volckering en Andreas Rolofs, orkunde der wairheyt heb ick Andreas Rolofs vurscreven mijn segel beneden an dussen breeff gehangen, ende onder meerder vestenisse wyllen, so Henrick vurscreven geen segel ende heft, so heb ick Hermen van Bergenthem om bede wylle Henryck vurscreven mijn segel mede beneden an dessen breeff gehangen, gegeven in den jair ons Heren 1558 den vii den februarii.
folio 164-165 Johan Egberts Scutstal, Henrick Dames x Johanna – Johan Henricks op de Hofstede x Derck, Henrick Daemes x Johanna.
folio 166-167 br Luken Olyslager te Merrienborch, Werner Moling te Bergentheim – Johan Cuper te Gramsbergen, Volcker Dercks – Evert Heynen, Johan Wylmes – Albert Meiling, Wyllem Egberts x Aleidt – Evert Wylling, Jutte Blanckvordt.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 166
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno 15 lviii den maindages na Reminesceren
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Jan Gerts en Andreas Rolofs
Up den vurscreven dach heft bruder Luken Olyslager ter Merrienborch gerichtlicken doin verbeden Warner Moling to Bergenthem off hye sijn suster kinder, t’Zwolle verstorven, enichs wes sculdich is off sculdich weerden na dode des vaders, den sulven niet to uuten, dan myt sijnen wyllen ende myt erloff gerichts.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 168
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Den v ten juny anno 15 lviii
Up den sulven dach quam int gerichte Arendt Sager myt Geertruyt sijn echte huysfrouw, ende becande ontfangen t’hebben ende ontfanck an guden gelde van Luken Albert Vurlingessonne de summe van xx goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, op eynen gulden des jaers paymente vurscreven, wairvan Arent, Getruyt vurscreven, voir hem ende horen erffgenamen den genompten Luke toth enen rechte onderpande gesath heft horen gorden to Baler, myt huys ende hoff, alsulcx alle jar to betalen op allen Sacrements off xiiii dagen vor off na onbegrepen, dit salle synder losse stevich stain drie jaren lanck, t’endes drie jaren mach de ene den anderen sulcx eyn halff jair te voren op verkundigen ende dan myt pensie en hovetstoel aff to lozen als behoert.
folio 168-169 Johan Michiels x Anna v Reedze, Gert Heersping – Arendt Sager, Luken Alberts Vurling – Geert Roberts, Tyas Derks – Henrick van Merveld, Bernt Schuyrman, erf Radewijck.
folio 170-171 Henrick van Mervelt, Jan Egberts x Katryne.
folio 172-173 Amptman convent Zybekeloe, gorden in de Hollers, Janne Hoeffmans – Rolof te Mene, Jan ter Mene, Loshair, Jan Berteling, Henrik Reyners Bertelingdochter – Herm Johans Gertszoon te Diffelen, Johan Wyllems.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 172
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Den iiii den july anno lviii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Claes Lamberts ende Andreas Rolfs
Up dach vurscreven erscenen in den gerichte de Amptman van Zybekeloe, ende heft sych gerichtlicke laten eigenen an den gorden in de Hollers, de welcke Janne Hoeffmans vermogen dussen sulven gerichtboick den xxvii ten septembris anno lvii den Convente versath ende verpeent had, ende de richter vurscreven heft genompten Convents dairan angeëygent als recht is.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 173
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem lesten augusti anno 15 lviii
Richter gecommitteert: Andreas Rolofs
Kornoten: Lubbert Blanckvordt ende Jan Gerts
Up den sulven dach quam int gerichte Hermen Johan Gertszonne to Diffelen ende wolde gerichtlicke vorderen an Johan Wyllems ten Velde, als borge van Evert Heynen voir lx daler ende iii daler to hantgelde die gemelte Hermen solde betalen, sijn gewest verleden Pontiaen dusses iegenwordige jaers lviii, ende want dair nu gebreck in gevallen is ende die loffnisse met vullentogen ede die sulve loffnisse myt scaden solde uutgerichtet werden, is tusscenspreken gude vrunden ende om wijder scaden to vermijden die selve sake noch opgestalt bes Pontiaenen to commende als op Pontiany anno lix, alsdan heft Johan vurscreven angenomen to betalen, sunder enych langer vertoch die vurscreven lx daler myt vuller pensioen, off hye wylt myt Hermen maken dair hye myt tovreden sijn sal ende so vern niet dat dair gebreck in vule, s’wylcoerde Jan vurscreven gerichtlick alle sijn guet, niet uutgesundert, dat welck Hermen vurcreven als mach antasten to de vurscreven summe en persioen myt allen hynder ende scaden gelicken herenrente ende verwonnen scult, sunder wederseggen van Johan noch sijn erffgenamen.
folio 174-175 Johan Scutstal – Johan de Wyse – erf Wenning, Albert Gerryss te Holtheyme.
folio 176-177 Johan de Wyse x Zwane – Luken Herwerding x Zwane – Johan Singraven.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 176
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno lviii den v ten septembris
Richter gesubstitueert: Andreas Rolofs
Kornoten: Bernt Alerts en Henric de Wysen
Up ten vurscreven dach quemen int gerichte Luke Herwerding myt Zwane sijn echte huysfrouw ende Johan de Wyse myt Zwane sijn echte huysfrouw, ende becanden t’samptlicke so sye in anno xlviii verleden op dunderdach na Lucie eyn vruntlich verdrach ende handelinge geholden hadden, dair als doe bevorwerdt weerdt dan Luken Herwerding buten inseggen Johan de Wyse myt sijner huysfrouw in lijfftuchte solde gebruken twye dachwerck hoylants, gelegen in de mercke van Laer, dat men dat sulve also noch navolgen sall myt sulcken voirbeholt, soe wanneer die lijfftucht geëyndiget is sal dat ene daghwerck lants wedercommen unde erven op Johan en Zwane vurscreven, mach oick Luken vurscreven tot hoer aller vordel dat sulve hoylant permuteren, verwysselen edder vercopen, bij also off dat vercoft werde, so sulven Jan de Wyse, sijn huysfrouw off sijn erffgenamen den narer coep anbeden ende vor eyn ander den coep vergunnen, so mach Johan den coep annemen edder verlaten, ende wat gelde dat lant in den vercoep mach uutbrengen, de gehiele summe sal Luken nochtants in lijfftucht tot sijner profijte gebruken, dan want de lijfftucht geëyndigt, so sal Jan de Wyse myt sijn huesfrouw of hor twyer erffgenamen de helffte van Lukens nagelaten guet gevolcht ende averantwordt worden, sunder all argelist hebben dusse vorbenoempden dit allent wo vurscreven gerichtlicken avergegeven myt hande ende monde als recht is, actum ut supra.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 177
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Eodem die [lviii den v ten septembris]
Richter gesubstituert myten Kornoten ut supra
Up den vurscreven dach quam int gerichte Luken Herwerdinck myt vulbert en consent sijner huysfrouw Zwane, unde heft in testament gemaket, gegeven ende togelaten dat na doetlicken affgange van Luken vurscreven sijn natuyrlicke zonne Henrick van sijnen gude vor aff heffen ende boren sal eyns anderhalf hundert goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, unde so vern dat guet an Lukens sijt alsdan so volle niet uutbrengen kan, sal de sonne Henrick moten mysten, kan dat sulve oick meer uutbrengen dat sal erven dair dat God ende Hillige Kercke wert wijsende myt voirbeholt dat Henrick vurscreven vor eyn myt ervende ende naeste bloet geachtet ende geholden sal werden. Oick voirbeholden dat Luken vurscreven dit sulve testament, gyfftinge ende anders na sijnen gelyeven alletijt vermeerderen en vermynderen mach alle dingen, sunder argelist ende oick voirbeholden off alsulck testament succedeerde ende viele op Henrick vurscreven ende dair verstorve sunder wetlicke nablivende gebuyrte, sal sat sulve nergens anders erven off commen dan ter ter sijden dair dat heergecommen is, nemptlick op de Bertelinge kinder off naeste bloet van dier sijth, actum ut supra.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 177 en 178
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Oem xxvii ten dach septembris anno 15 lviii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Lubbert Smyt ende Andreas Rolofs
Up den vurscreven dach heft Johan Singraven gerichtlicke hantastinge gedain ende sijn guet to borge gestalt om tegens Geerdt de Wyse rechten t’plegen, so heft Singraven die ansprake in scryfften begeerdt om aver xiiii dagen dairop to antworden ende t’laten gescien als behoert, des sulven hem de antsprake bynnen drien dage averleveren.
folio 178-179 Gese Wylling, Henrick ter Sceer, Robert Wylling – Johan Rolofs van Lennepes kinderen Wyllem en Johan, Derck ten Velde, neef Roloff na den Broek te Radewijk.
folio 180-181 Slingenborch, Evert Heynen zoons Albert en Hermen – Steffen van Manderscert wedu Sconecamps Wyllem Boumeister, Wed Sconecamp.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 181 en 182
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Eodem die [dem iii den octobris anno 15 lviii]
[Richter gecommitteert: Andreas Rolofs]
[Kornoten: Henrick Kettell en Lubbert Smyt]
Bij der sulver pene wordt angesproken Wyllem Bouweister, so hye tusschen de weduwe Sconecamps ende de van Vylsteren den coep makede van dat Drentelant, sijn kuntscup t’geven ende to verclaren off hem in den ancomen ende vercopen beyegent is, dat sye dat sulve lant benompden eyn lienguet to wesen, ende wolde ut dairvor wachten en waren dan off sye dat voir eyn vrij edel eygen guet hyelden, vercoften, wachten ende waren wolde, ende wes hem van den coep beyegen ende wo dat lant vercoft is, hyrvan t’seggen dye waerheit ende so vern hye des verweygeringe dede, wolde sye lijden om xx goltgulden baven scade myt rechte.
Wyllem vurscreven tuget ter instantie van gemelte weduwe Sconecamps dattet wair is dat hye den coep tusscen de wedewe ende dye van Vylsteren gemaket heft ende is thants eyn jair geleden end want Derck van Vylsteren de helffte des lants vor sych heelt off heft, so wolde hye xv gulden voiraf hebben, so vrage Willem off het oick eyn vrij eygen guet weer, so antworden de kinder van Vylsteren, als Derck hem juffer van Styenwijck, Gerberich, Johan en Lutgert onder hem sessen het weer eyn vrij edel eygen ende woldent dairvoir vercopen ende leveren, sachte Willem, ick hebt jo wall gesien dat men den tynden dan off haelde, wo kant dan eyn vrij guet wesen, sachten sye, dat weer wair ende dat wuste men wall, doch om des tenden wylle wort bynnen besceiden ende synnen des copes eyns geworden ende laveden, sye wolden dat lant anders vor eyn vrij egen lant vercopen, wachten en waren, ende nomeden in den vercoep geen leenguet, ende want Engelbert ende Hermen van Vylsteren doe ter tijt bij den coep niet en weeren, ende hor deel dairmyt an hadden, soe quam Wyllem vurscreven des anderen dages bij Engelbert vurscreven ende sachte hem van den vercoep off hye dair oick mede t’vreden weren, gelijck sijn ander suster ende bruder sede, hye jae nomede oic van genen lienguet, naderhant quam Wyllem vurscreven bij Hermen van Vylsteren in Derck to Losens hoff ende sachte hem van den coep off hye dair oick mede te vreden weer, sachte hye jae ende nomede oick geen leenguet, sus ick de coep gesciet ende weet wel dat Derck de xv goltgulden ontfangen heft de hye voeraff hebben wolde.
Bevestet als recht is.
folio 182-183 Eggerich Rypperdae, Egbert Wolters, Wed Sconecamp, Anna van Mervelt wed Coeverden – Gert de Wyse, Jan Singraven – Arendt Monnickemeyer.
folio 184-185 Johan Singraven, Johan de Wyse – Anna van Mervelt wed. Reynolt van van Covorden, Eggerich Rypperdae.
folio 186-187 Rolant van Covorden – Eggert Ripperdae.
folio 188-189 Henrick van Mervelt, Eggerich Ripperdae Johan Henrick meijer op de Hofstede, Johan Gerts de jonge.
folio 190-191 Engelbert de Vasse, Johan Losshaer.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 191
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
[Anno 15 lviii den xiiii ten novembris]
[Richter: Bruyn Blancvordt]
[Kornoten: Lubbert Smyt ende Andreas Rolofs]
Up den vurscreven dach quamm int gerichte Engelbert de Vasse ende tugede ter instantie de clager Konincklicke Majesteyt de hem vermyts pene ant gerichte gedrungen om to verclaren wo ende in welcker gestalt dat hye myt Henrick t’Waye sijn buyrsettinge gemaelt, off Henrick vurscreven de settinge bij hem sulves dan off hye myt geset sijner sulcx opscrijven heft laten Engelbert vurscreven, tuget ende seft dattet waer is dat Henrick ter Waye bij den coster de buyrsettinge bij hem sulves had op laten teykenen, dair hye geen consent noch vulbert to gegeven had want hey was myt der settinge niet te vreden, docht het weert namael bij den gemenen buyren den selves verandert ende verlycket.
Johan Losshair tuget ter instantie vurscreven dat hye gesettet was, dair hem in duchte to hoich gesettet to wesen, ende want hye dairinne vor stundt weerdt hye verleget, sus heft hye niet betaelt na de settinge als hem Henrick t’Waye had optekenen laten, dem na de lester settinge heft hye betaelt.
Bevestet als recht is.
folio 192-193 Eggerich Ripperdae, Johan Gerts de jonge – Henrick van Mervelt, Anna van Mervelt wed. Reyners van Covorden.
folio 194-195 Henrick van Mervelt, Eggerich Ripperdae x juffer Agnes van Ittersum, Anna van Mervelt weduwe Reyners van Covorden.
folio 196-197 De nye Reformatie – Markenrichter van Echteler, Roloff Blanckvordt onderscult ten Hardenborch – Johan Gerts, Ripperdae.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 196
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
[Dem xiiii ten novembris anno 15 lviii]
[Richter: Bruyn Blanckvordt]
[Kornoten: Lubbert Smyt en Andreas Rolofs]
Item noch is bij den verwarer de guderen als Lubbert Blanckvordt ingelacht den articul scryfftlicke uut de nye Reformatie, beginnende: Item ten anderden is befunden dat enyge als eygeners unde proprietatiers gewest jair ende dach in possessie van enigen lande, renten, tenden, erffguderen, etc. bess in fine dan dair mede voertvaren als vurscreven.
Item die protestatie, transportatie ende copia uut articull is bij den gerichtscrijver onderteykent ende Blanckvordt vurscreven ingelevert.
folio 198-199 testament Evert Roberts.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 198
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up sundach na sancte Andreas anno 15 lviii
Richter gecommitteert: Andreas Rolofs
Up den sulven dach heft Evert Roberts wal wytlich sijn verstandes sijn testament ende uuterste wylle gemaket ende in testament gegeven so hyrna volcht.
In den ersten, so Johan Egbert des Wyssen zonne, eyn onnosel scamel geselle ende arm knecht, sych niet behelpen kan ende sijn olderen van den gude Myddesdorp heer gesproten ende sijn blodes verwante is, so sall hem uut rechter mildichheyt unde vruntscup van den besytter des yn des Myddesdorp jairlicx verhantreiket weerden, so lange Johan vurscreven levet ende niet langer, alle jaer eyn scepel roggen, eyn pair scoen ende eyn nye hemmet.
Item sijnre salige suster zonne de stumme to Ane, sal de besitter des gudes in tijde van vier jaren averant worden ende geven viii goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, t’wetten alle jaer twye der vurscreven gulden, bij gevalle de stomme de mysten konde, mach men na vridde raet Bernt dye suster dairmyt van delen.
Item Merye sijn huysfrouw sall geholden blijven ende geneten de vulle hylicxvorwerden, so de beteykent is, meer ende niet myn, want sye trouwelycken des huyses beste angesien ende vul bij hem ende de kinder gedain heft ende wylt God noch doende uut.
Item de dochter Geertken sall nagevolcht weerden ende vuldain worden datgeens dat hor van den gemenen gude vor horen truwe dyenst belavet ende bescreven is in den hofboick to Oetmerssen dat nu hor verbetteren ende nyet vermynderen sall, want sye ende hor moder des an den gemenen gude wel verdient hebben, unde so vern ende wanneer Geertken vurscreven hilickte ende dat met vrunde raet geseege, so sal men hoer noch volgen laten twye koen, niet van de besten unde niet van de slymmesten, ende i virendell scapen.
Item noch sall de besytter des gudes affnemen de ii mud roggen des jaers an den muller ten Hardenborch de nu t’Zwolle woent, dair in der afflosse, so sal sijn bruder Geert to der losse na sijnen vermogen to vulste commen ende Gert vurscreven sal dan sijne kinderen alletijt vorstaen ende then besten rade als na dat gelavet heft.
Item Geerdeszonne Robert de hem alletijt dyenstafftich ende wyllich gewest is sal hebben iiii scape, niet van den beste noch slimmeste.
Item Geerdesdochter Grietke de na sijn moeder genompt is sal hebben eyn koe mate stercke aver twen jaren to betalen.
Dess gelavet Geerdt sijn bruder geen actie meer to maken op den vurscreven gude, dan wyl den kinderen myt de huysfrouw van Evert ende hor dochter alle tijt te besten vorstain wair hye kan ende mach.
Dit vurscreven heft Evert vurscreven myt guden verstande also gerichtlicke myt hantestinge avergegeven van den bedde opstainde, syck cleende, gainde, stainde, driemael off meer houwende in den vaeltpost.
En wijl dit sulve also achtervolget hebben als na testaementes wijse behoert, beholtlicken dit sulve to mogen vermeerderen ende vermynderen, des heft Robert sijns zons zonne belavet off de vader in God verstorve, dat hye dit vurscreven testament afftervolgen wyll ende stelt dairvor alle sijn gerede guderen an renten, buten ende bynnen, niet uutgesundert, to onderpande.
Up sundach na suncte Andreas anno lvii in den gerichte Roberts, anders genompt ten Middesdorp, heft Everdt opstainde van sijn bedde syck cleende, scoende, gainde, stainde, houwende driemael in den vaeltpost, ende heft Robert Asskenss sijn sons sonne ingesath in den eygedoim van Myddesdorp, vort huys, hoff ende alle levendige have, sych dairvan ontervende ende Robert vurscreven dan angeërft ende gesath, nyet uutgesundert, in bijwesent als hoffgenoten des haves Oetmarsen Albert ten Lemgraven ende vermyt der dair gene meer hoffluden t’becomen weren, is dan bij to tuge genommen sijn vrij man Wyllem Wychmyng en meer guder naburluden genoich, beholtlicken sijnen bescermheer voir gehorsamheit eyns twye olde scilden.
Des heft Robert Asskens gerichtlicken avergegeven ende allet sijn eygelijcke ende gerede gudere verworpent so vern de vurscreven vader van dusse sake op staet ende to passe wordt, dat hye in dusser gyftinge onvercortet ende stain sal als of hye gein uutganck gedain heft, ende dair benevens dat hye sijn suster van den gemenen gude als eyn mede erffling onderholden ende na den gude ende vrunde raet uuthillicken sall.
folio 200-201 Rolant van Covorden, Agnes Johans van Ittersum, Eggerich Ripperdae.
1559
folio 202-203 Gert Roberts – Johan Egberts Scutstal x Fenne – Henrick van Mervelt.
folio 204-205 Christoffer Sticke te Laer, Anna van Mervelt weduwe van Covorden, Eggerich Ripperda x Agnees van Ittersum.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 204
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno 15 lix den x den marty
Dye richter gecommitteert: Roloff Blanckvordt
Kornoten: Gysbert van Laer en Andreas Rolofs
Up den sulven dach quam int gerichte Hermen de Bake, ende becande sculdich te sijne van guder becander witlicker scult Cristoffel Sticke to Laer de summe van achtenhalven enkede Jochemdaler dye hye sunder eniche middel guetlicken ende wal scadeloess gelt sall betaelen an handen van Cristoffel vurscreven off sijnen erfgenamen xiiii dagen nae Pinxteren erstcomende, ende so vern dair gebreck in queme ende niet betaelt en worden wo vurscreven, so heft Hermen vurscreven gerichtlicken verwylcoert de zwart blaerde koe noch onversath bij gebreck van dien allent dat hye heft, so mach Cristoffel vurscreven dye koe sunder den gerichte antasten als sijn koe, sunder ovelmoet van van yemant off bij gebreck wijder versuken.
folio 206-207 Detert Hermens, Ruter Johan – Watering en Lambert Oelreking te Brucht – Rolof Kampherbecke, Jacob to Lozen, Hermen Veltman, Heyne ten Mersce – Henr de Wyse – Johan en Lambert Watering.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 206
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
[Dem viii ten dach may anno 15 lix]
[Richter: Bruyn Blanckvordt]
[Kornoten: Lubbert Smyt ende Jan Domes]
Up dach vurscreven synnen de panden opgeboden an den meyer van Watering tot Brucht angainde Lambert Oelreking t’Brucht, heercomende van de erffgenamen van Helmich van Twenhuysen voir vii Philipsgulden, hinder ende scaden na Lantrechte.
folio 208-209 Hermen van Mervelt, Anna van Mervelt weduwe Van Covorden.
folio 210-211 Gerryt Meyers, Johan Scutstal, Wyllem Mense.
folio 212-213 Leeg.
folio 214-215 Evert Heynen x Geertken, Johan Egberts – Egbert Lubeley – Griete van Reedze.
folio 216-217 Egbert Lubeley – Lubbe weduwe Albert Johans, erfgenamen Jan Reyning, Egbert Vriling, Jan Watering.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 216 en 217
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
[Dem xxii ten may anno 15 lix]
[Richter: Bruyn Blanckvordt]
[Kornoten: Johan op den Hoff, de Scroer en Andreas Rolofs]
Up den sulven dach quam int gerichte Lubbe, weduwe van Albert Johans, ende heft gerichtlicke vorgedragen wo hor zalige man unde sye vermogens zegel unde breve den anderen betuchtiget ende begyfftiget hadden om dairna twyst to vermijden ende dat de erffgenamen mogen wetten wes dat erffhuyss de tuecht an guden uutbrengen mach, heft Lubbe vurscreven de erffgenamen van horen zalige man laten dagen, als nemptlick Wyllem in den Herberge, Jan Reyning, Egbert Vriling, Jan Watering, Johan Heckhus, Everdt dye Mast ende de syck vulmacht procederen van Evert unde Andreas, hore bruder, om dat erffhuyss to bekennen ende dairvan eyn gerichtlicke inventaris t’geven, heft sych togedragen dat dat erffhuyss der guderen halven gerichtlick getaxeert op xcv ridergulden, dat huyss ende getymmer buten ende de xx ridergulden buten de Aleidt gegeven synnen, dairbij den erffgenamen gerichtlicke anbedende off sye des genen gelovende dragen wolden, sye solden commen ende sceiden dat guet halff van den anderen, ende langen desser tuchtersce de genoempten halven penning in tucht t’gebruken wes sye dan an den halven gude wynnen konden, stundt sye hem to gude, dair benevens heft de tuchtersce laten opteykenen scult ende onscult sych refererden op horen geboirlicke ede, so vern des versocht dat sye anders niet en weet, sij dair wat verdunckert, myt vurbeholt wes sye nu edder namaels bedencken kan onverswegen to blijven ende den erffhuyse recht to doin, suss weerdt bevunden in incomende scult, so navolcht.
Item to Campen eyn man viii goltgulden, den gulden 28 stuver, de helfte dairvan.
Item Camerman to Dalfzen xi ridergulden, de helfte.
Item to Hasselt eyn vi Carolusgulden, heel.
Item noch eyn man iii Carolusgulden, half.
Item noch eyn man xxvi stuver, half.
Item op Jan Cremers stede iiii goltgulden liggende.
Dit nabescreven is de uutgainde scult
Item den coster van Hardenborch van den holt in de Mene ii goltgulden, den gulden 28 stuver.
Item de kerckmeisteren to Hemse v enckede Philippusgulden.
Item Henrick Hake i ridergulden.
Item van hoypacht xxx stuver Brabants.
Item Roloff Sculten xx stuver, noch xiii stuver myn i ort.
Item de Mullener iii scepel roggen ende i daler.
Item de pastor t’Hyemse vi scepel roggen.
Item den armen to delen ii mud roggen.
Item t’capittell iii gulden ende iiii stuver Brabants.
Hyrop de gedageden erffgenamen hor beraet genomen als aver xiiii dagen, om syck to beraden wess sye doin edder laten wolden.
Als dusse xiiii dagen nu geëyndiget ende Lubbe vurscreven van den erffgenamen geen antwordt to doin edder t’laten vernomen heft, ende bij den gerichte alsulcx verwachtet, ende nyemant compareert, heft sye vor hor gelt dusser anbedinge eyns gerichtes scijns begeert, dess hoer dat gerichte vergunde ende t’gelaten heft.
Dye bruder Andreas heft oplatinge gedaen so navolcht.
folio 218-219 Johan Oding, Johan Heckhuys – Johan Scutstal, Herm ter Slingenborch.
folio 220-221 Rolof te Wylen – Hadewych Lozen, Wyllem Holterman, Lubbe Lozens, bij de Meppel, Hermen Jans van Bergenthem.
folio 222-223 Rolof Kampherbecke, Bernt Alerts, Henrick Arents, Johan Vurlings, Arent Sager x Gertruyt.
folio 224-225 Arent Sager x Gertruyt – Eggerich Ripperdae x Agnes van Ittersum.
folio 226-227 Geerdt Wermeling te Bergentheim, Aleidt wed te Radewijk – Agnes van Ittersum.
folio 228-229 Johan bij den Broicke x Thonys, dr Fenne x Lambert Jacobs, Rolof van Lennep, Wolter van Lennep.
folio 230-231 Gerryt Hofslach, Johan van Lozen, Jan ’t Meppel x Fenne, Jan Clumpers, Albert Roreking, Evert Wylling, Bernt Wulbing, Fenne x Jan t’Meppel – Wyllem Prenger, Rotgert ter Hainrick, Gert Creinchorst.
folio 232-233 Andreas Johans en broer wijlen Albert Johans Coopman weduwe Lubbe x Roloff Bulkes, Wyllem Boumester x Anna, Johan Prenger, Rotgert ter Haenrick, David ten Broke – Anna van Rechteren, Andreas Rolofs.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 232
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xxvi ten septembris anno 15 lix
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Essken Esskens ende Andreas Rolofs
Up den sulven dach quam int gerichte Andreas Johans ende becande opentlick, onverhindert offte inseggen [=tegenspraak] der anderen erffgenamen, dat hem Lubbe, eyn huysfrouw geweest sijns saliger bruder Albert Johans off Coopman Albert, myt Roloff Bulkes nu Lubben man guetlicken ende wall vernoegt in betaling sodane erffnisse als Andries vurscreven na endinge der lijfftucht van Lubben van sijnen zaliger Albert anverstorven is ende hye tot sijne quota int erfhuyss t’sprecken muchte crijgen, bedanckende Roloff ende Lubbe vurscreven dairinne guder betalinge dairvan doinde, vullencommen oplatinge ende vertichnisse myt hande ende monde, allent allss recht is.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 232
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xxvii ten septembris anno 15 lix
Richter: Bruyn Blanckvort
Kornoten: Henrick van Steigeren en Andreas Rolofs
Ter instantie van Wyllem Boumeister tuget Johan Prenger, Rotgert ter Haenrick ende David ten Broke, vermyts pene ende bedwanck dat to gedrungen, dat hem allen wylich ende kundich is dat sye dairbij aver ende an gewest synnen, dat Geert ter Creinchorst myt Wyllem Boumeister unde Anna sijn echte huysfrouw dat tilber guet dair Creinchorstes huysfrouw in verstorven was lyefflicke van den anderen gelacht unde gesceiden hebben, unde hebben doe gesien dat Wyllems huysfrouw Anna orer moder cleder op ener taffelen vorgelacht unde t’gedeelte sijnt unde Anna vurscreven heft de selve cleder in hoer t’gedeelde kyste gelacht sunder becroinen van Creinchorst of off yemants anders, dit seggen dusse getugen bij hoer beste wairheyt so gesciet to sijn.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 232 en 233
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
[Dem xxvii ten septembris anno 15 lix]
Up dach vurscreven ter instantie van Wyllem Boumeister ende Rotgert ter Hanrick tuget Johan Prenger vermyts pene ende bedwanck des gerichtes dair to gedrungen, dat hij dairbij an ende aver gewest sij dat Geerdt t’Creinchorst myt Wyllem ende Rotgert vurscreven van versterff Krenichorstes huysfrouw de peerden, koebeesten unde wes dair anders gewest sij van den anderen gedelt hebben, dat doe Krenichorst Wyllem ende Rotgert dye sculde unde pachtinge unde anders dat verstorven jair halff unde halff solden gebruken, de sculde betalen ende weder sculde ende vordell t’samen genieten, die ene so wal als de ander.
Noch tugede ter instantie van Wyllem ende Rotgert vurgescreven Hermen Merss Heynenzonne bij dersulver penen angesproken dat hye indt versterffjair als salige Wibbe t’Creinchorst versterff, inne der wijllen sye dat guet deelden, op de Creinchorst woende voir eyn knecht ende Krenichorst kost ende loen verdiende, dat doe des vurscreven kinder itlicke beesten in Creinchorstes naweyde unde etgroen [=2e snee gras] hadden gainde, so wort Hermen vurscreven van Creinchorst gesant an Wyllem Boumeyster dat hye solde commen ende helpen de naweyde ende etgroin bevreden off hye wolde der kinder beeste dair uutdrijven, so heft Wyllem bestelt ende dair gesant Evert Domes ende heft de naweide helpen bevreden. Tuget oick mede dat do ter tijt itlick lant op de Creinchorst geseyt was, myt roven [=rapen] dair der kinder beesten myt opgengen, der kinder biesten dreeff Krenichorst dairaff ende sijn eygen beesten liet hye dairop gain ende was noch int verstorven jair voir suncte Mertyn omtrent functe Michiel.
Dit Wyllem dusse getugen affirmeren als recht is, want men sulcx an hem gesynnet.
folio 234-235 Wolter van Lennep, Henrick Wevers – Henrick Bernts, Henrick de Wyse, Geertken bij den Broicke – Wylm Boumeister.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 235
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno ut supra [Dem xxx ten octobris anno 15 lix]
[Richter: Bruyn Blanckvordt]
Kornoten: Albert de Veer ende Andreas Rolofs
Eodem die na ineyscenge des scultes ende onderscultes gycht van Wyllem Boumeister ende Rotgert ter Hanrick, bekande Bruyn Blanckvordt ende Roloff Blanckvordt dat sye tot gener tijt van hem selves noch van des drosten wegen Wyllem ende Rotgert enich verboth gedain hadden in name van Creinchorst angainde enich gewalts.
folio 236-237 Johan Watering te Brucht x Grete – Herm ter Slingenberg neven Evert, Hermen en zuster Gese ter Slingenberg – Evert Jans, Johan Reyning, Jan Heckhuys, Egbert Vryling, Lubbe weduwe Coepman Albert.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 236
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem ii den novembris anno 15 lix
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Jan Bade ende Andreas Rolofs
Up den sulven dach quam int gerichte Johan Waterings t’Brucht myt Grete sijn echte huysfrouw, Johan als monbor siender huysfrouw, ende heft vullencommen oplatinge en vertichnisse gedaen van alle sodanen versterff als Grete vurscreven angestorven off ancommen muchte van horen saligen bruder Coepman Albert, allent tot proffijt Roloff Bulckes ende Lubben sijner huysfrouw, ende bedanckende hem dairinne vullecommen betalinge ende behulden dair geenreleye meer ansprake an vur hem off horen erffgenamen.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 237
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xx ten novembris anno lix
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Henricus coster in Hiemse ende Andreas Rolofs
Up den sulven dach heft Evert Jans wonende in den Hillige Geyst, Johan Reyning, Jan Heckhuyss, Egbert Vryling, vulmechtich gemaket horen neven Evert Dercks om to ageren tegens Lubbe, salige Coepman Alberts huysfrouw, myt rechte edder vruntscup.
De xxvii ten novembris dairna heft Evert vurscreven van sijn moder de vulmacht oick ontfangen wo baven. Richter: Bruyn Blanckvordt, [kornoten:] Lubbert Smyt en Andreas Rolofs.
1560
folio 238-239 Rolof te Wylen, Hadewych Lozens – Herm Wyllems – Hermen ten Nijenhuys of Toesing.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 239
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Den iiii den novembris anno 15 lix
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Henrick Johan Heynens ende Henricus custos in Hyemse
Up den sulven dach quam int gerichte Thymen Henricks als vulmechtiger der erffgenamen van Bestman unde sprack an Henrick ten Nijenhuys, anders genoemt Toesing, om eyn kuntscup der wairheit t’seggen wat em wytlich ende kundich is van de mercke van Sese ende Bestman, wair de sceidinge plach hen to gane ende off de van Sese dat venne bij de Eerder molle gelegen oick mede plegen t’graven in dat torffvenne, hyr de Gotlicke wairheit van t’seggen bij de pene van xxv olde scilden, stundt Henrick vurscreven unde sachte dattet verleden was omtrent xliii jaren doe hye to Bestman mytder wonninge quam unde wonde dair sess jair, des hye so lycke niet en weet wair dat de sceit van de twee merke hen genck, dan hye weet well dat de van Sese geen torff in den venne dat bij de molle licht plegen t’graven, dan sye plegen or torff wel t’graven aver den wech na Eerde unde hye plach sijn torff t’graven int Bluckvenne der wijlen dat hye to Bestmen woinde, anders en weet hye dair niet van, dit vurscreven heft Henrick vurscreven also myt sijnen eeth bevestet ende bezworen als recht is.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 239 en 240
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem ix january anno 15 lx
Richter: Bruyn Blankvordt
Coernoten: Gert Lefferts ende Henrick Johan Heynens
Ter instantie van Everdt de Mast tugede Assken Scomaker ende Gozen Mebecke, dat hem wytlich ende kundich is dat dye weduwe van salige Albert Johans eyn peert vercoft heft van die peerden die salige Albert ende sijn huysfrouw behoren plegen, noch tugen de beide vurscreven dat de weduwe van salige Albert Jans eyn echte man weder genommen heft so strate meer ende mollen meer is, dye met de weduwe nu ter tijt myt hoer woindt in dat huyss dair salige Albert myt hoer in plach to wonen. Noch tuget Gosen vurscreven alleene dat salige Albert Jans ende sijn huysfrouw hoy hadden liggen op sijn balcke dat sie eyn deel vervoert heft ende eyn deel voer gelt vercoft, hoe voele het gegolden heft is hem onbewust.
folio 240-241 Evert Derks mdr Mechtelt, Jan Heckhuys, Egbert Vryling, br Albert Jans Coepman – Wyllem in de Herberghe, juffer van Styenwijck, haar meijer Wolter to Diffelen – Henrick van Mervelt, Rolof to Wylen x Hermen.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 240
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xix february anno 15 lx
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Henricus custos in Hiemse ende Andreas Rolofs
Up den sulve dach quam int gerichte Evert Dercks de Mast, vulmechtich sijnre moder Mechtelt, mede vulmechtich Evert Jans wonende t’Zwolle in den Hilligen Geest, en vulmechtich Johan Reyning, Jan Heckhuyss, Egbert Vryling ende hebben vullencommen oplatinge ende vertichnisse gedain myt hande ende monde van allet des geens dat hem angecommen ende verstorven is off noch ancomen muchte van horen salige bruder Coepman Albert off Albert Jans, ende bedanckende Lubbe, wedewe zalige Albert, nu Roloff Bulckes huysfrouw desvals, ende alle horer opspraken guder betalinge ende quitsceldinge, allent als recht is, t’wetten dat Evert vurscreven in name als baven alsulcx angenommen ende dairvan de vulmacht getonet ende gerichtlicken heft doin lesen, dat hem dat gerichte tostunt allent genoich to sijn als recht is. Is desse vestenisse niet genoich, dair sal Evert vurscreven alletijt voir instain ende bij gebreck alletijt beter vestenisse van doin voir hem ende sijn en hoer aller erffgenamen dair de vulmacht van angenommen ende betoent wordt, wo vurscreven.
folio 242-243 Johan Kamerling x Hilla, Hermen Bake – Henrick Johan Heynens, Michorius Scutemaker – Johan te Loozen, Jan Domes, Johan Scutstal, Thonys Meyering – Gese weduwe Albert de Wyse, Wolter van Lennep – Wyllem Boumeyster, Geert ter Creinchorst, Anna Wyllems.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 243
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up manendach post Nativitatis Marie anno lx
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Jan Bade ende Andreas Rolofs
So twyst unde scelinge onstundt tusscen Wyllem Boumeister ende Geert ter Creinchorst angainde dat Anna Wyllems, vurscreven huysfrouw, noch spreckende was op Creinchorst hoers vaderlicken gudes als vi ridergulden, dairvan jairlicx x mud roggen, ix mud affterstedich, noch iiii mud roggen en v rider myn i ort, welck allent gestelt was tot erkentnisse hant ende mondt van Anne vurscreven, heft Anna vurscreven alsulcx voer wair becant, dairomme de eeth to vermijden ende tusscensprecken vrunden ende magen, hebben sye gerichtlicken gereckent ende overeyn gecommen, ende is t’samen gereckent ende gemodereert in alles op xii ridergulden ende iii oort van i rider, dair de iiii mud roggen mede ingereckent sijn, de andere ix mud roggen gesath op vii stuver, kumpt hem to van Creinchorst xviii ridergulden, dairmyt de scelinge doetgereckent, des mach Creinchorst an de andere verminderen als an Rotgert en Claess weder versoken hoir kindersdeell, nemptlick so volle als Wyllem gecortet heft.
folio 244-245 Henrick van Styenwijck – Hillebrant Evers, Michiel Pirkell – Van Meppel, Zuzanne Mulerts, Clooster Hasselt – Gert t’Creinchorst, Willem Bouwmeister, Rotger ter Hainrick – Jan Wernsing, erve Heersping – Hadewych Loesens, Rolof te Wylen 2x – Jan Gerts, Geert de Wyse – Geert Volckers x Geertruyt.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 244
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno lx op dach Victoris heft dye richter avergesant an Unycko Ripperda dusse nabescreven beropen ordele.
Item eyn process tusscen Gert t’Creinchorst clager ende Willem Boumeister ende Rotgert ter Hainrick verwerer, angainde eyn gewaltlicke clacht van den clager, beropen op maendach na Pontiain anno 1559.
folio 246-247 Hadewych Losens, Johan Gerts – Bernt Wulbing en broer Hermen, vader Hermen Wulbing, Thonys Scomaker x Fenne ten Hanencamp.
1561
folio 248-249 Lutgert Pastoers 2x – Wolter van Lennep broer Egbert van Lennep x Barbar Eggertscen – Jacob van Uuterwijck, erf Vogelers te Badeler – Aleidt Kannegeters, Robert Gerts te Bergentheim, Clawes Lamberts.
folio 250-251 Hermen Weggeman en Wolter Weggeman, Johanna van Dorth wed. van Styenwijck – Henrick Mulerdt, Seyno Mulerdt, Wemele Lewen wed. Ulgers, Anna van Buckhorst wed. van Ittersum, meyers van Holthone.
1562
folio 252-253 Gese wed. Roloff ten Kivet, Johan Albert des Wysen – Reyner de Vasse, Jan Gerts, Henrick Wulbing – Lambert Saltcamp, Albert van Styenwijck – Johan Cluppell, Gerryt Meyer, pastoor Lubbert Meyer te Gramsbergen, zijn maagd Lutgert – Luke Herwerding, Hermen Claess te Baalder, Wyllem Holterman, Steffen Campherbeck, Johan Amsinge.
folio 254-255 Hermen Watering, Lubbert Smyt, Otto Affteing – Egbert Gert Vrijlingzonne te Diffelen zwager Hermen Gerts Spaen, Thyas Derks, Johan Hermens te Heemse.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 254 en 255
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem iiii den juny anno 15 lxii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Johan Gerts de jonge ende Andreas Rolofs
Up den vurscreven dach quam int gerichte Egbert Vryling van Diffelen ende bekande voir hem, vor Anna sijn huysfrouw ende hoir twyer erffgenamen, soe als sijn zwager Hermen Gerts, anders in der wanderinge genoempt Spaen Hermen, int verleden jaren van Thyas Dercks angecoft heft dat guet genompt Johan Hermens guet t’Hyemse, an welcke coep Thyas vurscreven noch restende is eynhundert ende sessendevijftich enkede daler ende eyn stuver Brabants, dair allen onraet myt ingereckent is, ende want Thyas vorscreven de sulve penningen nu Martiny in den wynter erstcomende togesacht synnnen vullencommen to betalen, ende dair hye syck oick to verlaet, suss heft Egbert Vryling dairvoer gelavet als sijn proper eygen scult, dat Thyas vurscreven nu t’suncte Mertyn vurscreven de penningen ontrichten ende scadeloess betaelt sall weerden, ende allen hinder ende scaden de Thyas, sijn huysfrouw off sijn erffgenamen dairbij lijden weerden, sal hem Egbert, sijn huysfrouw edder sijn erffgenamen ontrichten, opleggen ende betalen, dess heft hem Hermen Spaen vurscreven wederomme gerichtlicke gelavet scadeloess to holden ende in alle sake to vrijen als recht is.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 255 en 256
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Ick Bruyn Blanckvoert vur Thyas Dercks myt Femme sijn echte huysfrouw, Femme myt Thyas vurscreven hoer echte man unde monber, ende becanden vor hem ende horen erffgenamen dat sye myt horen vrijen voirbedachten beraede, moetwyllen rechte, voert uut der hant vercoft hebben ende vercoften erfflicken, ewelicke ende ymmermeer Hermen Gert Vrylingessonne to Dyffelen, anders in der wanderinge genoempt Spaen Hermen, myt Johanne sijn echte huysfrouw ende horen erffgenamen, alsodanen erve ende guet, huyss ende hoff, lant ende sant, myt alle sijn erffgerechticheit myt scade ende bate, soals dat Thyas vurscreven van wijlens Peter van Uuterwijck myt Femme sijn huysfrouw erdages angecoft heft, allent vermogens den transfixbreve, bezegelt bij mij richter vurscreven ende myt segel eergemelte Peter van Uuterwijck in dato m vc ende eynenvijfftich op manendach na Luce evangelist, also dat geroerte Hermen Spaen myt Johanna sijn huysvrouw off sijn erffgenamen myt dye sulve breve landen en erffgerechtigheit sijnen vrijen wyllen dairmyt doin mach gelijcke Tyas vurscreven gedain muchte hebben, dess bekande Thyas vurscreven dairvoer ontrichtet, vernoget, ende wall betaelt to sijne, des lesten penning mytden ersten, dair hem angenogende en horen erffgenamen alletijt well angenogen soll, ende Thyas vurscreven myt Femme sijn huysfrouw bekanden voir hem ende hoer erffgenamen dairvan onterfft ende den genoempten Spain Hermen myt sijn meerbescrevenen in hoer stede gestelt, de breve myts dessen avergelevert synnen, derhalven alle hoir ansprake der sulven breven erve, lande, huyss, hoff ende anclevende gerechticheit vertegen ende uutgegain myt hande ende monde, allent alss recht is, sunder all argelist, cornoten Jan Gerts de olde ende Andreas Rolofs besegelt myt Bruyn Blanckvort richter, myt Lubbert Blanckvort des vercopes.
folio 256-257 Henrick Wolbing, Robert Asskens – Derck Johans, Johan de Wyse, Aleyt dv Albert Gerrys als oom van Luken Remmering – Johan Hermens, Ruter Jann, Henrick Bernts, Johan de Wyse – Jan Smyt zoon van Wylhelm Smyt, Johan Aemsing, Engelbert van Vylsteren, Johanne Aemsing.
folio 258-259 Albert Raetmering te Rheeze, Johan Aemsing – Hille Camerling, meyer op de Pothof, Hermen en Gosen Bake – Wyllem Kleggens pastor te Hardenberg, Roloff Campherbecke, Arent Jans, zalige pastoir Lauwens van Papemult, Hermen Veltman te Baalder – Derck Kleessken, Johan Camerling, Bake meyer.
folio 260-261 Meyer Egbert op de Pothof, Johan Camerling – Gert Nychnysing, Derck Stubmans – David ten Broecke, Jacob van Uuterwijck, Wolter van Lennep, Paul Visscer – Henrick Bernts op Coldenhof te Baalder.
folio 262-263 Wolter van Lennep, David ten Broecke – Johan Bake, Johan Engesing, Paul Visscering-Itterbeck, Henrick Wyllems, Albert en Anna van Styenwijck, Wolter van Lennep te Itterbeck – Johan Engesing, Henrick Wyllems – Jacob van Uuterwijck, Wolter van Lennep to Nijenhuys, drost van Bentheim – Wolter van Lennep, David ten Broeke, Jacob ter Bruggen.
folio 264-265 Peter ten Holt schultes te Dalfsen, heer van Brakell, Geerdt de Wyse – Heyle en broer Jacob Werning, Heyne Roberts, Wyllem Prenger.
1563
folio 266-267 Albert Raetmering -, Jacob Gaetzden, Mechtelt weduwe Geysbert Raemakers – Gert ter Creinchorst, Hermen Slingenborch, Geert ter Creinchorst, Egbert Vryling te Diffelen x Anna.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 266
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem viii ten dach february anno 15 lxiii
Richter gecommitteert: Andreas Rolofs
Kornoeten: …
Up den vurscreven dach quam int gerichte Geert ter Creinchorst ende becande voir hem ende sijn erffgenamen dat hye dorch dit vergangen quade jaer als hem alle sijn corn verdroncken was, van nodeshalven opgenommen unde ontvangen heft van Hermen ter Slingenborch de summe van achtentwintich enkede daler. Wairvan Geerdt vurscreven voir hem ende sijn erffgenamen op allen Martini in den wynter van geven ende wel betalen sall an handen van Hermen vurscreven off sijnes erffgenamen twye mud guden drugen claren pachtroggen, Zwolser stadt merckede mate. Stellende hem dairvor tot enen gerechten onderpande alle sijn tymmeragie dat hye heft stainde up de Creinchorst myt alle sijn levendige have, tylber guet, rorende, onrorende, replick, onreplick, nu hebbende of namaels gecrigende, geen guet uutgesundert, so van Hermen off sijn erffnamen eingen mangel an hovetstoel noch an pensie lede, sall hye op den vurscreven onderpande myt eynen dagelicxscen richter alletijt versuken mogen panden ende inwynnen, gelijck herenpacht, sall oick alle tijt so vern de noet eget verbunden sijn better ende meerder vestenisse to doen als sych na rechte geboren sall, beholtlicke Geert vurscreven off sijn erffgenamen de inlosse alle jaer onversaect op Martini, want dye ene den anderen des i jaer to vorens opverkundicht heft myt sodane xxviii daler payment vurscreven ende mytden verseten ende verscenener pensie, sunder argelist, actum ut supra.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 267
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
[Dem viii ten dach february anno 15 lxiii]
Up den sulven angeteykeden dach ende vor den gecommitteerden richter ende cornoten ersceen Geert ter Creinchorst, ende bekande in anno lxi verleden op sunct Jacob noch ontfangen to hebben van Egbert Vryling to Diffelen myt Anna sijn echte huysfrouw de summa van vijfftyndenhalven Jochemdaler den daler xxx stuver Brabants wairvan hye jaerlicx op Jacobi geven ende wall betalen sal xxv stuver Brabants, stellende hem dairvoir tot eynen rechten onderpande alle sijn guet des hye heft liggende onder der cloicken van Hardenborch, niet dairvan uutgesundert omme alle sijn hinder ende scade so wall an hovetstoell ende pensie, dairan to verhalen myt eynen dagelicxscen richter off myt sijnen gewairden boeden, sall oick to et noetdruft alle tijd verbunden sijn better ende merder vestenisse t’doine, beholtlicken Geert ter Creinchorst off sijn erffgenamen de inlosse alle jaer onverjaert alle jaer op Jacobi, want de ene den anderen des i jaer to vorens opverkundicht heft myt sodane xiiiii daler ende alle versetten ende bynnenjaersce pensie, sunder argelist actum ut supra.
folio 268-269 Derck Johans Camerling 2x – Hermen Dercks, Henrik Johan Heynen op Voerwerck, Hermen van Ane – Egbert Bakenmeyer op Pothof te Anwede, Johan Kamerling te Zwolle.
folio 270-271 Robert Askens te Bergentheim – Andreas Johans, herberg te Beerze – Lambert Cremer x Aleid, Derk Vryling x Gese dochters van Johan Remmering, zwager Luke Remmering – Thonys Geert Scomakerssonne, x Femme, Geerdt ten Hanencamp x Gese, zalige vader Bernt ten Hanencamp, Roloff ter Wonne te Balderhaar, Albert Merding.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 270
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem vii den may anno 15 lxiii
Richter gecommitteert: Andreas Rolofs
Coernoten: Johan Gerts en Gert Roberts
Up den sulven dach quam int gerichte Andreas Johans te Nijenhus ende sprack an Robert Asskens to Bergenthem vor xii daler, heercomende van itlicke scape de Andreas den gemelte Robert vercoft hadde in der herberge to Berse, sus synnen pertyen gerichtlicken averdragen ende Robert vurscreven heft hem itziger tijt eyn daler op rekenscup betaelt, ende de andere resten als xi daler belaefft Robert vurscreven gerichtlicke, sunder enigen andell to betalen, nu t’suncte Mertyn in den wynter eerstcomende.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 270
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem ix den may anno 15 lxiii
Richter gecommitteert: Roloff Blanckvordt
Kornoten: Roloff to Wylen ende Hermen op den Camp
Up den sulven dach quam int gericht Lambert Cremer myt Aleidt sijn echte huysfrouw, ende Derck Vryling myt Gese sijn echte huysfrouw, Aleidt ende Gese vurscreven alss echte kinderen zalige Johan Remmering, Lambert ende Derck vurscreven alse monber hor genompter huysfrouwen, ende becanden voer hem ende horen erffgenamen, so sye in voertijden myt hoeren zaligers bruder ende zwager Luken Remmering angainde hoir older nagelaten erfnisse van de gude Remmering myt alle anclevende gerichticheit, sus voer unde nae bruderlicke sceidinge geholden, ende hoer dingen liefflicken verdrag, dair ende baven noch vruntlick verdragen van den versterve hoirs salige suster Helle Remmering. Also becanden Lambert myt sijn huysfrouw Derck, dat sey des vurscreven versterves van vader ende moeder ende oick hoer suster Helle allent, geenerleye guet uutgesundert, vullencommen vernhoget en well betaelt synnen, eynsdeels van horen saliger bruder Luken voir ende nu na van Gese sijn huysfrouw myt horen sonne ende bedanckeden hem allet des versterves ende aller opsprake de sye dusse huitigen dage t’samen to doin hadde guder betalinge. Actum ut supra.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 271
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
[Dem xxiiii ten may anno 15 lxiii]
[Richter gecommitteert: Roloff Blanckvordt]
[Kornoten: Lubbert Smyt ende Andreas Rolofs]
Ick Bruyn Blanckvordt, in der tijt Conincklicke Majesteyt onss aller genadichste leenheren richter them Hardenborch, bekenne unde betuge vermyts dusser jegenwoerdiger certificatien ter instantie van Roloff ter Wonne to Berlehaer de mij rechtlicke na stile van rechte heft doin citeren, angesproken om eyn getuychnisse der waerheit, ende mij voergeholden eyn ansprake eyner genoempt Albert Merding, de sulve hem voer den gerichte van Ulzen bespraket angainde twye zwine dye verlopen solden in vergangen herbst uuten Tynholte, ende bij den huysgesinne van Wonneman an mijnen handen solde gebracht sijn ende bij Merding dorch vorbede ende oncost uut mijnen handen wederomme quyte ende gevrijet hadde, na wijder inholt der ansprake want men dair de waerheit is syn getuich t’geven, dair men des begert, so bekenne ick als eyn gezworen richter Conincklicke Majesteyt dat ick in gene ervaringe hebbe noch weet hebbe Roloff ter Wonnen, noch yemant van sijn huysgsynne my in den verleden herbst ende wynter enige zwyne ten handen geleverdt, noch heft Merding, noch yemandt sijnent halven mij enige oncost noch scadegelt gegeven. Noch certificere ick mede dat ick mijne onderrichter ende mijnen scrijver dorch instantie als baven rechtlicken dairna gevraget omme hoer kuntscup mede to delen, dye sulve bekennen opentlicke dat hem alsulcke zwyne niet beyegent off ten deele van Wonneman edder sijn huysgesinne sulcx voergecoemen, orkunde der waerheyt heb ick Bruyn Blanckvort richter vurscreven mijn segell beneden op spatium des scijns gedruct ende ter meerder vestenisse bij mijn onderrichter ende scrijver so onder genoeten onderteykent. Actum ten Hardenborch den v den dach junye anno 15 lxiii.
Roloff Blanckvordt
Andreas Rodolphi, gerichtscrijver
folio 272-273 Albert Holkynk, Berent ten Hamhus 2x – Robert toe Bergenthem, Gert Robers, convent Sybekeloe.
folio 274-275 Anna van Mervelt, weduwe Reynolt v Covorden.
folio 276-277 Henrik van Mervelt – Berberich van Vilsteren x Georgien van Dedem, Albert Styenwijc Arents, Henrick Johans onderscultes Ommen.
folio 278-279 Mette ter Poren zoons Hermen en Volker – Egbert Gerts en Everdt de Mast wijlen Herm Stubman zoons Johan Stubman en Johan jonge Gerts, Derck Stubman hun stiefvader – Hermen Welinge, Bernt Johans Sceper te Collendoorn.
folio 280-281 Hermen Weling, Johan de Wyse – Georgien en broer Melchior van Dedem met zwger Engelbert van Vylsteren – Albert en Bernt Lasing, Gysbert van Laer – Henrik Domes moeder Assele, van Aeswyn.
1564
folio 282-283 Geert de Wyse, Heyno ten Mersce-Lozen, Derck Lewercking, Johan t’Lozen – Johan de Wyse, Hermen Weling, erf Wymeling te Baalder – Henrik Volkering, Robert Askens x Gese weduwe Gert Roberts, Hille Hoberting, de stumme van Ane.
folio 284-285 Van Aswyn, van Ittersum, Wyllem Bouwmeister – Arent Monnickemeyer, de stumme van Ane – Bernt Hermens, Henrick van Haerst.
folio 286-287 Herman ter Menne-Ane, Herman toe Slyngeberch – Severijn ter Verloe x Aleidt dv Albert Gerrys, Geert Frerichs x Gese – Evert de Mast oom kinderen van Herm Stubman en weduwe Hadewych, nu x Egbert, bestemoeder Lamme Stubman – Henrik Henriks Berteling op den Camp met ooms Luken Herwerding en Hessell Berteling, moeder Katrina.
folio 288-289 Jacob van Uuterwijck – Bernt ten Hamhus, Johan Brouwer pater Albergen.
folio 290-291 Jan Sager in Koninges x Johan[na], Johan Coning – Anna van Mervelt, Johan Coning – Lambert van Kep, Eggerich Ripperdae – Rotgert Seigerink-Gramsbergen, Hermen Thyas.
folio 292-293 Rolof Jans vor den Brugge, Henrick op de Camp – juffer van Coverden, Eggerich Ripperdae, meyer Johan Konning.
folio 294-295 Johan Konning, Anna van Mervelde 2x – Swane Hilbing, Egbert Jans Neymeyer te Velde, geboren op Hilbing te Echteler.
1565
folio 296-297 Luken Corvenmaker van Aweryck tante Berte – Albert en Leffert Helking erfgenamen van Jutte Helking – Johan de Joncker, Mechtelt en Anna van Mervelt Stienwijck, Albert ten Kamphus – Wyllem Boumeister, Prenger, Jan de Wyse, Jan Oding – Hans Meyer, Hermen Cruyp, vrouw Holtman, Jan Gerts.
folio 298-299 Heynrick Meyering, Freryck Johans, Klaes van Annes – Gerardt Oxsenvelder, Jacob van Uuterwijck – Eggerich Ripperda, Derck Stubman, Geerdt ten Hanencamp, Evert de Mast, Henrick te Radewijck.
folio 300-301 Jacob van Uuterwijck, Frerick van hardenborch – Gert ter Crenickhorst, Derck ten Cloekchorst – Evert de Mast, Anna Arends Monnickenmeyer, Hermen Heynen, Johan Reyning, Egbert en Lubbert Bake to Calen – Herm Scroer, Mense Brinchus.
folio 302-303 Rolof Blanckvordt, Anna van Styenwijck – Egbert Jans op Poertman x Gertken te Anwede, Hermannes ten Poren – Jacob van Uuterwijck, Geert ten Cloeckhorst – Griete heer Geerdes, Johan Loveling te Rheeze.
1566
folio 304-305 Eggerych Ripperdae, Jacob van Uuterwijck, Geert en Griete ter Cloeckhorst, Erfg marke Holtheme.
folio 306-307 Geert Hambecke, Unyko Ripperdae, Wylhelm Smyt – Geert Kromme – Jacob Overting x Aleidt, Rotger de Vasse te Lutten oom van Jakop kinderen van Geert Averting.
folio 308-309 Jacob Wermelink – erfgenamen van Holtheym – Berent Grens, Wyllem Menssen – Leffert Helkync broer Evert – Reyner van Aswyn, Henryk Konders-Holthone, Lubbert Blanckvoert – Fenne ter Hofstede, Berent Monkemeyer.
folio 310-311 Johan Scutstal, Egbert Jans te Anwede, Derk Stubman, Jacob van Uuterwijck 2x – Gesse en Gert Robers, Robert te Bergentheim, olde muller ten Hardenberg, Evert Robers – Wylhelm Mensen, Wylhelm Egberts.
folio 312-313 Anna Frylink te Diffelen – Wylhelm Holterman – Elbert ten Have – Johan Thonys – Lubbert Blanckvordt.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 312
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno den 1566 den 18 den dach octobris heft Anna Frylynck toe Dyffellen de pande upgebadet van den Kreynhorst der summa bedragende fyften daller op dach boven gescreven. Richter Brun Blanckevoert, kornoten Wyllem in de Herberge en Henrick Kosterssonne.
folio 314-315 Fenne wed.v. Hofstede, Anna wed.v. Arent Monnekemeyer, Egbert Nymeyer te Anwede, Jan Losshaer, Jan Scutstal, Lubbert Blanckvordt.
1567
folio 316-317 Egbert Alberdae x Wermele Lewen, Seyno Mulerdt, Johanna Mulerdt, Zuzanna Mulerdt.
folio 318-319 Fenne Scepers, Albert Scepers, erfg.v. Aleidt Reyning te Lutten, ook erfgenamen Johan Reyning, Everdt de Mast, Rotgert en Gert Reyning – Anna Vryllynk te Diffelen, Hylle Schepers, Roleff voor de Brugge, Wernynck – Berent Wolbyn te Ane.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 318
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xxvii ten january anno 15 lxvii
Richter gecommeteert: Jan Blanckvordt
Kornoten: de erentveste Wolter van Lennep en Andreas Rolofs
Up den sulven dach is differentie gewest tusscen Femme Scepers t’eynre ende den erffgenamen salige Aleidt Reyning to Lutten anderdeels angainde seckere penningen als nemptlick x daler, uutgedane summa ende iii rider van verdient loen, dye salige Albert Sceper saligen Aleidt Reyning op eyn mud roggen des jaers gedain had, welcke vurscreven hovetstoell Mense, de dochters man, becande vor hem ontffangen t’hebben, ende den erffgenamen dan van versculdicht, also dath tusscen beiden twystige middelen synnen gevallen, also is tusscensprecken vrunden ende magen dusse differentie gerichtlicken hen gelacht, also dat Johan Reyning, Everdt de Mast, Rotgerdt ende Gert Reyning alsie kinderen ende erffgenamen zalige Aleidt Reyning, angenomen hebben ende gerichtlicke annemen der sulver Femme edder horen erffgenamen voer alle opsprake der sulver scelinge alsye rechte borgen vor Mense sullen vuldoen ende wall betalen xi daler, den daler xxx stuver Brabants, de helfte to meye erstcomende, de ander helffte to meye aver eyn jaer, allent op de twye terminen wo vurscreven wall te betalen als uuytlicke becande scult, ende bij enich gebreck van betaling sall ende mach Femme of hor erffgenamen de sulve borgen t’samen off eynen vor all na horen gelieven dairvor ansaken ende myt pandinge vervolgen, gelijcke bekande scult ende als herenpacht.
1567 Anna Vryllynk toe Dyffelen heft gepandet daer negest Hylle Schepers broder dee provence daer negest Roleff vor dee Brugge ende daer negest Wernynck man.
folio 320-321 Reyner van Aeswyn, Derck to Wylen – Lubbert Blanckvordt, Egbert Alberda x Wemele Lewens, Rolof ter Becke, Beckmans, Rosink, Holthone.
folio 322-323 Geerdt de Wyse, Freryck Johans, Jan Wermeling te Holtheme – Wyllem van Palensteyn.
folio 324-325 Egbert Alberda, Susanna Mulers – Rolef ter Becke te Holtheme – Lambert Oelreking, Rolof te Canneham Jan Watering te Brucht.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 325
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xv ten decembris anno 1567
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Derck jonge Gerts en Andreas Rolofs
Up den sulven dach quam int gerichte Lambert Oelreking ende sprack an Roloff ten Crumenhave ende Jan Watering om eyn kunde en waerheit t’seggen tendes horen eede ende bij hoer zelen salicheit, wess hem wytlich ende kundich is van dat angeworpenen lant dat de Stroem angeworpen hebben bij den Brinck tendes Bockeding lande, dat welcke Bockeding uutgegraven ende tendes Ulreking lanck mede bestyckt ende utgevredet heft, soe men dat nu t’tijt syen mach, wo sye den oorspronck ende anworp bij horen tijden gecant hebben ende wel dat angegraven en bestyckt heft, dair sye van wetten.
Item Crumenhoff wal olt sinde over de sestich jaren, t’Brucht acht jaren gewoindt in sijn junge dagen, Jan Watering to Brucht geboren ende dair gewont, gedenckende omtrent sestich jaren, tugen ende seggen dat hem well gedencket dat tendes Boickeding eyn cleyn lepke landes van den stroem angeslagen, dat doe onbevredet was, so sloich daer etlicke twijgen op ende salige Hermen t’Bocket stickede tegen sijn lant oick twijgen in den grundt ende als hye sach dattet dair wass wolde, so heft hye dat sulve uutgegraven ende so dat van dage to dage meer anwoss, heft hye den graven mede voer Bockeding lant heergelacht als men sien mach, wat recht hye daer to hadde wetten getuge niet.
Bruyn Blanckvordt scultes vurscreven gedaget sijnde unde vermyts de naeste rechter nu niet to becommen is, heft nochtants bij sijn ede, de hye Coninklicke Majesteit gedain heft, onder t’segel sijns bevollen ampt verclairt ende gesecht gelijcke de getuge als baven getuget heft, dat hem sulcx oick wittich en kundich is. Actum ut supra.
1568
folio 326-327 Henrick Jansen, Alberda, Zuzanna Mulerts – Wyllem Wermynck te Bergemtheim, Werner Mollynck, Robert Mydsderp – Rolof ten Becke – Frerick Sconecamp broer Egbert Sconecamp.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 326
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Anno den 1568 dem 21 ten dach feberwari
Richter gecommyttyrt: Johan Blanckevoert
Kornoten: Lubbert Blackvoert en Johan van Hemsse
Up dach voerscreven heft Wyllem Wermynck toe Bergenthem laten dagen synne tue vasten naburen als Werner Mollynck, Robert Mydsderp, ofte hem ock bewost dat van synen drop ock yttelycke schappe van synen schaps an galle hem offgestorven synt, daer se van weten. Daer up dusse getuge hoer edt verbunden hebbet, dat se nyet en weten, synt hem van dem drop schappe affgestorven an galle noch nemans de daer noet van heft in hor bursschap, dyt leerdet als recht is.
folio 328-329 Evert de Mast momb kv. Herm Stubman, Jan Reyning, Egbert Bakenmeijer, Lubbert to Calendorn – Hermen Heynen x Aleit, Bernt ten Hamhus, Herm Stubman – Evert Watering, Henrick op den Camp – Arent Egberts Scomaker te Heemse, Armen van Zwolle, Lubbert ten Bawijck.
folio 330-331 Egbert Hekman te Calendorn zijn broers Johan op den Assenende en Johan wonende met Scutstal, Herm Scroer x Merrye te Gramsbergen, Gertruyt Veerlings – Hermen Evert Heynes, Roloff ten Kivet.
1569
folio 332-333 Wyllem Uumeling, Lambert ten Oestendorp, Johan Loshaer-Lutten, Jacob Uuterwijc, Jan Rolofs – Rolof Jans vor de Brugge – Egbert Mullener – Johan Scutstal, Derk Stubman, Johan en Albert Stubman.
folio 334-335 Alberda, Gert ter Beckhus – Jochem Askens, Volcker Jan Dercks, Joachim van Borchorst vrachtschipper – Eggerich Ripperda, Assele Murcken[?]-Gramsbergen, Johan Pouwels zijn moeder juffer Anna, juffer Mechtell van Stienwijck, Jan van Stienwijck.
folio 336-337 Reynerus Vos, Rolof Klumper, Holthemer made, Henrick Weerdes – Lubbert Blanckvort broer Aryaen Gerts te Calendorn, Pauwel Blanckvoert.
folio 338-339 Luken Zweers x Femme, Jeorgien Jaspers x Aleidt, Derck Jaspers Glasemakers, Derck[je] Jaspers, Alert Tyes x Aleidt, Aleidt Everts Bake, Dijk Geert te Baalder, Lambert in de Mene, Hermen Barlehaer – Johan Brantlicht.
1570
folio 340-341 Lambert Golt, Balthosar van Arnhem 2x – Claes Hermens te Baalder broer Claes en zwager Johan in de Ymhoef, Derk Wychmyng, Alert Wychming – Gosen Alerts, Anna van Rechteren – Hermen Hermens broer Claes Hermens.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 341
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem x den juny anno 1569
Richter gecommitteert: Andreas Rolofs
Kornoten: Bernt Lansing en Hermen Thyas
Up den sulven dach quam int gerichte Claess Hermens to Baler ende becande so sijn zwager Johan in den Ymhoeff hem ter handen opgenommen de summa van xx daler, den daler 30 stuver, van bruder Derck Wychmyng als monbor zalige Alent Wygmyns kinder dairvan belavende, vermelden sijn hantscryft iiii jaren lanck op Pascen alle jaer eyn daler to hantgelde t’geven, belavede Claess daerom voer hem ende sijn huysfrouw sijnen zwager Jan der loffnisse halven scadeloess to holden ende heft hem dairvoer dat ganse guet hye in gebruick hebt, genompt dat Habben guet gelegen to Baler, tot eynen rechte onderpande gesath.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 341
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Up dach Anthony anno 1570
Richter gecommitteert: Bernt Lansing
Coernoten: Jan Alberts ende Andreas Rolofs
Up den sulven dach heft Hermen Hermens tot behoeff sijn bruder Claes Hermens to Badeler vullecommen oplatinge gedain van den gude to Badeler ende allent des hem van sijn vader anverstorven ende van sijn moder noch ancommen mach, niet uutgesundert, ende bedanckede hem guder betaling. Actum ut supra.
1569
folio 342-343 Gosen Backer, Derrick – Anna van Rechteren, Lubbe Wyllems x Hermen Bernts te Baler – Johan upt Holt zusters dochter Lutgert.
folio 344-345 Arent Kremer, Johan Gersen 3x – Johan Brantlich, Hendr Kosters – Niese wed Herm Claess te Baalder zoon Claes en Johan Lambert.
Historisch Centrum Overijssel
Schoutambt Hardenberg, Toegang 55.2.1, Inventarisnummer 2, fol. 345
Rechterlijk Archief – Vrijwilllige Zaken
Dem xxiiii ten octobris anno 1569
Richter gecommitteert: Bernt Lansing
Kornoten: Reyner Bangs ende Andreas Roloffs
Up den sulven dach heft Neese, weduwe zalige Hermen Claess to Baler vullencommen oplating und vertichnisse gedain tot behoeff Claess hoer sonnen van alle de guder de hoir angeërfft synnen, belegen bynnen den gericht Hardenborch, beholthlich dat sye hoir lijfftucht beholt. Voert synnen gecomen Nyese myt hor sonne Johan Lambert, vor hem sulves, Fenne myt Evert Kampherbeke, hor gecoren monber, Evert ende Johan alsie monberen van de onmundige kinderen, nemptlich Zwane ende Neelle/Mille[?] vurscreven ende vertichnisse ende oplatinge gedain, ende Johan, Nesen vurscreven oldeste sonne, bekande allent well ende geheel betaelt to sijn, des heft Claess vurscreven na inholt der hilicxvorwerden belavet den kinders vul to doen als recht is, beholtlicke dat yder kindt to x goltgulden, den 28 stuver Brabants, sal vernogen worden, daer hem t’lant vor t’onderpant blijft.
folio 346-347 Hermen Hendricks van Raalte, Berent ter Welschet – Luken Gelsing, Volker Dercks – Rolof Wyllems Sceper, Derck jonge Gerts te Losen, Hermen Luken Vogelerszoon, Hermen Smyt te Laer, Henrick Leemgraven, Luken de Wyse.
folio 348-349 Henrick Leemgraven – Wolter Kamerling – Luken Alberts x Gese.
1567
folio 350-351 Wynolt Oding weduwe Lutgert, Albert van Styenwyck.
1568
folio 360-361 Arent Egberts Scomacker te Heemse, Jan Geerts de jonge.
1551
folio 382-383 Willem van Buckhorst en Wulf van Ittersum als monbaren van Agnees van Ittersum – Gert Roberts op Wermeling to Bergenthem.
1568
folio 384-385 Frederick Johans – Eggerich Ripperdae x Agnees van Ittersum, Henrick van Mervelt, Anna van Mervelt wed. Rolant van Covorden, Jan van Ittersum.
folio 386 Eggert Ripperdae, Henrick van Mervelt.