Historisch Centrum Overijssel Toegang 0057.1, inv.nr. 01

Transcriptie: Gezinus Grissen

(bewerking Dinah Hesselink-Zweers, laatste wijziging: 14-02-2024)

Uitleg over de transcripties:

  • Aan het begin van de akte wordt het folionummer genoemd. Folio is de oude Latijnse naam voor bladzijde. De achterkant van die bladzijde kreeg hetzelfde nummer met de toevoeging vo (afkorting van verso).
  • Van vrouwen werd bijna nooit het patroniem of de familienaam genoemd.
  • De vrouwennamen werden vaak in mannelijke vorm geschreven en zijn alleen door de context herkenbaar als vrouwennaam (bijv. Hendrikje werd Hendrik genoemd). 
  • Getalsnotitie vond plaats in Romeinse cijfers (i = 1, ii = 2, v = 5, x = 10, l = 50, c = 100, m = 1000). 
  • Stond er een streep door het cijfer, dan werd daarmee de helft bedoeld, bijvoorbeeld i stond voor half. 
  • Bij meerder enen achter elkaar werd de laatste i als j uitgeschreven.
  • Werd vanaf onderen een lus in de j gemaakt naar rechts, dan stond dit voor i oftewel half. – Nog een afkorting: vc = stond voor 500. 
  • Bij het dateren van akten werden de heiligendagen als referentie gebruikt. Tussen haken [] heb ik de huidige datumnotering toegevoegd. Bij ongedateerde akten staat een vraagteken en vaak de meest waarschijnlijke datum.
  • Hovetstoel en pensie komen veel voor in de tekst. De hovetstoel was het geleende bedrag en de pensie was de rente daarover.
  • Van sommige folio’s oftewel pagina’s ontbrak een gedeelte door beschadiging, waarbij de ontbrekende tekst is aangegeven met een stippellijn of aangevuld tussen haken [] met bekende gegevens uit andere akten.
  • Het woord monbor, ontstaan uit mondborg, later vervormd naar mombor, mombaar en momber, werd vaak gebruikt. Dit was een voogd van minderjarige kinderen en van volwassen vrouwen bij gerichtsaangelegenheden. Het momberschap over vrouwen is waarschijnlijk ontstaan doordat in vroegere tijd het gebruik van ‘spierballen’ een grote rol speelde bij het sluiten van verbonden, waarbij de vrouwen geacht werden een beschermer nodig te hebben.

[Hieronder een ongedateerde akte, geschreven op het binnenkaft, aan de rechter kant is een deel weggesneden en het middelste deel door slijtage niet volledig leesbaar].
Ick Bruyn Blanckvordt in der tijt Roemsch Keyserlicke [Majesteit onss] genadichste lyenen heren, richter then [Hardenborch, do kundt] en ende betuge myt dussen apenen bezegelden [schijne dat voir mij] gecomen is int gerichte dair ick [sath als ick myt rechte] solde myt mijnen kornoten hyrna bescreven Lubbert ende [Wyllem] Blanckvordt gebruderen, ende bekanden [myts desen] dat sij vercoft hadden unde vercoften in enen stedes [vesstes] erffcoep, erfflick, ewelick ende ymmer[meer, vor eyne somme van] pennongen die hem beiden to willen [vuldain ende betaelt] synnen, de erbare ende dogentlicke juffer Bette [van Vylsteren weduwe Derck van Steenwijck mit hoer monbor?] Claess van Vylsteren ofte oren erffgenamen off hulder [st……………….] wyllen vier mud guden drogen [roggen Swolscher stadt mercken mate jairlicker erffrenthe [uut] ende [vanwege hore] rente ende guet to Ane dye sye in[…………………….] erve ende guede gehetten Wylling vort uuten [ende alle horen guederen dat sij hebben off namaels ge[cregen wert], wat gude dat wesen mach allent, niet uutgeg[esundert, ………….] wall to betalen alle jair onveriairt [tot de aflosse to].

fol. 1 | 30-09-1545
Item yn den jaer mvc en xlv op ……………… Aleyt, Derck Moenkess husfrouwe, m[yt]……………….. oeren ghekoeren monber dee oer gheven als recht was, over gaf Meryen hoer dochter [voer] hoer voerdende loen, huss ende stede ende alle over]iche helve, ghen gue[t uut]bescheyden, beholtelijck [den] goerden yn de Duste[rstege], daer sall men onsere groeve voer doin, d[at] voerscreven heft Aleyt myt [oer] monber voerscreven al de ut der hant gheven ende des heft Merye voerscreven weder ghelovet dat se dee moeders sall weder besorcht koest ende kleder oer leven lanck, see komme toe berades of my[ddel?]. Sunder argelyst dyt yss gheschet des woensdagh na sunte Mychhell anno xlv.

In den jaer van [15] xlv quam voer de schepenen Kersken van Deventer ende dankede Arent Wylems ende Aleyt sijnert husvrowen gude betalynge als van den huse ende stede salygh Hermen ten Dijke, ende dede hem oplatynge als recht alle dynge. Sunder argelyst.

Anno 15 xlv quam vor scepenen Henrick Holtman en becande ontffangen t’hebben van Wyllem Egberts ende Aleyt sijne echter huysfrouw de summe van achtyn golden gulden, den gulden xxviii stuver Brabants valvert, ende sal dairop meye van geven vi scepel roggen ter inlosse toe, des stelt Henrick den su[lve] to onderpande dat huyss mytter stede bynnen den Hardenborch [naest?] den Slomer gelegen ende allent gene dat hye heft noch mach beholtlicke de losse want dat i jaer opverkundicht is. Actum ut supra. Op susdanige verwerden heft h… noch ………………..paymentz ……… i jaerlicx op [rest van de tekst ontbreekt].

folio 1vo | 1545
[In den jaer] van [15] xlv qam voer de scepenen Aleydt, [zalige] Enlgebert Smedes dochter, ende dede oplatynge Lambert Smyt oer broders, alsoe danyghe guede, hus, goerden, ghen guet utbescheyden, als Enlgebert, Jutte voerscreven naelaten heft ende naelaten mach, ende [vert]echen daervan met handen, myt munde als recht was, ende bedankede hem guder betalynge.

fol. 1vo | 11-11-1545
In den jaer van xlv omme treynt Sante Mertyn quam voer die schepenen Henrick van Steygeren, ende sette Lubbert Hoppers eene swarte kolde runne de he van Luek Lauwers ghecregen hadde voer v ryddersgulden, dat her dat mach antasten off met allen recht verworven wert.

fol. 1vo | 12-01-1546
Dem twelfen dach deer mant jannuaryus anno 15 xlvi ys voer der schepenen ende raet als nemptlijken voer Jouhan Rychteryck, Jan Alberts, Ghert Lefts ende Tyes Dercks erschenen end gecomen Wolt Reynersz ende Hanneken sijn echte huswruw, Hanneken myt Andres Roleffs hoeren gecoren momber in deser saken, ende hebben myt vordachten vrijen moetwyllen, dee dat naghelaten guet als dan sall heffen boeren, dat sij lant, sant, hoer twyen guet in gherede, nyet daervan uutghesundert, ende dat selve mogen wen[den] ende keren nae lijfftuchtys recht, ende nae te……………ker noetdruft den gennen dee daer levende sijn, sunder hoer twyier offte iemans daervan rekens te doen unde toeghelaeten toe der lesten doet toe. Sunder argelyst yn orkonde der waerheyt ys dussen [yn der s]tat yn statboick anghetekent. Actum ut supra.

fol. 2 | 1545
Item yn den jaer [15] xlv quam voer [scependoim Bernt?], salyge Johan Berents dochter met Wyllem [Reyners? hoer] echten man ende momber, ende dankende [hoer] broder Hermen ende Berten sijnen erfgenamen guede [beta]ynge als van ’s vader ende moders gu[et] ende van sust salyge Henryck, ende dede hem oplaten van allen guede ende quitscheldinge van alle goeddynge alle dynge. Sunder argelyst.

fol. 2 en 2vo | 25-07-1546
Anno 15 xlvi op suncte Jacob quam vor scependoim Gerdt Mollencair myt Femme sijn huysfrouw ende bekande ontfangen t’hebben van Henrick Watering t’Brucht x ridergulden off hor geweerde, dair hye hem alle jair op suncte Jacob van to hantgelde geven sal xiii stuver, den stuver xiiii placken, bess ende so lange de ene den anderen i jair to voren opverkundicht, des stelt hye hem sijn huyss mytter hof to onderpande, allent sunder argelist. Dat huyss gelegen bij der weduwe an der muyr. Noch hyr beneffen so is hyr en boven eynen goirden dye Hermen Berndt ende Henrick vurscreven ingelicken noch t’cumpt dye sye gelijcke bruken mogen, ende werdt dat de ene vor den anderen sijn anpardt vercopen wolde, so sall wel’t em bederuede van den naesten blode holden als bruders ende susters den gorden niet duyren noch wijder insteen dan xxv Philipsgulden, ende sal bij de vrunden blijven, ingelicken de vorvaderen ingecoft hebben. Oick vorbeholden wel van den vrunden bynnen off butenlantz wat an verstervet, dar sal eyn ygelijck in geneten ende enen na sijn als behort.

fol. 2vo | 15-02-1546
Up maindach na Valentini anno 15 xlvi hebben Johan Rotgering myt Grete sijn huysfrouw, Wyllem Reyners myt Bernt sijn huysfrouw vertichnisse ende oplatinge gedain an horen zwaegeren Hermen Bernts ende bedanckeden hem guder betalinge van versterff van vader ende moder, oick van der salige suster Henrick wegen, beholtlicken dussen vurscreven artickel wes eyn yder dairinne geneten kan ende bevorwert is, dat sullve staet tot sijnen profijt ende den artickel dairom hyrbaven ingestalt.

Up dach vurscreven hebben Heyno Rullers ende Lubbert Smyt verwonnen ende gepandet Henrick Wernts voir iiiii mud roggen, dair sye den kerckmeisteren vor Henrick borge voir synnen, des stelde hem Henrick vurscreven myt Gese als sijn guet dairvor om de borgen to redden, ende de rogge is gesath op ii daler, dairop betaelt i daler.

fol. 3 | 1545
Yn den jaer van xlv ys gecoemen voer de scepen Johan Lauerens [myt] een volmachtych scijn van d’stat van Gronyngen, dat ……… sijn huswrowe, ende oplatinge van den huse end stede tuchscen Lubbert Smyt end Gerte Strens, Leffer Wylms, Anne sijn huswrouve, ende bedankede heem yn alle gude betalynge alle dynge. Sunder argelyst.

fol. 3 | 1556
Yn den jaer ons Heren duysent vijfhundert ende lvi quam voer dee schepenen Tyyes Derckkes met Fenne sijner husvrowe ende bekande dat see ontfangen hadden xx enkede daller ende xx daller an gelde, gherekent dat toesamen wesen sall vertych, ende heft dat ontfangen van Gert ten Hanenkamp, Gesen sijne huswrouwen, op sunte Lambertdach, ende sall daervan gheven des jaers twe daler ende nae twe jaeren mach Tyyes dat lossen, alleyn als dat heem belevet, hyr heft Tyyes, Fenne, voerscreven voer toe onderpande ghesat all sijn guet, of dese betallynge nyet een gheschede, soe heft daervoer ghedaene Ghert Egbers, Engbert Henryckes alle dynge. Sunder argelyst of Ghert ende Henryck voerscreven daer schade van cregen, dar mogen inholden an all Tyes sinnen voerscreven gevet.

fol. 3vo | 15-08-1556
Yn den jaer van lvi quam voer dee schepenen Claves Lambers met Gesen sijn echte wijff ende bekenden dat hee ontfangen hadde van de Gyldemeyster Onser Leven Wrouwen x ryddergulden, van den gulden voerscreven gheve sall eenen halven ryddergulden des jaers, toe betalen alle jaer op Onser Lever Wrowendach [15 aug.] als men dee Gylde drynck, dae heft he toe onderpande ghefet sijn hus ende al sijn guet, yn twe jaer toe betalen alle dynge. Sunder aergelyst.

folio 3vo | 1547
Item yn den jaer xlvii quam voer de schepen Johan Sygherman ende makede machtych alsodane schulden sijnen broder Wyllem, als Lubbert Smyt schuldych van alle dynge. Sunder argelyst.

fol. 3vo | 1556
In den jaer van lvi qam voer de schepenen Tyys Derks met Fennen sijns echten wyve ende dede oplatinge van den huse ende stede bij den Slomes ende Laeurders[?], hem dat so em fry toe lever alle dynge sonder argelyst, Hennryck Holt, Fenne sijnen sij echten wijve ende sijnen erfgenamen alle dynge sunder argelyst.

fol. 4 | 1546
Ynt jaer van xlvi quam voer de schepenen Luken Jacops [ende Femme] sijner wijve ende bekande dat hee ontfangen vertyn [daler], voer welke daler he geven sal des jaers geven een m[udde] roeggen als op Paschen nast kommende to betalen of [leveren], of dese betalynge nyet een schede, soe heft daer voergeloe[vet] Tyyes Dercks ende Fenne sijn echte wijf, van Gert Lefers, Grete sijn echte wijf.

fol. 4 | 1547
In den jaer van xlvii qam voer de schepenen alle salyge Luken Heckmans kinderen ende bekanden dat sye vercoft hadden dat hus met der stede dat achter den toer, ende laveden hem dat comerfrrij toe leveren ende d’ontfenge gudt betalyng Claves Lamberts, Gese sijn echte wijf, alle dynge. Sunder argelyst.

fol. 4vo en 5 | 22-03-1547 | bijlage 8 Manuscript Van Riemsdijk
Up den wondesdach post Dominicam Judica me Deus anno 15 xlvii [30 mrt.?] heft heer Geerdt Lukensszon vicarius Onser Lyever Vrouwen ten Hardenborch myt guder deliberatien, vrijen moetwyllen, sterckes gemodes dairto doende, als na Statrecht behort sijn testament gestatuert, gemaket ende opgerichtet, ende wylde dat sulve voir eyn duyrafftich testament gestatueert ende gemaket sal blijven. In den erstenn heft hye vor sijn monber gecoren Andreess Roloffz coster ten Hardenborch, ende dair dorch ganss vrijwyllich verlaten ende gegeven om grote beweginge hem dairto heer bracht, sijnen natuyrlicken sone Luken noch ganss onmundich, om dat sulve kint dairmyt op t’brengen ende sijnre moeder voir hor verdiende loen ende alles gudes de sye hem bewesen heft, dusse twye vorgenompt moder ende kint t’gebracht, t’heffen ende to boren, ende horen wyllen dairmyt doen, myt alle dat gene genompte heer Geerdt in onsser stadt van Hardenborch gelegen heft, dat sij bewechlick, onbewechlick, rorende, onrorende, besten ymmen, tylber, gerede, ongerede, cleynodie ende anders, niet uutgesundert, dat sulve buten yemantz inseggen, sye myt den kinde sal mogen gebruken, onderwynden alsye hor proper eygen tostaet, vorbeholden dat Johan ende Vrederich sijne gebruderen tot den gedachtenisse van den vorgenompten gude eyn vor all hebben ende geneten sullen, t’samen vyer ymen naest vier de besten aff te nemen, t’wetten eyn yder twye ende eyn yder eyn mud roggen, eyns in den sack, dem myt sye sullen gesadiget sijn, heft dairomme genompte heer Geerdt standes gemodes stainde, gainde, sunder behulp dair tho doinde, so Stadtrecht vermach vor sijne executoren begeert ende ernstlick gebeden, eyn tosycht hyr an t’dragen, de erbaren heer Wyllem Kleggens pastor ten Hardenborch, Johan Richtering, Geerdt Lefferts ende Andreas Rolofs, des ter orkunde is dit vor scepen ende raedt gesciet in tegenwordicheit dusse vorgenompte testamentz getuge ende hantgetrouwen, wo baven geteykent in onse stadtboick. Actum ut supra.

fol. 5vo | 1547
Yn den jaer van xlvii quam voer de schepenen Johan Tymans toe Swolle met Ewese sijn huswrowe ende bekande dat sie Ghert Lefersz, Greten sijn huswruwen, vercoft hadden also dane erfenysse als hem van moder anhaerft vast ende van vader mach ghearft voerden op den dach sijns stervens, ende deden oplatynge, quitscheldynge ende bedankende hem guder betallynge alle dynge. Sunder aergelyst.

fol. 6 | 13-04-1547
Up den woindesdach nae Paescen anno 15 xlvii erscheen vor scepen ende raet Derck Rolofsmyt Ju[tte] sijn echte huysfrouw, Hermen Alberts myt Merrye sijn echte huysfrouw, ende hebben oplatinge ende vertichnisse gedain horen bruder Andreas Rolofs myt Roloff sijn echte huysfrouw van sodanen huyss ende stede alsye hem van horen olden angecomen is ende bedanckeden hem des guder betalinge. Actum ut supra.

fol. 6 | 24-06-1547
Up dach Johannis ten Myddensomer anno [15] xlvii bekande Albert Hermens opt Holt myt Anna sijnre huysfrouw ontfangen t’hebben van Bernt ten Noetvelt de summa van xv ridergulden off hor geweerde, wairvan sye hem jaerlicx geven sullen op Myddensomer i mud roggen ofte tot Alberts kor xxv stuver Brabants onvalueert vort mud, bess ter tijt dat affgeloset weerdt, ende wel dat niet en belieft mach den anderen dat i jair to vorens opseggen, des stelt hem Albert ende Anna vurscreven tot enen onderpande hor huyss gelegen tusscen Jan Slomer en Elike Mullers myt der dorgainde stede, allent sunder argelist.

fol. 6vo | 02-05-1547
Up Avont Inventionis suncte Crucis anno 15 xlvii synnen lyefflicken ende vruntlicken verdragen Wyllem Egberts ende Aleit sijn huysfrouw myt de voirkinderen alsye Koep, Johan, Griete ende Merrye, angainde horen saligen vader nagelaten guet, alsoe dat Wyllem ende Aleidt vurscreven yder van den vier kinderen voir hoir vaderlicke erffnisse sal geven ende wal betalen vijfftich goltgulden, xxviii stuver gevalueert den gulden gereckent, dairto yder kint eyn bedde myt sijn tobehor, dat welcke sye hen sullen bereyt maken wanneer eyn yder dat bedervet. Oick soe sij Grieten vurscreven hore pennongen van stunt an overgewesen, ende sal tot horen vordel erfflick ende ewelyck dairvoir hebben dat huyss mytter stede tegens hem overgelegen, dairto enen gairden affter den kerckhoff ende dat bedde tot horen profijt. Ende de wijle Koep de pennongen niet en begeert off dair rente van myssen wyl, wyllen Wyllem ende de moder hem ten scolen onderholden als sye sus lange gedain hebben. Dan Merrye sullen hore pennongen wynnen want sye nu buten is. Item Johan wyllen sye laten leren scrijven ende lesen end op eyn ampt stellen, ende sal der wijlen gene rente boren, doch to verstane wel van den vorkinderen den olderen myssen kann off wyll, so sullen hem de pennongen gelevert werden, off myt verdrage dair rente van geven. Hyrmyt synnen sij verlatende des vaders nagelaten guet. Dairbij an ende over synnen gewest Johan Cremer, der kinder ohem, Roloff Wolters hor moyen sonne, ende Claess Lamberts, des heft Merrye hor bruder Koep vor hor monber gecoren, ingelijcken Griete ende Johan. Oick des ter orkunde synnen de vrunden ende de monber vor scepen ende raedt gecommen ende sulcx overgegeven, ende dusse overdracht geconsenteert ter vestenisse to stellen in onse stadtboick. Actum ut supra.

fol. 7 | 21-11-1547
Up Onser Lyever Vrouwendach Presentationis anno xlvii erscheen voir scepen und raedt ten Hardenborch, Griete, nagelaten huysfrouw salige Gosen Bake myt Werner Sluter horen echten man ende monbor, ende bekanden vor hem ende horen erffgenamen, soe Griete vurscreven dorch doetlicke affganck salige Gosen ende hor twyer kint vererfft ende gecomen is an eyn huyss bynnen den Hardenborch, gelegen in der Affterstrate bij Lambert Smyt en Alert Volckers, den sijt sulve huyss ende stede wederom in handen gestelt ende t’gestain heft salige Gosens vader ende moder, [an] Hermen Jans van Bergenthem, ende dat vor eyne summe van pennongen dye hem to wyllen betaelt is, bedanckede hem dairinne guder betalinge, alsoe den genompte Griete myt horen man en monbor vurscreven den sulve huyss ende stede in handen Hermen Johans myt sijnre huysfrouw edder sijner erffgenamen erfflicke vertegen ende uutgegain myt hande ende monde, allent alss recht is.

fol. 7vo | 25-07-1547
Anno 15 xlvii up suncte Jacob erscheyn vor scepen ende raedt Lambert Smyt myet Else sijn echte huysfrouw, ende bekande vor hem ende sijn erffgenamen sculdich t’wesen, alle jair op suncte Jacob off bynnen xiiii dagen dairna wal betaelt eyn mud roggen Zwolscer mate, Johan Egbert ten Venebruggen sonne, dair hye hem alle sijn guet vor to onderpande stelt, beholtlicken dat dye enen den anderen sulcx eyn halff jair tovorens mach opseggen.

fol. 7vo | 03-10-1547
Anno 15 xlvii den derden octobris heft Wolter Reyners myt Hanneken sijn huysfrouw vollencomen oplatinge ende vertichnisse gedain van dye gehele stede, belegen bij Henrick Mensen, ende dat tot behoeff Geert ter Duyss myt Yde sijn huysfrouw, ende bedanckede hem der stede halven guder betalinge, also dat Gert ende Yde vurscreven horen vrijen wyllen dairmede mogen doen, onbespiert van hem noch sijne erffgenamen, actum ut supra.

fol. 7vo | 28-11-1547
Dem xxviii ten Novembris anno 15 xlvii stundt int gerichte Johan Roloffzen ende bekande soe Albert Veerlings to Baeler eyn scepel roggen des jairs op syck genomen heft, dat welcke zalige Luken Heckmans vor ende nu heer Gerdes Griete myth kinderen tocumpt, ende vor eyn onderpant heft Johan Rolofs huyss, so vern Albert vurscreven alle jair niet betaelt, sal sye dat mogen versuken op hor onderpant, beholtlicken de losse myt iii goltgulden.

fol. 8 | 22-11-1547
Up den xxii dach Novembris anno 15 xlvii erschien vor scepen unde raedt ten Hardenborch Engelbert Henricks myt sijn echte huysfrouw, ende becanden t’samen woe dat sye ontfangen hadden unde ontfingen van Lambert Watering to Brucht myt Mette sijn echte huysfrouw dye summa van vijfftich golden gulden, den gulden gereckent op xxviii gevalueerde stuver Brabants, wairvan Engelberdt ende Hille vurscreven belaven unde hem ende hor twyer erffgenamen jairlicx t’geven ende wal t’betalen an handen Lambert vurscreven ofte sijn medebeschreven op allen suncte Mertyn in den Wynter drie mud roggen off drie enkede Philipsgulden, off xxv gevalueerde stuver Brabants den Philipsgulden, rog off gelt alle jair tot Engelbertz koer ende sijnre erffgenamen kor, unde weert sake Lambert edder sijn medebescreven dusse rente alle jair niet betaelt en wierde, oick enigen hinder ende scaden bij den hovetstoel off anders lidende weerde, alle den hinder ende scaden mach Lambert versuken op sijn huyss ende stede bynnen de Hardenborch, ende allent dat geen hye bynnen off buten an lande ende sande off anders gelegen mach hebben, bynnen myt den stadbode, buten myt den dagelicxsce richter versuken ende uutpandinge alsye herenpacht, sunder enige indracht, dit sulve heft Engelbert, Hille verscreven, Engelbert alsye mombor sijnre huysfrouw myt hande ende monde overgegeven ende vertegen alsye recht is, sal oick tot allen tijden verbunden sijn better vestenisse to done, beholtlicken Engelbert, Hille vurscreven edder sijn erffgenamen de inlosse alle jair onverjairt op Mertyn in den Winter tendes dit jair na datum dusser, want de ene den ander sulcx eyn halff jair to vorens opgekundicht heft, myt sodane summe van penningen ende mytter pensie verscreven, alle argelist uutgesproken.

fol. 8vo | 17-04-1548
Dem xvi ten dach na Paesscen anno 15 xlviii is voir scepen und raedt als nemptlick voir Johan Richtering ende Geert Lefferts erschenen Claess Lamberts ende Ueelreking Henricks ten Langenholte myt sijn nichte Thonyss, ende hebben geaccordeert ende overcommen soe Claess myt twye cleyne kinderen is syttende blijven, dye welcke der moder beroeft is, dat Claess vurscreven den kinderen sal onderholden temmelicken, eerlicken ende nabuyrlick in kost ende cleder bess tot veertyn jaren, ende want sye xiiii jaren olt synnen sullen de kinder eyns voir al voir hoir moder guet ontfangen tyn golden gulden, dairmyt sye affgemoetsoindt sullen sijn hor moder guet, doch Oelryck vurscreven nympt sijn beraet xiiii dagen, off dair meer vrunden weren de des anders hebben wolden, den hye der kinder wegen dairinne onvercortet sal sijn, sunder Oelrick geeft dit over ende duncket nuttest to sijne. Heft oick myt sijn nichte Thonyss der kinder voir eyn monber gestalt Wyllem Egberts. Actum ut supra.

fol. 9 | 18-04-1548
Int jaer ons Heren duessent wyeffhoendert ende acht enne wyerchtyc den aen derde woensdessdaeges nae Paeschen heft Klaes Laemberssoen vertychnysse ende oplaetynge gedaen myt hande ende moende, soe dat huess en stede gelegen is bynnen den Herdenberch, an dye eenne syet gelegen Kop Aerrens, an dye ander syet gelegen Aelbert opet Hoelt, [aan] Johan Gersener ende Gese syen huesfrouw, ende Klaess danckede Johan goeder betaelynge alle dyngre. Soender ergelyst.

Int jaer ons Heeren duessent wyeffhoendert ende acht enne wyertyc den aen derden voendesdaeges nae Paesschen is erschenen voer dye schepen Johan Ghersen ende Gese syen huesfrouve ende denden vertychnyesse ende oplaetyncee dat soelffe huess ende stede, soe al dat hyer boeven geschreven staet Fredryck Johansen ende syen huesfrouw ende danckeden Fredryck goeder betaelynge. Soender all aergelyst.

fol. 9vo | 24-09-1548
Dem xxiiii ten Septembris anno 15 xlviii heft Geerdt ten Hanencamp gedain ende overgetalt Johan to Ekinckhorst dye summe van t’sestich golden gulden, den gulden gereckent to achtendetwyntich stuver Brabants valueert, dairvan Anne to Ekenchorst de twintich gulden ontfangen heft, hyrvan sal Gert vurscreven jairlicx ontfangen drie golden gulden paymentz vurscreven, dye pacht verscijnende op datum desse tractaetz, beholtlick de lose alle jair onverjaert myt hovetstoel ende pensie, bij also des van beyden pertien eyn verndel jairs to vorens opverkundicht weert. Dat dit sulve so uutgerichtet sal werden, dair is Johan Smyt borge vor geworden ende alle sijn guet dairvor t’onderpande gesath, allent sunder argelist.

fol. 9vo | 25-11-1548
Dem 25 novembris anno 15 xlviii becande Johan Richtering ende Gert Lefferts woe in den jair verleden Lubbert Johans voir sye becande alsye scepen, dat hye ontfangen had van Geert Scomaker op sijn salige vaders lant twelff goltgulden, alsye xii Jochemdaleren.

fol. 10 | 15-10-1548
In den jair van [15] xlviii des manendages voir Elventdusent Mageden quam voir dye scepen Henrick Volckers myt Hermen Johans oren gecoren monbor, ende gaff over oer dochter Merrye, namelick dat kint mytder lamer hant, drye mud roggen eyns in den sack, na orer doet heercomende van ene koe dye sye geven had ore dochter Merrye, dat sye oplatinge gedain had van dat to Covorden na orer doet, des eersten jair sess scepel ende dat ander jair was t’betalen, ofte de rogge dair niet en weer, so sal men dat nemen van oer clenodye dye dair synnen, sunder argelist.

fol. 10 | 10-11-1548
Anno [15] xlviii den x den novembris ersceen voir gemene scepen unndt raedt Engelbert Henricks myt Hille sijn echter huysfrouw, ende becanden ontfangen t’hebben van Wyllem ten Cloester myt Wyllem sijn echte huysfrouw de summa van vijftich daleren, nemptlick xii enckede pennongen ende ix gulden an paymente alsye xxx stuver Brabants valveert voir eyn gulden gereckent hyrvan, sal Engelbert, Hille vurscreven edder sijn erffgenamen des jairs geven op suncte Mertyn in den Winter, off bynnen xiiii dagen dairnae iii goltgulden paymentz vurscreven. Des stelt hem Engelbert, Hille vurscreven to onderpande sijn huyss mytter stede binnen Hardenberch vort allent wess hij bynnen off buten gelegen heft, niet uutgesundert, ende off dusse betalinge niet en gesciede, sal men na Stadtrechte dairvoir panden. Beholtlicken de losse hyr an ten [lesten] sess jairen na datum dusser, want de ene den anderen des i jair tovorens opverkundicht heft, [soe]dane vurscreven pennongen off paymente d[air] voir sijnde, myt der pensie dair vurscrev[en.]

fol. 10vo | 03-12-1548
Dem derden dach Decembris anno 15 xlviii erscheen voir gemene scepen ende raedt Johan Rotgerts unse stadtbade myt Griete sijn echte huysfrouw ende hebben malckanderen betuchticht also wel van beiden langest levert, dye sulve sall alle dat nagelaten guet ongesplittert mogen gebruken, geneten ende beholden ter laetster doet to na maneer van lijfftuchts recht, also dat geene kinderen sullen sprecken noch erffnisse eyscen der wijlen eyne van beyden levet, dan na horer twyer doet, wes dair dan is sal geduudeert weerden dair dat God ende dye Hillige Kercke wijset, beholtlick dat Grieten sonne Johan sal hebben off Griete voir storve twye dalers, dye hye dan nae to rekenscup brengen sall, oick sall dat jungeste megedeken beholden ende hebben der moder cleder, ende off God versege, desse beiden olden verstorve eer dat jongeste sijn kost verdenen kunde, dat sulven van den nagelaten gudere dairvan uutreyken so wijt dat vallen kan, des heft Griete vurscreven in dusser saken vor eynen monber gecoren Andreas Rolofs koster then Hardenborch. Actum ut supra.

fol. 11 | 29-05-1547
Anno 15 xlvii in de Hillige dage van Pynxteren.
Erscheen voir scepen als nemptick voir Johan Egberts ende Johan Smyt, Henrick Hermens opt Holt ende bekande opentlicke woe hye sijnen bruder Albert vercoft ende opgedragen had eyn huyss mytter stede bynnen den Hardenborch, doirgainde van der Achterstrate na der kercken, an de ene sijt Johan Slomer, an de ander sijt Elicke Mullers etc., heft dairvan vertegen ende uutgegain myt vullencomen oplatinge als nae Stadtrechte behoert, bedanckende sijnen bruder dairinne guder betalinge.

fol. 11 | 19-02-1549
Hyrna anno [15] xlix den xix ten february. Heft Femme echte huysfrouw Henrick Hermens opt Holt erschenen voir scepen als nemptlick voir Johann Egberts ende Frederick Jansen, myt Albert Jan Heynens horen gecoren ende t’gelaten monbair in dusser saken, ende heft hoeren zwager vurscreven des huyses boven genoempt oplatinge ende vertuchnisse gedain in manieren als hor nu voir gedain had, myt aller quytscheldinge als nae Stadtrecht behoirt.

fol. 11vo | 06-02-1549
Anno 15 xlix dem sesten dach February scepen Johan Smyt [ende] Gert Lefferts heft Mette echte huysfrouw Hermen Holtermans knecht horen man vurbenompt belijfftuchtet, gemaket ende avergegeven, alle hor guet, gerede ongerede, bynnen en buyten, niet uutgesundert, dairthoe doinde myt guden verstande ende vuldoninge des rechtes als syck na Stadtrechte betemet, alzoe dat Hermen vurscreven na doetlicken affganck Mette vurscreven alle den nagelaten guderen sal holden, heffen, boren ende onderwinden na sijnen gelyeven na lijfftuchtes recht sijn levent lanck, dan nae dode Hermens vurscreven sal dat nalaten comen ende erven dair dat God ende de Hillige Kercke wijset, voirbeholden dat vurscreven Hermens voirkindt ofte sijn sonne van den gemenen gudere dan nablijvende voiraff hebben sal ende geneten twintich golden gulden. Actum ut supra.

fol. 11vo | 22-06-1556
Dem xxii ten Juny anno 15 lvi heft Mette vurscreven vor horen monbor gecoren Andreas Rolofs ende heft myt horen monbor vor die scepen als Hermen Jansen en Tyas Derks noch avergegeven dat sulve baven gescreven staet to vullentrecken, beholtlicken off de erffgenamen van horer sij Hermen anspreken, so bekent sye dye sulve myt eynen Keysergulden ende eyn pair lakenen ende niet meer.

fol. 12 | 18-02-1549
Dem xviii February anno xlix ersceen voir scepen unde raedt Albert Johans myt Beerte sijn echte huysfrouw ende becande, soe Andreas Rolofszonne coster ten Hardenborch hem anno xlvii verleden to wege gebracht had tyn golden gulden, den gulden tot xxviii stuver Brabants gevalueerdt, dairmyt sye Mebecken afflozeden, dair Andreas vurscreven sijn geloven voir gestelt heft ende borge voir geweerden is, den sulven pennong jairlicx to verhantgelden myt drie scepel roggen op Martini in den Wynter bess de hovetstoel myt der pensie betaelt is, suss heft Albert ende Beerte vurscreven voir hem ende horen erffgenamen Andreas vurscreven der losstenisse ende borchstael belaefft scadeloess t’holden, ende hem dairvoir to onderpande gestalt sijn huyss myt der steede bynnen den Hardenborch, belegen tusscen Luken Jacobs ende Jan Cuuiper bess an Johan Cremers huyss, myt alle dat gene hye nu heft noch namaels krigen mach, ende dit sal sunder losse stainde blijven op Martini als men scrift twye ende vijfftich, wel alsdan den anderen niet langer en belieft, sal sulcx i jair to vorens opverkundigen, alsdan sullen den hovetstoel myt den pensie verstreckt werden. Actum ut supra.

fol. 12vo | 11-11-1548
Anno xlviii op Martiny erscheen voir scepen ende raedt Engelbert Henricks ende Heyno to Lozen alsye monbaren der nagelaten kinderen salige Lambert Hoeffmans, ende becanden woe dat sye der kinder wege ontfangen hebben van Wyllem Dercks ten Clooster myt Wyllem sijn echte huysfrouw de summa van vijfftyn enkede daler dye de mombaren toth profijt der kinderen an der sware pacht myt gevrijet hebben, stunden dairom de vurscreven monbaren ende hebben Wyllem vurscreven dairvoir to onderpand gesath der kinder andeel, als nemptlick dat halve huyss ende stede bynnen den Hardenborch naest Hermen Jansen en Heyno Rullers gelegen, ende sullen daer jairlicx van geven iii ort van eynen daler ende bij gebreck des huyses myt der stede weert, alle der kinder guet binnen ende buyten mede to onderpande gesath, niet uutgesundert. Dye betalinge sal wesen alle jair t’suncte Mertyn in den wynter, und wel van beiden t’syeden, des niet langer en belyeft, mach dat i jaer to vorens opverkundichen. Des heft Engelbert Henricks belaefft Wyllem t’helpen an de pensie ende dat daer opsegginge gescieden sal oik an Engelbert gescien.

fol. 12vo | 13-11-1559
Dem xiii ten November anno 15 lix Engelbert Henricksende Heyno t’Lozen de monberscap verlaten ende Volcker Lamberts, de zonne van Aleidt de moder ende de andere kinderen weder angenommen heft desse voirscreven hovetsumme affgelost unde weder genommen van Derck Stubmans, also dat Derck edder sijn erffgenamen sall stain ende vurscreven rente ende alle besceide wo de artickul baven gescreven, daerme sall geven jairlicx van den hovetstoell to rente geven achtentwintich stuver Brabants. Actum ut supra.

fol. 13 | 21-02-1549
Anno 15 xlix op Avondt Petri ad Catedram synnen erschenen voir scepen unde raedt dusse nabescreven als nemptlick:
Henrick Rolofs van Zuytwolde – betaelt
Hermen van Degeninchem – betaelt
Roloff Blanckvortz zonne – betaelt Jochem Asskens
Ende hebben de burgerscup angenomen ende der stadt hulde en ede gedain, allent als syck nae Stadtrechte behoirt.

fol. 13 | 1551
Anno 15 li is meister Peter borger geworden en heft betaelt eynen gulden.

fol. 13 | 30-10-1553
Anno 53 op maindach post Simonis et iude is Henrick Wysen borger geworden – betaelt iiii dalers.
Item so Tyas Dercks sculdich was gewest Arndt Blanckvordt vi Philipsgulden ende noch vi rider ende sess stuver op eyn mud roggen jairlicx.
Item de sceper Jacob t’Calendorn den hye oick plach t’geven i mud roggen als vi gulden, den gulden 28.
Claessken hebben dusse beide vurbenompt Tyass vurscreven dusse benompten pennongen bedancket guder quytsceldinge ende vullencomen betalinge, gesciet anno xlix op dinxedach na sancte Andreas.

fol. 13 | 04-02-1560 | 22-02-1561
Anno lx den iiii den february is Wolter van Ommen, de Cremer, borger geworden, hulde unde ede gedain en op sijn borgerscup betaelt i daler ende sal dat rigt betalen op Petri want men scrijft lxi.
Int selve jair Jan Asskens borger geworden, sijn eeth gedain ende blijft sculdich xx stuver Brabants dairvoer.

fol. 13vo | 12-06-1549
Anno 15 xlix op den xii ten Juny synnen vor scepen ende raedt erschenen Jacob Cuper myt Katrine sijnre huysfrouw, Everdt Leyendecker myt Gebbe off ander genompt Anna sijn echte huysfrouw, ende hebben tot behoeff Hermen Dercks myt Gese sijn huysfrouw vullencomen oplatinge ende vertichnisse gedain van dat huys unde stede dair Hermen hor zwager in woindt, ende bedanckeden Hermen guder betalinge.

fol. 13vo | 13-11-1559
Up dach vurscreven [dem xiii ten November anno 15 lix] erscheen voir scepen Gese Johan Badendochter myt Lubbert Rotgerts horen gecoren monbor ende heft vullencomen oplatinge ende vertuchnisse gedain van den huysse dat Roloff Blanckvordt van hoeren vader gecoft hadde, ende beholt an dat huys myt der stede genreleye ansprake, dan dancket Roloff vurscreven gueder betalinge.

fol. 14 | 05-07-1549
Anno 15 xlix den v ten dach in Julio doen heft Mensse Johans myt vrijen wyllen getesteert, gemaket ende overgegeven na forme van testament, Lyse sijnre echte huysfrouw, dat Lyse vurscreven na dode Mense sal mogen gebruken, geneten, holden ende hebben alle dat gene dair Mense in versterven mach, niet uutgesundert, dair Lyse vurscreven alsdan horen vrijen wyllen mede mach doen sunder becronen den erffgenamen van Mense vurscreven, sunder alleen dat men sijnen erffgenamen bedencken sall myt eynen ridergulden eyns, want Mense van sijnen olderen geen erffguet ontfangen heft.

fol. 14 | 20-02-1556
Dem xx ten February anno 15 lvi heft Lyse vurscreven voir Johan Smyt ende Geert Lefferts alsye schepenen overgegeven dorch horen gecoren monbor Andreas Rolofs, so vern als sye voir Mense vurscreven versterfft, dat Mense in testament sal hebben allent hoir nalatent, sunder dat men hoir dochter Merrye sall volgen laten eyn cleyn bedde myt der moedercleder tot horen lijve behorende, ende eyns vijff ridergulden, dairmyt sye aff sijn sal sonder argelist.

fol. 14 | 01-12-1549
Anno 15 xlix des dinxedages na suncte Andrees heft Arendt Blanckvordt gepandet an huyss ende stede, dat welck Gert ten Duyss myt Yde sijn huysfrouw tobehort. Suss heft Gert vurscreven Arndt vurscreven dat huyss mytter stede vor sodane scult to onderpande gesath alss nemptlick vi Jochemdaler, dat hij alle tijt de erste uut den underpande vernoget en betaelt sollen werden.

fol. 14vo | 28-10-1549
Wij burgemeisteren, scepen unde raedt der stadt Hardenborch doen kundt ende betugen myt dussen apenen bezegelden breve, dat voir onss gecomen is int scependoem dair wij seten als wij myt rechte solden, Henrick Mensen ende becande voir hem ende sijnen erffgenamen, angesien als hye bis heer jairlicx gebort heft ende borde uut den huyse ende stede achter den choer bynnen den Hardenborch, dair Johan Bade nu ter tijt in woindt ende Henrick Werns oestwerdt naest gelegen is, twye golden gulden des jairs, de hovetstoel dairvan vertich golden gulden, welcker huyss mytter stede de erntveste Jan van Uuterwijck gecoft heft van Roloff Blanckvort, allent vermogen den originael breve dair dussen transfix dorgestecken is. Bekande Henrick vurscreven dairomme voir hem ende sijn erffgenamen, dat Johan van Uuterwijck alsye heer des huyses ende stede Henrick vurscreven den vurscreven hovetstoel myt aller pensie dussen huytigen dage guetlicken allende wall betaelt, den lesten penning myt den ersten, ende bedankeden vurgenompte Uuterwijck guder betalinge van den vurscreven hovetstoel ende pensie, ende is dairvan vertegen ende uutgegaen myt hande ende monde, myt aller vertichnisse ende oplatinge, allen als recht is voir hem ende sijnen erffgenamen, ende gelavede mede dusse vurscreven quytsceldinge ende afflozinge to stain, to wachten ende t’waren, ende altijt waringe wairscup hyrvan t’done voer hem ende sijnen erffgenamen, also dat Uuterwijck off sijn erffgenamen tot ewygen dagen myt dusse quytsceldinge genoich ende vast bevairdt sal. Sunder all argelist, orkunde der wairheit hebben wij burgermeisteren, scepen unde raedt onse stadsegel beneden an dussen breeff gehangen. Gegeven in den jair des Heren mvc ende xlix op dach Simonis et iude.

fol. 15 en 15vo | 18-11-1549
Wij burgemeisteren, scepen unde raedt der stadt Hardenborch doen kundt ende betugen myt dessen apenen bezegelden breven, dat vor onss gecomen is int scependoem dair wij seten als wij myt rechte solden Frederick Jansen myt Janna sijn echte huysfrouw, Jan[na] myt Fredrick vurscreven horen echten manne ende monbor, ende becanden vor hen ende horen erffgenamen vercoft t’hebben ende vercoften in erfflicker besyttinge rechtevort, rede uut den hant affstande, den erntvesten Johan van Uuterwijck eyn huys mytten stede bynnen den Hardenborch, dair nu Frederick in woindt, an dye oester gelegen Coep Arnts, an de westersijt Albert van Junne, ende an de zuderzijt Femme Mullers were, soals dat nu betymmert is kummervrij, uutbesundert so de stadt Hardenborch myt hundert gulden bezwert synnen des jairs to verhantgelden myt vijff gulden, sal genompte Uuterwijck in tijde der affloze an den hovetstoel nae advenant der stede geholden sijn t’betalen, ten were sake dat sulve affgelozet weerde, der wijlen Frederick dairin woinde, sal hye geholden sijn dair to t’geven offte geneten als andere de in Hardenborch in huyrhuyseren sytten. Oick vorbeholden so Vrederick vurscreven van die huyssstede eyn weynich grondes vervrompt ende an Coep Arnts vercoft heft, gelegen tusscen Frederick ende Copes huyss, ende is itzuntz onbetymmert, op alsolcke conditie werdt dat de Hardenborch in branden verongeluckede, dair God voir sij, mach Uuterwijck vurscreven off sijn erffgenamen dat sulve dairvan vervrompt is, weder in vrijen myt eynen ridergulden. Ende Vrederick Johan vurscreven belaveden voir hem endehoren erffgenamen Uuterwijck voirgenompt off sijnen erffgenamen allent wo vurscreven dat vurgescreven huyss mytter stede kummervrij to leveren ende alle voirkummer dye dair huyden t’dage op wesen muchte, buyten hinder ende scaden Uuterwijck off sijn erffgenamen affdoin ende betalen. Stellende hey dairvoir all hoir guet sye hebben, noch crigen werden, bynnen off buyten, niet uutgesundert, bedanckende hem vullencomen ende geheler betalinge, ende hebben dat vurscreven huyss ende stede wo vurscreven myt hande ende monde vertegen ende uutgegain ende vertyen dairaff als recht is. Belaven oick mede dit allent wo vurscreven t’stain, t’wachten en t’waren, ende alle tijt verbunden sijn na Stadtrechte, meerder ende better verstenisse to doin indien’t van noden were. Sunder all argelist. Orkunde der wairheit hebben wij burgermeisteren, scepen ende raedt onse stadsegel beneden an dusse breeff gehangen. Gegeven in den jair onss Heren m vc ende xlix op den xviii ten dach der maindt novembris.

fol. 15vo | 21-04-1550
Dem xxi ten Aprilis anno 15 vijfftich erscheen vor scepen Hermen Lefferts myt Gese sijn echte huysfrouwe, ende becanden ontfangen t’hebben van Bernt Jengtynge de summe van sess ende twintich goltgulden, den gulden tot xxviiii stuver Brabantz gevaluerdt, dair sye hem jaerlicx van belaven thoe betalen op meye off bynnen xiiii dagen dairnae ii mud roggen Zwolscer maten, dair sye hem vorstellen tot onderpande hor huyss myt der stede myt allent sye hebben bynnen ende buten, beholtlicken den sulcx niet langer beliefft mach, dat eyn halff jair tot vorens opseggen, ende sal alsdan geloset worden myt penningen ende paymente vurscreven ende de pensie dairbij, sunder al argelist.

fol. 15vo | 11-05-1550
Item Henrick Werners bekent sculdich jonge Jan ten Bussce anders Masselman vii ridergulden, dairvan sal hye dye ii rider betalen to Pinxteren t’comende, dat ander t’suncte Jannus daerna, dat erste gelt t’leste t’waren, bij gebreck dusser betalinge staet hem dat graue peert dairvor to onderpande, off dat so voldoin met wert en weer, verqueme off verongeluckte, sal hye vort mogen antasten an de ander perden tot sijnen pennongen thoe. Actum op sundach vor Pancrantius anno l.

fol. 16 | 17-05-1550
Up saterdach post Asscentionis Domini [Hemelvaartdag] anno 15 vijfftich erscein vor scepen ende raedt Hermen Lefferts ende heft dorch begeerte Henrick Wernts gelaefft ende borge geworden Leffert Volckering t’Hylten voir xiii ridergulden dye Henrick vurscreven Leffert vurscreven wytlicker scult sculdich sij, also belavede Hermen vurscreven den genompten Leffert dye vurscreven xiii ridergulden uut to richten ende t’betalen tusscen dit ende tyn wecken naestvolgende, sunder ennyge vorder recht off anpandinge, also dat Leffert de xiii rider bynnen dusse x wecken guetlicken ende wal betaelt solle werden, dess heft Henrick myt Gese synre huysfrouw den genompten Hermen Lefferts belaeft scadeloess to holden ende tegens den dach belaeft to redden als eyn man van eren tostaet, ende wat gebrecke Hermen vurscreven dairbij crigen muchte, sal hij ingelick sunder enigen recht an alle dat sijne se hebben mogen vorderen, niet uutgesundert, ende staet hem tot onderpande.

fol. 16 | 09-06-1550
Up mandach post Sacramenti anno 15 vijfftich erscheen vor scepen als nemptlick voir Johan Smyt, Geert Lefferts ende Wyllem Egberts alsye scepen, Johan Richtering, gesundes lijves, myt guden verstande ende heft gegeven ende gaff aver sijnre dochter Mette om sunderlinge walldaet ende voir hoir verdiende loen, ende voir eyn ewych duyrafftich testament to hoer ende horen erffgenamen profijte, eynen gorden gelegen bij den Kerckhoff tusscen lande Johan Heynen lant an d’ene ende saliger Her Geerdes gorden an d’ander, dairto jairlicx eyn mud roggen uut den Coldenhoff to Boler, dit sulve sye tot horen profijte, onverhindert hor kindesdeel sal gebruken ende geneten vor horen trowen dyenst dye sye dagelicx bij hem gedain heft en oick, wyl’t God, bij hem noch doin sall. Sunder argelist.

Fol. 16vo | 27-05-1550
Anno 15 vijfftich des dinxedages na Pinxteren erscheen vor scepen ende raedt de erntveste Peter van Voerst ende sprack an Henrick Rolofs van Zuytwolde, myt sijnen eedt t’bevesten so vorgenompte Peter van Vorst itlick Honlant in de Mene van Hermen van Ane heft, dair sijne segele ende breve van holden, want hye doin wyll als eyn ander, dat hye dan de naeste tot den hoylande solde sijn, ende wal dan Henrick persoinlick myt Hermen van Ane bij Peter van Voerst was unde sachte dattet lant volle meer doen muchte, dairom t’seggen bij sijn eeth wyel de genne synnen dye dair so volle geltz meer voir geboden hebben als hye genompte Peter van Vorst anbrachte, dairop Henrick sachte ende wuste dair niet van, dan hye had sulcx van Hermen monde gehoert.

fol. 16vo | 01-06-1550
Anno 15 vijfftich op der Octave van Pinxteren erschein voir Johan Smyt ende Wyllem Egberts alsye scepen Hermen Bernts, dair Thyas ende Lubbert Smyt bij weren, ende becande so hye van sijns wijves suster Catrine ontfangen had xii goltgulden, den gulden to 28 stuver Brabants valuerdt, dat hye dairom myt sijn wijves suster ende horen man verdragen is, also dat Hermen hem nu betaelt heft iii enckede daler, ende nu t’suncte Mychiel erstcomende sal hye oick drie gulden betaelen ende t’suncte Jacob tocomende over i jair echter drie gulden ende t’suncte Jacob over ii jaren de leste drie gulden, allent dan wal betaelt.

Na aller gestalt ende in forme van vulmacht heft Henrick Berger sijn echte huysfrouw Katrine vulmechtig gemaket dusse vurscreven sculde t’mogen vervorderen, inmanen, quytscelding doin, in de laten na horen gelyeven, ende wes sij in desse saken doinde is, dair is hye wal myt t’vreden. Actum den xvii ten July anno 15 li.

fol. 17 | 30-06-1550
Up maindach post Petri et Pauli anno l erscheen voir scepen ende raedt Hermen ten Velde alsye vulmechtich Lubbert Hoppers, ende besprakede Henrick Werners voir xxxvii ridergulden van verteerde cost, suss belavede Henrick bynnen xiiii dagen bij Lubbert to commen ende hem dairvan t’vreden stellen, ende want des niet geschien is, heft Henrick myt Gese vurscreven den sulven Lubbert to onderpande gesath allent dat genne dat sye hebben, noch crigen mogen, als huyss ende stede bynnen den Hardenborch, doch niet uutgesundert, beholtlicken dat voir versath is voir t’gane.

fol. 17 | 23-06-1550
Up avondt Johannes ten Myddensomer anno 15 l eerscheen voir Johan Smyt ende Mense Johans alsye scepen, Griete Stevens woenafftich to Aernhem eyn echte dochter Jacob t’Lozen, ende bedanckede Geerdt Lamberts horen zwager voir hoir ende horen kinderen ofte erffgenamen guder vullecommener betalinge van sodane gyfftinge edder versterff als den kinderen van salige Claes ten Torne angecomen is, dair sye eyn andeell myt an had, also dat Griete vurscreven ofte hor erffgenamen tot ewygen dage op den nagelaten gude dath dat Gert vurscreven ontfangen heft geenreleye ansprake meer en beholt, dan genslicke vernoget.

fol. 17 | 18-08-1550
Dem xviii ten augusti [1550] erscheen vor scepen en raedt Lubbert Smyt ende heft gerichtlicken t’gestain ende opgesecht Evert Roberts nu to meye erscomende aff to lozen, dat mud roggen myt aller affterstedige renthe, dair Evert sijnent halve vor gelavet heft, stellende dairvoir alle sijn guet to onderpande.

fol. 17vo | 25-08-1550
Int jair van [15] vijfftich dess maindaechs na suncte Bertolomei heft Henrick Wernts ende Gese sijn echte huysfrouw overcomen myt Coop Johans, also dat hem Coep gedain heft vi goltgulden, den gulden tot xxviii stuver Brabants vallueert, dess sall Coep vurscreven myt Henrick ende Gese vurscreven int huyss woinen bess so lange Henrick ende Gese, Coep myt sijnre huysfrouw, myt de vi goltgulden dair weder uutdrijft, dess mach de ene den anderen sulcx i jair to vorens opseggen, wel dussen verdrach niet langer holden wyl, alsdan sullen de penningen rede sijn.

fol. 17vo en 18 | 28-06-1551
Anno 15 li den xxviii ten Juny is eyn vercoep gesciet tusschen Frederick Johans unde Geert ter Duyss, in bijwesen beide orer huysfrouwen, also dat Geert vurscreven myt sijnre huysfrouw Frederick vurscreven synre huysfrouw vercoft heft oer huysstede bynnen den Hardenborch, in vorwerden unde manieren hyrna bescreven. In den ersten sall Frederick vurscreven myt Johan sijn huysfrouw vurscreven de stede hebben hen an Geerdes huyssken, unde den peerdestall sal Geert affbrecken, unde kan Frederick sijn tymmer unde Geerdes tymmer in eyn dack brengen, sal hye mogen doin, wo niet, sall Frederick dair eyn druppe tusscen laten, unde Frederick sal de rechticheit hebben op den graven to tymmeren, unde Frederick sal Geerde vurscreven eyn ganck tusscen dye strate unde Gerdes huys so wijt laten, dat Geert vor van der strate eyn peert an sijn huyss kan drijven ofte myt eyn balye waters henn dragen, unde ofte Geert ofte Yde ofte or beider erven tot enigen tijden wolde vercopen, oer huyssken mytter stede vort hen an de stege van Fredericks huyss ofte grunt aff, dair sall Frederick unde Johan vurscreven ofte or erven de naeste to sijn ende sult dan dair vor geven tot vier gude mans kentnisse, unde voir dessen eersten coep wo vurscreven sall Frederick vurscreven Johan sijn huysfrouw vurscreven Geerde, Yden vurscreven vor geven sestich gulden unde soven, unde den gulden to betalen myt xxviii stuver Brabants, unde Frerick vurscreven heft op syck genommen dat uut der stede gyet, unde wes dair affterstellich is ende wes Yden, Geerde vurscreven baven dit affterstellige tocumpt, sall Frederick vurscreven Johan sijn huysfrouw, Yden ende Geerde den twyntichsten penning tot rente geven, uutgesecht sal Frederick vurscreven Geerde vurscreven geven sess desser vurscreven gulden op drie termijnen, an affcortinge der sulven dye twye gulden over eyn maindt, dat ander termijn xiiii dagen, na Martini dat derde termijn als nu lii scrijft op meye, unde dat ander wes Frederick meer schuldich blijft, sal hye van geven wo vurscreven, beholtlicken wes na den uutgainde ende versetten scult, Frederick meer sculden sij stainde jairlicx op den xx ten penning wo baven mach de eyne den anderen sulcx i jair to vorens opseggen, alsdan sal dye pensie myt den hovetstoel gereet sij, dit is avergegeven voir Johan Smyt ende Mensse Johans, scepen sulcx wo vurscreven to afftervolgen.

22-08-1552
[Ondergeschreven:] Anno 15 lii den xxii Augusti, so Henrick Mensen van Frerick Jansen dat huyss ende dusse sulve stede gecoft heft ende angenomen Gert ter Duyss to betalen, becande Gert vurscreven dat hem Henrick Mensen de lxvii gulden paymentz vurscreven ontfangen heft, ende dancket Henrick Mensen guder betalinge. Actum ut supra.

fol. 18vo | 28-09-1551
Up Avondt Michaelis anno li erscheen vor scependoem Hermen Bernts myt Beerte sijn huysfrouwe, ende verwylcorde so hem Albert Helcking verstreckt ende gedain heft op den gairden, Hermen in gebruick heft, de summe van xxiiii enckede dalers op twye mud roggen des jairs, dat Albert vurscreven voer al en erst den sulven gorden vor den pennyngen ende rente sal holden vor eyn onderpant bess hem de xxiiii gulden betaelt synnen na vermogen den breeff de hye Alberte to onderpande gedain heft, dess verwylcorde Hermen myt Berte vurscreven Alberte vurscreven off sijnen erffgenamen to meye erstcomende to betalen dusse vurscreven hovetstoel ende vii daler voirt all affterstellich ende i mud roggen van stunt an. Actum ut supra.

fol. 18vo 09-10-1551
Item de negeden dach Octobris anno 15 li is voir scepen und raedt ten Hardenborch erschenen Thyas Derckszonne myt Femme sijn echte huysfrouw ende bekanden so sye Peter van Uuterwijck hoir huyss bynnen den Hardenborch erfflicken vercoft ende opgedragen hebben na craft eyner coepcedule, so bedanckede Thyas unde Femme vurscreven vor hem ende horen erffgenamen Uuterwijcke vurscreven der betalinge, des huses vullencomener betaelt, ende synnen des huyses vertegen ende uutgegain tot behoeff Uuterwijckes vurscreven ende sijnen erffgenamen, myt aller vertychnisse, oplatinge ende avergevinge als nae Stadtrechte behoert, ende des sall Thyas vurscreven hem dat huyss vrijen als men bynnen Hardenborch sodanen vercoep eyns huyses plegen to vrijen, voirbeholden dat Thyas int sulve huyss mach wonen blijven bes meye t’comende, gesciet voir scepen als Jan Smyt ende Geerdt Lefferts.

fol. 18a | 07-09-1551
Voir scepen ende raedt der stat Hardenborch erschenen Roloff Blanckvort ende Henrick Alerts alsye borgen vor Hermen Bake vor acht mud roggen eyns, dairvan de dach ende rechtvorderinge huyden to dage om was, om de panden uut to slijten noch termijn, so gebreck in der betalinge was ende noch to wege comen kunde, ende Hille Kamerling nu lange tijt hen gelegen ende oncost bedreven. Is dat sulve noch ter tijt opgestelt, also dat Roloff ende Henrick vurscreven in der scepen handen avergegeven ende gelavet hebben, alsye gude luden tostain der genoempter Hille ofte den horen kummervrij to leveren bynnen Zwolle in hor secker beholt nu t’suncte Michiel to commende de achte mud roggen, unde so vern hye enich gebreck bij quame bij den rechten sake wolder ende niet bij den borgen verwylcorden, dusse verscreven borgen dat Hylle vurscreven na den dach Michaelis hyr ener mach om senden, dat sij eyn staddyenre off eyner dye hor belyeft, om op de borgen t’mogen liesten bes de rogge betaelt is, dairbij eynen daler de Hylle vurscreven dairom desse dach versuymt ende ter onkost gedain heft, vort allent was dairop lopen mach, niet uutgesundert, wert oick sulcx wyllich betalen wo vurscreven, sal van den daler niet meer bereckent worden dan behorlick pantgelt, des heft Hermen Bake in tegenwordicheit ons scepen de borgen weder belaeft to vrijen, also scadeloess t’holden alsye eyn mud van vrij staet vor scepen Jan Rotgers ende Mense Joans. Anno 15 li den vii den Septembris.

fol. 18xvo | 16-06-1544
[tussengevoegde akte]
Wij burgermeistern, scepen unde raet deer stadt Hardenborch doe kundt ende betugen dath wij in onsen stadtboecke van den bess dussen artickel ludende van worden tot worden:
In den jaer xliiii quam voir scepen Jacob Losshaer, ende maekede mechtich Albert bij den Broke alsodane sculde als Jacob vurscreven heft in den Hardenborch, dat Albeerdt dairmede vortvaren, noch gelicke sijns sulves sculde alle dyngen sunder argelist, dit synnen de sculde die in onsen stadtboeck gescreven stain, andragende Jacob Losshair:
Item Jutte Smedes is sculdich Jacob vurscreven twelff Philipsgulden, ende xxix stuvers Brabants;
Item Lamberdt Mollincair twelff goltgulden; Henrick Werns vi goltgulden; Item uut Laurentius huys i scepel dess jairs als iii enkede Philipsguldenn; Allent vermelt der stadtboeck.
Orkunde der warheyt hebben wij scepen ende raedt vurscreven dorch voirsoick ende voir onse gelt Albert vurscreven eyn extract gegeven den sulven myt onser stadtzegel beneden op spatum gedruckt. In den jair xvc ende xliiii des mandages na Sacramenten.

fol. 19 | 27-10-1551
Item den xxvii ten Octobris anno 15 li erschenen vor scepen ende raedt Luken Jacobs myt sijn bruder Bernt ende bekanden soe Luken vurscreven dat bloet[tiend] versuymdt heft van den nederslach hye to Berckmen gedain, ende den vrunden voir den bloet[tiend] gelavet nu to meye viii ridergulden, ende dairnae t’suncte Michiel echter viii ridergulden, ende dat sulve verborget so to vullentrecken bij Andreas Rolofs, welcken borgen weder gelavet hebben alsye wairborgen Geerdt Lefferts, Wyllem Egberts ende Engelbert Henricks, sus belavede Luken ende Bernt vurscreven den borgen myt den wairborgen scadeloes t’holden ende de termijne vul to doen ende te betalen, ende den borgen alle hinder ende scaden affdoin. Stellende hem dairvoir alle hor guet bynnen ende buten den Hardenborch, huyss, hoff, ko, kalff, perden, wagen, niet uutgesunderdt, dat sulve heft Femme, Lukens huysfrouw, myt aver gegeven wo vurscreven. Acum ut supra. Oick synnen myt besomdt dat Luken i mud tegens Mertini dar sal senden end i mud ten nyen.

fol. 19 | 09-11-1551
Item ix den Novembris anno 15 li erscheen vor scepen ende raedt Hermen Bernts ende Beerte sijn echte huysfrouw ende kande sculdich t’wesen Jan Junge Gerdes sonne de summe van elven ridergulden, de sye Johanne belaven t’betalen tusscen dit ende meye t’comende, ende want dit nu lange gestain heft, sal Hermen myt Beerte dairbij geven to pensioin i daler, dit suss to afftervolgen ende to betalen, dair heft Hermen ende Berte vurscreven alle hor guet bynnen den Hardenborch ende huyss ende stede vor to onderpande gesath om bij gebreck der betalinge de summe dairan to verhalen, allent na Stadrechte.
Up dach verscreven heft juffer Anna van Rechteren bespraket Yde Wolter, Yde vurscreven wederom Frederick Jansen,hyrop heft Frederick vurscreven sijn beraet genomen xiiii dagen.

Up dach verscreven heft Henrick van Steygeren sijn xiiii dagn genomen op de ansprake Henrick Wernts op hem doet.

Up dach vurscreven synnen Jenne Hoefmans eyn pander vergut ende de opbadinge t’gelaten op Lambert Smyt ende Heyno Rullers.
Item Albert in de Herberge to gelaten t’panden Lubbert Smyt.
Item Hermen Henrick Mensen eyn panding vergundt op Gert Bernts.

fol. 19vo | 16-11-1551
Up maindach na Martini anno li erscheen voir scepen Derck Rolofs myt Jutte sijn echte huysfrouw, ende bekande voir hem ende sijne erffgenamen ontfangen t’hebben van Johan Wateringe t’Brucht de summa van xiiii gulden, den gulden achtendetwyntich stuver Brabants gevalueert gereckent, welcke summa Derck vurscreven myt sijn medebescreven belaven to betalen nu aver eyn jair, dairbij eyn mud roggen t’hantgelde, stellende hem daervoir alle sijn guet to onderpande, alle hoir guet bynnen ende buyten den Hardenborch, allent, niet uutgesundert. Des is Andreas Rolofs sijn bruder sijn wairborge.

fol. 19vo en 20 | 02-11-1551
Copia. Wy burgermeisteren, scepen und raedt der stadt Hardenborch doin kundt unde bekennen myt dussen apenen bezegelden breve, dat voir onss gecommen is int scependoem, dair wij seten als wij myt recht solden Frederick Johans onse mytborger myt Johanna sijn echte huysfrouw, ende becanden voir hem ende horen erffgenamen wo dat hye myt Hermen Capperslager van Osenbrugge eyn komenscup [=compagnonschap] geholden heft van eynen kettell dair Hermen vurscreven noch an mystet vijfftyn Philipsgulden, den gulden gereckent tot vijff ende twintich gevalueerde stuver Brabants, suss bekande Frederick myt sijnre huysfrouw vurscreven den sulven Hermen vurscreven ofte sijnen erffgenamen van de voir geroerte summe jairlicx to hantgelde t’geven op allen Martini in den Wynter off bynnen xiiii dagen dairna drie ort goldes paymentz vurscreven, ende dat uut ende aver eyn huyss mytter stee gelegen in onser stadt vrijheit tusscen Henrick Mensen ende Roloff Johannes voir an der straten achter an Geerdt ter Duyses huyss, wesende de erste renthe tendes ende naest sess ende dertich gulden op den huyse myt der stede bezwaert synnen dair men jairlicx pensie van geeft, vort uut ende aver als Frederickes ende sijnre huysfrouw guderen replick, onreplick, bynnen of buyten gelegen nu hebbende off noch gecrigende, niet uutgesundert, ende so vern dusse betalinge jairlicx noch en gesciede, sal end mach Hermen vurscreven off sijn erffgenamen dye vurscreven jairrente panden ende vervolgen op den vurscreven onderpande, allent als sych na Stadrechte behoert, sunder enige pantweringe hyrtegen t’doen, noch laten gescien in eniger wijss, dem Frederick Johan vurscreven belaveden vor hem ende horen erffgenamen, dait allent wo voir verhaelt to stane, wachten ende waren ende alle tijt geholden sijn better vestenisse to doin als sych na Stadtrechte behoren sall, beholtlicken Frederick, Johanna vurscreven ofte horen erffgenamen de inloss alle jaer onveriaert, wante des eyn halff jair to vorens opverkundicht is myt sodane hovetstoel ende pensie dan verscenen, mach oick want hem belyevet ende to vorens opverkundicht weert myt vijff gulden eyn oert jairlicx affleggen na belyeven Fredericks ende Johan vurscreven off horen erffgenamen. Sunder argelist. Orkunde der wairheit hebben wij burgemeisteren, scepen ende raedt vurscreven onse stadsegel dorch versoick Frederick end Johan vurscreven beneden an dussen breeff gehangen. Gegeven in den jair ons Heren mvc li den ii den dach Novembris.

fol. 20vo | 21-11-1551
Dem xxi ten Novembris anno [15] li erscheen vor scepen end raedt Frederick Johans ende bekande sculdich t’wesen Otto Schreens de summe van xxi Jochemdaler, de hem Frederick vurscreven belaeft to betalen tusscen dit ende Mytwynter tocomende, ongevierlicht bynnen acht dage dairna onbegrepen, dair stelt hem Frederick vurscreven voir to onderpande alle dat genne dat hye bynnen den Hardenborch heft, niet uutgesundert, ende sal de erste rente sijn uut den huyse mytter stede tendes ende naest enen vijfftich golden gulden dair men jairlicx pensie van geeft. Sunder argelist.

fol. 20vo en 21 | 21-05-1551
Voir scepen Johan Smyt ende Geert Lefferts.
Up den dunderdach na Pinxteren anno li quam voir scepen Wyllem Egberts myt Aleydt sijn echte huysfrouw, myt Merryken zalige Berndes ende Aleyde vurscreven dochter, ende hebben sych vruntlick verdragen van den gude zalige Berntz vurscreven, alsoe dat Wyllem, Aleidt vurscreven, Merryken vurscreven gelevert ende gegeven heft eynen breeff, spreckende van drie Philipsgulden des jairs, bezegelt bij den scepen van Hardenborch uut der stad guderen, wijder vermogens den origenaell dairmyt Merryken vurscreven horen vrijen wyllen mede doen mach in aller gestalt off de breeff op hoir gemaket, des stundt Merryken vurscreven myth Andreas Roloffzonne horen gecoren monbor in dusser saken, ende dede oplatinge ende quytsceldinge wederom van all hoir vaderlijcke guderen, nyet uutgesundert, ende bedanckede desvals Wyllem vurscreven myt horer moeder vullencommer betalinge. Sunder all argelist. Orkunde dit sulve beteykent in stadtboick.

fol. 21 | 20-11-1551
Voir Wyllem Egberts ende Gert Lefferts alsye schepen erschenen de olde Johan Gerts ende becande sculdich to wesen Johan Wessels to Ommen, welcke scult hye betalen wyll so navolcht. Sus belavede Jan Gerts vurscreven dat hye Johan Wessels wolde geven ende betalen eyn mandach t’comen over iii wecken ii rider gulden ende dye drie gulden op ende tusscen dit ende Vastelavont wall betaelt, des stelt hem Johan vurscreven al sijn guet to onderpande. Actum op avont Presentationis Marie anno [15] li.

Actie ende scelinge tusscen Jan Scrijvers van wegen Jacob Losshair, angainde i mud roggen uut Mense Caremans hus, dair syck Henrick Mensen alsye ohem ende monbor saliger Mensen kinder op verweerde. Is den twyst vergelijcket als dat Jan sal boren eyns voir all iiii ridergulden myn i ort anno li. Dusse pennongen synnen betaelt bij Gert Lefferts.

fol. 21vo | 07-12-1551
Voir scepen unde raedt erscheen Johan Gerts de olde myt Femme sijn huysfrouw ende bekande ontfangen t’hebben van juffer van Rechteren de summa van sess enkede daler, off xxix stuver Brabants valverdt vor eyn daler, dair sye hor jairlicx van geven sullen i mud roggen op suncte Jacob ter inlosse thoe, dess heft hoir Jan, Femme vurscreven to onderpande gesath koe, perden, beesten ende anders, allent des hye hebben in den Hardenborch, welt niet langer belieft mach sulcx den anderen i jair [te voren] opseggen. Actum den vii den Decembris anno [15] li.

Up dach vurscreven solde juffer Anna vurscreven dye panden van Geerdt ter Duyss mogen antasten, dan vermytz bede der scepen heft sye sulcx opgestelt bes meye, beholtlicken hors rechtes onvercortet.

fol. 21vo | 14-12-1551
Dem xiiii ten dach Decembris [1551] heft Lubbert Hoppers de anderde panding ende atmalinge gedain an den huyse met der stede dair Henrick Werns woindt, ende dairvan eerde ende holt int scependoim getoent. Lubbert vurscreven heft den Baden vulmechtich gemaket om aver sess wecke de laste atmalinge t’doine.

Op dach vurscreven quam int scependoem Frerick Johans myt Johanna sijn echte huysfrouw ende bekande sculdich to wessen Egbert Vogelerszonne de summa van achtenhalve gulden, den gulden van xxviii stuver Brabants, uutwijsinge twye cedulen de pertijen dairvan hebben, des stelt hem Frederick vurscreven dairvor to onderpande sijn huyss mytter stede ende allent des sij hebben, noch mogen werven tendes ende naest, dair vermogens deses stadtboick dan vor uut gaet, ende de koster dat sijne oick vor t’gane dair hye borge sij. Actum ut supra.

fol. 22 | 01-02-1552
Up Avondt Marie t’Lichtmis anno lii erscheen vor scepen Hermen Bernts ende kande sculdich t’wesen Hermen Jansen de summe van drie ridergulden ende heft dach om to betalen t’suncte Philippi et Jacobi, is to meye, ende so vern dye betalinge dan niet en gesciet, sal Hermen Jansen de panden mogen antasten vercopen ende na Stadtrechte dairmyt vorvaren tot sijnen penningen thoe.

fol. 22 | 09-02-1552
Up den ix den dach February anno 15 lii heft Otto Schreens sijn erste pandinge ende atmalinge gedain an huyss ende stede myt alle t’genss Frederick Johans hude t’dage besyt ende gebruickt.

fol. 22 | 1552
Item des wondesdages na Paeschen heft Johan Brantlicht besettet onder Henrick Mensen de betterscup van den gelde angainde van den huyse.

fol. 22 | 1552
Item des vrijdages dairna heft Johan ten Holtzzonne oick besate gedain an den gelde vurscreven.

fol. 22 | 18-04-1552
Item op suncte Marcus heft Femme, Goert van Bentemens huysfrouw, oick bezate gedain onder Henrick Mensen. Vort heft Femme vurscreven na uutwijsinge 1re hantscrift gepandet in dat huyss op alle dat guet dat Vrederick heft.

fol. 22vo | 15-02-1552
Up maindach vor Petri anno lii erscheen voir scepen Thyas Dercks ende sachte ii ersame heren so sych Thyas vurscreven in den erffhuysse sijns saligen olders heft laten inleyden, dairop sijn suster Merrye hem heft weder uutgeleidet, staet dairom ende begert de orsake so sye van enen bedde synnen van vader ende moder, dorch wat orsake Merrye vurscreven Thyas vurscreven uut sijn older guet heft laten leiden, darop Merrye begeerde hor tijt, hebben scepen unde raedt vurscreven gecant dat Merrye vurscreven huyden aver xiiii dage sal bij brengen de orsake wairmyt sye Tyas vurscreven uut den erffhuyse holden kan.

Item Hermen Lefferts heft doin panden Jan Gerts vor x mud roggen, dair Hermen borge is, des heft Johan Gerts den baden gewesen pandinge ant gaet.

fol. 22vo | 21-02-1552
Anno lii op Avondt Petri ad catedram, so Gijssbert Gerts bess Petri verleden myt wyllen der scepen in borgergemenede gesetten hebben ende sijn buyrgerscup alle tijt begert. Is hem dairom huide to dage sijnen gewontlicken eet bestaefft ende borge geworden, allent na Stadtrecht dairin besceiden eyn kindt nu verleden in dussen jair geboren genoimpt Jan. Hyrop betaelt ii ridergulden. Item op Petri anno liii noch 1 rider betaelt.

fol. 22vo | 27-02-1552
Item op saterdach post Petri anno lii heft Yde Wolters dorch onsen Baden de laetste atmalinge gedain an den huyss en stede van Frerick Jansen.

fol. 23 | 21-03-1552
Dem maindach na Oculi anno lii hebben Johan Smyt en Wyllem Egberts alsye scepen van sych gegychtet en bekant dat sye eyn jair v off sesse ongevierlich geleden dairbij an ende aver synnen gewest alsye scepen dairvoir hem quam Peter Gyssberts ende becande alsye eyn monbor sijnre huysfrouw dat hem Merrye Monckes vulgedain ende wall betaelt heft den gairden in de Duysterstege ende bedanckede hor vullencommen betalinge, ende heft alsdoe doir de scepen den sulven gairden vertegen ende oplatinge gedain tot profijt Merrye vurscreven.

fol. 23 | 02-05-1552
Dem ii den May anno 15 lii erscheen vor scepen ende raedt Geert Lefferts ende bekande dat hye tot behoeff Hermen Koheerde, Egbert sijn huysfrouw, ontfangen heft viii ridergulden van Thonyss Scomaker, dair Hermen ende Egbert vurscreven jairlicx op meye vor geven sall i mud roggen, dair Gert Lefferts de man ende broge vor is. Des heft Hermen ende Egbert vor hem ende horen erffgenamen Gerde vurscreven der borchtall scadeloss t’holden, stellende hen dairvor to onderpande allent dat gene dat Hermen ende Egbert vurscreven heft in den Hardenborch, huss, hof, ko, kalff, rorende, onrorende, allent, niet uutgesundert, de losse op meye, want de ene den aderen i jair to vorens opsegt, oick sal Hermen ende Egbert vurscreven gene exceptie hebben, dair alle sijn guet dair bynnen ende buyten dairvor instain.

Up dach vurscreven heft Hermen Bernts myt Berte sijnre huysfrouw belavet dat sye huyden aver acht dage Albert Heking genoechsame onderpande ende verwijssinge doen den hovetstoel xxxii daler jairlicx op iii mud roggen.

fol. 23vo | 02-05-1552
Soe dye scepen Thyas Dercks eertijtz vergundt is eyn scotken to tymmeren op der stadtgrunde bij Mollencairs huyss ende dat niet langer dan scepen end raedt myt den gemenen borger dat belyevede, ende alletijt want sye wyllen weder aff to brecken. Is dat sulve scotken Peter van Uuterwijck noch vergunt so lange als scepen end raedt myten borgeren dat belieft, unde so wanneer dat becandt weerde, myt rade der gemenen borgeren unde niet langer gehengen wyllen, wyl Uuterwijck des guetwyllich verlaten ende affbrecken. Actum den ii den May anno [15] lii.

fol. 23vo | 31-05-1552
Dem lesten May anno lii, so Lubbert Smyt van Johan Waterinck t’Brucht heft xlii ridergulden off hor geweerde, ende is van oltz noch sculdich v mud roggen, des Lubbert to mey betalen wyl. Suss is Johan Smyt vor sijn bruder borge geworden ende gelavet vor hem ende sijn erffgenamen, dat Johan vurscreven de pennongen nu t’suncte Michiel sullen betaelt weerden myt drie mud roggen, staet dat langer, sal meister Johan off sijn erffgenamen de man sijn, ende alle jair op suncte Michiel drie mud roggen verscenen sijn, so lange als de hovetstoel myt der pensie betaelt sijn.

fol. 23vo en 24 | 06-06-1552
Des dages na Bonifacii anno lii erscheen vor scepen, nemtlick vor Wyllem Egberts ende Gert Lamberts, Wyllem Scroer myt Geertken sijn echte huysfrouw, mede tonende eyne vulmacht, bij de stadt van Groningen versegelt, dat Beerte Mensen Cavemansdochter horen zwager Wyllem gevulmechtiget had angainde van hoer vader ende moder nagelaten erffnisse, hus ende stede bynnen den Hardenborch, suss hebben Wyllem myt sijnre huysfrouw ende vulmechtich vorgenoempte Berte des sulven huyses ende stede, nemptlick de twye andele, avergegeven in handen horen bruder Hermen ende synnen dessulven huyses ende stede vertegen ende uutgegain myt hande ende monde als na Stadrechte behort, ende bedancken Hermen horen bruder hoers andeels guder betalinge.

22-04-1555
Dem maindach na Qasi Modo anno lv heft Berte eygener persoen myt Wyllem Mensen hor monbor allent wo voirberoert horen bruder oplatinge gedain ende bedanckt guder betalinge.

fol. 24 | 27-06-1552
Anno 15 lii des mainendages na Johannes to Myddensommer quam vor scepen Albert Hermens myt Anna sijn echte huysfrouw ende becande sculdich to wesen ende an guden gelde ontfangen to hebben van Henrick Rolefs, Griete sijn echte huysfrouw, de summa van xii goltgulden, den gulden tot xxviii stuver Brabants valluerdt, dair hye to meye erstcomende van to hantgelde gelden ende geven sal eynen ridergulden, vort alle jair onveriaert, voirbeholden dat de ene den anderen i jair mach opseggen, alsdan t’lossen myt hovetstoel ende pensie als behoert, dess stelt Albert ende Anna vurscreven dairvoir to onderpande sijn huyss ende stede bynnen den Hardenborch ende allent genne des sye hebben, niet uutgesundert.

fol. 24 | 25-07-1552
Anno 15 lii op Jacobi Apostoli heft Johan Berteling to Ane gedain ende verstreckt meister Peter, Mette sijn echte huysfrouw, de summa van twyntich enkede Jochemdaleren, dat meister Peter ende Mette vurscreven off hor erffgenamen jairlicx verholden sullen op Jacobi to betalen myt eyn daler ende eyn halven rider duyrende eyn jairlanck, vort alle jair onveriaert, to lossen want de ene den anderen sulcx eyn verndel jairs to vorens opverkundicht heft, stundt meister Peter myt Mette vurscreven ende stelde hem des to onderpande huyss ende stede en allet dat sye bynnen ende buyten den Hardenborch leggende hebben, niet uutgesundert. Actum ut supra.

Up dach vurscreven becande dye junge Johan Gerts voir hem ende sijnen erffgenamen sculdich to wesen Aleidt Holtermans dye summa van twelleff ridergulden, dairvoir heft hoir Johan gesath sijn beste peerdt myt den wagen dye sye van stunt an mach antasten wanneer sye wyll off sye sal to wyllen betaelt worden.

fol. 24vo | 22-08-1552
Dem xxii ten Augusti anno [15] lii heft Geert ter Duyss juffer Anna van Rechteren betaelt, uutgesecht iii gulden, den gulden 28 stuver Brabants, vall de belevet Gerde vursreven juffer Anna vurscreven to betalen suncte Michielsmerckt erstcomende, onvercortet juffer Anna hors rechten.

fol. 24vo | 07-09-1552
Dem vii den Septembris anno 15 lii quam vor scepen end raedt de erntveste Peter van Uuterwijck ende heft sych myt Lambert Molencair verdragen, also dat hye hem van guder becander scult schuldich is ix goltgulden, den gulden gereckent tot 28 stuver Brabants, vall heft Uuterwijck vurscreven vor scepen ende raedt avergegeven dat hye Lambert vurscreven de sulve penningen gutlicken ende wal betalen wyl to meye erstcomende off bynnen xiiii dagen dairnha wal betalen, alle den hinder ende scaden dye hij dan dair wijder bij lidende is, sal hye mogen op alle sijn guderen mogen vorderen sunder ovelmoet, Uuterwijckes vurscreven hyrmyt alle vorscelinge doet gereckent. Actum ut supra.

fol. 25 | 12-11-1552
Up den saterdach na Martini anno [15] lii erscheen vor scepen, nemptlick voir Jan Smyt ende Wyllem Egberts, Engelbert Henricks myt Hylla sijn huysfrouw ende becanden vor hem ende horen erffgenamen, so sye ertijtz van Tryne Wygboltyng in den Ham uutstainde hadden ende noch hebben xv gulden, den gulden acht ende twintich stuver Brabants, den stuver veertyn placken, ende dair secker rente van gegeven synnen, sye t’samen noch verdragen dat Engelbert ende Hille off hor erffgenamen Tryne des jairs dairvan sal geven de xx ten penning, nemptlick drie ort des vurscreven golden, alle jair op suncte Victoer to betalen, dat sal de pachtdach ende lossedach sijn ongevierlech bynnen xiiii dagen dairna wall to betalen, beholtlicken de losse hyran to hebben want d’ene den anderen sulcx i jair to vorens opsegt, des stelt hem Engelbert, Hylle vurscreven, to onderpande allent sijn bynnen ende buyten den Hardenberch hebben, niet uutgesundert. Actum ut supra.

fol. 25 | 12-12-1552
Up maindach post Conceptionis Marie Virginis anno 15 lii erscheen vor scepen ende raedt heer Wyllem Kleggens pastor ten Hardenborch en Hermen Bernts, ende becanden dat sye t’samen verdragen synnen van lande dat Hermen vurscreven van den pastor onder der ploich heft, so heft de pastor vor ersten Hermen vurscreven to gude gedain i mud roggen, des belavede Hermen vurscreven myt sijner huysfrouw den pastor de ii mud nu noch verscenen to betalen tusscen dit ende Vastelavont, ende sal vort an dat sullve lant sijn jaren uuth beholde op dye garve dye de pastor dair jairlicx affnemen mach, deswijl die pastor vurscreven Hermen alle jair wederomme gave twye vijme stroes.

fol. 25vo | 06-03-1553
In jair ons Heren mvc liii den vi dach in de merte heft Lubbert Smit gecomen voir die scepene ende becande Wyllem Egberts ende Aleydt sijn huysfrouw sculdich t’wesen xx dalers, dair heft Lubbert vurscreven sijn brueder Jan Smit borge voir gesedt, gelick als sijn eygen propper scult, dair sal hie voir geven des jairs v scepel roggen up Gregory. Anno lvii op manendach na Judica heft Wyllem Egberts Johan Smyt dusse rente aff to lozen opgesacht tegen dye tijt.

fol. 25vo 06-03-1553
Int jair onss Heren mvc ende liii den vi ten dach in Martio quam voir dye scepen Hermen Bernts ende Beerte sijn huysfrouw ende becanden dat sye ontfangen hebben negen enckede Jochemdalers van Lambert Watering t’Brucht, wairvor belavede Hermen, Beerte vurscreven vor hem ende horen erffgenamen den genompten Lambert Watering dye vurscreven summe weder to betalen sanct Mertyn erstcomende, ende dat sulcx gescien sall, dair synnen Johan Smyt ende Geert Lefferts borge vor geworden, des belavede Hermen ende Berte vurscreven den borgen scadeloess t’holden, ende hebben den borgen dairvor to onderpande gesath horen gorden gelegen bij Jan Smedes scuyr, ende so vern dussen penning niet betaelt ende worde ende de borgen dair enigen hinder off scaden bij leden mogen, sij den gorden antasten ende vercopen tot den penningen to ende alle hinder ende scaden. Actum ut supra.

fol. 25vo | 19-02-1565
Anno lxv op manendach na Lxxa [=Septuagesima quamen vor scepen unde raet Wyllem Egberts ende Lubbert Smyt ende hebben t’samen gereckent angainde de xx daler myt alle versetten pensie, beholtlicken dat Jan Smyt borge blijft, also is gereckent dat Lubbert vurscreven Wyllem vurscreven off sijn erffgenamen sculdich blijft myt hovetstoel ende pensie in alles dertich daler, dye Lubbert vurscreven angenommen heft to betalen …………. jaers in drien termijnen, sunder hantgelt als becande wytlicke ende ………………….. dair vurscreven meister Jan borge van blijft.

fol. 25vo en 26 | 08-03-1553
Dem xiii ten Marty anno 15 liii quam vor scepen ende raedt Merrye Derck Monninckesdochter ende becande vor hor ende horen erffgenamen dat sye omtrent sess jaren geleden myt hor salige moder Aleidt Monincks ontfangen van Mense Johans die summe van sess ridergulden, welcke penningen tocomen sijn salige suster Aleide kinder, wairvan Merrye ende de moder den kinderen jairlicx van geven sullen ix stuver Brabants op Pinxteren t’betalen, dairvan dussen naestvolgende Pinxteren de seste pacht verscheyndt, suss belavede Merrye vurscreven in aller gestal wo verhaelt, dat sodane geroerte summe op vorwerde vurscreven noch erlichen, uutgerichtet sullen weerden ende des jaers verhantgeltet so lange de inlosse gesciet, dat gescien mach want de ene den anderen sulcx i jair to vorens opsegt, dair staet den kinderen vor, alle dat gene des sye heft ende de moder doe ter tijt had, nemptlick t’huyss ende stede. Actum ut supra.

fol. 26 | 08-04-1553
Dem xiii ten aprilis anno 15 liii vor scepen Mensse Jansen ende Derck Rolofs erschenen Otto Affting ende Lutgert sijn echte huysfrouw ende becande ontfangen t’hebben van Johan Richtering, borger bynnen Zwolle, de summe van sess gulden, den gulden xxviii stuver Brabants, dat hye verholden mach jairlicx op suncte Thoemas to betalen myt i mud roggen bess ten tijden dat sulcx affgelozet wordt, dat alle jair op Thome mach gescien myt der pensie dairbij sunder enig opseggen, des stelt hey Otto ende Lutgert vurscreven to onderpande allent des sye bynnen den Hardenborch hebben, als huyss ende stede, niet uutgesundert. Actum ut supra.

fol. 26 | 19-06-1553
Dem xix ten Juny anno 15 liii heft Femme, Jonge Johan Gerts huysfrouw, Gijssbert van Lair horen tabbert to onderpande gesath voir lx stuver Brabants.

02-06-1553
Dem ii den Juny anno liii heft Femme, Jonge Jan Gerts huysfrouw, Albert ten Venebrugge avergegeven so wanneer hye Jan de mast betaelt vii ort van eyn rider, so sal hye de spinde wech nemen ende de betterscup geneten. Actum ut supra.

fol. 26vo | 10-07-1553
Dem x den July anno 15 liii ersceen vor scepen ende raedt Albert Johans myt Beerte sijn huysfrouw ende becanden ontfangen to hebben van de Gildemeisteren Onser Lyever Vrouwen ten Hardenborch de summe van thyn gulden, den gulden gereckent tot acht ende twyntich stuver Brabants gevalueert, dat Albert unde Beerte jairlicx verhantgelden sullen alle jair op Petri ad Catedram [22 feb.] myt eyn halven gulden paymentz vurscreven an handen der Gildemeisteren to betalen ter tijt ende so lange dat sulve weder affgelosset weerdt, de stelt hem Albert ende Berte voir hem ende horen erffgenamen tot onderpande sijn huyss ende stede bynnen den Hardenborch tusscen Lambert Bulck ende Luken Jacobs gelegen, vort all dat sye hebben noch crigen mogen, niet uutgesundert.
[In de kantlijn:] Dit gelt heft weder ontfangen Albert Holtman myt Anna sijn huysfrouw anno 1561 so navolcht.

De Gilde Lambert Mollencair op actum ut supra. In gelicken forme heft Lambert Mollencair myt Femme sijn huysfrouw ock [ontfangen van de Gildemeisteren Onser Lyever Vrouwen ten Hardenborch de summe tyn gulden [gereckent tot achtendetwyntich stuver] ontfangen op jairrente ende vorwerde vurscreven [dat Lambert ende Femme jairlicx verhantgelden sullen alle jair op Petri ad Catedram [22 feb.] myt eyn halven gulden paymentz vurscreven an handen der Gildemeisteren to betalen ter tijt ende so lange dat sulve weder affgelosset weerdt, des stelt hem Lambert ende Femme voir hem ende horen erffgenamen tot onderpande sijn huyss ende stede bynnen Hardenborch, vort all dat sye hebben, noch crigen mogen, niet uutgesundert].

fol. 26vo en 27 | 16-10-1553
Dem 16 ten Octobris anno 15 liii ersceen vor scepen unde raedt de erntveste ende vromme Johan van Uuterwijck myt juffer Anna van Zuyrbecke sijn echte huysfrouw ende heft vullencomen vertichnisse ende oplatinge gedain Gijssbert van Laer myt Aleidt sijn huyssfrouw van den twye getymmer storvede [staande?) op eynre stede myt de sulve dorgainde stede, gelegen achter den cor dair Gijssbert unde de verwersce nu ter tijt in woinen, also dat de twy getymmer myt de dorgainde stede vort an in gewetten ende tot behoeff Gyssbert myt sijnre huysfrouw sal stain, allent vermelt twye bezegelde breven de Uuterwijck Gyssbert vurscreven dairvan avergelevert heft, ende Uuterwijck sey dairvan unterft ende Gyssbert myt sijn huysfrouw sij dairan geholden hyrvan eyn bezegelden brieff in langede gemaket, versegelt bij de stadt ende Uuterwijck vurscreven. Actum ut supra.
Vort hyrna is Gijssbert van Laer int schependoem erscenen myt Aleidt sijn huysfrouw ende versath den ergemelten Uuterwijck myt sijner huysfrouw vurscreven huyser ende de dorgainde stede twye gulden des jairs als de heer van den lande vor sijne pacht doet boren, jairlicx op Paescen to betalen off bynnen xiiii dagen dairnae, ende dit sal de erste pacht sijn uut den vurscreven huyser ende stede, des sal Gijssbert myt sijn huysfrouw off sijn erffgenamen geholden sijn dusse twye gulden aff to lossen to Paschen erstcomende aver vijff jaren, wesende op Paescen want men scrijfft negen ende vijfftich, allent vermelt segel in de breven de dair weder van gegeven synnen. Actum ut supra.

fol. 27 | 30-10-1553
Dem xxx ten Octobris anno [15] liii heft Johan Scrijvers doch den stadtbaden laten opseggen Henrick Wernts om tegens meye tocomende de sess gulden myt de versetten pensie, vermeldinge des stadtbokes, op to leggen ende t’lossen, dairop Henrick vurscreven geantwordt he nemen dat op ende sachte Jan dat sulve oick op ende wolde hem dat opleggen ende betalen.

fol. 27 | 03-11-1553
Dem iii den Novembris anno 1553 heft Luken Scomaker Gert Volckers gepandet voir iii mud roggen, dairop Gert Volckers pantkeringe gedain heft. Suss is den perteyen dach van recht gelecht op manendach na Beloken Paescen.

fol. 27vo 06-11-1553
Dem vi ten Novembris anno 15 liii erscheen vor scepen unde raedt Geerdt Volckers myt Gertruyt sijn echte huysfrouw, ende heft sijnen zwager Lambert Smyt myt Else sijn huysfrouw vullencommen vertychenisse unde oplatinge gedain van alle sodane gudere bynnen ende buyten alss Geertruyt van hoer saliger vader ende moder angecommen ende geërvet is, ende bedancken Lambert ende sijn huysfrouw des erffhuyses guder betalinge.

Up dach vurscreven stundt Lambert ende Else vurscreven ende becanden dath sye op horen swager Geerdt myt sijnre suster Gertruyt geenreley ansprake noch scelinge op had, dan bedanckede hem van allen scelinge guder betalinge.

fol. 27vo | 10-11-1553
Dem x den Novembris anno 15 liii heft heer Coep Bernts dorch den boden eyn beslach gedan an Roloff Jansen angainde eynen daler als xxviii stuver de Scram heer Coep sculdich is ende Roloff vurscreven onder heft.

fol. 27vo | 20-11-1553
Dem xx ten Novembris anno 15 liii erscheen vor scepen unde raedt Otto Affting myt Lutgert sijn echte huysfrouw ende becande sculdich to wesen Evert Wylling dye summe van xx ridergulden, dat welcke Otto vurscreven jairlicx op suncte Merten verhantgelden sal myt eynen ridergulden off sijn geweerde, so lange dat de ene den anderen sulcx eyn halff jair to vorens opsegt. Dair stelt hem Otto myt sijn huysfrouw vor to onderpande sijn huyss ende allent wes hye bynnen den Hardenborch heft off krigen mach, niet uutgesundert. Actum ut supra.

fol. 28 | 26-10-1553
Wij burgermeisteren, scepen unde raedt der stad Hardenborch doen kundt unde betuge myt dussen apenen bezegelden scijne, dat voir onss gecommen is int scependoem, dair wij seten als wij myt rechte solden, unse mytborgers Geerdt Mollencair ende Albert Johans, ende tugeden ter instantie ende versoick Henrick van Zuytwolde anders Rolofs so navolcht. Item Geerdt Mollencair tuget dattet geleden is omtrent offte wall sovenenvijfftich jaren dat hye sijn broet verdiende myt zalige Lambert de Vasse to Lutten voir, myt sijn sone Rotgert na, ende ten lesten myt zalige Sculte Wyllem, allent buyrlude to Lutten, unde plegen bide van Zuytwolde hoir Lutter beeste to huyden, suss weet hye wal dat de van Zuytwolde lande liggende hadden aver de Reest zuytwerdt na Arrien, dat sye plegen to gebruken met beesten, hoyen ende anders, unde heb niet gehoert noch vernomen van ennigen olde luyden to Lutten anders, dair dat sulve lant den van Zuytwolde to queme unde van olders tot olders angeërvet is, unde hebben de van Arrien, Ommen off yemantz anders dair enich inseggen op gehad off besperinge gedain, heft hye niet vernomen. Albert Johans vurscreven tugede dattet geleden is aver de vier ende viertich jaren dat hye op Suytwolde woende myt Derck ende Roloff ter Linde ende hoer beeste hodede, dat alsoe dye van Zuytwolde aver de Ae ofte Reest eyn brugge myt dijcke hadden gainde, dair sye hoir hoy aver vuerden, beeste ende scapen dreven, hue deden al den ganssen zommer an de zudersijt van die Reest, so veer na Arrien bess an dat Grote Hoepmansmeer, heft niet gehort noch vernommen hebben, de van Arrien noch Steygeren off yemantz anders den van Zuytwolde dat bespiert off anders gewetten, dan dat sulve lant den van Zuytwolde toquam. Dit allent wo vurscreven hebben desse getugen geaffirmeert, beëdet ende bezwaren als recht is. Orkunde der wairheit hebben wij burgermeisteren, scepen ende raedt der stad Hardenborch unse stadtsegel beneden an dussen breeff gedruckt. Gegeven int jair ons Heren mvc 53 den 26 ten octobris.

fol. 28vo | 27-11-1553 06-01-1554
Dem xxvii ten Novembris anno 15 liii ersceen vor scepen unde raedt Hermen Lefferts myt Gese sijn echte huysfrouw ende becanden so sye eyn hantscrift avergegeven hadden ludende so, namelich: Ick Hermen Lefferts then Hardenborch bekenne myt dusser hantscrift die ick myt mijn sulves hant ondergeteykent hebben, dat ick sculdich byn Zwane Aemsing weduwe twelff Philipsgulden dess hovestoels, unde dairto veer Gelresce riders van jairlicker pensie, so ick myt em overcommen byn, dat ick hem allent wo vurscreven gelavet heb to betalen op negestvolgende Michaelsdach, acht dage vor off na onbehaelt, allent sunder argelist. Datum sundagh vor Trium Regum [6 jan.] anno 15 dusent vijffhundert unde viertich. Ondergescreven stunt Hermen Lefferts. Ende want dit sulve noch niet betaelt en is ende noch sulcx sculdich kennen, wo vor verhalt, hebben sye huyss ende stede ende allent sij hebben, Zwane vurscreven noch t’onderpande gesath. Actum ut supra.

fol. 28vo en 29 | 11-12-1553
Dem xi den Decembris anno 15 liii erscheenen vor scepen und raedt Engelbert Henricks myt Hille sijn echte huysfrouw ende becanden voir hem ende horen erffgenamen dat sye tot behoeff Hermannus Scrijvers ontfangen hadden van Evert Wylling myt sijne huysfrouw de summe van twyntich golden gulden, den gulden xxviii stuver Brabants gevaluert, jairlicx op data vurscreven off bynnen xiiii dagen dairna to verhantgelden myt eynen gulden des jairs, durende dye tijt van drien jaren, alsdan sal ment lossen myt den hovetstoel ende pensie, daer en baven is noch voir onss gecommen Albert Johans to Hyemse ende heft voir dusse xx gulden ende de pensie mede gelavet, also dat Engelbert ende Hille ter eynre helfte ende Albert myt sijn huysfrouw vor de ander helffte doin t’samen vor instain ende belaven als gude lude van eren dit sulve to ontrichten myt hovetstoel ende pensioen. Sunder all argelist.

fol. 29 | 11-12-1553
Up dach vurscreven quam int scependoem Hillicken Peter Monnickesdochter, bekennende umtrent off wall xvi jar olt to sijne, ende coess vor horen munbor myt hande ende munde Peter van Uuterwijck, ’t welcke Uuterwijck also angenommen, ende wijl de persoin vorstain tot sijnen rechte, indien ’t nodich.

fol. 29 | 07-12-1553
Anno 15 liii Altera die Nicolay hefte Hermen Bernts myt Berte sijn echte huysfrouw vullencommen vertichnisse ende oplatinge gedain vor scepen Johan Smyt ende Egbert Hermens van sodane huyss ende stede alss Hermen ende Beerte vurscreven vercoft ende gelevert hebben Lambert Scomaker unde Lumme sijn huysfrouw, ende bedanckeden Lamberde ende Lummen vurscreven des huyses ende stede guder betalinge in aller maneren als dat huys ende stede bynnen onse stad gelegen is alder naest ende tusscen Jan Smyt ende Arendt Jansen. Sunder al argelist.

fol. 29 | 02-01-1554
Anno 15 liiii op Handgiftedach, To gedencken ende angainde den uutganck van Henrick Monickes weerdt bevunden dat Henrick vurscreven vor in dat ander boick bess sijns vader guet vertichnisse gedain heft tot behoeff sijns moders anno xlii op dach Johannes Baptista. Dairbaven Henrick vurscreven sijnen bruder Tyas sulcx noch vercoft ende opgedragen anno lii den x den Augusti. Femme Henrickswijff den coep believet anno liiii op hantgiftedach. Want dit sulve nu contrariert sal men sulcx int olde boick vinden bescreven.

fol. 29vo | 02-01-1554
Anno Liiii des dinxedages na Nijenjair quam voir scepen unde raedt Hermen Bernts ende heft Lambert Scomaker to borge gesath dat Hermen vurscreven sijnen swager Henrick Berger sal betalen sess golden gulden, den gulden 28 stuver Brabantz, ende noch eyn snaphaine, dat sulve sall betaelt worden to meye erstcomende aver eyn jair sunder enige middell. Dess is Lubbert Smyt, Lambert Scomakers wairborg geworden ende heft Lambert sijn huyss dairvor t’onderpande gesath myt all dat hye heft, dat Henrick Berger alsdan betaelt sall worden offte dairvoir pande t’leveren, des heft Hermen ende Beerte sijn huysfrouw Lubberde weder to onderpande gesath sijnen gorden, ende so vern des niet betaelt wordt, sal hye den gorden antasten voir desulve penningen ende allen hinder ende scaden off toth so volle geltz toe, allent wo vurscreven.

fol. 29vo en 30 | 05-01-1554
Dem v ten January anno 15 liiii erschenen vor scepen ende raedt, als vor scepen Geert Lefferts ende Mensse Jansen, Claes Lamberts ende becande so sijn zalige huysfrouw Geertken bij Jacob Juncker eynen vorsonne, oick genoempt Jacob, verworven hadde ende an sijn moders nagelaten guet myt verervet was, dat Claess ende Jacob Juncker vurscreven tusscensprecken Peter van Uuterwijck, Hermen Lefferts des kintz olde vader ende Andreas Rolofszonne geaccordeert unde verdragen synnen dat de voirgenompte sonne vor sijns moeders erffnisse van Claes vurscreven ontfangen sall sestyn golden gulden, den gulden xxviii stuver Brabants, scadeloes gelt, welck Claess vurscreven sal betalen Martini in den Wynter eerstcomende off mach dat eyn jair off twie dan dairna verholden op den xx ten penning ter tijt hye dat dan offlozet, hyrmyt sall de sonne sijn moders guet verlaten, dit sulve heft Jacob de vader ende monbor sijns soens also vor onss avergegeven ende vertegen. Ende des heft Claes vurscreven voir onss scepen ende raedt vurscreven oick avergegeven dussen tractaet to afftervolgen ende stellet alle sijn guet bynnen den Herdenborch dairvoir t’onderpande, so na Stadrechte behort vermogens eyn scijn, rustende bij Claess Lamberts, bezegelt ende gequitert bij Jacob Juncker is dit uutgedaen.

fol. 30 | 15-01-1554
Henrick Mensen erffgenamen: Soe Henrick Mensen zaliger voir hen sijne voirkynderen eynen seckere penning gemaket heft tot eyn affscheidt hor prionum [waarschijnlijk afk. v. patrimonium = vaderlijk erfdeel]. Allent vermogens lossweerdige breven voir ons int schependoem getoin ende gelezenn hebben, de nakinderen van Henrick Mensen, als nemptick Johan, Hermen, Wylm ende Henrick, gebruderen, Derck Roemberch myt Anna sijn huysfrouw, Jenneken in absentie hor man ende monber, ende Katrynken dye Derck vurscreven voir horen monbor koes, t’saemptlicken wo vurscreven ons scepen ende raedt presenterende de hundert gulden dé den vurscreven voirkinderen vermogens segel ende breve togekant wezen. Ende wyllen dair vorder op geprotesteert hebben, de wijle de kinderen nu van den anderen vertrecken, ofte nu enige van den vorkinderen enige moyte, inleydinge offte anders in den erffhuyse weren voerwenden, anropende dairom der justitie, de sulve voir behorlick loin dairuut to leyden, ende myth rechte to stuyren, syck obediërende to geborlicken rechtes to plegen, vorder consenteerden de benompten kinderen dat Wyllem ende Katrynken hor bruder ende suster dat sulve erffhuys myt alle sijn ingedoemte ende gerechticheit sullen onderholden tot profijte der kinderen bes meye eerstcumpstich, als sij sus lange gedain hebben. Anno [15] liiii den xv ten January.

fol. 30vo | 16-01-1554
Up Avondt Anthony anno 15 liiii erscheen voir Mense Johans ende Derck Rolofs scepen in der tijt te Hardenborch Albert Johan Heynens ende Beerte sijn echte huysfrouwe, Beerte myt Andreas Rolofs horen gecoren mombor in dusser saken ende hebben malcanderen betuchtiget na lijfftuchtes recht dye ene des andere gudes to gebruken ter laetste doet toe. Vort makende hoer uuterste wille unde testament, vorgevende ende seggende dat hem beiden van vader ende moder niet anverstorven is, wyllen dairom geordineert ende gestalt hebben alle dat genne dat hem na horer twyer doet averloept, ende wanneer hoer uutvaert vullenbracht is na kerspels ende stadwijse, dat dat avergeblevene sal gedeelt weerden dat sij hen gerack ende ongerack de helfte tot behoeff Onser Lyever Vrouwe te Hardenborch, d’ander helfte tot behoeff den rechten Armen ende nyemants anders.

Tho gedencken dat vor scepen und raedt erschenen is Geerdt Volckers, ende bekande dat hye sijner suster Aleidt solde betalen dat gene oer gelavet is ende Heyne te Mersche solden Henrick Johan Heynen betalen.

fol. 30vo | 29-01-1554
Dem xxix ten January anno 15 liiii erschein vor scepen ende raedt Merrye Monnickes ende heft Peter van Uterwijck verdain, verpachtet ende verhuyrt, ende van dussen dach an to tasten togestain alle hor anders van huyss ende stede vor ende affter dat Merrye van vader ende moder tocommet ende verervet is, to mogen gebuken bes to meye erstcomende aver eyn jair.
Dairna heft sye Thyas opgesacht de twye mud roggen van den sculte to Gelinchem tegens Martini tocomen aff to losen.

fol. 31 | 29-01-1554
Up dach vurscreven quam vor scependoim Merrye Monnickes ende becande myt hore conscientie, so dair eyne sentensie bij de heren van Zwolle gewesen is, ende vorder naderhant bij de scepene eyne kentnisse gescreven de Merrye ende hor bruder Thyas beide bedanckt hebben ende noch bedanken. Alzo dat Merrye dat erffhuyss na hore conscientie solde helen, staet Merrye ende segt dat sye dat erffhuyss int cleyn niet vercleynt noch vervrommet heft seder de tijt dat de heren van Zwolle de sententie gewesen hebben, erboth der halven dairvor to doen dat sye sculdich is to doen.

fol. 31 | 17-02-1554
Up saterdach na Invocavit [liiii] quam vor scepen ende raet Hermen Bernts en becande so hye Albert Meyling sculdich is 1 ridergulden, dair Hermen voir gepandet was, dat Hermen vurscreven Alberte vurscreven den ridergulden to meye erstcomende betalen sal off Albert mach de panden sunder recht antasten ende uutslijten als hye nu muchte gedain hebben.

fol. 31 | 19-02-1554
Up maindach na Reminiscere anno liiii quam vor scepen Henrick Monnickes ende gaff aver ende dede vertichnisse sijnen bruder Thyas, dat schijn ende vulmacht bij den richter van Hattum versegelt angainde van Gerryt Smyt myt Anna sijn huysfrouw, heercomende des kindes van salige Peter Monnickes, oick genoempt Peterken, sodat scijn weder vermelt.

fol. 31 | 08-03-1554
Up dunderdach na Mytvasten anno liiii erscheen voir Wyllem Egberts ende Johan Smyt de erntveste Peter van Uuterwijck ende gaff aver, so Jacob Sceper to Calendorn salige Aleidt Monnickes myt Merrye hoir dochter gedain had xii ridergulden endde in pensie verlopen, want Pinxteren kumpt iii rider, myn i ort, gulden dat sulve wyl Uuterwijck den Sceper to Pinxteren tocomen betalen. Inden niet, sal hye sijn onderpant ontholden ende op dat huyss myt der stede spreken als na Stadtrechte behort, des heft de Sceper Merrye an dit vurscreven eyn jair pachten to corten, to gude gescenen.

fol. 31vo | 05-04-1554
Dem dunderdach na Quasi modo anno 15 liiii erscheen voir scepen ende raet Hylle Peters Monnickesdochter myt den erntvesten ende vrommen Peter van Uuterwijck, ende heft opgedragen ende avergegeven ende in handen van Merrye rechtevordt van der hant togestain, dat Merrye dercksdochter vort an verrechtiget sal sijn an alle de nagelaten guderen, dair sye dorch versterven hor salige vader van salige Derck ende Aleidt Monnickes an verervet is.

fol. 31vo en 32 | 10-04-1554
Soe Claess Lamberts ende Geertken Hermen Leffertsdochter twye echteluden gewest synnen ende in den echten staet twye kinderen als eyn sonneken ende dochterken erworven, is de moder den sulven cleyne kinderen dorch den doet affgegangen. Omme dan dusse sulve kinderen tot doichden op te trecken, ende dat sye hoers moders guet namaels bekantnysse crigen mogen, is tusscen den vader Claess Lamberts ter eynre ende Hermen Lefferts der kinder oldevader, Geerdt Lefferts der kinder ohem, Engelbert Henricks ende Jochem Asskens der kinder moye man, alsye naeste vrunden ende bloetes bewanten, myt tusscensprecken der weerdigen ende geleerte meister Wyllem Kleggens pastor in Hardenborch, Peter van Uuterwijk ende Andreas Rolofs ende synnen vruntlickerwijs geaccordeert ende aver eyngecommen. So dat dochterken noch geen jair olt sijnde, buyten besteden is, dat sal Claess ontrichten ende betalen, alsdan nu Paescen erstcomende sal Hermen Lefferts myth sijnre huysfrouw, als oldevader ende oltemoder dat kint tot hem nemen ende holden in cost ende cleder dye tijt van Paescen tocomende aff to reckenen twelff jaren lanck, sunder ontgeltenisse van Claess vurscreven, dan Claess sall de oldevader ende moder van stunt an averleveren der kinder moder cleder ende clenodie tot horen lijve behorende, myt der moder screen [omkleedscherm], nyet daervan uutgesundert, dair de oldevader ende moder voir onderholt des kindes horen vrijen wyllen mogen mede doen, uutbesundert alleen der moder craem, sal tot profijt ende vordell van dat magedeken blijven. Oick so Claess vurscreven myt Geertken sijnre huysfrouw van Hermen Lefferts ende sijnre huysfrouw itlicke gelde ende anders mede to Bodele gelavet was, dan niet ontfangen. Is bevorwert dat Hermen Lefferts myt sijnre huysfrouw den twee kinderen tendes dusse twelff jaren dair noch vor geven ende uuten sall de summe van twintich ridergulden, dat allent tot profijt der beider kinder sal gelecht off verscotten worden. Hyr en tegens sall Claess, de vader vurscreven, oick sodane xii jaren in cost ende cleder onderholden, dat kint Lambertken genoempt ende blijve vort an in den ganss gude sytten, als huyss, stede, ingedoemte, gerack, ongerack, sculde ende onsculde, allent, niet uutgesundert, ende sal tendes alsodane xii jaren ende niet eer den tween kinderen vor hoer moder guet geven ende wall betaelt twye ende twyntich golden gulden, den gulden gereckent op 28 stuver Brabants, welcke summe als dan oick tot onderholt van Lambertken der kinder profijt gelacht ende verscotten sullen weerden, des sall Claess de vader tot sijnen onderholt van Lambertken ende dat den kinderen tendes de xii jaren de penningen gelacht werden voir scepen ende raedt ten Hardenborch, verwopenen [gerechtelijk vastleggen] huysstede ende allent des hye heft off hye er verstorven, dat Lambertken van ’t gemene guet voir hen tot den jaren onderholden mach weerden, ende dat de kinderen alsdan voir yemant hor penningen mogen crigen. Ingelick sal Hermen ende Gese oick al hor guet verwopenen, dat so wanneer sye affvallen, dat dochterken van den gemenen gude voir uuth onderholden sal weerden ende dat dan dye kinderen de xx gulden vor uth nu rede verwopent sall sijn. Oick is bevorwerdt off ennich versterff van vader ende kinderen gescege, dat sall erven dair dat God ende die Hillige Kercke ervet ende na Lantrechte behoert. Hyrmyt synnen alle de actie tusscen Hermen Lefferts ende sijn huysfrouw ende Claess, der kinder vader, mede hen gelacht unde gesceiden. Beyde pertijen als vurscreven verwopent vor scepen ende raedt den x den Aprilis anno 15 liiii.

fol. 32vo en 33 | 08-05-1554
Dem achten May anno 15 liiii quam voir scepen ende raet Jochem Asskens myt Hilla sijn echte huysfrouw ende bekanden so hye van Arendt Johan Alberts myt Engele sijn suster eyn huyss gecoft heft bynnen den Hardenborch myt de doirgainde stede, soals dat eertvast ende paelnaest gelegen is tusscen Lambert Scomaker ende Jochems vurscreven woning, ende sall dairvoir geven ende wal betalen de summe van drie ende t’soventich golden gulden, den gulden 28 stuver Brabants gereckent, op dussdanige vorwerden, so dat cloester to Zibekeloe dair jairlicx uut hebben eynen Philipsgulden, dan sal vor stainde blijven xx Philipsgulden, xxv stuver Brabants den gulden, dat sal dairop stainde blijven solange Jochem dat losset. Suss kommet de vurscreven Arent myt sijn suster to vijff ende vijfftich gulden paymentz vurscreven ende iiii stuver Brabants, welcke vurscreven summe in twe termijnen guetlicken ende kummerloess sullen betaelt worden, als de helffte nu meye erstcomende want men scrijft vijff ende vijchtich ende dairnaest Martini in den Wynter dat leste termijn all ende wal to betalen, dat erste termijn dat laetste to waren. Oick is bevorwerdt dat Jochem de scattinge ende ongelde de van den huyse noch niet betaelt en synnen, sal uutgeven ende betalen, ende den oven voir an der strate sal Arent affbrecken doen, ende den stien gemeten onbecroindt van Jochem vurscreven.
Dat dusse termijnen ende betaling so gescien sall, ende dair geen gebreck in vallen sall, heft Jochem vurscreven to borge gestalt Gerdt Lefferts ende Engelbert Henricks, de vor ons schepen ende raedt hantastinge gedain hebben ende dairvoir gelavet als hoir proper eygen scult eyne vor al an t’suken, ende dairvoir to onderpande gesath allent hor guet dat sye bynnen ende buyten den Hardenborch bewechlich ende onbewechlich hebben uutstainde.
Vort erschein vor scepen unde raedt Hermen Lefferts, Junge Leffert, Lubbert Smyt ende synnen dusse principael borgen wairborgen geworden ende so vern sye hinder ende scaden hyrbij liden, dair wyllen sye de borgen inne vrijen ende scadeloess holden, stellende dairvoer all hoir guet, nyet uutgesundert, dairvoir to onderpande. Den oplatinge is gesciet vermogens gelofflicke scijne bij Jochem rustende, so hye den perten wel betaelt heft, beholtlicken den artickel t’Zibekeloe.

fol. 33 | 09-04-1554
Dem ix den aprilis anno 15 liiii erschein vor scepen unde raedt Hermen Bernts myt Berte sijn huysfrouw ende becanden verpacht ende verdain to hebben Wyllem Egberts myt Alleit sijn huysfrouw sijnen halven gorden bij Jan Smytz scuyr, gelegen soals dat uutgestickt is, drie jair lanck duyrende, op welcke pachtinge Hermen van Wyllem vurscreven ontfangen heft xxi ridergulden, ende tendes dusse drie jaren sal Hermen vurscreven Wyllem vurscreven de xxi rider off hor geweerde weder geven unde de pachtinge loss ende ledich sijn, onvercortet de ene den anderen.

fol. 33 | 13-06-1554
Dem xiii ten Juny anno 15 liiii ersceen voir scepen unde raet ten Hardenborch Wyllem Johans, Wyllemken sijn huysfrouw, borger bynnen Zwolle, ende hebben oplatinge unde vertichnisse gedain Derck Rolofs myt Jutte sijn huysfrouw van den huyse ende stede gelegen in de Achterstrate tusscen Hermen Sloetes ende Lambert Mollencair, ende bedanckeden hem dairvan guder betalinge als na Stadrechte gehoert.

Up dach vurscreven stundt Derck Rolofs myt Jutte sijn echte huysfrouw ende becande sculdich to wesen Wyllem Johans myt Wyllemken sijn huysfrouw twyntich enkede Jochemdaleren off hoir geweerde, welck Derck ende Jutte vurscreven uut hoir huyss verholden ende jairlicx op Paescen dairvan to hantgelde geven sall eynen enckeden Jochemdaler off hoer rechte geweerde, ende sal so lange stain dat de ene den anderen sulcx i jair to vorens opverkundicht wordt, ende alsdan de hovetstoel ende pensie opgelacht sal worden unde betalen.

fol. 33vo | 09-07-1554
Item den ix den July anno 15 liiii erscheen voir scepen unde raedt Jacob Sceper to Calendorn ende heft angepandet an Monnickes huyss unde stede bynnen den Hardenborch, ende dat voir seckere sculde in ons stadtboeke beteykent, ende is de erste pandinge naest Thyas Dercks.

Up dach vurscreven quam vor scependoim Luken Jacobs ende bekande dat hye van Hermen Lefferts niet wuste to seggen dan alle vrommicheit, ende had hye wair eyn quaet wort van hem gesacht, dat sulve hye in haesticheit moge gesecht hebben, ende weet anders van hem niet to seggen.

fol. 33vo en 34 | 10-09-1554
Dem x den Septembris anno 15 liiii hebben de kinderen van salige Henrick Mensen vercofft hor huyss dat salige Henrick Mensen van Frerick Johans gecoft heft, in aller gestalt als dat vormaels van Geert ter Duyss gecoft ende betaelt is, [an] Henrick Egberts myt Else sijn huysfrouw, des sal Henrick vurscreven t’sulve huyss ende stede van stunden an mogen antasten ende dairvor geven hundert ende xxvi goldgulden, den gulden 28 stuver Brabants, op alsulcke conditie dat Henrick vurscreven den kinderen sal betalen t’suncte Mertyn erstcomende xxvi gulden, ende de hundert gulden sullen mogen blijven stain bess suncte Jacob want men scrijft lvi ende sal dan bij den hovetstoel leggen v gulden to hantgelde. Doch wes Henrick an gelde voir suncte Jacob betalen kan off betaelt, dair dorff hye dan geen hantgelt van geven. Oick is bevoorwert off Henrick tot eniger tijt achter bij de muyr tymmeren wolde, sal hye dat privaet huysken so veer wijken dattet hem niet scaden mach, t’wetten iii voet. Oick heft Henrick belavet dat hye dat hus sulver bewonen wyll ende genen anderen vercopen wyl, dan de besitter van Henrick Mensen hus sal den naercoep hebben, want de sulve doin ende geven wyl als eyn ander.
Item vor dusse betalinge also to gescenen, is borge geworden Thyas Dercks, ende heft gelavet als sijn proper eygen scult, dat dusse betalinge also gesciet is des hebben de kinderen t’samderhant des vercopes van den huyse oplatinge ende vertichnisse gedain als na Stadrechte behort.
Dusse vurscreven penningen synnen bij Wyllem Mensen becant betaelt to sijn den ix den Octobris anno lix.

Up dach vurscreven quam int gerichte Geert Bernts myt Gese sijn huysfrouw ende becanden, so sye sych alletijt becrondt hebben woe salige Henrick Mensen hem voir eyn weynich to na getymmert hebben, dat hye den kinderen des natymmers ende opsprake bedankt guder onrichtinge en vergudinge, ende hebben dairvoir ontfangen ii goldgulden, den gulden 28 stuver, dairmyt dat betymmeren onbecroent sijn, dan blijven sall.

fol. 34 | 23-09-1554
Dem xxiii Septembris anno liiii erscheen vor scepen unde raedt Peter van Uuterwijck myt Femme sijn echte huysfrouw ende toenden int scependoem eyne myssive uutgesanth van den Unicko Ripperdaes dair syck Peter van Uuterwijck vor verobligeert had alle sijn guet bynnen den Hardenborge vor dye juffer Van der Wenge to borge to stellen, dat allent dat genne de vurscreven juffer hors sons Henrick van Mervelt wegen van enyge meijeren ontfangen solde, de meijeren gude betaelt sijn ende myt eyner betaling loss sijn, suss heft Uuterwijck myt sijn huysfrouw vurscreven voir de juffer Van der Wenge alle sijn guet, huyss, hoff ende allent des hye bynnen off buyten den Hardenborch heft, dat de meijeren de an juffer Van der Wenge betaelde myt ener betaling vrij sijn sullen, des allent vermelt des drosten breeff.
Des belavede de vurscreven juffer, Uuterwijck vurscreven van der lossnisse scadeloess t’holden ende mach bij gebreck alle sijnen scaden versuken int Stycht van Munster off wair sij guet gelegen heft.

fol. 34vo | 29-08-1554
Anno 15 liiii ersceen voir scepen unde raedt Thyas Derks ende heft myt Jacob Sceper to Calendorn avercomen so Jacob vurscreven uut den erffhuyss als uut Monnickes huyss to quam xiiii ridergulden, suss sall Tyas verscreven Jacobe vurscreven van stundt an off myt den eersten in de hant geven ii ridergulden ende de x rider sal Tyas vurscreven uut sijn guet v’holden jairlicx op onse Kermisse myt i rider, so lange als dye ene den anderen sulcx i jair to vorens opsegt ende dan gelosset weert, also staet Tyas verscreven in de xiiii ridergulden als Jacob gestain heft. Actum op onse Kermisse int jair als baven.

fol. 34vo en 35 | 15-10-1554
Anno 15 liiii den xv ten Octobris quam vor scepen ende raet Lambert Smyt myt Else sijn huysfrouw, ende becande dat Griete heer Geerdes, de affterop sijn stede getymmert heft, van Pascen verleden noch xxvi jaren an de stede huyr heft, jairlicx dairvan te geven op alle tijt op Meye xx stuver Brabants, ende so vern Griete vurscreven edder hor erffgenamen tendes dusse 26 jaren doen wyl als eyn ander, sal sye off hor erffgenamen alle tijt de naste to sijn, ende bij gebreck van dien sal Lambert off sijn erffgenamen Griete vurscreven dat getymmer affguden na kentnisse vier onpertijeghe gude luden ende huyss ende stede tot syck nemmen.

Up dach vurscreven stundt Lambert Smyt myt Else sijn huysfrouw, ende bekande soe hye vermogens der stadtboick vormaels van Jacob Losshair ontfangen had twelleff gulden, den gulden xxciii stuver, den stuver xiiii placken, ende plach dair roggenrente van t’geven, ende want dair Johan Scrijvers de rente togestain is to boren, is Lambert vurscreven myt Johan vurscreven avercommen dat de roggenrente aff sall sijn ende Johan vurscreven sal vort an de twyntich stuver van Griete vurscreven jairlicx boren ten tijden ende so lange Lambert vurscreven den hovetstoel affloset, vermogens der Stadboick.1552

fol. 34a | 31-05-1552
Wij burgermeisteren, schepen unde raedt der stadt Hardenborch doen kundt und betugen myt dussen apenen bezegelden brieve dath vor onss gecommen is int scependoem dair wij seten als wij myt rechte solden Roloff Blanckvordt des sculten zonne myt Zweder sijn echte huysfrouw, Zweder myt Roloff vurscreven horen echten manne ende monbor, ende becanden voir hem ende horen erffgenamen dat sye op Jacobi Donne, screeff vijfftich, ontfangen hebben unde ontvangen an guden gelde van Lubbert Blanckvordt, Albert Helking, Johan Bulekes ende Roloff ten Crumenhave alsye kerckmeisteren der kercken to Hiemse, dye summe van t’soeventich golden gulden, den gulden gereckent op acht ende twyntich gevalueerde stuver Brabantz, wairvann genoempte Roloff myt sijnre huysfrouw vurscreven belavede voir hem ende horen erffgenamen der kercken van Hyemse,alsye suncte Lambert horen patroen, offte de sulve de provisoren synnen van suncte Lamberts guderen der kercken vurscreven de nu synnen off namaels kerckmeisteren weerden mogen, jairlicx to hantgelt geven unde wall betalen den xx ten penning als veerdenhalven gulden paymentz vurscreven, to betalen op suncte Jacob off bynnen xiiii dagen dairna, onbehaelt uut ende aver hor huyss ende stede bynnen den Hardenborch tegens onsse stadthuyss aver, oestwerdt an der porten, op der muyr stainde, westewerdt eyn stege bij Lubbert Smytz huyss, soals dat in onser vrijheit gelegen is ende so van dusse betalinge jairlicx niet en gesciede off to wyllen betaelt weerde in handen der kerckmeisteren vurscreven, sullen ende mogen de vurscreven kerckmeisteren, nu sijnde off namaels comende, de vurscreven jairrente panden off doen panden op den vurscreven onderpande, huyss ende stede ofte van den gennen de dye gebruket, bewoindt ende onderwynt voir uut ende aver alle hor gerede gudere, levende, doetlick, rorende, onrorende, bynnen of buyten gelegen, allent, niet uutgesundert, bynnen myt onsen stadtdyenre, buyten myt den dagelicxscen richter, ende myt den voertvaren als men myt pande to done plecht, de vor gerecht heren pacht gepandet, vervolcht ende uutgesleten weer, sunder enige pantkeringe hyrtegen to doin, noch laten gescien in enigerwijss, dan gelavede dit allent vurscreven to stain, to wachten ende to waren na Stadtrecht ende allen rechte als syck behoert, ende Roloff, Zweder vurscreven hebben voir hem ende horen medebescreven dusse jairrente vurscreven vertegen ende uutgegain myt hande, myt monde, myt aller oplatinge ende vertichnisse als Stadtrecht is. Beholtlick Roloff, Zweder vurscreven off hoer medebescreven dye inlosse alle jair onverjairt alle jair op sanct Jacob, want de ene den anderen sulcx i jair to vorens opverkundicht heft myt sodane t’soventich gulden paymentz vurscreven, ende myt alle versetten pensie als hovetstoel ende pensie bij eyn. Sunder all argelist. Orkunde der wairheit hebben wij burgermeisteren, scepen und raedt vurscreven onse stadt segel beneden an dussen brieff gehangen. Gegeven in den jair onss Heren dusent vijffhundert ende twye ende vijfftich den lesten May.

fol. 35 | 21-01-1555
Anno lv op maindach post Anthoni ersceen vor scepen ende raet die edele Peter van Uuterwijck myt Femme sijn echte huysfrouw ende bekande voir hem ende horen erffgenamen guetlicken verdragen ende myt Henneken salige Wolters Cremers huysfrouw in vruntscup avercommen van alle dat gene dat Femme vurscreven van horen saligen vader anverstorven was ende bedanckeden Henneken vurscreven guder betalinge en quytscelding, ende synnen dairvan vertegen allent als recht is, also dat sye gein meerder ansprake op Hanneken noch hore kinderen hebben noch beholden, sunder argelist.

fol. 35 | 18-02-1555
Den 18 February anno [15] lv bekande Johan Bade dat hye Martini verleden van Tyas wegen gepandet had an dat ingedomte in den huyse ende heft de panden omgeropen ende t’nyemant heft de panden wyllen copen, dan Thyas heft de panden ingesath vor x ridergulden, dairmyt sijn andeel ingereckent.

Up dach verscreven quam int scependoim Hermen Lefferts myt Gese sijn echte huysfrouw ende becande so sij Jacobi verleden in den jair van liiii ontfangen hadden van Derck Stubman de summa van xx gulden, den gulden 28 stuver Brabants, dye sye vor Jan Smyt ende Geert Lefferts alsie scepen hadden belavet to betalen t’suncte Michiel vergangen, dairvor stellende wagen unde perde ende allent des hye bynnen den Hardenborch gelegen heft, niet uutgesundet, dye wijle de betalinge noch niet gesciet is ende so wanneer sych Derck niet langer lijden wyll, sullen hem de sulve wegen ende peerden ende allent des sye hebben noch stain, ende mogen antasten tot den penningen wo vurscreven, sunder becronen van yemande. Actum ut supra.

fol. 35vo | 04-03-1555
Up manendach post Invocavit anno 15 lv erscheen vor scepen ende raedt Hermen Lefferts ende becande sculdich t’wesen Gerdt ten Hanencamp de summa van xxxi ridergulden, de welcke Hermen vurscreven ertijtz ontfangen had, nemptlick de xxviii rider van salige Bernt ten Hanencamp op ii mud roggen des jars.

fol. 35vo | 06-05-1555
Den vi ten May anno [15] lv voir scepen unde raet ten Hardenborch. Alzo de erntveste ende vromme Peter van Uuterwijck angesproken wort van Merrye Monnickes dorch eren voirsprake Frerick Johans omm eyn tuychnisse der wairheit t’seggen op ene coepcedule van den vurscreven Uuterwijck onderteykent, nu desse partien eyne coepcedule bijbrengen, dair de onderteykinge na luet orer ansprake niet en blijckt. Antwordt dair de vurscreven op, dat dye ansprake eerst casseren sie sulves, want se seggen dath Uuterwijck de onderteykende hant selves solde hebben, om dairvan de wairheit van to seggen. Stiet ende segt dairop Uuterwijck dat hye de vurscreven hantscryft nu niet bij hem en heft, dan anders wair, omme hem dairmede te beleren, gescicket dan wijl sulcx eerst dages weder vervorderen ende dan geerne laten sien, secht dairomme des niet sculdich sijn to sweren, dit sulveste wyll hye so vroe sye wyl op cost van ongelijck weder leveren na rechte.

fol. 35vo en 36 | 06-05-1555
[Den vi ten May anno [15] lv voir scepen unde raet ten Hardenborch] angainde Hermen Bernts, Johan Bade, de Berger.
Soe Hermen Bernts van Henrick Berger voir seckere sculden als eyns vijff daler verplichtet was ende huden dye dach ter betalinge all omme commen, ende derhalven pande begert, want men dan Hermen vurscreve sijnen peerden unde beesten tot sijnen nadeel affnemen solde, ende op sijnen gairden wal gelt konde crijgen, dan so sijn bruder Johan Bade dairin seggen to hadde, is nyemant gewest dye Hermen dairop gelt doen wolde, dairom is eyn vruntscup geholden ende Johan heft sijnen bruder Hermen alle sijn gerechticheit hye an den gorden had, to gude gescolden voir ii daler eyns to betalen t’suncte Mertyn erstcomende, ende de Berger heft hem noch tijth gegeven bes suncte Jacob erstcomende, des heft Wyllem Egberts voir Hermen gelavet, dusse beide als de Bade ende den Berger to betalen, so vern als Hermen op dusse termijnen niet betalen kan, sal Wyllem dat gelt uutleggen, dess heft Hermen myt sijnre huysfrouw avergegeven, zo vern Wyllem dat gelt uutlecht sal hye Wyllem to erkentnisse guder luden so volle meer lantz van den gorden doin tot dat gene Wyllem rede hebt, als dat na advenant der soven daler bedraicht.
Hyrop hebt Johan Bade myt Grete sijn huysfrouw der gerechticheit van den gorden sijnen bruder Hermen avergegeven ende vertychnisse gedain als recht is.

fol. 36 en 36vo | 07-05-1555
Dem vii den dach may anno 15 lv synnen lyefflicken unde vruntlicken verdragen heer Coep Bernts myt Wyllem Egberts sijn styeffvader ende Aleidt sijnre moder van all sodanen versterff ende erffnisse als hem angeërvet sij van sijn saligen vader Bernt Coepes, also dat hem Wyllem vurscreven noch geven ende heren Coep betalen sullen eyns twye ende twyntich goltgulden, den gulden gereckent tot 28 stuver Brabants, wal to verstane dat Wyllem vurscreven heren Koep vurscreven dit sommer sall betalen sess gulden paymentz vurscreven ende to meye hyr naest volgende acht gulden, to meye aver eyn jair oick acht gulden paymentz vurscreven dairmyt.

Frerick Johans becande den maindach na Bartolomei anno [15]55 ii gulden van Wyllem Egberts ontfangen van heer Copes wegen. Sall heer Coep vurscreven sijn vaderlicke prionum [waarschijnlijk afk. v. patrimonium = vaderlijk erfdeel] vulgedaen ende betaelt sijn ende die voirlosste in dusse boicke geteykent, oick vulgedain sijn so volle heer Coep dairinne belavet was, des heft heer Coep dorch Andreess Rolofs sijnen gecoren ende t’gelaten monber in dusser saken sijn vaderlicke angestorven guder vertegen ende uutgegain myt hande ende munde, myt aller vertichnisse als recht is. Beholtlicken dat heer Coep nochtantz van sijn moder guet niet ondeelt sal worden, dan tot sijne portie geneten als na rechte behoert, gelijcken de ander kinderen.

fol. 36vo | 20-05-1555
Dem xx ten May anno 15 lv erscheen vor schepen unde raet Frederick Johans vulmechtich Merrye Monnickes angainde des vercopes halven dat Merrye myt Peter van Uuterwijck geholden heft ende sprack an Peter van Uuterwijck voir de coepcedule de hem Merrye vurscreven tot truwer hant gedain hadde, sus bekande Uuterwijck vurscreven dat hye de cedule ontfangen had ende kunde sye op dat pas niet bijbrengen dan gelavede aver dren wecken, nemptlick den x ten Juny vor scepen ende raet to vertoenen.

fol. 36vo | 10-06-1555
Dem x den Juny anno lv gedyssputeert tusscen Peter van Uuterwijck ende Frerick Johans vulmechtich Merrye Monnickes angainde dye coepcedule tusscen Merrye ende Uuterwijck gesciet, wijsen scepen unde raet vor recht de wile Peter van Uuterwijck int scependoim vertoent eyn gelofflicke coepcedule bij sijn eygen hant ende twye getugen onderteykent, ende Vrederick vulmacht bijbrengt ende van Merries wegen op de coepcedule vul to done spreckt, sall Uuterwijck na rechte de coepcedule vuldoen ende wes Merrye hem in der coepcedule weder belaefft heft, sall Frerick in name wo baven weder vuldoin, allent vermogens der sulver cedule.

fol. 37 | 07-06-1555
Dess vrijdages na Pinxteren anno lv erschien Arendt Johans in name van het sulves ende van wegen sijn moder en suster voir scepen ende raet als voir Johan Smyt ende Geert Lefferts, ende becande ontfangen te hebben van Jochem Asskens de summe van acht ende twyntichstenhalve golden gulden, den gulden 28 stuver Brabants, ende dat an affcortinge der hovetsumme van den huyse dat Jochem van Arent ende sijn suster gecoft heft. Beholtlicken dat Jochem in dusse summe ingereckent heft xxv stuver Brabants de hye dé van Zibekeloe betalen sall van der huysshuyff bij Arent vurscreven te assignieren.

Item soe noch eyn jair affterstedich solde sijn, dat welcke Arendt halff verwoindt heft, ende Jochem dan der helffte heft, Arendt vurscreven Jochem vurscreven de i pacht als de xiii stuver ingelaten to betalen an de xxi stuver de men hem noch sculdich is.

fol. 37 | 27-06-1555
Dem xxvii ten Junii anno 15 lv ersceen Hermen Lefferts vor scepen als voir Johan Smyt ende Wyllem Egberts ende bekande sculdich t’wesen de edele ende v. Wyllem van IJsselsteyn, drost to Gelemuyden, van verjaerde pacht vi mud roggen unde 1 scepell, dat hye alsie verweerde ende becande scult, lavet to betalen tusscen dit ende suncte Mertyn eerstcomende, wante alsdan de nije pacht als v scepel jairs weder verscenen is ende hyr niet ingereckent.

fol. 37 | 29-08-1555
Up dach Decollationis Johannis anno lv ersceen vor scepen ende raet Lambert Golt ende sprack an Peter van Uuterwijck vermogens eyn scryfftuyr voir drie quartier molter, dair Uuterwijck itlicke pennongen op betaelt heft to guder rekenscup, sus begert Lambert Goldt betalinge off dat Uuterwijck myt sijnen ede segge ende holde wes hye betaelt heft ende Goldt vurscreven sculdich kendt, dat welcke Golt an sijn handt ende mondt scoet. Hyrop Uuterwijck sachte dat hye dat molt ontfangen had op eyn conditie ende kent hem niet sculdich. Ende Lambert Golt sachte hye solde dat bij sijn eet holden, weer hye hem niet sculdich, so kunde hye hem myt sijn eet betalen, ende begerde dan eyn sententie op suss wijsen scepen ende raet vor recht nadenmael Uuterwijck bekent dat molt ontfangen, sal hye betaling doin off betalinge bewijsen off syck myt ede ontsculdigen dat hye Golt niet sculdich is. Uuterwijck bekent ende betuget bij sijnen eeth ende segt dat hye hem niet sculdich is, ende was averbodich den eet to doen.

fol. 37vo | 07-10-1555
Dem vii den Octobris [1555] synnen Johan Meyering ende Gerdt ter Duyss avercommen also dat Geert Johan Meyering dye scult hye hem sculdich is sall betalen t’suncte Mertyn eerstcomende ende wes hye hem dan niet betaelde, dair mach hye dan vor panden want hye wyll voir verwonnen scult.

fol. 37vo | 16-12-1555
Dem xvi ten Decembris anno 15 lv ersceen voir scepen ende raedt Peter van Uuterwijck en Johan Oding, ende synnen t’samen averdragen van der pandinge de Johan Oding op Uuterwijck vurscreven gedain had alsdat dat sal stainde blijven, blijven onvercortet des rechtes bes den ersten rechtdach na sunct Pontien eerstcomende.

fol. 37vo | 26-12-1556
Dem saterdach na Kersmisse anno 15 lvi erscheen voir scepen unde raet Peter van Uuterwijck myt Femme sijn echte huysfrouw ende becande so hye myt Merrye Monnickes eyn comenscup [=koopmanschap] geholden heft ende hoir belavet tachtentich gulden, den gulden tot 28 stuver Brabants, to verwijssen uut sijn huyss vermogens der coepcedule op den xx ten penning, sus stunt Uuterwijck myt Femme vurscreven ende hebben voir de lxxx gulden op sodane jairgelde tot rechter onderpande gesath sijn huyss, stainde bynnen den Hardenborch bij der bruggen westweert ende sal sijn de erste rente voruut ende aver all sijn guet, niet uutgesundert, in aller gestalt als die coepcedule dairvan vermelt. Dusse rente sal angain ende verscenen sijn op meye dit jair van lvi, ende want dair men nu eyn twystjar verleden is, dat vermytz oplatinge ende anders verlopen is, den sulve is gestelt tot kentnisse der scepen.

fol. 37vo | 26-12-1556
Item [dem saterdach na Kersmisse anno 15 lvi de tyn gulden de Frederick hebben sall synnen sye geaccordert dat Uuterwijck myt sijn huysfrouw hem sunder enige cost, hinder ende scade sal betalen tusscen dit ende Palm, dair stelt hye hem vor to onderpande den broukettell ende allen sye hebben.

fol. 37vo | 10-02-1555
Dem x den February anno [15] lv becande Hermen Leferts den coster sculdich to sijn iii goltgulden, den gulden 28 stuver, ende iii stuver.
Johan Slomer ii rider myt drie ort.
Luken Jacobs xxxv stuver.
Desse vurscreven hebben de scult becant ende alle tijt overgegeven, dair mogen vor gepandet werden.

fol. 38 | 03-02-1556
Dem derden February anno 15 lvi ersceen voir scepen unde raedt Hermen Bernts myt Berte sijn echte huysfrouw ende becande voir hem ende sijnen erffgenamen dat hye ontfangen heft van Wyllem Egberts myt Aleyt sijn huysfrouw de summe van tyn ridergulden, den gulden 24 stuver Brabants, dat sall Hermen verhantgelden myt den xx ten penning nemptlick x gulden, op suncte Gregorius to betalen dair Gregorii [15]57 de erste pacht van verscijnen sall, des heft Hermen myt sijn huysfrouw Wyllem vurscreven to onderpande gesath den halven gairden den Hermen nu ter tijt gebruickt, dair Wyllem de ander helffte van gebruickt. Also is oick avercommen, weert sake dat Hermen off sijn vrouwe den goerden eniger tijt vercopen wolde, so sall Wyllem myt sijn huysfrouw den narer coep hebben want sye doin wyllen als eyn ander, alle dingen sunder argelist.

fol. 38 | 09-03-1556
Dem ix den Marty anno lvi erschein vor scepen ende raedt Hermen Bernts ende becande dat hye Albert den Veren betalen ende geven solde van Henrick van Steygeren iiii Philipsgulden, den gulden 25 stuver Brabants, dairvan sal hye Albert vurscreven de ii gulden to Pinxteren betalen ende t’suncte Johannes dairna de laetste ii gulden wal betalen.

fol. 38 en 38vo | 20-04-1556 15-02-1563
Dem xx ten Aprilis anno [15] lvi ersceen vor scepen unde raedt Derck Rolofs myt Jutte sijn echte huysfrouw ende hebben vor hem ende horen erffgenamen vullencommen oplatinge ende vertichnisse gedain tot behoeff Egbert Hermens myt Femme sijn echte huysfrouw ende horen erffgenamen angainde van den huyse ende stede dat stainde is tusscen Lambert Mollecaer ende Gese Slotes, welck huys ende stede rechtevordt tot Egbertz scade ende bate staet. Dess geft Egbert myt sijn huysfrouw weder avergegeven ende belavet dat hye in Derckes stede sal stain myt de xx enkede Jochemdaler de Wyllem Stapelmans huysfrouw op hantgelt dairuut heft. Is betaelt an handen Gerryt Jochems ende wetlicken sij vurscreven in anno [15]57.
Noch sal Egbert betalen tyn golden gulden, den gulden 28 stuver Brabants, op eynen halven gulden jairs de [Jacob] den Sceper to Kalendorn op Assumptio Marie [15 aug.] verscijnende is, dat de ene den anderen eyn halff jair to vorens opseggen mach om aff to lozen. Dat Egbert ten Onser Leyver [Vrouwen] to Veerhoichtijden [15 aug.] mach afflozen sunder renthe off dairna aver eyn jaer de erste rente to betalen, allent vurscreven.
Is afffgeloset Altera Valentini anno 63 [15 feb. 1563] bij Egbert Hermens an handen Heyle erffgename Jacob voerscreven.

fol. 38vo | 20-04-1556 29-09-1556
Noch [dem xx ten Aprilis anno 15 lvi] sal hye [Egbert Hermens myt Femme sijn echte huysfrouw] an Henrick ten Nijenhuyss to Brucht sijner handen betalen to Pinxteren erstcomende vijfftenhalven goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, sus cumpt Derck [Rolofs myt Jutte sijn echte huysfrouw] vurscreven noch van huyssvercoep to xiii goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, de v gulden sal Egbert van stunt an betalen, de acht gulden t’suncte Michiel [29 sep.] eerstcomende.

fol. 38vo | 25-04-1556
Dem xxv ten Aprilis anno lvi hebben dye gemenen scepen unde raedt myt den gemenen borgeren t’samptlicken unde eyndrachtlicken avergegeven myt gelijckenn stemmen, dat nu voert an nyemant van buyten in onser stadt sal kommen woenen omme die borgerscup to genieten off borgerscup wynnen, hye sal onser stadt eerst moten geven twelleff Jochemdaler. Beholtlicken dat men eyn ansien hebben sal off yemant van onse borgerdochteren van buyten eynen man inhaelde; Ende wel op sittelgelt wyl myt ons woenen sal jairlicx geven drie Jochemdaler dat sij wijff off man.

fol. 38vo | 07-05-1556
Dem vii den May anno lvi ersceen vor scepen unde raedt Frederich Johans, stadtdyenre van Zwolle, ende heft angesproken Gijssbert van Laer van wegen der stadt van Zwolle vor v goltgulden, vermogens eyne vertoinde hantscryft dair Gijssbert ende Gosen Alerts ene voir all dorch hor eygen hant den heren van Zwolle dye betalinge to done gelavet had, want dan Gijssbert vurscreven myt de sulve hantscryft angesproken heft, hye de hantscryfften alnoch gestant gegeven ende tijt der betalinge begeert bes sunct Jacob, des hem Frerich vurscreven also vergundt heb, ende bij gebreck der betalinge sal hye sulcx mogen vorderen, ende Gijssbert sal alle hinder ende scaden ontrichten de na na Jacobi vurscreven dairop lopen mogen.

fol. 39 | 03-06-1556 24-06-1556 13-07-1556
Dem iii den dach Juny anno 15 lvi erscheen vor scepen unde raedt Jochem Asskens myt Hilla sijn huysfrouw ende heft gerichtlicken hanttastinge gedain ende bewyllet, angesien als nu ter tijt noch geen gelt en heft om dat laetste termijn van sijn huyss to betalen, ende muste lijden dat sijn borgen dairvor angesocht weerden om sulcx te vrijen, ende datter gene panden geslepet weerden, heft hye dorch vrunde raet dylay begeert ende tot aller bede tijt gecregen bess xiiii dagen na sant Johannes ten Myddensoemer [24 jun.] erstcumpstich, sus verwylcorde Jochem vurscreven myt sijner huysfrouw dat hye de vurscreven laetste termijn scadeloess gelt up de tijt off bynnen der tijt wyl leveren ende brengen in handen van Arendt Jansen, off de sijnent halven dairto gestalt weerdt bynnen leverden, ende so vern des niet en gesciet, sal dat erste gelt vervallen sijn ende Arendt mach dat huyss vrij weder antasten off sulcx an sijnen borgen versuken na sijnen gelyeven, so de borgen hyrmyt niet loss gelaten synnen, dan in vuller borchtal blijven, hyr en sal alsdan gein langer vertoch van exceptie in vorgenomen weerden dan myt de ener hant an to tasten, myt de ander hant vort uut to slijten. [In de kantlijn:] Is vuldain bynnen bewerden den xiii ten July anno 1556 op suncte Margarietendach vermogens eyn gude quytantie vor scepen unde raet gethoent ende vulstendich erkantet.

fol. 39 | 12-06-1556
Up suncte Oloff anno 15 lvi [12 jun. 1556] ersceen voir scepen unde raedt Hermen Johans van Bergenthem, ende heft in scepen handen overgegeven so hye itlicke jairrenthe geeft an Hille Camerling te Zwolle, dat hye hoer den hovetstoel wyl opleggen unde betaelt suncte Mertyn eerstcomende, ingevalle niet so wyl hey hoer gude wijssheit doin, dair sye mede bewaert sijn sal, ende dat genne dat hye hor sculdich is van verleden pacht dat wyl hye hor betalen anstainde Coverder merckt sunct Egidyus [1 sep.], ende dair geen rechtes off verwerenge tegen doin.

fol. 39vo | 28-09-1556
Dem xxviii ten Septembris anno [15] lvi ersceen voir scepen unde raedt Aleidt ter Velscet myt Hermen hor sonne ende bekanden sculdich to wesen van guder bekander wytlicker scult de summe van xiii goltgulden, den gulden xxviii stuver Brabants, ende iii mud roggen van achterstedige pacht, ende is bevorwerdt, kan Aleidt myt Hermen vurscreven dit sulve wo vurscreven nu to suncte Gregoriens betalen sal, hye dair geen rente van dorven geven. Indien niet, sal dat mud roggen noch verscenen sijn so lange de hovetstoel betaelt is ende dat Wyllem Egberts myt Aleidt sijn huysfrouw hyrmyt onbedrogen sullen sijn, so hebben sye hem tot eyn onderpande gesath den gorden achter den Kerckhoff tusscen Henrick Gutes ende Wyltvanck gelegen ende allent des sye hebben.

fol. 39vo | 28-09-1556
Ersceen [xxviii ten Septembris anno 15 lvi] oick voir scepen unde raedt Hermen Bernts myt Berte sijn echte huysfrouw ende becanden ontfangen to hebben van Wyllem Egberts de summe van x goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, dair sye alle jair op Hardenberger Kermisse [laatste woensdag van aug.] van geven sullen xv stuver Brabants bes Hermen ende Berte dat afflozet, hyrvoir heft Hermen ende Beerte vurscreven Wyllem ende Aleydt vurscreven to onderpande gesath sijne helfte van den gairden bij Jan Smedes scruyr dair Wyllem vurscreven de ander helffte van gecoft ende betaelt heft om in dessen hovetstoel ende pensioin onbedrogen t’sijn.

fol. 39vo en 40 | 28-09-1556
[Up xxviii ten Septembris anno 15 lvi] Ter instantie van Peter van Uuterwijck tuget Jan Gerts de Olde, Bernt Jacobs datter sij geboert dat sye itlick holt solden laden bij den Scutstall dat Uuterwijck dair had voren laten, sus hebben sye Berntz scip an de boert vulgeladen, so quam Wyllem van Goer ende Johan Haefftens dener ende Johan Dames myt geweerden hant ende sachten, sye solden dat holt niet laden ende woldent myt handen holden, so vern sye dat vueren wolden ten latesten, synnen sye en wech gegain ende weder myt Johan Oding bij hem gecomen ende hebben hem dat holt laten verbeden, seggende van dus holtrichters wegen. So is Johan Gerts na den Hardenborch gegain om Uuterwijck dat to erkennen te geven, ende Berent bleeffbij dat scyp, heft Uuterwijck na den sculten gegain ende weder gecommen, ende sachte hye had dat affgedain, hye solde weder omgain ende laden ’t holt, hye wolde dat to rechte bynnen kerspels laten als Johan gedain heft, doe nu Johan dair quam ende hem des to kennen gaff, sachte sye, sye vrageden niet na sculten noch na drosten ende wolden dat holt niet laten voren ende woldent myt handen holden. Seggenden oick dat sye dat scip an de boert geladen had ende datter noch wal so volle holtz buten lach, dat sye dat t’samen in Bernt scyp niet hadden mogen vuren, dan wetten niet secker wo voele. Bevestet als recht.

fol. 40 | 19-10-1556
Dem xix ten Octobris [1556] hebben scepen myt den voerheren den coster vergundt den oeven to setten in sijne want na den putte uuth, bij also off het geviele dat men den putte weder opmaken wolde, off dat sulve der stad scadelijcken weer, de wijle de aven wat meder op der stadgrunde cumt, sal men den alle tijt mogen inslaen edder affbrecken.

fol. 40 | 21-10-1556
Dess vrijdages na Undecim millium virginum anno 15 lvi erscheen vor scepen unde raedt Gijssbert van Laer ende becande sculdich to wesen Wolter van Bijlen de summe van sess goltgulden myt i braspenning, den gulden to betalen myt xxviii stuver Brabants, dat sulve belaeft Gijssbert vurscreven hem guetlicken to betalen nu sundach tocomende aver xiiii dagen. Inden niet, so mach Wolter vurscreven panden ende vervolgen na pantrecht ende verwonnen scult, allent als recht is, hyrop betaelt vijff goltgulden payment vurscreven an handen Wyllem Mensen, de sye avergesant heft.

fol. 40vo | 09-11-1556
Dem ix den Novembris anno 15 lvi ersceen voir scepen und raedt Lambert Smytmyt Else sijn echte huysfrouw ende bekande sculdich to wesen Hermen ter Slingenborch de summa van twelleff golden gulden, den gulden van xxviii stuver Brabants, dair Lambert ende Else vurscreven des jairs op suncte Mertyn in den Wynter van geven sal eyn mud pachtroggen Zwolscermate, dairvan op Martini van lvii de eerste pacht van verscijndt. Wel dat dan niet langer en belyevet mach, de ene den anderen des i jaer to vorens opverkundigen, des stelt hem Lambert vurscreven hyrvoir to onderpande huyss ende hoff ende allendt des hye bynnen ende buyten den Hardenborch gelegen heft, niet uutgesundert.

fol. 40vo | 08-02-1557
Dem viii den February anno [15] lvii ersceen voir scepen und raedt Mensse Johan Evers myt Merrye sijn echte huysfrouw, ende hebben vullencommen oplatinge gedain tot behoeff Lubbe sijner stieffmoder angainde van den huyse myt allen versterff des hem van vader ende moder mach angecommen ende verstorven is, ende so de styeffmoder dat huyss tusscen den Blomer ende den Hoff gelegen vercoft heft, dair holt hye geenreleye ansprake an, dan is dairvan gecontenteerdt myt dancksegginge der betalinge vor aller opsprake.

fol. 40vo | 15-02-1557
Dem xv ten February anno [15] lvii erscein vor Hermen Jansen ende Lambert Smyt als scepen Goesen Alerts ende heft vulmechtich gemaket sijnen bruder Rotgert alsodaine sake ende scelingen als hye myt Hermen Lefferts uut to stain heft in aller form als Gosen vurscreven sulver muchte gedain hebben Actum ut supra.

fol. 40vo | 20-02-15577
Up saterdach voir Petri heft Henrick van Steygeren avergegeven in allen rechte verwonnen to sijn als hye myt Luken Jacobs in sculde staet.

fol. 41 | 09-02-1557
Dem ix den February anno [15] lvii voir Thyas Dercks ende Lambert Smyt alsye scepen erschenen Wyllem Egberts ende is borge geworden Gert Lamberts van den vercoep des huyses op den Hoff, dat Mense Johans van Gert vurscreven vercoft heft aller opsprake dat Geerdt vurscreven na dussen dage op den vercoep is lijdende van den anderen kinderen off yemantz, dair staet Wyllem vor.

Up den sulven dach vurscreven stundt Mense Johans vurscreven ende bekande dat hye van Geerde vurscreven des huyses halinge vullencomener betalinge ontfangen had, dair hye Geerde inne bedancke, so stundt Mense vurscreven myt Merrye sijn huysfrouw ende heft hem des huyses guder vullencomer oplatinge unde vertichnisse gedain na Stadrechte als syck behoert.

Up den vurscreven dach [dem ix den February anno 15 lvii] ende vor scepen vurscreven quam Albert Dercks de Veer ende bekande dat hye van Geerde [Lamberts] gecoft had eyn halff scyp dat zalige Luken Lamberts plach to vueren, dair hye hem voer gelavet heft to betalen tyndenhalve rijder off hor geweerde des hye hem belavet heft to betalen, de ene helffte to Paescen eerstcomende, de ander ende leste helffte wal to betalen dairna xiiii dage vor sancte Michiel, sunder enigen middell ende sunder argelist.

fol. 41 | 01-03-1557
Up maindach ante Petri anno 15 lvii erschein vor scepen unde raedt Hermen Lefferts ende bekande sculdich to wesen Albert Coepman vijff ridergulden xvii stuver Brabants, de hye hem belaefft heft to betalen to Palme eerstcomende, so vern niet, sal Albert vurscreven mogen antasten sijne stercke tot weerderinge guder luden, sunder enich wederseggen.

Vor Lambert Smyt ende Thyas Derks op dach vurscreven heft Johan Sloemer sculdich gekant Albert Tyelensonne de summe van v ridergulden myn iii stuver Brabants, sal hye hem betalen sunder enigen middel op Mydtvasten eerstcumpstich.

Up vurscreven dach is Albert Dercks de Veer borger geworden ende hulde ende ede gedain na stadrechte, des blijft hye der stadt sculdich van den burgerscup to wynnen ii goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants.

fol. 41vo | 22-03-1557
Dess manendages na Oculi anno 15 lvii erscheen voer scepen unde raedt Lubbert Smyt ende tugede ther instantie van Peter van Uuterwijck dattet gysteren geleden viii dagen dat Lubbert vurscreven tot Uuterwijckes huyss gewest, so synnen Uuterwijck ende sijn huysfrouw myt Roloff ende Henrick Amsing uut den achterhuyse commen gainde, wes sye handelden wuste hij niet, doch int uutcomende sachte Uuterwijck tot den gebruderen, ick wyl uw betalen als eyn vroom man van eren, soe sachte eynen van de ii bruderen ende miendt dattet Roloff wass, dair synnen wij wall mede tovreden, ende dair heft ons niet lede vor gewest ende kennen uw dair vrom genoich thoe. t’Bevesten want men begeert.

Up dach vurscreven affgeveerdich bij Frerick Jansen eynen boden van Ommen op de panden van Gijsbert [van Laer] t’ontfangen voir de v gulden, hinder ende scaden enz. Synnen den boden vor panden gelevert eynen Engelscen tabbert ende eyn fluwelen kappe.

fol. 41a | 10-01-1557
Dem x den july anno 15 lvii erscenen vor Engelbert Hoeffmans en ………………… alsye schepenen ende burgermeisteren in der tijt ten Hardenborch Hermen [Johans van Bergenthem] myt Lutgert sijn echte huysfrouw, Lutgert myt Hermen vurscreven hor echte [man als monbor], becanden vur hem ende horen erffgenamen, dat sye averlecht hebben horen olderdom, zwacheit, nyet volle meer doin edder wynnen konnnen, ende want sye ………………… dochters Geertken, Hylle, Katrine ende Henrick alle horen trouwen dyenst [bewesen] inleggen ende de cost helpen wynnen ende horen olders in hore zwachen ……………. bijstain ende hantreykinge doin ende gedain hebben als sye gundt God v……………., om dusse orsake hebben sij beiden olderen vurbenompt myt guder deliberati……………. geordineert, geseth ende gemackt na forme van testamente, ordinere……………. benompten vier dochteren nae doetlicke affganck den beiden olderen ……………. ymmermeer to besytten kommervrij dat huys ende stede bynnen den ……………. itziger tijt in wonen, gelegen in de Achterstrate tusschen Lambert Smyt ……………., ende dat op dussdanige vorwerden. So van dusse vier dochteren my……………. sytten ongehilickt, sal dat sulve huyss ende stede van den enen op den ……………. ten uutersten thoe. Wert oick sake dat ene van den vieren hylickt……………., sal dat huyss verlaten ende van dessen testamente verstecken sijn ende an den ongehilickeden bess ten lester doet thoe. Oick sullen dusse vier ……………. sulve huyss ende stede niet mogen veraligeneren edder vercopen wan……………. vier dochters wo baven sall dat sulve huyss ende stede weder succedere……………. bloet nu in den levende off op hore kinderen ende erffgenamen wal to w……………. der lester dochter vurscreven dat huyss en stede in erffdelinge stain ……………. Jansen myt sijnre huysfrouw eerst dorch den doet ontledicht ende ……………. kint in sijnre older stede to achter. Sunder argelist ende myt allen sulve vier dochteren nochtantz tot allen den anderen guede, so na sijn en vor hovet soe na als eyn ander.

fol. 42 | 06-04-1557
Dem dinxedach na Judica anno 15 lvii erscheen vor scepen unde raedt Gijssbert van Laer ende becande, so Frerick Johans stadtdyenre van Zwolle hem gepandet heft van wegen der stadt van Zwolle voir vijff goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, dairbij so volle t’onkosten dat de gehele summe beloept vi goltgulden. Is geaccordert ende verdragen dat Frerick vurscreven dat pant hye gepandet Gijssbert vurscreven weder ter handen stellen sullen, des gelaven scepen unde raet den genompte Frerick scadeloes gelt, de genompte sess gulden to betalen to meye erstcomende als hoir proper scult. Dess hefft Gijssbert vurscreven den scepenen weder gelavet to vrijen ende stelt hem dairvor to onderpande sijne broukettel, worden de scepenen alsdan niet gereddet, mogen sye den kettel antasten, vercopen ende horen vrijen wyllen dairmyt doen als verstane panden.

fol. 42 | 03-05-1557
Dem iii den dach May anno 15 lvii erschein vor scepen unde raet heer Coep Bernts ende danckede synre moder ende styeffvader Wyllem Egberts guder betalinge van de xxii gulden, vermogens der stadtboick, des hem belavet was van sijn priomonium [waarschijnlijk afk. v. patriomonium=vaderlijk erfdeel]. Sunder all argelist.
Ter instantie van heer Coep synnen voir scepen unde raedt ersceinen desse nabestaende sculdenaeren ende becanden heer Coep sculdich to sijn:
Hermen Lefferts xlii stuver Brabants
Lubbert Smyt xxiiii stuver Brabants
Jan Slomer ii goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants
Jonge Jan Gerts tot guder rekenscup xxviii stuver Brabants
Dusse sculdenaren belaven to betalen als verwonnen scult nu te suncte Merten in den Wynter eerstcomende. Ingevalle niet, sal men dairvor mogen antasten de panden sunder langer vertoch.

fol. 42vo | 10-05-1557
Dem x den May anno 15 lvii erscheen voer scepen unde raedt Tyas Derks ende Lambert Smyt als olde scepen ende hebben an onss gegichtet dat Geerdt ten Hulsbecke myt Zwane sijn huysfrouw voir hem als scepen to gode gescholden ende verlaten hebben horen zwager Mense Johans van alssodane andeel ende opsprake als sye tot horen kindesdeel to seggen hadden op den huysse op den Hoff.

Up den vurscreven dach quam vor scependoim meister Johan Smyt ende becande so sijn bruder Lubbert Smyt van der vicarus Onser Lyever Vrouwen opgeboert de summe van xx goltgulden, den gulden xxviii stuver Brabants, jaerlicx op i gulden to hantgelt op Martini, dair meister Johan borge vor is, sus stundt meister Johan ende sachte hye wolde der vicarius t’suncte Mertyn den hovetstoel weder geven ende sych dan der borchstall quyten.

Up den vurscreven dach quam vor scepen unde raedt Mense Johans ende heft vor scepen unde raedt avergelevert alsodane soven ridergulden als Mense vurscreven gelavet hadde to betalen sijnen zwager Johan Asskens myt Hille sijnre huysfrouw, heercomende de actie de Johan ende Hille vurscreven op dat erffhuyss t’sprecken hadden, ende want dan Johan vurscreven de sulve vii ridergulden voir hem ende mede vor salige Thewes kinder ontfangen heft, ende is voir de kinder van zalige Thewes gain instain. Suss heft Johan ende Hille vurscreven vor scepen unde raedt Menssen vurscreven bedanckt sijnre opsprake ende allent wes de kinderen van zalige Thewes op de erffhuysse t’sprecken hebben mogen, sye opt erffhuyss versuken, ende dat sall Johan ende Hille vurscreven affdoen ende betalen buyten ende scaden van Menssen vurscreven, want Mense vurscreven der beider opsprake des huyses vulgedaen heft.

fol. 43 | 34-05-1557
Dem xxiiii ten May [1557] becande Lambert Smyt schuldich to sijn Luken Herwerding de summe van xxxviii stuver Brabants, de hye verwylcorde alss verwonnen pande, to betalen t’suncte Jacob off moeten lijden de panden dairvor an to tasten als verstain.

fol. 43 | 14-06-1557
Dem xiiii ten dach juny anno 15 lvii ersceen voir scepen und raedt Johan Smyt myt Wyllem sijn echte sonne, Wyllem myt Heyle sijn huysfrouw, ende bekanden voir hem ende horen erffnamen, so sye verscrijvenge unde versegelinge hadden doin laten bij zegele der Stad van Hardenborch, ende Hermen Jans van Bergenthem den xvi ten octobris anno mvc ende liii dairinne sye verwijsset, hebben den edele Jan Uterwijck dye summe van lxxx gulden hovetstoels op iiii gulden des jairs, allent vermogens den hovetbrieff, ende want de loese des sulven breves verleden Paescen solde gesciet sijn gewest, ende niet geboert ende oick bevunden dat Uuterwijck vurscreven den sulven breeff opgedragen heb Johan Egberts ende noch to staet, is Johan Smyt myt Wyllem sijn sonne ende vurgescreven Heyle, myt Johan Egberts in plaetze van Uuterwijck avercommen ende verdragen, dat sye Johan vurscreven den hovetpenning myt alle versetten pensie sullen betaelen nu Pascen erstcomende sunder enigen middel na vermogens des sulven breves ende so vern niet so, is geaccordert ende gerechtlick verdragen dat Johan Egberts sijnes breeff mach navoligen, de onderpande versuken als verwonnen scult hoevetstoel, ende pensioen dairbij x der vurscreven gulden verboert ende vor scadegelt, sunder enigen middel off langer vertoech gevalt, ock dat de de hovetsumme betaelt werde myt de pensie, so sal de x gulden dair baven to nyete ende van onsen sij vor scepenen Petter van Uuterwijck, Wyllem Egberts, Engelbert Henricks en Johan Rotgerts is ingelijcke scepen.

fol. 43vo | 05-06-1557
Dem vijffte dach Juny anno 15 lvii erscein vor scepen unde raedt Egbert ten Kamphuyss in nhame van sijn zwager Albert Johans ende heft geconsenteert dat men uutdoen sall sodane xii daler als Gert Volckers anno xlv verleden op Mydtvasten van Albert vurscreven ontfangen, dair hye van t’geven plach eyn mud roggen, dat sye nu anders verdragen synnen.

Up den vurscreven dach bekande Geerdt Volckers myt Geertken sijn echte huysfrouw ende becande voir hem ende sijnen erffgenamen dat hye van genoempte Albert Jansen dairinne de vorige xii daler myt ingerecket synnen, ontfangen hebt de summe van xxx enkede daler, jaerlicx op Mytvasten dairvan t’geven ii daler off hor rechte geweerde dairvor, sowal in der loze als int hantgelt. Dit sulve sal men alle jaer mogen inlozen op twen jare, yder jaer xv daler ende myt pensie na advenant, want de ene den anderen sulcx i jaer to vorens opsegt, hyrvor settet Geert ende sijn huysfrouw den genompten Albert to onderpande sijn huyss ende stede bynnen den Hardenborch myt alle ’t gene sye hebben off crijgen mogen, om dairan to mogen panden na Stadrechte so vern gebreck in den betalinge ende hovetstoel geviele.

fol. 44 | 01-10-1557
Anno 15 lvii dem eersten dach der maindt octobris ersceen vor scepen unde raedt de erntveste Peter van Uuterwijck myt Femme sijn echte huysfrouw unde becande so hye van Albert Rotgert ende Knoep Jan gecoft ende ontfangen had xii mud roggen, dairvan Uuterwijck vurscreven den sulven coepluden noch sculdich is sestyn ridergulden, is tusscen beiden partyen int vruntscup avercomen ende dye penninge to betalen tijt gesath, also dat Uuterwijck den beiden voirbenoemp off eyn van beyden gebreck orer oren erffgenamen de vurscreven sestyn ridergulden off hor geweerde, sunder enigen middel ende scadeloes gelt sal geven ende wal betalen in twyen termijnen als yder termijn viii ridergulden dairvan dat erste termijn verscijnen sall to Mydwynter [25 dec. 1557], dat ander ende leste to Mytdvasten [20 mrt. 1558], voirbeholden xiiii dagen na de termijnsdage wal to betaelen ende scadeloess gelt to leveren.

fol. 44 | 15-11-1557
Dem xv ten Novembris anno 15 lvii. So twyst ende scelinge erresen was tusscen Johan opt Holt als anlegger ende Lambert Scomaker als verwerer, heercomende van ix daler, dye Lambert vurscreven op renthe ontfangen, nemptlicken op iii scepel roggen, dairvan gewijsshet, geblijcket ende scelinge in dre jaren pachten gevallen, want gein wijssheit voirgecommen ende twyst tusscen beiden derhalve gevallen, hebben de scepen gesententieert dat Lambert myt den xx ten penning sal mogen vuldoin, soe heft Lambert vurscreven de pensie van iii jaren, nemptlick xli stuver ende i ort, betaelt ende sal nu to meye noch betalen den hovetstoel als ix enkede daler, dairbij den xx ten penning, sunder argelist.
Dairmyt synnen sye an beiden t’sijden geaccordert.

fol. 44vo en 45 | 02-02-1557
In den jaer onss Heren mvc ende lvii den ii den dach February, wesende op Lichtmissedach, heft Lubbe, Johan Everts nagelaten huysfrouw, myt consent Mense Johans hor styeffzonne, mede bijwesent Egbert de Vasse t’Lutten horer nichten man, myt voirbedachten beraden moede rechtevoert uut der hant affstainde, erfflicken ende ewelycken vercoft Hermen Bernts myt Beerte sijnre huysfrouw ende horen erffgenamen, dat huyss ende stede, gelegen in der Achterstrate bij den Bloemer bess an den Hoff, myt alle sijne gerechticheit ende tobehoren so in der stad Hardenborch gewontlicken ende recht is, in maneren hyrna bescreven. In den eersten sall Lubbe vurscreven eyn gude eerlicke stede hebben, hoer levent lanck bij den heerde, brant vrij ende allent soe vole genieten als hoir noetdrufftich ende Hermen myt sijnre huysfrouw sulves hebben. Oick ene gude stede myt hoir bedde, spinden ende kiste, off dat sye sus anders heft, dair sye sych well inne holden, sullen als gude luden tobehoert, behoefft oick Lubbe vurscreven in gebrecken, in cranckheiden ende anders hantreykeninge sullen sye hoer t’beste doin na horen vermogen, dair en boven sal Hermen verscreven dat huyss antasten mogen van stundt an ende dairvor geven xxxii goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, dairvan in sculde bereckent synnen dye ytziger tijt op den huyse xvii der vurscreven gulden, sal vort an op den huyse blijven an affcortinge der hovetsomme, dan worde de scult mynder bevonden, sal tot der weduwen profijt sijn. Weert oick meer bevunden, sal Hermen vurscreven an de averensicheit mogen corten als billich ende behoert, want dan de averensicheit bevunden unde gereckent is op xv der vurscreven gulden, de sulve sal Hermen betalen in dren termijnen als bynnenjaers, dat eerste termijn tusscen dit unde Vastelavont, dan an t’suncte Jannes ten Myddensommer, dat leste als data dusses copes aver eyn jaer, wesende op Lichtmisse, dat ene termijn dat ander to waren, ende want Hermen vurscreven dit sulve also nagaen ende betalen will, heft hye hyrvor to borge gestalt Wyllem Egberts myt Aleyt sijnre huysfrouw, dé de weduwe dairvoir angenomen heft, ende wijl hoer de termijnen an waer edder gelde na horen gelyeven betalen. Dess heft Hermen ende Beerte vurscreven myt sijnen borgen geaccordeert, wat termijne dat sye niet en betaelden wo vurscreven, ende des sye uutleggen moten off dairvoir vuldoen, dair sullen sye nu aver eyn jaer bij to hantgelde leggen bij yder termijn eyn oert van eyn gulden vurscreven, ende dan wijder verdragen, so dye copersce hor gelt ende termijne geholden moet hebben, dair Hermen myt Berte vurscreven den borgen vor instalde, weder to redden den gorden hem noch als tobehoerde, also dat de borgen onbedrongen sullen sijn. Sunder argelist doin dit gesciede, weren hyran an aver als dedingesluden ende wincopsluden Peter van Uuterwijck, Engelbert Henricks, dairvor dit allent avergegeven is, als scepen ut supra.

fol. 45 | 14-09-1558
Dem xiiii ten Septembris anno lxiii heft Luken Johans, Lubben vurscreven sodane dusse coep bewyllet ende vertichnisse gedain voer scepen Gert Vockers ende Gert Lamberts

fol. 45 | 15-11-1557
Dem xv ten Novembris anno 15 lvii erscheen vor scepen alss vor Jan Smyt ende Engelbert Henricks, Hermen Bernts met Berte sijn huysfrouw ende bekanden dusse vurscreven vorwerde ingegain unde dairbaven noch ontfangen op conditie vurscreven van Wyllem Egberts myt Aleidt sijn huysfrouw dye summe van vijff golden gulden, den gulden 28 stuver, ende want Hermen ende Berte vurscreven dem derden february int verleden jaer lvi vermogens dussen stadtboick ontfangen heft tyn ridergulden. Dit sullen sijn tyn golden gulden, den gulden 28 stuver Brabants, op hantgelde den xx ten penningen, also dat de summe int geheel beloept de Wyllem ende Aleide vurscreven uutgelacht hebben dertich golden gulden, den gulden 28 stuver Brabants, op alle vorwerde wo vurscreven.

fol. 45 | 08-02-1558
Up den viii den dach February anno 15 lxiii bekande Lubbe Evers voir Wyllem Smyt ende Leffert Wylms dat hoer Wyllem Egberts guetlicken ende wal vernoget heft de xv goltgulden, hoir in den huysscoep gelavet wo baven gescreven.

fol. 45vo | 15-02-1558
Dem dinxedach na Lxa [=Sexagesima] anno 15 lviii erscein vor scepen unde raedt meister Jan Smyt ende gaff aver myt hande ende monde dat hye Jan Watering wyl betalen de erste vulle wecke in de Vasten iii mudden roggen, ende vor den hovetstoell sal hye tegens Mytvasten wijssheit doin, dair hye myt bewaert sijt.

Up den sulven heft Henrick Gutes angepandet Luken Jacobs voir bynnenjaersce pacht des gordenhuyrs ende den baden de opbadinge gelt betaelt.

fol. 45vo en 46 | 27-03-1558
Voir scepen unde raet anno 15 lviii op sundach na Halffvasten heft Geert Blomer myt Heyle sijn huysfrouw, Arent Wyllems myt Aleidt sijn huysfrouw, Leffert Wyllems myt Anna sijn huysfrouw, mede macht to hebben van hor suster Lutgert wonende bynnen Campen, alsye kinderen salige Peter Thonyssen myt Gese sijn huysfrouw noch in levende, dusse vurscreven kinderen anmerkende rat hoer moder eyn olde zwacke vrou dye hoir thantz niet langer behelpen kan, troest hebben moet, so hebben sye eyndrachtlicken vercoft ende vercoepen Geert Lamberts myt Gysele sijn echte huysfrouw dat huyss mytter stede, gelegen tegens den Hoff, kommerloes an to tasten na Stadrechte, ende sijnen wyllen dairmede doin voer eyne summa van penningen als nemptlick voir dertich golden gulden, den gulden van xxviii stuver Brabants, op maneren hyrna bescreven. In den eersten sall de vurscreven moder hoer leventlanck geholden sijn ende blijven myt eyne gude stede an den heert, brant vrij hor beddestede, in ende uut to gane als sye sus lange gehad heft, dan off het gevule dat sye cranckelijck edder bedderedich to bedde vule, so sullen de vurscreven kinderen de sulve moeder in hoir crancheit gerack doin, off doinn laeten achten ende wachten buyten ontgeltenisse Geert ende Gysele vurscreven. Oick is bervorwerdt, so de moder thantz geen vuerwaren mach off sych allene behelpen kan, off des noet geboerde dat Geert ende Gysele t’samen uutwesen muste om hoer neringe to doen, so sal de moeder tot den kinderen off nabuyren solange dat huyss ruymen ende Geert mach dat tosluten bes sye weder incoemen, ende dan alle tijt hoer plaetze unde vordell weder geneten, ende angainde den coeppenning de sall Geert vurscreven tijtlickes wair ’t de moder behoeft uutleggen ende ter rekenscup brengen wes hye de moder doet, ende off de moder verstorve ende Geert de penningen niet all uutgelecht, de restpenningen sall Gert betalen in drien termijnen, als in drien jaeren, dairvan dat eerste termijn sal angain eyn jaer na den sterffdach van den moder, ende dan van jare tot jaere tot de vurscreven drie termijnen tho alle dingen. Sunder argelist.

fol. 46 | 26-09-1558
In anno lviii den xxvi ten Septembris synnen vor scepen unde raedt erscenen Tyas Dercks ende Johan Slomer, ende synnen t’samen geaccordeert van scelinge itlicke gerste dé der juffer van Reden bij den Sloemer lange tijt nastendich. Suss heft Thyas vurscreven den gemelten Jan Slomer in name joncker Henrick van Reden dat sulve lant hye sus lange in gebruick gehadt, sess jaren lanck weder verdain op de olde pacht, beholtlicken dat hye de sess scepel gersten, dair de twyst van was, jairlicx wyllichlicken betalen sall, ende voir den twyst sal Jan Sloemer geven ende betalen an handen vurscreven xii goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, dat welcke Jan vurscreven betalen sal in drien jaren als op drie sante Michiel, nemptlick op suncte Michiel anno lix iiii gulden, op Michiel lx iiii gulden, ende op suncte Michiel lxi de leste iiii gulden, allent wal betalen, dair hye vor to onderpande stelt allent dat genne dath hye bynnen Hardenborch gelegen heft, niet uutgesundert. Ende de pacht sal hye jaerlicx betalen tusscen Martini ende Lichtmisse als bij verloss der pachtinge ende effenwel to mogen panden voir de sceling.

fol. 46vo | 16-10-1558
Dem xvi ten Octobris anno 15 lviii ersceen voer scepen ende raedt Mense van Junne myt Wybbe sijn echte huysfrouw, Wybbe myt Mensse vurscreven hoer echte man ende monbor, ende bekanden voir hem ende horen erffgenamen dat hem Henrick Amsing myt Griete sijn echte huysfrouw guetlicken ende wall vernoget ende betaelt heft dat huyss dat Henrick vurscreven van Mense ende Wybbe vurscreven gecoft heft, stainde tusscen Wyllem Egberts ende de Stege naest Mollecairs huyss myt de doirgainde stede, ende bedanckede hem dairinne guder betalinge, beholtlicken so Aleidt Thoniss, Wybbe vurscreven dochter, achter tegens de stede op der muyr getymmert, dat sulve sullen Mense, Wybbe ende Aleit tot hoer drier leste doet mogen gebruken ende bewonnen, ende eynen dorganck holden doer dat principael huyss sunder becronen van Henrick off sijn huysfrouw off besyttersce des huyses, dan tendes dode der drie vurscreven sullen hoer erffgenamen dat huyss ende getymmer mogen affbrecken, so vern sye dairuyt Henrick vurscreven in den coepe niet accorderen konnen. Sunder argelist.

fol. 46vo | 29-10-1558
Dem xxix ten Octobris anno 15 lviii erschein voir scepen unde raedt, nemptlick voir Wyllem Mensen ende Engelbert Henricks, dye monbaren van de kinderen zalige Hermen ende Gese Slotes, als to wetten Geerdt ende Volcker Dercks, vulmechtich wesende van Everdt Leyendecker ende Jacob Jansen,de sulve eertijtz tot profijt ende onderholt van den kinderen vurscreven vercoft hadden dat huyss ende stede bynnen den Hardenborch tusscen Luken Jacobs ende Lambert Blomer gelegen in der Achterstrate, also becanden Geerdt ende Volcker vurscreven in name van hem ten eynre, ende vulmechtich van Evert ende Jacob vurscreven als sye genoechsam betoende dorch eyne gerichtlicke procuratie bij de heren van Zwolle versegelt in dato xvc ende lviii den xxii October, dat sye van den coper Lambert Jansen den lesten penning myt den ersten ontfangen, ende bedanckeden hem dairinne guder betalinge unde synnen de huyses ende stede der kinder wegen in presentie van Henrick de dochter, dé de vurscreven ohems mede coes vur hor monber, vertegen ende uutgegain myt hande ende monde als na Stadrechte behort.

fol. 47 | 31-10-1558
Den lesten dach Octobris anno 15 lviii erschein vor scepen unde raedt, nemptlick voir Johan Smyt ende Engbelbert Henricks, Femme, weduwe salige Peter van Uuterwijck, ende bekande sculdich t’wesen dem erntvesten Lubbert Blanckvordt de summa van tyn enkede Jochemdaleren offte hoer rechte geweerde, dye sye myt oren kinderen onderholden mach bess Paescen tokomende aver eyn jaer, nemptlick op Paescen want men scrijft t’sestich, dairbij to renthe nae advenant des jaers ende onderholtz den xx ten penning als eyn halven gulden des jaers, dairvoer settet Femme vurscreven de gemelten Blanckvordt voir eyn gerecht onderpandt dat huyss myt der stede dair sye nu in woindt myt den broukettel ende kuype, so vern de betalinge dan niet en gesciet mach, gemelte Blanckvordt dat genompte onderpant, welcker hye wyll, voir den hovetstoel unde pensie antasten als verwylcoerde ende verwonnen scult sunder wederseggen. Actum ut supra

fol. 47 | 12-02-1559
Dem xii ten february anno 15 lix quam vor scepen unde raedt Geerdt ter Duyss myt Yde sijn huysfrouw ende hebben vullencomen oplatinge ende vertichnisse tot behoeff Femme, weduwe salige Lambert Mollencaer, myt horen kinderen van sodanen huyss ende stede gelegen in der Achterstrate tusscen Slotes stede en Hennekens huyss, ende bedanckeden hem dairinne guder betalinge.

fol. 47 | 20-02-1559
Up manendach na Reminiscere anno 15 lix ersceen vor scepen unde raet Otto Aeffting ende bekande ontfangen t’hebben van Femme, wedewe salige Lambert Mollencaer, de summe van tyn goltgulden, den gulden tot achtentwyntich stuver Brabants, de hye jaerlicx verholden mach myt enen halven gulden paymentz vurscreven, alle jaer op Petri ad Catedram to betalen bes ter tijt dat het affgeloset weert, des gescien sal want de ene den anderen sulcx i jaer to vorens opverkundicht heft, hyrvor heft Otto vurscreven tot enen rechten onderpande gestalt sijn huyss ende allent dat hye bynnen ende buyten den Hardenborch heft, allent, niet uutgesundert.

Up manendach na Reminiscere anno 15 lix erscien voir scepen unde raedt Wyllem Mensen als vulmechtich Hermen Mense Caromanszonne, ende heft vullencommen oplatinge ende vertychnisse gedain Tonyss Scomakers angainde van der vercoep des huyses gelegen in de Vorstrate tusscen Jochem Asskenss ende Holtermans vorhues gelegen myt den doergainde stede ende bedanckeden hem dairinne guder betalinge, oplatinge ende vertychniss, allent na Stadrechte.

fol. 47vo | 22-02-1559
Borgere geworden in anno lix opp Petri ad Cathedram.
Item Johan Henricks, nu wonende op den Hoff, is borger geworden, sijn eeth gedain ende sijn gelt betaelt so na borgerrecht behoert.
Item Henrick Aemsing is borger geworden ende sijn eeth gedain ende heft sijn gelt betaelt.
Item Hermen Mollencaer sijn syttelgelt betaelt.

fol. 47vo en 48 | 11-04-1559
Dem xi ten Aprilis anno 15 lix ersceen in scependoim Thoniss Dercks van Lewerden ende sprackt an myt eyn testament dat Gese Lukenssdochter, gemelten Thoniyss huysfrouw gewest, hem in testament gegeven had sodane sculde edder penningen als Gert Volckers den kinderen van salige Luken Scomaker van dat huyss sculdich weer, nemptlick voir sijn salige huysfrouw anpaert ende sijn andeel van de pacht van den lande.
Up dusse ansprake hebben scepen ende raet gekant dat gemelte Thonyss sijn testament myt de andere erffgenamen ende kinderen to werke stellen mach, so vern dan consent ende vulmacht cumpt dat de andere kinderen dat testament to staine, sulven hem s’hercompt laten volgen so vern dan den coper genoichsam oplatinge gescien.
Dem xiiii ten dach dairna heft Thonyss Dercks van Lewerden vulmechtich gemaket zwager Geerdt Lambert Odingssonne, om sijnent halven des testamentz wegen to ageren myt rechte edder vruntscup in form ende na rechte van procuratie.

fol. 48 | 1559
Anno lix. Vor scepen Johan Smyt ende Egbert Hermens inne bijwesent den pastor van Hardenborch ende den coster heft Gysele Geert Lambers huysfrouw voer ende eer hoer dat weerdige sacrament geadministreert wordt, hoer uuterste wylle ende testament gemaket ende also uutgesproken vor de gemelte scepen unde pastor ende coster, dat hoir moder Bairber sal hebben xv goltgulden, den gulden xxviii stuver Brabants, dye Geert hor man hoer uuten ende geven sal, ende dat ander ongenompt sall Geert hor man holden, onbecront van yemande, sachte mede want de moder dat gelt crege, so hadde sye noch wal so volle onder dat sye geen becronen hadde.

fol. 48 | 09-10-1559
Dem ix den Octobris anno 15 lix ersceen voer scepen unde raet Luken Lamberts als monbor sijnre moder Bairbaer ten Nijenhuyss ende bekande vermogens dessen stadtboick guetlicken ende wall ontfangen to hebben desse vurscreven xv goltgulden vermogens dem testament, so bedanckede Luken sijnen vurscreven zwager Gert Lamberts hyrinne guder betalinge ende heft vullencomen oplatinge ende vertichnisse gedain van alle dat genne zalige Gysele nagelaten scult ende onscult, to geneten sunder becronen van Luken. Beholtlicken nochtantz den articul van der sententie angainde den onbewechlicken guderen, wess dairan bevunden wordt myt dusser oplatinge ten beiden t’sijden onvercortet ende dair eyn yder to erkant is t’geneten.

fol. 48vo | 13-11-1559
Dem xiii ten Novembris anno lix is vor scepen ende raet erscenen Engelbert Henricks myt Hille sijn huysfrouw ende becanden ontfangen t’hebben van Derck Stubmans de summe van xx daler, den daler ter weerde van xxxi stuver Brabants, jaerlicx op suncte Mertyn in den Wynter to verscaden myt xxxix stuver Brabants uut ende aver sijn huyss ende stede bynnen den Hardenberch ende allent des sye hebben off crijgen mogen, niet uutgesundert, beholtlicken wel dat niet langer en believet, mach de ene den anderen eyn halff jaer to vorens opverkundigen. Sunder all argelist.

fol. 48vo | 04-02-1560
Dem iiii den dach February anno 15 lx erscenen voer scepen unde raedt Luken ten t’Nijenhuys te Bergenthem, eyns deels van wegen sijner moder ende Gert Lamberts anderdeels, ende hebben allen twyst dye sye van zaligen Gyselen, Geertes vurscreven huysfrouw gewest, dye ene op den anderen to spreken gehadt hebben in vruntschuppen nedergelecht, also dat Luken in name sijns moders geen releye actie op Geert meer en beholt, noch heft dan eyns, vier ridergulden die hye sijnen zwager Luken bynnen jaers guetlicken ende wall betaelen sall, dairmyt sye in vruntscup van den anderen gesceiden synnen, alle dingen sunder argelist.

fol. 48vo | 18-03-1560
Dess manendages na Oculi anno 15 lx ersceen voer scepen unde raedt ten Hardenborch Geert Scomaker myt Berte sijn echte huysfrouw myt Lambert Henrick ende Thonyss hoer twyer kinderen, ende bekanden so sye hoir dochter in hoir hilcken eyn vrije brulloffte opgestain, betaelt ende geholden hebben, dat men hoer myt hor man edder hor erffgenamen na versterven vader ende moder dairinne geen mangel edder cortinge vorleggen, sal daer vrijloss genieten. Sunder al argelist. Actum ut supra.

fol. 49 | 22-03-1560
Up vrijdach post Oculi anno lx heft Hylle Muddyser voer scepen alss Wyllem Egberts ende Engelbert Henricks hoer testament ende uuterste wylle gemaket. Also dat hoer dochter Gebbe vor horen trouwe dyenst sal hebben sess goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, noch geeft sye hoer in testamente dye kiste myt alle dat genne dairin is, myt dat bedde soals dat gelegen is, kettel ende pot, ende dat scuyrken stainde op den Pothoff, hyrmyt hor vrije wyllen t’doen. Actum ut supra.

fol. 49 | 01-04-1560
Up manendach post Judica anno 15 erscein voer scependoem Rotgert Alerts ende heft vulmechtich gemaket ende vulmechtich makende in der bestendelicxster forme sijn zwager Gijssbert van Laer ende Wyllem Smyt, t’samen off eyne vor sych alle sijn noetgescafften ende wess hye hyr in den gerichte off ander wegen uut to stain mach hebben, om in sijn absentie alsulcx hem in persone angainde to vervorderen, dairinne doin ende laten myt rechte edder vruntscup na maneer van procuratie als hye sulves solde, kunde ende muchte gedain hebben, mogen oick eynen andere in hoer plaetze substitueren. Sunder argelist.

fol. 49 | 03-05-1560
Dem iii den May anno 15 lx heft Hermen Lefferts myt Gese sijn huysfrouw vor scepen Henrick de Wyse ende Henrick Weerdes gemaket ende voiruut all hoer guet getesteert hoer twyer sonne Hillebrant vor sijn verdiende loin ende trouwen dienst voeruut tot boren ende ontfangen, sunder inseggen der anderen kinderen de summe van vijfftich Jochemdaleren of hoer gewerde ende de twye dye dair nu synnen, ende dan dairna myt den anderen kinderen ter gelijcke sceidinge gain.

fol. 49vo | 04-06-1560
Dem iiii den dach inn Junio anno 15 lx ersceen vor scepen unde raedt Johan Quyrins als man ende monbor sijnre huysfrouw Aleidt Luken Scomakersdochter, ende heft vullencommen oplatinge ende vertichnisse gedain tot sijnes wyens andeel tot behoeff Gert Volckers horen oem van den huyss ende stede in der Affterstrate, dat welcke de ohem van den kinderen gecoft heft, bedanckende tot sijner quota guder betalinge. Sunder argelist.
Ingelicken heft oick gedain Mette Luken, vurscreven dochter, myt Johan Quyrins horen zwager ende gecoren monbor, ende bekande dairvan vernoget t’sijn wo vurscreven.

Up den sulve dach quam int scependoim Henrick Weerdes myt Else sijn huysfrouw ende becande ontfangen to hebben van de Kerckmeisteren to Hyemse de summa van vijfftyn enkede Jochemdaleren op den xx ten penning, jaerlicx to verholden op alle t’suncte Michiell bes so lange de hovetstoel myt aller verscenener pensie affgeloset weert, des gescien mach alle jaer op Michaelis want de ene den anderen des eyn verndel jaers to vorens opverkundicht heft, des stelt hem Henrick ende Else vurscreven voer eyn gerecht onderpant sijn huyss en stede in de Voerstrate aldernaest Wyllem Mensen. Sunder argelist.

fol. 49vo | 17-06-1560
[Later tussengevoegd] Up manendach post Sacramenti anno 15 lx ersceen vor scepen unde raet Hermen Bernts myt Berte sijn huysfrouw ende becanden ontfangen t’hebben van Wyllem Egberts myt Aleit sijn huysfrouw baven dat genne dat hye voermaels ontfangen hebt vii goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants. Becande noch dat hye Lichtmisse vurleden van t’genne hye ontfangen hadde, drie jaer hantgelt dat hem affter was, allent tot guder rekenscup.

fol. 50 | 04-06-1560
Up dach vurscreven [dem iiii den dach inn Junio anno 15 lx] heft Wyllem Egberts opgesacht Hermen Bernts myt Berte sijn huysfrouw om op Lichtmisse t’comen sijn penninge na der stadtboick myt aller affterstediger pensie aff t’losen ende de penningen gereet to hebben.

Up den sulve dach hefft Lubbe Everts bekant vor Engelbert Henricks ende Henrick Weerdes als scepen dat hoer Wyllem Egberts guetlicken en wall betaelt heft op de xv goltgulden de Wyllem vurgescreven angenommen heft to betalen vor dat huyss dat Hermen Bernts van hor cofte, t’summe an afcorting vijff der vurscreven gulden ende becande de v gulden guetlicken betaelt t’hebben.

fol. 50 | 29-04-1560
Dem xxix ten aprilis anno 15 lx heft Hermen Lefferts myt guden verstande vor scepen Henrick de Wyse ende Henrick Werdes myt consent Gese sijn huysfrouw vor uut gegeven ende geven horen sonne Hillebrant vor sijnen trouwen denst ende in testamente vor, uut alle hore guderen, vor alle de anderen kinderen aff to nemen eyns vijfftich daler ende twye stuvers de dair nu synt, ende sal dan dairnae effen wal ter sceidinge gain. Actum ut supra.

fol. 50 | 17-08-1560
Dess anderden dages na Assumptionis Marie anno lx ersceen voer scepen unde raedt Geerdt Mollencaer ende becande so sijn huyss, stainde achter Wobbe Hoeffmans huyss, myt xii goltgulden bezwert was, dat sulve sijn dochter ende dochter man Hermen van sijnen prionum [waarschijnlijk afk. v. patriomonium=vaderlijk erfdeel] affgeloset, neffens als hye eyn olt man is ende sijn dochter myt hoer man hem alle hantreickinge ende noetdruft doet, so geeft hye hoer beiden alle dat genne als huyss ende stede, ende wes hye heft off latende weert vor sijn costpenningen ende onderholt, ende in testament wo men des best doin mach, beholtlicken dat Hermen myt sijn dochter den anderen susteren na sijnen averlijden bedencken sal yder myt i ridergulden unde niet meer. Sunder all argelist.

fol. 50vo | 04-12-1560
Up den iiii den dach Decembris anno 15 lx erscein voer scepen unde raedt Johan Hogecamp, borger binnen Swolle, ende wolde vorderen op dat arrest hye gedain had als huden sess wecken op alle dat guet Mensse Henricks bynnen den Hardenborch uutstainde ende gelegen had, so bekende Johan vurscreven dat hye op de xx Carolusgulden ende iii stuver ontfangen had x der vurscreven gulden, blivet in rest x gulden ende iii stuver Brabants, want dan bij Wyllem Mensen seckere tuichnisse gevoert, oick ’t sulve guet in arrest gedain sij bij scepen unde raet, noch niet erkant wye na rechte voergain sal hebben, dairom ’t gelt vordert trysoer in sequester genomen, om to verclaren wel de naeste dairthoe sij wordt, nu bevunden Hogencamp dat meeste recht heft, wyllen hem scepen unde raet dat gelt van ’t trysoer als v daler ende iii stuver averant worden, ist oick Wyllem t’gerant wert, so stundt Mense vurscreven ende gaff in der scepen hant aver ende sattede gemelten Hogencamp sijn twyl buyren bedde myt dekene, pollewever ende oer cussen, so vern hye hem sijn gelt niet en betaelt tusscen dit ende Mytvasten, sall Hogencamp dat bedde myt sijn tobehoer mogen antasten ende vercopen tot sijnen penningen to gelt, het meer de overige to behoeff Mense gelt het mijn mach Hogecamp verder antasten an al ’t gene dat Mense heer in geweldich is, niet uutgesundert.

fol. 50vo en 51 | 03-02-1561
Up den derden dach February anno 15 lxi ersceen vor scepen unde raedt Wyllem Smyt myt Heyle sijn echte huysfrouw ende bekanden ontfangen t’hebben ende ontfingen an guden gevalueerden gelde van Derck Stubman de summa van sess ende dertich goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, die sulve Wyllem myt sijn huysfrouw vor hem ende horen erffgenamen jaerlicx verholden sullen myt drie ridergulden, t’wetten van xii gulden eynen rider des jaers, alle jaer wal to betalen op onse Lyeve Vrouwe to Lichtmisse off bynnen xiiii dagen dairna wal betalen bes ter tijt dat des affgeloset weert, des alle jaer gescien mach op Lichtmisse tendes dat naeste jaer, want alsdan de ene den anderen eyn halff jaer to vorens opverkundicht heft, als to wetten hovetstoel ende pensie bij eyn. Dit allent to vullentrecken ende bij gebreck van myssbetalinge heft Wyllem ende Heyle vurscreven voer hem ende hoer erffgenamen tot enen rechten onderpande gesath huyss ende stede ende allent wes sye in der stad liggende ingainde ende uutgainde gelegen hebben niet onversumet myt onsen stadtboden dairvoer to panden als recht is. Sunder al argelist.

fol. 51 en 51vo | 06-02-1561
Up den vi ten February anno 15 lxi quam int scependoem Gerryt, nagelatene weduwe zalige Evert Hermens, unde sprack an myt segel van breve Femme nagelaten wedewe van Uuterwijck voir iii goltgulden herenpachtes versegelt uut de tynse, to wye dairbij eynen breeff besegelt bij Bruyn Blanckvordt, dat zalige Uuterwijck myt Femme vurscreven alle sijn guet bynnen ende buten den Hardenborch verwopent, so vern gemelte wedewe off hoer salige man de iii gulden jaerlicx uut de tynse niet crigen konde, sulcx hyran all sijn guet to vorderen ende dairom sprecket ter summe van xix gulden affterstedich, ende dair neffens des lose opgesacht meldinge der breven, begeren dairop pandinge ende executie tot hore hovetstoel ende pensie vurscreven, daerop scepen unde raet de sulven breeff in weerden gecant ende der gemelter weduwe eyn pander vergundt op des affterstedige, so wyt ende veer sye bewijsen kan op de tynse niet ontfangen off nastendich sulven hor nae Stadrecht uutrichten, ende angainde de opsegginge der hovetsumme, so vern alss de vurscreven weduwe van Uuterwijck der vurscreven weduwe Evert Hermens op meye als de vurscreven jaerrente weder verscijnt niet vuldoet off wyssinge doet offdoin kan, sal men hoer oick na luet segel unde breven dairvan executie doin als na Stadrechte behoert.
Hyrop is de vurscreven weduwe van stunt an den pandinge vergundt unde heft gepandet an all ’t gene Uuterwijck myt sijn huysfrouw in onser stad hebben liggende tot horen penningen ende interesse thoe, beholtlicken dat de pandingen in vullermacht sullen blijven stain van de achterstedige pensioen bes to meye als de pensie weder versceert ende dye hovetstoel opgesacht is t’losen.

fol. 51vo | 23-09-1560
Anno 14? lx den xxiii ten Septembris heft Otto Aeffting voer heer Wyllem Kleggens pastor ten Hardenborch ende voer twye scepen alls Egbert op den Hoff unde Henrick Wyse in bijwesent Henrick Amsing ende Gert Henricks in sijne lesten ende uuterste wylle gegeven sijn sonne Albert den wagen myt v peerden ende ploich, ende dat voer sijn verdiende loin ende gaff mede der dochter Luken hoer verdeende loin eyn peerdt ende eyn koe myt eyn bedde myt tobehor, dit sullen sye voeraff hebben.

fol. 51vo | 03-02-1561
Anno lxi dem iii den February synnen borger geworden, hulde unde eede gedain als na Stadrechte behoert dusse naberscreven:
Berndt Lansing [en] Johan Geerdes dye Kuper, beide de burgerscup ghewunnen unde betaelt.
Item Hermen Mollencair sijn sythgelt betaelt.
Item Bernt Everts Homaker ende Johan Johan Horstmens borger geworden, hulde ende ede gedaen, sijn borgerscup gewonnen ende wal betaelt anno lxiiii op maendach post lx [=sexagesima, 8e zondag na Pasen] vor hem ende vor sijn kinderen.

fol. 52 | 1561
Anno 15 lxi ersceen voer scepen unde raedt Johan Smyt Rotgerts ende becande voir hem ende sijn erffgenamen, soals hye eerdages gelavet ende borge geworden was vor sijn bruder Lubbert Smyt an Johan Watering voer eyn summa van xlii ridergulden ende v mud roggen, vermogens dit stadtboick in anno lii dairvan opgeteykent. Suss is Johan Watering dit mael van alle opsprake vulgedain, uutgesecht soventyn ridergulden de hem Lubbert noch onbetaelt heft ende sculdich blijft, dair lavet Johan Smyt voer voir hem ende sijn erffgenamen als sijn proper eygen scult dat Johan Watering dairvan vernoget ende betaelt sal werden nu t’suncte Michiel eerstcomende, sunder enigen myddel gelijck bekande scult.

fol. 52 | 01-06-1561
Anno 15 lxi dem eersten Juny quam vor scepen ende raedt Johan Scroer op den Hoff ende gaff voer, so hye in onverseert gude sete myt dat genne dair sijn salige huysfrouw in verstorven ende niet tot erffdelinge commen kunde, ende om natwyst to vermyden heft hye bij twen nabuyren als Egbert Hermens ende Geert Henricks sijn tylber guet laten verscijningen ende van sye begeert dat sulve vor den scepen bekant ende geregistreert to worden als gescien is ende bij Johan ende de ii getugen bekant so navolcht:
Item dair is bevuden ii copperen potten, yder omtrent i quarte holdende. Item eyn Haickspinde. Item iiii stenen scottelen. Item iiii stenen coppen. Item vii tynnen leppelen. Item eynen roden rock. Item i bruynen rock. Item eyn bedde als dat gelegen is. Item iiii stole myt i cleyn stoelken. Item de neytaffele.
Dit is ogenscijnelick bevunden ende wes dairvan sculde ende onsculde, ende sus anders onbewust vor handen is, hye overbodich to verclaren bij sijn beste wytscup.

fol. 52vo | 09-06-1561
Anno [15] lxi dem 9 den Juny quam vor scepen under raedt Gijssbert van Laer myt Aleidt sijn echte huysfrouw, Aleidt myt Gijssbert vurscreven hoer echte man unde monbor, ende becanden vor hem ende horen erffgenamen dat sye Wolter Egberts myt Gese sijn huysfrouw in erfflicke besyttinge vercoft hebben dat huyss en stede stainde achter bij hor huyss na der kercken uutgainde, so wijt als dye drope [=overhangende dakrand] dairvan gaet, soals dat itziger tijt betymmert is ende bij Wolter bewoindt, beholtlicken dat Gijssbert vurscreven dem kelder onder t’sulve huyss tot sijnen vordel uutbesceiden heft, des sal Gijssbert off wel hye in sijn plaetze steldt den sulven kelder onder der erden als int fundament ende baven myt den bonne versien, dat Wolter daeran geen gebreck hebben sal, dan Wolter sal de delle dairop holden ende op den kelder gene biesten stallen noch vulnisse bedrijven, dat in den kelder hinderlick sij. Des copes halven bedanckede Gijssbert myt sijn huysfrouw den sulven Wolter guder betalinge ende is dairvan vertegen myt hande ende monde als na Stadrechte behoert. Sunder argelist anno [15]65.
Up manendach na Katarine heft Gijssbert van Laer myt sijn huysfrouw de actie van den kelder verlaten ende tot Wolter scoensten overgelaten, t’weten ind …………

Up den sulven dach quam vor scependom Wolter Egberts myt Gese sijn huysfrouw ende bekanden ontfangen t’hebben van Aleken Tonyss de summe van xii goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, de Wolter vurscreven jaerlicx verscaden sullen op Mydtwynter alle jair, duyrende sess jaren lanck, des jaers myt xxi stuver Brabants ende tendes ses jaren vurscreven, soe sal de ene den anderen des i jaer to vores opseggen mogen, alsdan to lossen myt hovetstoel ende pensie als na Statrechte behoirt, des stelt Wolter vurscreven myt sijn huysfrouw Aleken vurscreven edder horen erffgenamen tot enen rechten onderpande sijn huyss ende stede achter de kercke des hye van Gijssbert gecoft heft vort alle t’gene dat hye nu heer is, nu hebbende off namaels gecrigende, genen guet uutgesundert. Sunder argelist.
[In de kantlijn:] Hyrop Albert Hermsen becant de acht goltgulden betaelt to sijn op den maindach na Reminiscere anno [15]72.

fol. 53 | 16-06-1561
Dem xvi ten Juny 15 lxi quam vor screpen unde raedt Albert Hermens opt Holt myt Anna sijn echte huysfrouw ende becande ontfangen t’hebben van de Gildemeisteren onser Lyever Vrouwen ten Hardenborch, die summe van thyn golden gulden, den gulden gereckent op xxviii stuver Brabants, welck hye jaerlicx verscaden ende verhantgelden salle myt den xx ten penning als eyn halven gulden des jaers, alle jaer op Philippus et Jacobus [1 mei] als op meye wall betaelt bes solange als dat weder affgeloset weerdt, des gescien mach alle jair onverjaert op meye, want de ene den anderen alsulcx i jaer to vorens opverkundicht heft, des stelt hem Albert unde Anna tot enen rechten onderpant sij huysfrouw ende stede stainde tusscen de Slomer ende Hermen Holtermans knecht ende allent wes sye hebben off noch crijgen mogen, alle ding sunder argelist. Actum ut supra.

fol. 53 en 53vo | 16-10-1561
Den 16 ten Octobris anno 15 lxi is dit nabescreven punct avergegeven voer scepen alss Henrick Weerdes ende Wyllem Smyt. Is to wetten dat Johan Henricks, itzuntz woenafftich bynnen den Hardenborch, nu weder gehilickt sijnde an Lubbe Engelbertsdochter, eyn vorvrouwe gehadt genoempt Gese Henricksdochter, de welcke na horen sterffdach drie kinderen, to wetten eyn vorkint, ende bij Johan vurscreven twye kinderen nageholden, so synnen dye twye nakinderen verstorven, ende hoer erffnisse so volle dat uutbrengen kunde op den vader weder verstorven, unde dat voerkindt genoempt Abraham noch in levent ende onderholden bij Wyllem Wylms van Groningen, want dan Johan ende salige Gese bij horen leven gair weynich nalieten ende Johan vurscreven, des kindes monbor geerne erffutinge gedain, ende de sulve armoet bij scepen unde raet ten Hardenborch opteykenen laten, ende dat men dan niet meynen solde datter volle t’crijgen weer, so Abraham de sonne niet meer dan ’t sestendeell to en cumpt, heft Jan vurscreven den sulven Wylhelm alss monbor ende onderholder des kintz angescreven, myt begeerte hye wolde hyr eyn avercoemen omme to vernemen wes den kinde to quam edder niet. Is vorgemelte Wylhelm van Groningen als monbor ende holder des sulves kindes den 16 ten octobris dit jegenwordige jaer van lxi bynnen den Hardenborch erschenen ende dat erffhuyss versocht. So is dan gaer weynich bevunden ende allent tegens de sculde vergelickt ende affgereckent, sodat het sulve kint eer inleggen solde dan erffnisse boeren, der halven den stieffvader Johan to gude gelaten omme de sculden dairvan t’ontrichten. Ende want dan Johan vurscreven alsulcx to done angenommen heft ende dat Wylhelm t’sulve kindt onderholt heft, hye hem tot eyn gedachtenisse ende onderholt des kintz eyn daler wederomme gegeven, dairmyt dat kint namaels geen inseggen meer hebben sall, ende niet seggen dorff sijn monbor heb de erffnisse niet versocht ende Johan heb hem geen erffnisse geboden, sus heft Wyllhelm vurscreven van wegen des kindes de erffnisse verlaten, vertegen ende uutgegaen vor twye scepen ten Hardenborch, als myt naemen Henrick Weerdes ende Wylhelm Smyth, ende ter meerder vertenisse heft Wylhelm monbor ende onderholder des kindes dusse oplatinge mede onderteykent ende belyevet to registreren int stadtboick. Actum ut supra.
Onderstundt gescreven in den ontwerp bij de eygen hant van Wylhelm: Ik Wylhelm Wyllems van Groningen bekenne dat bavengescreven myt mijn eygen hant.

fol. 53vo en 54 | 07-11-1561
Angainde Muddysers huyss, nu de kuper gecoft. Up suncte Wylbertdach anno 15 lxi. Soe Henrick Geerts eerdages voer hem ende sijnen erffgenamen vercoft heft Thyas Dercks dat huyss stainde bynnen den Hardenborch affter Hermen Wechter, alss huyss ende stede myt alle gerechticheit, quam Henrick vurscreven ende brachte voir scepen, als voer Engelbert Henricks ende Henrick Weerdes, ende toinde eyn vulmachtscijn dat Geertken sijn huysfrouw den coep belyevede dat gelt ontfangen muchte, welck scijn besegelt is bij Jan ten Venhuyss, richter to Westerwolde, in dato lxi den iiii den dach Novembris. dit gelesen unde gesien, heft Thyas vurscreven sijn gelt verscotten, dair Henrick mede tovreden was, des heft Henrick voir hem ende sijn huysfrouw ende voer hor twyer erffgenamen des huyses vurscreven mytter stede ende alle gerechticheit, na aller manieren als dat bynnen den Hardenborch gewontlicken is, oplatinge ende vertichnisse gedain ende bedanckede Thyas allent guder betalinge, ende is dairvan vertegen myt hande ende monde, myt aller oplatinge, allent als na Stadrechte behoert.
Dit gesciet sijnde, bekande Thyas myt Femme sijn huysfrouw voer hem ende horen twyer erffgenamen dat sye in den sulven coep gestadet had Johan Geerts de kuyper, dé de penningen in der betalinge vercotten heft off dairvoer vulgedain heft der halven tot profijt van Johan ende Lubbe sijn huysfrouw edder horen erffgenamen, dat sulve huyss verlaten ende na Stadrechte vertegen ende uutgegain als recht is. Rechtevoerdt als dit gesciet was unde salige Hille Muddyser, de dit sulve huysspacht tobehoren ende an hor sonne Henrick Geerts in hoer leste gegeven, hoer dochter Gebbe vi goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, myt eyn scuyrken op den Pothoff, ende sus anders welck dorch versterven van zalige Gebbe geërft is off gecommen op Jenneken hoer dochter ende Roloff hoer sonne, dat sulve heft Henrick an den huyse laten stain, dat scuyrken myt belyeven den coster als eyn monbor der twyer kinder den cuper vercoft in summa dat Johan vurscreven tot profijt der twyer kinder onderheft thyn Carolusgulden, de sulve sullen op den huyse ende stede blijven stain, als de erste rente den kinderen dair jaerlicx van geven ende wal betaelt op Martini in den Wynter thyn stuver Brabants, des Johan ende Lubbe so angenommen hebben to done, dat huyss ende stede dairvoir ingestalt als na Stadtrechte behoert, ende mach dat alletijt losen an handen van den kinderen myt consent den monberen, ten weer sye vulmondich gecant weerden. Weer oick sake dat de monbaeren, als Henrick de ohm ende de vurscreven coster, tot onderholt den kinderen to profijt de penningen to done had, mogen sye Jan des i jaer to voren opseggen, so sullen de tyn gulden opgebracht ende betaelt worden myt der pensie. Dit allent heft Jan ende Lubbe vurscreven vor hem ende horen erffgenamen also overgeven myt hande ende monde, dat sulve huyss ende stede myt allent dat hey heft noch crigen mach, tot onderpande gesath als behoert, to gedencken dat men den Carolusgulden weder losen mach myt twintich stuvers. [In de kantlijn:] Johan Bade heft Jan Cuper dit opgesecht op saterdach na Nijejaer anno [15]73.

fol. 54 en 54vo | 25-11-1561
Up sancte Katrinendach anno 15 lxi erscenen voer scepen unde raet, als voer Engelbert Henricks ende Wyllem Smyt, Arendt Wyllems myt Aleidt sijn echte huysfrouw, Leffert Wyllems myt Anna sijn echte huysfrouw, Heyle Blomers myt Griete ende Aleidt hor dochtere dye Leffert Wyllems voir horen monbore gecoren hebben, Leffert mede stainde voer Lutgert to Campen, allent alsye kinderen salige Peter Thonyss myt Gese sijn huysfrouw, ende hebben vullencommen vertichnisse ende oplatinge gedain myt hande ende monde, allent alss na Stadrechte behoert, van den huyse ende stede bynnen den Hardenborch, dair zalige Peter Thonyss myt Gese sijn huysfrouw der kinder olderen in plegen to wonen, gelegen tegen den Hoff, allent tot behoeff Geert Lamberts myt Aleidt sijn huysfrouw ende hoer twyer erffgenamen, ende bedanckeden Geerde ende Aleidt vurscreven des huyses ende stede guder betalinge. Actum ut supra.

fol. 54vo | 01-12-1561
Up manendach na sancte Andreas anno 15 lxi quam int scependoim Geert Lamberts ende toinde int scependom eynen vrijbreeff bezegelt bij Berndt de Bever in dato mvc en lviii, des anderen dages na Lucie vurgescreven, dat sych Aleidt Gosening, Henrick Goseningesdochter to Getele, vrij gecoft ende geworven hadde, hebben der halven Aleidt vurscreven angenommen voir eyn vrije borgersce, ende sall mogen genieten wye andre onse borgeren ende borgerscen geneten. Actum ut supra.

fol. 54vo | 26-01-1562
Up manedach na Pauli anno 15 lxii erscheen voer scepenen ende raet Johan Gerts de kuyper myt Lubbe sijn echte huysfrouw, ende heft alsodane andeell dess huyses ende stedes bynnen den Hardenborch tusscen Hermen Jansen en Heyno Rullers gelegen, so hebben vurscreven dat sullve van Lambert Hoeffmans ende Aleit sijn huysfrouw, beide in God verstorven angecommen is, vertegen ende uutgegain tot profijt hoer bruder Volcker myt hande en monde als na Stadtrechte behoirt, ende bekanden dairvoir vulgedain ende betaelt to sijn, also dat Volcker vurscreven myt hoer andeel wo vurscreven sijne vrije wylle sal moge doin alse behoert sunder argelist.

fol. 54vo | 06-07-1562
Kerckmeisteren t’Hyemse angainde van ’t Holt. Erscheen voer scepen unde raedt der stadt Hardenborch Mathyas Dercks ende becande so Roloff Blanckvordtz, vermogens der coepcedule an sych getogen heft de kerckenholt to Hyemse, dair Geerdt Johans myt Zweder sijn bruder sijn masscup to geworden synt, ende so de hovetpenning sunct Mertin lxi verleden solde betaelt sijn gewest, dan noch onbetaelt synnen, synnet den kerckmeisteren geaccordeert dat sulve noch eyn jaer alss op tocomende Martiny op hantgelde t’holden myt den xx ten penning, sus is Thyas vurscreven voer Johan ende Zweder tot do twye dele gelijcken sijn proper scult borg geworden dat de vurscreven kerckmeisteren nu Martini tocumpstich hoer twyer andeel myt de hantgelde na advenant guetlicken ontrichtet ende be[taelt] weerden. Actum den vi ten Julii anno 15 lxii.

fol. 55 | 22-07-1562 14-09-1562
Voir scepen unde raedt der stadt Hardenborch ersceen Henrick Wernts ende heft dit nabescreven myt hande ende monde angegeven.
Up dach Marrie Magdalene anno 15 lxii heft Henrick Werners gereckent myt sijn suster Femme, nagelaten huysfrouw zalige Goert van Benthem, also is bevonden dat Femme vurscreven voir Henrick horen bruder an den sculdenaren ende hem sulves verstreckt heft de summa van vijff ende t’soventich daler guder bereckender scult, de sulve Henrick vurscreven angenommen heft ende vermytz dessen annympt to verscaden myt den xx ten penning als vier daler mijn i ort alle jaer op Marie Magdalene, verscijnende uut den huysse ende stede bynnen den Hardenborch, tusscen meister Peter ende Gijssbert van Laer gelegen in de Voerstrate, ende so vern Femme vurscreven off hoir erffgenamen enigen mangel in hovetstoel ende pensie weer lijden sal, sij na Stadrechte mogen vorderen, panden ende inwynnen op den vurscreven huyss ende stede tot horen penningen, hinder ende scaden toe als dat behoert. Actum op dach Crucis Exaltationis avergegeven anno lxii. Is den xiiii ten Septembris.

fol. 55 | 13-01-1563
Dem xiii ten dach der maindt January anno 15 lxiii sij eyn rekenscup ende averdracht voer scepen unde raedt gesciet tusscen Roloff Amsing burgermeister t’Zwolle eyndeels unde Henrick Wernts anderdeels, hercomende seckere ende lange verlopen pensie eyns horensgulden [=12 stuiver] halven de gemelte Amsing jaerlicx uut sijn huyss van stede bynnen den Hardenborch heft, suss is bevunden dat Henrick vurscreven den sulven Aemsing van affterstellige ende guder becander scult ende pensie noch sculdich kent de summe van acht ridergulden, den rider xxiiii stuver Brabants, wairvoer hye tot eynen gerechten onderpande liet stain sijn huyss ende stede vurgescreven, ter tijt de pensie der acht rider betaelt weerden. Actum ut supra.

fol. 55vo | 07-01-1563
Dem vii ten January anno 15 lxiii heft Jutte, echte huysfrouw Heyno Rullers, vor scepen als voer Geerdt Volckers ende Leffert Wyllems, hoer uuterste wylle ende testament gemaket. Voer eerst heft sye bewyllet ende avergegeven dat Heyne hor echte man hoer nagelaten guet na lijfftuchte sijn leventlanck gebruken sall onversplittert, ende wes na sijnen affsterven bevunden weert sullen de erffgenamen ende kinderen liefflicken delen. Voerbeholden dat sye hor sonne Henrick voeraff gegeven ende riede togestain heft voir sijnen trouwen dyenst de hye an hoer gedain heft ende to testamente gyft hoer andeel van de perden. Dit heft Jutte vurscreven myt guden verstande overgegeven ende den beyden benoempden scepen dye hant dairop gegeven. Actum ut supra.

fol. 55vo | 11-01-1563
Dem xi ten January anno 15 lxiii erschein voir scepen unde raedt Femme weduwe van Uuterwijck ende bekande so sye toth horen ende hor kinder kentlicke noet Gerdt Volckers bewylleth heft ende voir hoir borge geworden is, dair sye noch hantgelt van geeft ter summa in hovetgelde voir thyn enkede daler, dat sye belavet heft horen borgen alletijt to vrijen ende stelt hem des weder tot eynen rechten onderpande den broukettell myt de broureyscup ende t’sampt dat ingedoempte hoers huyses, ende dat tendes off beholtlicken voeraff t’gane des Lubbert Blanckvordt an den kettell ende ingedompte verwijsset is.

fol. 55vo en 56 | 01-02-1563
Eerste admalinge [dagvaarding] Johan Everts gedain opt huyss van Uuterwijck.
Dem eyrsten dach van February anno 15 lxiii is bij onsen stadtdyenre Jan Bade ter instantie van Johan Everts de erste atmalinge gescien an dat huyss bij Femme van Uuterwijck besetten […woord ontbreekt…] bij der Borchgraven, waerop Femme weduwe vurscreven de eerste admalinge to hore andeel tostaet de wijle sye dair niet tegens doin kan sunder so hoer onmundige kinderen der sulve saken noch onbewust ende noch onverdaget ende onverwunnen, wijl sye in der sake geen gestant gegeven noch belyevet hebben.

fol. 56 | 15-02-1563
Dem xv ten February anno 15 lxiii erscheen vor scepen unde raedt Johan Smyt ende bekande na vermogen den vorigen avergyft des stadtbokes als hye vor sijnen bruder Lubbert Smyt an der Vycarys Onsen Lyever Vrouwen borge geworden was, ende noch is vor twyntich goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, dat to noch niet vuldain is ende bij heer Hermen ernstlick vervolcht de hovetstoel ende pensie aff to leggen, suss heft Jan Smyt avergegeven vor hem unde sijn erffgenamen ende heft vor scepen ende raedt avergegeven dat hye der Vicarie off heer Hermen, edder wye der Vicarie bevell heft, wyl verscaffen, dat de Vicarie nu tocomende t’suncte Mertyn in den Wynter hovetstoel ende pensie sunder enigen middel sall verscaffet weerden an reden gelden off genoichsame pande off de myt allen rechte verwonnen ende verstrecket synnen. Sunder argelist.

Up dach vurscreven quam voer scepen als vor Geert Volckers ende Leffert Wyllems, Lubbert Smyt myt Wyllem sijn echte huysfrouw ende becande, so Johan Smyt sijn bruder eerdages an Albert van Styenwijck verscotten hadde vor Lubbert vurscreven de summa van vijfftich goltgulden, den goltgulden 28 stuver Brabants, hovetgeltz alss derdenhalven gulden jaerlicx, ende sus anders van borchtall ende andere sculden sculdich is, dat Lubbert myt sijn huysfrouw den gemeldeten sijnen bruder Johan Smyt ende sijnen erffgenamen in aller gelofenysse uutgelechte penningen wyl scadeloess holden, stellende hem dairvor tot enen rechten onderpande sijn huyss ende stede ende allent wes sye bynnen den Hardenborch gelegen hebben. Sunder all argelist.

fol. 56vo | 08-02-1563
Anno 15 lxiii des manendages na lxa [=Sexagima] erscheen vor scepen unde raedt Femme, nagelaten huysfrouw salige Peter van Uuterwijck ende bekande so sye vermogens dussen stadtbocke in anno lviii verleden den erntvesten unde vrommen Lubbert Blanckvordt to onderpande gesath heft hoer huyss ende stede myt den broukettel en kuype ter hovetsumma van thyn enkede daler welck sye noch niet betaelt en hebt, suss heft sye myt Andreas Rolofs horen gecoren monbor in dusser saken den gemelten Blanckvordt in der voriger gestalt noch togestain ende den sulven onderpant verwopent gelaten ende noch verwopent ter tijt ende solange hem den hovetstoell ende pensie betaelt weerdt, des alle tijt na gelyeven van Blanckvordt geloffet sall weerden off mach dat pandt, welker hem believet, dairvoir antasten. Allent sunder argelist.

fol. 56vo | 09-03-1563
Dem dinxedach na Reminiscere anno 15 lxiii scepen unde raedt Femme, weduwe salige Peter van Uuterwijck, ende bekande sculdich to wesen guder bekander wytlicker scult xvi Jochemdaler ende iii stuver Brabants, dye sulve Femme weduwe zalige Goert van Benthem van hoer tokumpt.

fol. 56vo | 15-03-1563
Ano 15 lxiii op manendach na Oculi is ter instantie van Jan Everts andermaell pandinge van atmalinge gesciet an den huyse Femme van Uuterwijck.

fol. 56vo | 31-03-1563
Dem wondesdach na Judica anno 15 lxiii erschein voir scepen unde raedt meister Jan Smyt ende bekande so hye an Scipper Jacob borge geworden is voir x goltgulden xii stuver Brabants, dairop betaelt xl stuver Brabants, ende dat vor Gyssbert van Laer van de tijt de betaling lange dair is, belavede dairomme in der scepenen handen sunder enigen middell denen gemelten Scipper Jacob bynnen Zwolle de vurscreven summe kommervrij to leveren tusscen dit ende meye als sijn proper eygen scult ende sunder scaden van Scipper Jacob vurscreven, beholtlicken wes Gijssbert meer bijbrengen of bereckenen kan betaelt to sijne, sal men an der hovetsumme mogen corten.

fol. 57 | 04-05-1563
Anno 15 lxiii den iiii den May ersceen voir scepen under raedt Claess Vriese vulmechttich Griete to H………… ende becande so Griete vurscreven Johan Asskens eerdages itlicke gelt op rente gedain hadde, dat sulve Claess vurscreven van wegen Griete vurscreven macht hadde in to vorderen, ende wolde den hovetstoell niet langer stain laeten. Sus is Johan myt Claes vurscreven geaccordeert ende heft hem den hovetstoell myt aller pensie vulgedain unde wall betaelt, dair Claess myt tovreden was, sus stundt Claess vurscreven in name ende vulmechtich van Griete vurscreven, ende bedanckede den sulven Johan Asskens myt Hille sijn huysfrouw guder betalinge. Sunder argelist.

Eodem die erscenen voer scepen unde raedt Henrick Weerdes ende Geert Lamberts ende becanden dat sye beyden uyt comenscup [=koopmanschap] geholden hebben van den halven pan oeven, also sye van den anderen gemetten ende gepaelt hebben, dair Henrick den oestereynde ende Geert den westereynde van togevallen is, sodat sye der delinge eyns synnen, ende Gert vurscreven sall eyn wech holden aver Henricks lande om sijn lant to messen, ende dat ter gelegener tijth ende op den mynnesten scaden, sus synnen sye avercommen dat Gert off sijn erffgenamen dat sulve gecofte lant sal gebruken gelijck sijn eygen, ende sal dair des jaers duyrende de tijt van vier jaeren op allen Martini in de Winter van geven unde wall betalen drie oert van eynen Jochemdaler, dairvan op Martini eerstcommende de erste pacht verscijndt ende int vierde jaer als op Martini, want men scrijft lxvi, so sall Geert off sijn erffgenamen Henrick off sijn erffgenamen bij die drie ort daler leggen hovetgelt vijff ende dertich enkede daler off dertich stuver voer den daler gereckent, ende dat dit sus sunder enige middell sall betaelt weerden, heft Geert vurscreven voir Henrick sijn erffgenamen dat sulve gecofte lant dairvoer ingestalt ende tot avervloet noch mede sijn huyss stainde bynnen den Hardenborch ende allent des gens hye heft ende werven mach, niet uutgesundert. Sunder argelist.
Well an beyden pertijen belyevet aff to vreden, mach dat doen ende sunder becronen, dair myddell eynen vrede dair maken gelijck dat uutgepaelt is.

fol. 57vo | 24-05-1563
Anno 15 lxiii dem xxiiii ten May erscheen vor scepen unde raedt, nemptlick voir Henrick Weerdes ende Geerdt Volckers alsie scepen, Thonyss Scomaker myt Femme sijn echte huysfrouw, ende bekanden voir hem ende horen erffgenamen dat Geerdt then Hanencamp myt Gese sijn huysfrouw, Femmen vurscreven moder, guetlicken all ende wall vernoget ende betaelt hebben van alle sodane erffnisse als Femme vurscreven van hoer salige vader anverstorven is, ende noch tot eniger tijth van hoer moder ancommen mach, niet dairvan uutbesceiden. Bedanckeden hem dairvan guder betalinge ende synnen des myt hande ende monde uutgegaen voir de scepen wo baven gescreven.

fol. 57vo en 58 | 07-11-1562
Coper eynre coepcedule tusscen Henrick Weerdes ende Geerdt Henricks angainde dat huyss bij Wyllem Mensen. Dem vii den Novembris anno 15 lxii is eyn vercoep gescien tusscen Henrick Weerdes eynsdeels ende Geerdt Henricks anderdeels, also dat Henrick vurscreven voer hem ende voer Else sijn huysfrouw ende voer oren erffgenamen dem gemelten Geerdt myt Aleidt sijn huysfrouw erfflicken ende ewelicken vercoft heft dat huyss myt der stede ende myt alle gerechticheit, soals dat Henrick vurscreven gecoft heft van de erffgenamen zalige Henrick Mensen, allent tot scade ende bate van Geerdt vurscreven, beholtlicken dat Henrick vurscreven dat huyss myt der stede ruymen sall nu to meye eerstcomende, ende sall den balcken mogen bloeten, sijne beddesteden dairuut nemen myt dat geriff hye dairinne gebercht, sunder die kamer ende dat geens dat an den getymmer behoert, sall oick die glaseren mogen uutnemen, behalven twye glaser die in den coep besceden synnen, hyrvoer sall Geerdt vurscreven off sijn erffgenamen geven unde wall betalen twyehundert golden gulden, den gulden gereckent op xxviii stuver Brabants, dairvan dat ene hundert gulden betaelt sall weerden op meye want men scrift lxiiii, dairbij tyn gulden to hantgelde, ende dan voert sall de laeste hundert gulden noch onderholden worden vijff jaren lanck, jaerlicx op meye myt vijff gulden to hantgelt, bij alsoe dat het leste jaer is want men scrift lxix, sullen die lest hundert gulden op meye geloset weerden myt der pensie dairvan, ende want dusse termijnen myt de benompte jaerrente also sunder enigen middell afftervolget en well betaelt sullen weerden ende Henrick noch sijn erffgenamen dair geen gebreck bij sullen hebben, synnen hyr borge voer geworden als hoer proper scult Geerdt Lefferts ende Roloff Blanckvordt, ende mach bij gebreck dé beiden off eyne voir all ansuken. Sunder all argelist. Orkunde der waerheit synnen hyrvan doin maken twye coepcedulen uut den anderen gesneden dorch dye vijff letteren v r e d e . Actum ut supra.
Dorch begeert Geert Lefferts bij mij Andreas Rodolphi ondertyekent. Onderstunt gescreven Roloff Blanckwoerdt.

[Onderschrift:] Up manendach na Catate anno lxix heft Henrick Weerdes myt Else sijn huysfrouw den sulven Geert Henricks myt Aleit sijn huysfrouw dess vurscreven huysses gedanckt, vullencommen betaelt ende heft na Stadtrechte vur scepen unde raedt oplatinge ende vertichnisse gedain als behort. Actum ut supra.

fol. 58 | 07-06-1563
Dem vii den Juny anno 15 lxiii navolgende de atmalinge dé Johan Everts gedain heft van sess wecken tot ses wecken, als na Stadtrechte behoert, an den huyse ende stede van zalige Peter van Uuterwijck myt Femme sijn huysfrouw bynnen den Hardenborch stainde. Is Johan vurscreven na pandinge van atmalinge dairan geëychent ende so vern hye bynnen jaer ende dach niet gecontenteert en weerdt, sal hye dye atmalinge mogen geneten, dat pant antasten tot den hovetstoell ende des noch rechte bevunden weerdt affterstellich to sijn, sodat hye betaelt mach werden na luet sijne verscrijvenge.

fol. 58 en 58vo | 02-06-1563
Dem ii den Juny anno 15 lxiii erschein voir Wyllem Egberts en Geert Volckers als schepenen te Hardenborch Aleidt en Lambert, echte dochteren salige Lambert Hoeffmans myt Aleidt sijn huysfrouw, beide in God verstorven, ende hebben myt vrijen wyllen rechte voerdt uut der hant pass stainde vercoft horen bruder Volcker Lamberts hoer twyer angeërffde andeell van huys ende stede, gelegen tusscen Hermen Jansen erfgenamen ende Heyno Rullers, voer eyne summe van penningen die hoer to wyllen betaelt synnen, hebben der halve myt Engelbert Henricks ende Jan Geerts horen gecoren ende togelaten monber in dusser sake ter instantie van Volcker vurscreven ende sijnen erfgenamen des vurscreven huyses ende stede toth een andeell vullencommen oplatinge ende vertichnisse gedain als na Stadrechte behoert, beholtlicken off Volcker tot eniger tijth den huyss weder vercopen wolde, sullen sijn susteren voer yemant na horen gevalle den narer coep dairan holden ende beholden, ende dat tot erkentnisse vur guder mannen an beiden t’sijden sunder all argelist.

[Onderschrift:] Anno 1568 omtrent Thome [21 dec.] heft Luken Lamberts tot behoeff des onmondige kindes zalige Volcker [Lamberts] ingelijcke oplatinge gedain ende bedanckede vuir huyss ende stede guder betalinge. Gesciet voer schepenen Wyllem Mensen, Henrick Wyse.

fol. 58vo en 59 | 05-07-1563
Dem vijfften dach der maindt July anno 15 lxiii erschenen voer scepenen unde raedt Arent Wyllems myt Aleidt sijn huysfrouw myth Wyllem hor sonne, Wyllem myt Hermen sijn echte huysfrouw, ende hebben t’samen hoer dinge gemaket van den huyse ende getymmer mytter doergainde stede dair sye itziger tijt op woinen, gelegen achter Jan Hoeftmans huys, want dan Wyllem ende Hermen grote oncosten gedain hebben om de gehele stede to betymmeren ende geaccordeert synnen dat Arendt myt sijn huysfrouw de vorenste woninge ende Wyllem myt Hermen dye middelste woninge, so de van den anderen affgesceiden synt ende bij beyden partijen bewoindt weerdt, sullen sye beiden, vader ende kindt, eyn yder sijn togedeelde huyss unde stede sunder inseggen van den andere kinderen erflicke besytten, beholden ende beërven an horen erffgenamen als na rechte behoirt, unde oick so Wyllem vurscreven myt sijn huysfrouw in dat mydden woindt ende tot erfflicker besyttinge hebben sullen, sal der halven tot den veergelegen grunde mede gerechtigt sijn ende blijven, ende sijn messe mogen gelegen ende anders dairvan geneten, gelijck sijns vaders stede oick is bevorwerdt, so vern Wyllem myt Hermen t’endes dode vader ende moder myt den andere kinderen to den voirhuyse mede wolde ter delinge gain ende erffnisse verwachten wesen sal, hye tot sijne koer vijff ridergulden moch inbrengen, anders syns sal Arendt de vader myt sijn huysfrouw ende Wyllem myt sijn huysfrouw effick hoer togedelde huyss ende stede horen vryen wyllen doin.

Up den sulve vurscreven dach hebben Arent Wyllems en [Aleydt sijn] huysfrouw, Aleydt myt Geerdt Volckers horen gecoren monbor in dester saken, myt den huysse ende stede wo vurscreven den andere betuchtiget ther lester doet. Ingelijcken heft Wyllem Arents vurscreven zonne sijn huysfrouw Hermen, ende Hermen weder omme Wyllem vurscreven Hermen, myt Geert Volckers horen gecoren monbor in desser saken den andere betuchtiget myt den vurscreven andeel hoers huyses ende stede na lijfftuchtes recht.

fol. 59 | 05-07-1563
Dem v ten July anno 15 lxiii is eyn vercoep gesciet tusscen Gijssbert van Laer eyndeels ende Geert Lamberts anderdeels. So dan eerdages myt consent scepen unde raedt vergundt is Wybbe Reynkens myt Aleidt Reynkens hoer dochter eyn tymmer to stellen ende hoer beider leven to gebruken ende to wonnen, nu noch stainde affter Henrick Aemsinck huys, dat sulve getymmer soals dat eertvast, nagelvast, glase ende alle gerijtscup off tymmer dat staet rechtevort tot Gijssbert scade ende bate ende mach dat na sijnen gelieven dair offbrecken off laten stain, so lange Aleken Reynkens levet ende niet lenger, sunder dat sulve is verhuyrt bes meye erstcompstich, dair sal Gijssbert geen inseggen to hebben ende mach dat dan antasten off affbrecken na sijnen gelyeven, hyrvoer sall Gijssbert geven ende wel betalen xv ridergulden, den rider xxiiii stuver Brabants, to leveren ende well to betalen to meye eerstcumpstich aver eyn jaer off bynnen xiiii dagen dairna, onbegrepen doch off Gijssbert voer der tijt dat tymmer affbrecken wolde, so sall hye dat nyet affbreken eer de betalinge to wyllen gesciet is. Dit is voer scepen ende raedt aver gegegeven. Actum ut supra.

fol. 59 | 02-09-1563
Differentie gewest tusscen Jan Arents borger bynnen Zwolle ende Albert de Veer angainde twye tonne janeevels de Albert eerdages ontfangen heft. Is verdragen dat Albert den sulve Jan Arents myt dat eerste water sall affsceppen, leveren ende sacken eynn myte holtz myt de twye lege tonnen, des sall Johan den scipper betalen ende sijn vrachtgelt geven, ende Albert dat holt werven ende myt de tonnen opt water leveren, so vern hyr gebreck inne valt, wat scaden ende oncosten Jan Arents dair dan na op doinde is sal Albert vurscreven betalen. Actum den 2 den Septembris anno 15 lxiii vor scepen unde raet avergegeven.

fol. 59vo | 13-09-1563
Dem dinxedach wesende den xiiii ten Septembris [15 lxiii] erscheen voer Geert Volckers ende Geerdt Lamberts alsie scepen, Femme, nagelaten [weduwe] zalige Peter van Uuterwijck, ende becande so sye vermogen dit stadtboick noch sculdich is Femme, nagelaten huysfrouw Goerdt van Benthem, de summa van xvi daler ende iii stuver, de welcke sye niet heft becommen konnen to betalen, synnen der halven geaccordert dat dit sulve gelt noch stain sall bess to Mytvasten eerstcompstich, ende so sal de weduwe bij den hovetstoel voir pensie leggen eyn Jochemdaler. Alle dingen sunder argelist.

fol. 59vo | 14-10-1563
Dem xiiii ten dach Octobris anno [15] lxiii erscheen voir Geert Volckers ende Geert Lamberts alsye scepen unde becande Femme weduwe van Uuterwijck ende bekande sculdich to sijne ter instantie Henrick Peters int Rode Meer bynnen Amsterdam de summe van xvi goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, de Femme vurscreven bekande in guder waer ontfangen t’hebben unde noch sculdich weer Peter vurscreven int Rode Meer.

fol. 59vo | 19-10-1563
Dem xix ten dach Octobris anno 15 lxiii heft de doichsame juffer Johan van Uuterwijck weduwe Evert Entes zaliger, ende heft onder den coster van Hardenborch laten beslain alsodanen rinck van golde myt enen blauen saphyr als hem to pande gedain is van Hillebrant Entes niet to uuten bij der hoichster stad koer.

fol. 59vo en 60 | 29-11-1563
Dem xxix ten Novembris anno 15 lxiii erscheen vor scepen unde raedt Thyas Dercks myt Femme sijn echte huysfrouw ende becanden voir hem ende horen erffgenamen ontfangen t’hebben van Derck Stubman de summa van vijfftich golden gulden, den gulden gereckent tot xxviii stuver Brabants, des sye jaerlicx verhantgelden sullen myt den xx ten penning, to wetten alle jaer op Martini in den Wynter iii gulden paymentz vurscreven to betalen ter tijt ende so lange als dat affgeloset weerdt, des gescien mach alle jaer onverjaert op Martini, want de ene den anderen sulcx i jaer to vorens opverkundicht heft myt den vurscreven hoevetstoell ende pensie dair verscenen, hyrvoer settet hem Thyas vurscreven tot enen rechten onderpande sijn huyss ende stede bynnen Hardenborch tusscen Wyllem Egbertss ende Bernt Lansing gelegen en voort alle dat genne dat sye bynnen ende buyten gelegen heft. Allent niet uutgesundert.

Up den vurscreven dach quam int scependoim Wyllem Egberts myt Aleydt sijn echte huysfrouw ende becanden ontfangen t’hebben van Derck Stubman twyntich golden gulden, den gulden gereckent op xxviii stuver Brabants, jairlicx to verhantgelden myt den xx ten penning op Martini in den Wynter ter tijt dat dat offgeloset weerdt, des gescien mach alle jaer, want de ene den anderen sulcx i jaer to vorens opsegt, stelt hem tot enen rechten onderpant dat huyss ende stede gelegen tusscen Thyas Dercks ende Henrick Amsing, vort alle dat genne dat sye bynnen den Hardenborch hebben off crijgen.

Ingelijcken becande Wyllem Egberts myt sijn huysfrouw ontfangen to hebben van Johan Derck Stubmans sonne de summe van twelff goltgulden, op den xx ten penning jairlicx op Martini to verscaden ter tijt dat het affgeloset weert, des gescien mach want de ene de anderen eyn i jaer to vorens opseggen mach, allent payment vurscreven.

Noch quemen int scependoem Wyllem Smyt unde Andreas Rolofs coster ten Hardenborch ende becanden borge to sijne Derck Stubman voir xx goltgulden, den gulden xxviii stuver Brabants, dé de kinderen van Hermen Jansen ontfangen, jaerlicx to verscaden op meye Philippi et Jacobi [1 mei] myt den xx ten penning, ter tijt dat sulcx affgeloset weert, des gescien mach alle jaer want de ene den anderen sulcx i jaer to vores opsegt, belaveden de kinderen den borgen to vrijen als behort.

fol. 60vo | 31-01-1564
Up den manendach post lxa [=sexagesima] anno 15 lxiiii erscheen voer scepen unde raedt Femme weduwe zalige Peter van Uuterwijck ende becande so hoer zalige huyssheer in anno lvii verleden Coninklicke Majesteits thenden eyndeels an syck getogen heft ende noch derhalven an den rentmeister schuldich xvi goltgulden ende eyn oert, ende want dan de tendentreckers int trecken borge moten stellen, wairom zalige Uuterwijck vor borge erweckt Engelbert Henricks ende Wyllem ten Cloester de sulve van den pander van Zallant vor de penningen gemolesteert ende gepandet weerden, belavede Femme vurscreven den sulven borgen to vrijen ende hor panden, den sye nu heft off namaels crijgen weerdt, dairvoir laeten volgen ende dat dair nyemantz niet halen sall eer Coninklicke Majesteit gereddet wert.

Up den vorscreven dach, als op manendach post lxa, erscheen voer scepen unde raet Andreas Rolofs custos ten Hardenborch, ende bekande voir hem ende sijne erffgenamen dat hye dat affgevrede houcke tendes sijner camer, bess ant raethuyss naest der strate uutgevredet, niet als eyn eygendomer sunder alleen gebruickt myt consent ende vulbert scepen ende raedt ten Hardenborch, nhu sijnde off namaels comende, also dat den sulven affgevreden grundt alle tijt thot walgeval der stad ende niet tot erffnisse des costers noch sijner erffgenamen bestain sal, dair laten liggen want hem des niet vergundt werd.

Up den vorscreven dach quam int scependom Johan Bade stadtdyenre ten Hardenborch ende becande voir hem ende sijnen erffgenamen nademaell als scepen unde raedt myt gelijcken stemmen der borgers als eyn trou dyenre unde bij gebreck sijn ende sijnre huysfrouw olderdoems, ende off de Bade affviele edder hye dat ampt niet bedenen konde, der halven myldelicke vergundt hebben op to schyeten, in vrede to maken benevens den Hoff in der stad Borchgraven eyn houcke edder gorden sodat rechtevoert uutgegraven is en bij den vorscreven Jan Baden suyrlicken opgescotten, bepottet ende bearbeydet [ware], dit sulve hebben scepen unde raedt myt gevolch der gemenen [borger] den gemelten Baden horen trouwen dyenre myt Griete sijn echte huysfrouw hor twyer leventlanck togestain to gebruken tot horen scoinsten, ende mach dair ter noet voir hem ende sijn huysfrouw eyn tymmer edder wonninge opsetten, hor twyer leventlanck myt dat vurscreven uutgevrede houcken to gebruken onverhindert, bij also so wanneer de vurscreven Bade myt sijn huysfrouw beyde afflijvich synnen, sullen sijn erffgenamen geen inseggen hebben tot den vurscreven gairden ende allent des dat myt patten ende graven verbettert, dan allent tot der stadt profijte sijn, dan dat tymmer dat de Bade off Griete dairop stelt, sal na affsterven der beyden bij den erffgenamen mogen affgebrocken worden, so vern dat vur luden an beiden t’sijden in den werderinge niet commen eyns weerden, ende dat tymmer niet bij der stadt en blijft, edoch off de Bade kinderen hadde edder naliete de na beider doet dair begeerde to blijven, to wonen ende de stadt dan yemant anders dairmyt versien wolden, want die dair doin wyllen als eyn ander, sall eyn ansien ende in der saken vergundt werden voer eyn ander.

fol. 61 | 22-02-1564
Up dunderdach na Petri anno 15 lxiiii quam voir scepen unde raedt Gerryt Lefferts ende bekande ontfangen to hebben van heer Hermen Scrijver, vicarius Onsen Lyever Vrouwen Vicary bynnen den Hardenborch de summe van twintich golden gulden, den gulden 28 stuver Brabants, welck gelt Lubbert Smyt plach to hebben. Sus belavede Geert Lefferts voir hem ende sijnen erffgenamen den bedener der Vicarien jairlicx dairvan t’geven ende wall t’betalen op suncte Mertyn in den Wynter off bynnen xiiii dagen dairna den twintichsten penning to rente, als eyn gulden des jaers payment vurscreven, ter tijt dat sulcx weder affgelosset werdt, des gescien sall alle jaer want de ene den anderen sulcx i jaer to vores opseggen, des staet de Vicarye tot eynen rechten onderpande, allent des gens als huyss ende stede ende wes Geert myt sijn huysfrouw bynnen off buyten den Hardenborch gelegen mogen hebben nyet uutgesundert.

fol. 61vo | 21-04-1564
Anno 15 lxiiii den xxi ten Aprilis quam voer scepen unde raet Johan Jansen myt Engele sijn echte huysfrouw ende becande ontfangen to hebben van Thonyss Gerts myt Femme sijn huysfrouw de summa xvi golden gulden, den gulden 28 stuver Brabants, waervan Johan, Engele vurscreven off sijn erffgenamen jairlicx op Meye van geven ende wall betalen sall sess ende twyntich stuver Brabants durende de tijt van sess jaeren, ende well dat dan niet langer belyevet sal, als dan de ene de anderen de lose eyn halff jaer to vorens mogen opseggen, des stelt Johan, Engele vurscreven hyrvoer to onderpande sijn huyss ende stede bynnen den Hardenborch in de Achterstraete tusscen Luken Jacobs ende des Verwers were. Sunder argelist.

Up dach vurscreven quam int scependom Berte, nagelaten huysfrouw zalige Albert Jansen, ende bekande dorch horen bruder Jan Calman als hor monbor dat hoer guetlicken vuldain ende well betaelt wer van Johan Jansen myt Engele sijn huysfrouw van sodane huyss ende stede in der Achterstrate dat sye hem vercoft heft ende heft dat vurscreven huyss vertegen ende uutgegain myt hande ende monde als sych na Stadtrechte behort. Sunder argelist.

fol. 61vo en 62 | 14-05-1564
Up den xiiii ten dach May anno 15 lxiiii erscheen voer scepen unde raedt Johan Geerts de Kuper myt Lubbe sijn echte huysfrouw ende becanden ontfangen te hebben van Johan Egberts ten Velde de summe van sestyn daler, den daler gereckent op dartich Brabants, waervan dye vurscreven Cuper off sijn erffgenamen jairlicx to hantgelde en wall betalen sal an handen [van Johan Egberts ten Velde] vurscreven off sijn erffgenamen alle jaer op Pinxteren ongevierlich by[nnen] xiiii dagen dairna eyne daler off dartich stuver Brabants voer den daler, ter tijt dat weder affgeloset weerdt, des gescien sall alle jaer onverjaert alle jaer op Pinxteren want de ene den anderen sulcx i jaer to vorens opsegt, des stelt de Cuper vurscreven myt sijn huysfrouw dairvoer to onderpande sijn huyss ende stede, gelegen achter Wechters huyss ende allent des gens dat sye hebben off namaels wynnen ende verwerven mogen, niet uutgesundert.

[Ondergeschreven:] Up dusse vurscreven articull becande de moder Aleyt als erffgenaem vuldaen to sijne voer sess daler ende alle pensie. Actum et anno lxvii op Mar[tini].

fol. 62 | 01-05-1564
Anno 15 lxiiii up Meydach quam int scependoim Claess Lamberts myt Catrina sijn echte huysfrouw ende bekanden voir hem t’sampt sijn kinderen unde erffgenamen nadenmaell als hye Henrick Weerdes vercoft heft dat huyss stainde bynnen den Hardenborch achter den thoren bess an Griete Guetes huyss, gelijck dat Claess sus lange beseten ende bewondt heft, becande dairomme dat hem Henrick vurscreven myt sijn huysfrouw guetlicken ende wel vuldain, ende dat huyss myt der stede betaelt heft den lesten penning myt den eersten, dair hem wal angenogede ende sijn kinderen ende erffgenamen alle tijt wall angenogen sall, uutgesundert so onse Lyeve Vrouwen Vicarien bynnen Hardenborch op den huyse hebben stainde in hovetstoel x ridergulden vermogens den statboick, dair sall Henrick myt sijn huysfrouw ende erffgenamen vor instaen buten scaden van Claess unde sijn erffgenamen, dit sulve heft Claess vurscreven myt sijn huysfrouw also avergeven myt hande ende monde, mede belavede dit allent to stain, to wachten ende to waren als na Statrechte, allent als recht is.

[Ondergeschreven:] Henrick Weerdes heft de x rider in handen den Gildemeisteren van Onse Lyeve Vrouwen betaelt anno [15]74 op Meye.

fol. 62vo | 05-05-1564
Dem v ten May anno 15 lxiiii, so Johan Asskens myt Hilla sijn huysfrouw wytlicken ende wall vercoft heft [aan] Wolter Jansen myt Catrina sijn echte huysfrouw sodanen huyss, sunder alleen de stede uutbesceiden als hye itziger tijt op den Hoff stainde besyttende is myt alle gerechticheit, so alls hye an de stede myt den Hoff myt pottinge ende anders gerechtiget is, also dat Wolter in plaetze van Johan dat huys mach antasten ende van huyss ende stede mach geneten, gelijck Jan muchte gedain hebben. Dit allent heft Jan myt sijn huysfrouw voer scepen unde raet vertegen ende uutgegain ende bedanckede Wolter guder betalinge, uutgesecht acht goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, dairvan de ii gulden betaelt sullen worden t’suncte Michiell eerstcomende, xiiii dagen dairna onbehaelt, ende dan dair naestvolgende meye sullen betaelt worden drie gulden, dairbij ix stuver Brabants to hantgelde, ende op meye want men scrift lxvi op meye sullen de laetste drie goltgulden betaelt sijn dairbij iiiii stuver Brabants to rente, dat dusse termijnen sus geholden sullen weerden, heft Wolter dat sulve huyss dairvoer to onderpande geset ende dair benevens sijne bruder Wyllem in die Herberge tot avervloet voer eyn borge gesath.

Up den sulven dach bekande Johan Asskens myt Hille sijn echte huysfrouw dat sye bij tijde als sye op den Hoff gewoint, dess hoff dairachter uut den Statgraven vermeerdert ende opgescotten hebben, wijders dair van oldes tot den Hoff plach to wesen als men ogensceinich sien ende vernemen mach ende uutwijsinge den anderen Hoff.

fol. 62vo en 63 | 05-06-1564
Dem v ten Juny anno 15 lxiiii erscein voir scepenen, als voir Wyllem Smyt ende Leffert Wyllems, Geert Lefferts myt Griete sijn huysvrouw ende becanden ontfangen to hebben van Aleidt echte dochter salige Lambert Hoeffmans, ytzunts maget int Rode Herte to Zwolle, de summa van twyntich Jochemdaler, wairvan Gert Lefferts myt Griete sijn huysfrouw belangs vor hem ende horen erffgenamen to betalen alle jair op sancte Merten in den wynter eyne daler ter tijt ende so lange als sye dat weder afflosen myt vuller pacht des gescien sal mogen alle jair op Mertiny vurscreven so wanneer de ene den andere des half jair to vorens opverkondicht heft off stelt hair Gert ende Griete vurscreven tot ene rechten onderpande hoer huyss ende stede bynnen den Hardenborch end allent wess sye bynnen den Hardenborch moge hebben noch mogen voiren, alle dinge sunder argelist.

fol. 63 | 12-06-1564
Vor Wyllem Smyt ende Leffert Wyllems erscheen Johan [of Jochem] Esskens myt Hylla sijn echte echte huysfrouw ende becanden ontfangen t’hebben van Bernt Jan Mollencairs sonne de summe van twyntich daler de hye jairlicx verholden sall op sunct Jannes ten Myddensomer to betalen myt vijff ende dertich stuver Brabantz ter tijt de hovetstoell weder gelosset weerdt, des gescien sall alle jaer op sunct Jannes vurscreven, want de ene den anderen des i jaer to vorens opverkundicht heft myt vuller pacht uut ende aver sijn huyss ende stede bynnen den Hardenborch ende allent des hye nu heft noch namaels crijgen mach. Sunder argelist. Actum op Odulphi anno lxiiii. Is to wetten dat men den daler mach betalen myt xxx stuver Brabants.

fol. 63 | 24-07-1564
Up sundach na Marie Magdalene anno 15 lxiiii. So heft Johan Evers tot guder tijt versocht ende vervolcht de atmalinge na Stadtrechte geboert op dat huyss ende stede van Femme van Uuterwijck, dye wijle dan bevunden dat Femme vurscreven den bezegelden breeff tostaet ende atmalinge geleden ende dair niet op excipiert, wijssen scepen unde raedt de atmalinge in weerden ende stellen den sulven Jan Evers int huyss ende stede tot sijne penningen to, ende dat geens hye na rechte vulstendich bewijsen kan te affteren, to zijne beholtlicken. So de kinderen van Peter van Uuterwijck uutlendich gewest unde nu de oldeste zonne present is, die tot noch to geen pantwette van atmalinge ontfangen, sullen sye bynnen jaer ende dach dat sulve huyss ende stede mogen vrijen ende leggen Jan Everts sijn gelt vermogens den breeff.

Up den vurscreven dach quam int scependoim Femme, nagelaten weduwe salige Peter van Uuterwijck, myt Jacob hor oldeste sonne ende gecoren monbor, ende becanden voir hem ende horen erffgenamen, so Johan Everts myt dorgainden rechte ende atmalinge geëychent is an hor huyss unde stede bynnen den Hardenborch ter summa van vijfftich goltgulden hovetgeltz ende xxxi goltgulden pension, dat sye dairomme geaccordeert synnen als dat Jan Everts in tijt van eyn maindt bynnen Swolle sal opboren van Gerryt Splinter de summa van vijff ende vijfftich goltgulden, ende dat geen avereynsich is gemodereert op twyntich ridergulden, de gulden 24 stuver Brabants, dye sulve penning sullen blijven stainde op dat huyss ende dairvan jairlicx to renthe geven eynen ridergulden, wesende de eerste rente dat Johan Everts alle jaer op Jacobi uut den vurscreven huysse ende van den besytter sall moegen manen, opboren ende ontfangen, ende bij gebreck van der, bij onsen stadtdyenre dairvoer mogen penden als na Stadrechte behoert, ter tijt de xx rider gelosst werden, des gescien sall so wanneer dat huyss vercoft off an eynen man gebracht worde.

fol. 63vo en 64 | 02-10-1654
Dem anderden dach Octobris anno [15] lxiiii erscein voir scepen unde raedt Jochem Asskens ende bekande voir hem ende sijn erffgenamen ontfangen to hebben van Jan Derck Stubmans de summa van twyntich enkede daler, den daler myt xxx stuver Brabants to betalen, dairvan Jochem edder sijn medebescrevenen den genompten Jan off sijn erffgenamen jairlicx op suncte Michiell van geven ende well betalen sall viertich stuver Brabants, ter tijt dat sulcx weder offgeloset weert, dat gescien want dye ene den anderen sulcx eyn halff jaer to vorens opverkundicht heft, dess heft Jochem vurscreven den sulven Johan tot borge gestalt Geert Lefferts ende Leffert Wyllems, de bij gebreck van betalinge so wall in hovetstoel als in pensie dairvoer gelavet hebben gelijck hoer proper eygen scult, des heft Jochem den borgen belavet scadeloess t’holden, stellende hem dairvoer ten onderpande sijn huyss ende stede ende allent des hye bynnen den Hardenborch heft noch werven mach bynnen ende buyten, niet uutgesundert.

[Ondergeschreven:] Des dages na Michaelis anno [15]83 heft Johan Stubmans op rekenscup ontfangen tot affcortinge der summe vijff daler.

fol. 63a | 02-11-1534
In den jaer ons Heren dusent vc ende xxxiiii des mandaghes voer Alrehylghendach quam voer dye schepen Ghert ter Does myt Iden sijnre echter hussfrouwe, Ghert als monber Iden voerscreven, ende becanden daerover ons woe dat sye verkoeft hadden voer em ende oer erffgenamen dat hus daer Jo[han] Bruens plach in toe wonen, [an] Egbert Henrycks ende Hyllen sijnre echter husfrouwe ende oer twyer erffgenamen, ende ic Ghert ter Does ende Iden myn echte husfrouwe ende onse twyer erffgenamen danke Egbert Henrycks ende sijner husfrouwe en oer twyer erffgenamen daervan gueder betalynghe, ende ic Ghert ter Does ende Iden voerscreven hebben daervan uplatynghe ghedaen voer ons ende onser twyer erffgenamen nae Stadtrechte, ende woert loeve wy mer voer ons ende onser twyer erffgenamen off daer Jo[han] Bruens kynder wat up toe seggen mochte hebben off anders eymandth dat aff toe doen buten Egebert ende Hyllen vurscreven off oer twyer erffgenamen schaden, ende wij wyllen em dat kummervrij wachten buten oeren schaden nae Stadtrechte. Sunder al arghelyst.

fol. 64 | 16-10-1564
Dem xvi ten Octobris anno 15 lxiiii erschein voir scepen unde raedt Wyllem Smyt myt Heyle sijn huysfrouw unde becande ontfangen t’hebben van Derck Stubman de summa van xx daler, den daler lope op off aff myt dertich stuver Brabants, weder aff to losen, des gescien sall op dato van dussen aver eyn jaer, dairbij to hantgelde xxxv stuver Brabants, hyrvoer stellet Wyllem ende Heyle vurscreven den sulven Derck ofte sijn erffgenamen tot enen rechten onderpande sijn huyss ende stede ende allent des sye hebben off crijgen mogen bynnen den Hardenborch, niet uutgesundert.

Dem xvi Octobris anno 15 lxiiii ersceen vor scepen ende raedt Hermen Muller myt Jan sijn huysfrouw ende becande ontfangen t’hebben van Johan Stubman de summe van tyn daler, den daler xxx stuver Brabants, dat sye op Jacobi verscaden sullen myt xviii stuver Brabants ter tijt dat het affgeloset weerdt, dat gescien sall alle jaer op Jacobi want de ene de anderen sulcx i jaer to vorens opvercundicht heft, dair setten Hermen, Jain vurscreven vor to onderpande sijn huyss ende stede achter Wobbe Hoeffmans gelegen myt alle dat genne dat sye bynnen ende buyten den Hardenborch gelegen hebben, niet uutgesundert.

fol. 64 | 23-10-1564
Dem xxiii ten Octobris anno [15] lxiiii heft Johan Bade an den scepenen gegichtet dat hye tot dryemaell arrest gedain heft van wegen Hermen Weling, dat Henrick Weerdes Femme Uuterwijckes geen huysshuyr betalen sall eer Hermen vurscreven sijne bereckende sculden betaelt synnen.

[Dem xxiii ten Octobris? anno 15 lxiiii] Ter instantie van Gert Volckers hebben Wyllem Smyt ende Leffert Wyllems, in der tijt mede scepen ten Hardenborch, myt gevolch ende bijwesen Andreas Rolofs gesworen scrijver becant ende int scependom avergegichtet, de wijle Gert vurscreven eerdages ontfangen had van Albert Sceper myt Femme sijn huysfrouw Egbert ten Vennebruggen dochter, de summa van xxx daler op seckere ja[er]rente, dat Femme vurscreven in bijwesent voergenompte scepen ende scrijver de helffte der vurscreven summa, als nemplick xv daler, an affcordinge der hovetsumme ontfangen heft, bedanckende hem dairinne gude betalinge.

[Ondergeschreven:] Is vuldain Altera Visitationis [3 jul.] Marie anno 1575 myt hovetstoell ende pensioin.

fol. 64vo | 19-03-1565
Dem manendach na Reminiscere anno 15 lxv [19 mrt. 1565] ersceen vor scepenen unde raedt Leffert Wyllems ende Geerdt Volckers, ende hebben gegichtet woe in anno lxiii verleden voir sye beiden als scepen gecommen is Katrina nagelaten huysfrouw salige Henrick Stubman myt Geerdt de Wijse, Geert ten Hanencamp ende Albert Stubmans, dair sye becanden dat hor Johan Scroder op den Hoff hem guetlicke unde wal vernoget ende betaelt heft sodane penningen als Johan vurscreven gelenet had van den huyss ende getymmer, stainde op den Hoff, ende Katrina vurscreven bedanckede hem guden betalinge.

fol. 64vo | 21-05-1565
Dem xxi ten May 15 lxv erscheen voer scepen unde raedt Hermen Bernts ende becande sculdich to wesen Henrick de Wyse van eyn peert dat Hermen van Henrick vurscreven gecoft heft de summe van xiiii daler myn eyn oert, dess Hermen vurscreven sunder ennigen myddell betalen sall.

fol. 65 | 21-05-1565
[Dem xxi ten May? 15 lxv] In den geschelle tusscen Wynolt Greve anlegger en Wylhelm Mensen verweerder, belangende twyehundert wage wullen d[at] Wylhelm vurscreven den sulven Wynolt na crafft van eyner coepcedule solde vercoft ende niet gelevert hebben, onder alle dissputatie gevallen dat Wynolt solde borge ende geloeve stellen myt anders genen rechte to sprecken dem voer scepen unde raedt ten Hardenborch, dairtegens de anlegger sych verweerdt seggen hye heb hyr nemantz kundich dye voer hem lavet, kan oick genen borgen mede voren, wyl nochtantz bij sijn gelymp ende eren gelaven wes oncost Wyllem vurscreven hyruut onstaet, soe vern hye bevunden weerdt dat hye dye sedule craffteloess maken mach, hem als eyn van koepman van eren op t’leggen ende t’betalen, wijsen burgermeisteren, scepen unde raedt desvalls voer Stadtrecht dat Wynolt vurscreven mytz edes verplichtinge, so hye genen borgen crijgen noch myt voren, sall gelaven ende hantastinge doin wye eyn vrom man van eeren to staet, dat recht hyrto begunnen ende to eyndigen dair des behort ende mede gelavede, so vern Wyllem Mensen gandeert bij guden trouwen ende eren, sijne noetwendige gedane oncosten to verguden. Dit gedain sijnde, sal Wynolt sijn ansprake mogen avergeven ende Wyllem dairop moge excipiëren ende dairinne vortvaren na rechte als hor gude raet an beyden t’sijnde dragen.

fol. 65vo | 24-08-1565
Voir Wyllem Egberts, Geert Volkers ende Henrick Weerdes erscheen Femme Weerdes ende bekande sculdich to wesen den kinderen ende erffgenamen van zalige Arendt Wychmyng de summa van thyn ridergulden, den gulden van xxi wytten, wair Femme vurscreven jaerlicx van geven sall i gulden paymentz vurscreven als sye sus lange gedain heft, dat gescien sall ter tijt want de ene den anderen des i jaer to vorens opsegt, ende is uutgaende uut den huyse dair Femme inne woint, gesciet op Bartholomei anno 15 lxv.

fol. 65vo | 24-06-1565
Vor Wylhelm Egbers ende Gert Lamberts erscein Bernt Jacobs myt Griete sijn huysfrouw ende hebben ontfangen op hoer huyss thyn enkede daler jaerlicx op suncte Jannes ten Myddensommer dairvan te geven i daler, den daler 30 stuver Brabants, ter tijt dat sulcx affgeloset weerdt, des gescien mach alle jaer want de ene den anderen des i jaer to vorens opsegt. Actum op sancte Joannes ten Myddensoemer.

Item so Adreas van Dyephenen onder Jan de Wyse hadde doen beslain ii goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, heercomende van Rotgert Alerts, welck gelt de Wyse Andreas betaelt heft ende dat de Wyse myt de ii gulden vuldain ende tot betalinge commen sall, ende Rotgert daermyt tovreden sijn sal. Is Gijssbert van Laer borge daervoer geworden, dattet betalingen sal verstain off hye wyl den Wyse dat gelt weder geven.

Voert Geert Volckers ende Geert Lamberts synnen erschenen Lambert van Hyemse myt Femme sijn echte huysfrouw, Femme myt Henrick Weerdes horen gecoren monbor in dusser sake, ende hebben de ene de anderen betuchtiget ende begyfftiget als dat de lestlevende alle de twyer guderen, sunder reliqua off rekenscup dairvan to doen, tot sijnen scoenste sall gebruken ende genieten ende wes bij den lestlevende dan nagelaten mach blijven sall an beiden t’sijden dan commen ende erven als behoert.

fol. 66 | 26-11-1565
Up manedach na suncte Katrine erschien voer scepen unde raedt Wolter Egberts Cremer myt Gese sijn echte huysfrouw ende becanden ontfangen t’hebben van Derck Stubman de summe van dertyn daler, de daler xxx stuver, dye hye verholden sall jaerlicx op meye myt den xx ten penning, na advenant to reckenen bes ter tijt dat sulcx affgeloset werdt, dat de ene den anderen i jair to vorens mach opseggen, des stelt hem Wolter ende Gese vurscreven to onderpande sijn huyss ende stede ende allent des hye heft ende crijgen mach, niet uutgesundert.

[In de kantlijn:] Johan Stubman heft van dat gelt de helffte ontfangen.
[Ondergeschreven:] Heft Johan Stubman gerichtlick laten opseggen ende Wolter de lose verkundicht to lossen to comende meye, gesciet den xiii ten Juny anno 1569.

fol. 66 | 11-11-1565
Up Martini] anno 15 lxv-65 heft Else Smedes vor hoer ende hor kinder ende erffgenamen ontfangen van Geert ten Nijenhus to Brucht de summa van thyn daler, den daler xxx stuver Brabants gereckent, waermyt Else vurscreven Slingenborch affgeloset heft ende sal dair jaerlicx van geven, uutgainde den huyse myt der stede in de Achterstrate bij dat Vicarienhuys gelegen, den xx ten penning, nemptlick i daler paymentz vurscreven bes ter tijt dat geloset weert, des gescien mach alle jaer want de ene den anderen des i jaer to vorens opsegt myt hovetstoel ende vuller pensie. Actum ut supra.

fol. 66vo | 20-01-1566
Up Avont van sancte Agnyeten anno lxvi synnen burgermeisteren, scepen und raet der stadt Hardenborch, myt t’sampt den gemenen borgeren averlecht hebbende den groten scaden van den gansen, eyndrachtlicken avercommen also dath de borgere na older gewointe sullen mogen holden vi ganse myt eynen gent [=mannetjesgans], bij also dat sye alle jaer op suncte Victoer wes sye aver hebben, sullen affnemen ende de sulve sovene die sye holden sall, eyn yder op den gemelten dach in eynen vlogel bebynde ter alder geringsten vijf meten, alle die ganse dye na suncte Victoerdach baven den tall ende so niet gebunden bevunden weerden, sullen de ganse tot behoeff der stadt verboert sijn, ende de sulve de ganse to behorende, vervallen sijn in twyntich stadtpunde to broke ende dairvan stunden an pande voer nemen off opleggen ende betalen. Dit sal duren unde de ganse bebunden holden van t’suncte Victoer [10 okt.] bes meye alle tijt bij den brocke.

fol. 66vo | 19-02-1566
Dem dinxedach na lxa [sexagesima] anno [15] lxvi voer scepen ende raedt als Wylhelm Engelberts ende Gert Volckers is ersceinen Heyno Rullers ende heft myt guden verstande sijn testament ende uuterste wylle gemaket, also dat Henrick sijn sonne vor sijne truwe dyenst sall hebben sijn andeell als dye helfte van den peerden in aller gestalt dye moder dat voer gedain heft, also dat Henrick van wagen ende peerden gemant rekenscup sal dorven doen, daer ende baven so bekent Heyno sijnen sonne noch sculdich van verdient loin ende anders twellff Jochemdaleren, dye hye sall vor yemant anders affboren off in erffdelinge gemeten. Actum [ut supra].

fol. 67 | 04-04-1566
Dem dunderdach na Judica anno mvc en lxvi synnen vor Wylhelm Mensen ende Leffert Wyllems erschenen Hillebrant Lefferts myt Gese sijn moder ende bekanden nadenmaell als sye de bruggenroggen van die veerbrug ingeloset hadden, dat sye dairomme ontfangen hebben ende weder opgenommen van Thonyss Scomaker myt Femme sijn huysfrouw de summe van dertich Jochemdaler, den daler op dertich stuver Brabants gereckent, den sye uut alle hore guderen bynnen ende buyten den Hardenborch gelegen verhantgelden sullen op alle sancte Peter ad Catedram myt sess scepell guden drugen claren pachtroggen Zwolscer mate durende die tijt van sess jaren, alsdan mach de ene den anderen dess eyn halff jaer to vorens opseggen ende sal dan geloset weerden myt aller achterstedige pacht, bij gebreck van myssbetalinge mach Thonyss ende sijn huysfrouw off hor erffgenamen dit sulve panden op alle Gesen ende Hillebrantz guderen, huyss, hoff, levendige have, dat sye bynnen den Hardenborch off dair buyten gelegen, niet uutgesundert. Sunder all argelist.

f

Up den sulven dach als baven gescreven staet quam vor Wylhelm Mensen ende Leffert Wyllems, Wyllem ten Cloester myt Wylhelm sijn huysfrouw ende becanden dat sye ingelijcken van Thonyss Scomaker ende sijn huysfrouw ontfangen hadden dertich Jochemdaleren, den daler gereckent op dertich stuver Brabants, jaerlicx op Petri dairvan t’geven sess scepell roggen, welcke penningen Wyllem vurscreven bekande gebrucket to hebben tot afflozen van de bruggenroggen, gelijck Hillebrant ende Gese vurscreven gedain hebben, dan sye stellen Thonyss ende sijn huysfrouw tot enen rechten onderpande all hoer guet, huyss, hoff ende wess sye bynnen off buyten den Hardenborch gelegen hebben, ende sall op alsulcker loese ende betalinge stain so baven verhaelt. Sunder all argelist.

fol. 67vo | 08-06-1566
Dem viii ten Juny anno 15 lxvi ersein vor Wyllem Smyt ende Henrick Wysen als scepen Geert Lamberts ende heft myt guden verstande wytlick ende wall gegeven ende gemaket sijn dochter Jacob vor horen truwe dyenst ende voer hoer verdiende loen des hye becande dat sye wall verdient hadde, alle sijn guet alls huyss ende stede ende wes hye nalatende is sall sye alleen mogen gebruken ende erfflick genieten sunder inseggen van yemant.

Up den vurscreven dach heft Wylhelm Smyt ende Jonge Leffert an de scepen gegychtet dat Johan Peterszonne van Uuterwijck tot behoeff sijn bruder Jacob van Uuterwijck vullencommen oplatinge gedain van dat huyss ende stede bij de Borchgraven, staende, so volle als hem van sijnen saligen vader dair an verstorven weer.

fol. 67vo | 13-06-1566
Up manendach na Sacramenti anno 15 lxvi becande Wyllem Smyt myt Heyle sijn huysfrouw ontfangen to hebben van Johan Derck Stubmans sonne de summe van twelleff goltgulden, de gulden 28 stuver Brabants, jairlicx to verscaden op Jacobi myt xxiiii stuver Brabants, dairvan men Jacobi tocomende de erste pacht van verscijnt, dyt sulven weder losen alle jaer op Jacobi want de ene den anderen des eyn verdel jaer to vorens opseggen, ende sal gaen uut alle Wyllem ende Heylen vurscreven gudere, niet uutgesundert.

fol. 67vo en 68 | 04-11-1566
Up manendach na Symonis ende Jude anno lxvi quam int scependoem Bernt Lansing myt Styne sijn echte huysfrouw unde becanden so sye int verleden jaer van lxv myt Henrick Weerdes angecoft hebben eyne hoymaet van Johan Oding, dat sye om de penningen to betalen opgenommen ende ontfangen hebben van Derck Mullener to Eerde myt Griete sijn huysfrouw de summa van hundert goltgulden, den gulden xxviii stuver Brabants, jaerlicx to verhantgelden myt vi goltgulden myn eyn ort paymentz, vurscreven alle jaer verscijnende op Martini in den Wynter, d[air] nu Martini t’comende de erste pacht van verscijndt, de wijle hye becande des all eyn jaer gehadt heft ende sal duyren na den anderen sess jaren lanck off tot koer van den Mullener na vier jaer, alle jaer off to losen want de ene den anderen alsdan sulcx i jaer tegens Martini opsegt, des stelt hem Bernt vurscreven weder to onderpande sijn huyss ende stede bynnen den Hardenborch tusscen Wyllem Mensen ende Femme Thyas, voert alle dat genne dat angecofte lant, den goerden ende allent wes sye buyten ende bynnen den Hardenborch gelegen wynnen ende werven mogen, ende mach bij gebreck van betalinge na Stadtrechte so wal voer pensie ende hovetstoell panden als recht is, unde gelavede oick ter noet beter vestenisse to doin. Sunder all argelist.

fol. 68 | 20-01-1567
Up Avondt Agnete Virgo anno 15 lxvii ersceen voer scepen unde raedt Berndt Lansing myth Styne sijn echte huysfrouw ende becande so als Bernt myt Henrick Weerdes t’samen eyn comenscup [=koopmanschap] gedain hebben, van Johan Oding eyen hoymaet bij de Werchorst, dair Johan Oding bij Bernt Lansing noch ten affteren is vijfftich goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, sus heft Bernt vurscreven Henrick Weerdes to borge gesath dat hye sunder enigen middel de vijfftich gulden dair bij drie gulden myn i ort tho hantgelde guetlicken ende wall betalen wyl t’suncte Michiell eerstcomende, ende dat Henrick de borchstall vrij ende scadeloess sal sijn ende blijven, stelt hem Bernt vurscreven dairvoer de sulve maet myt allen dat genne hij bynnen ende buyten den Hardenborch gelegen heft wo men des nomen mach, niet uutgesundert.

fol. 68vo | 27-01-1567
Dem xxvii sten January anno 15 lxvii erscein voer scepen unde raet Mensse van Lutten myt Lumme sijn echte huysfrouw ende hebben na rechte gerichtlicken verwopent ende van stunt an to onderpande gesath horen zwagers Jan Reyning, Evert de Mast, Rotgert ende Geert Reyning alle hoer guet dat sijn bynnen den Hardenborch heer ende geweldich in- ende uutgainde hebben, niet uutgesundert, foer sodan loffnisse als sye tot dessen doch to voer hem hebben gedain, allen sinden dairan to verhalen. Sunder argelist.

fol. 68vo | 17-01-1567
Dem xvii ten January anno 15 lxvii. So Mechtelt Blanckvordt bij Roloff Blanckvordt heft doin panden op den Coldenhave voer den hovetstoell dan ii mud roggen jaerlicx myt de pensie, nader opsegginge de bes heer verholden is, vermytz de Blanckvort alsulcx bij den staddyenre had doin arresteren, welcke besate Mechtelt vurscreven affgedain, blijvende bij hoer possessie ende dat op den ondersculten Roloff Blanckvordt sijn pantgelt gegeven.

fol. 68vo | 07-02-1767
Dess vrijdages na Lichtmisse anno 15 lxvii heft Hasset Aemsing voer scepen als voer Wyllem Smyt ende Jonge Leffert avergegeven ende togestain hoer sonne, Henrick de Wyse myt vruntscup edder rechte in to manen alsodane pacht als hor verscenen is, noch verscijnen mach, van hoer sonne Roloff Amsing.

fol. 68vo en 69 | 21-02-1567
Dem eersten vrijdach in den Vasten anno lxvii heft Geerdt ter Duyss in tegenwordicheit den pastoer ende voer twye scepen, als myt namen Wyllem Mensen ende Wyllem Smyt, sijn testament ende uuterste wylle gemaket ende verordineert dat sijn sonne Bruyn myt sijn huyssfrouw angenommen hebben zalige Grieten kint, dat bij hem in den huse is, na sijnen vermogen op te brengen, dairvoer sal hye na style van testamente heffen ende boren allen sijn nagelaten guderen, dat sij huyss ende hoff myt den gorden bij den kerckhoff en allent, [niet] uutgesundert, myt vorbeholden so dair noch ii kinder van sa[lige] Griete nagebleven synnen, want sye xx jaren olt synnen, so sullen sye van hoer bestevaders guet uut den erffhuyse becant weerden ende geneten yder ii goltgulden herenpacht gulden.

fol. 69 | 24-10-1566
Dem xxiiii ten Octobris anno xvc ende sess ende t’sestich voer scepen in der tijt, als nemptlicken Wylhelm Smyt ende Leffert Wyllemsonne, is erscenen Abell Claesen, vulmechtich wesende van Merrye Dercksdochter, wonende to Groningen, so hye vul toende myt eyn gelofflicken vulmachtscijn, versegelt bij de heren van Groningen, gedateert den eersten Octobris dit tegenwoerdige jaer van sess ende t’sestich, unde heft na crafft der procuratie vullencoemen oplatinge ende vertichnisse gedain van alle sodane erffgerechticheit eynes huyses myt der stede, stainde bynnen den Hardenborch an den Voerstrate tusscen Wyllem Egberts ende Bernt Lansing, noch sodane erffgerechticheit van enen goerden in die Duysterstege gelegen, waervan Merrye vurscreven dorch horen consent belyevet ende erfflicken hoer andeel vercoft had an horen saligen bruder Thyas Dercks. Ende want sye alsulcke restpenningen na crafft der procuratie den sulven Abell togestain heft t’ontfangen ende weder om dye erffgerechtiheit mogen verlaten, becande Abell guetlicken ende wal vuldaen to sijn, stundt dairom voer scepen unde raedt vurscreven, unde heft sodane andeell ende erffgerechticheit als Merrye vurscreven ennichsyns van huyss, stede ende goerden tocumpt, voer hoer ende horen erffgenamen verlaten, vertegen ende uutgegaen myt hande ende monde als na Stadrechte behoert, ende dat tot profijt ende erfflicke besyttinge Femme weduwe zalige Thyas Dercks ende horen kinderen. Ende Abell vurscreven belavede onder verbunt van alle sijne guderen, dusse oplatinge ende quytsceldinge tot ewigen dagen to stain, to wachten ende to waren voer yder mennichlicken de dairop t’spreken muchten hebben, noch muchte crijgen. Sunder argelist. Actum et die ut supra.

fol. 69vo | 17-03-1567
Up manendach na Judica anno 15 lxvii synnen Albert Alberts van wegen ende in tegenwordicheit Femme Woltersdochter sijn echte huysfrouw verdragen myt Johan Horstman, Femme vurscreven bruder, angainde dat huyss ende stede in der Achterstrate stainde tusscen Geert Lamberts ende Femme Mollencairs huyss, als to wetten dat Albert myt Femme sijn echte huysfrouw vullencommen oplatinge gedain hebben sodanen kindesdeel als Femme vurscreven van vader ende moder dairvan an verstorven is, tot behoeff van Johan Horstman, Aleidt sijn huysfrouw ende horen erffgenamen, beholtlicken dat Jan Horstman sijn suster ende zwager noch geven sal scadeloes gelt, nu myt den eersten iii goltgulden ende naestvolgende t’suncte Jacob [25 jul.] soven goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, belopende in alles x goltgulden, dit to betalen sunder enigen middell ende scadeloes gelt, dairmyt sye dan hoer kindesdel vuldain synnen.

fol. 69vo en 70 | 02-06-1567
Up manendach post Sacramenti anno 15 lxvii heft Hermen Banning alsye ohem van dat onmondige kindt zalige Hermen Sonsbecke myt Anna sijn huysfrouw nagelaten, ende hebben duse nabescreven sculdenaren tot behoeff dat onmondige kindt laten dagen ende de scult gerichtlicken doin opteyken, so navolcht:
Item Johan Sloemer bekendt den kinde sculdich xxi stuver Brabants, nympt hye an to betalen an den ohem off den coster tusscen dit ende t’suncte Michiell [29 sep.].
Item Bernt Everts kendt den kinde schuldich ii ridergulden ende i ort, sall hye ingelijcken t’suncte Michiell betalen.
Item Bernt Lansing bekent sculdich den kinde ix daler myn i ort den derfen xxx stuver Brabants, dat hye verholden sall op alle Martini in den Wynter myt xiii stuver Brabants uut ende aver sijn huyss ende stede bynnen den Hardenborch, dusse scult is heergecommen van zalig G[ert?] Bernts.
Item Johan Gerts de Jonge kendt den kinder sculdich ii rider ende ……… [stuver] Brabants, wyll hye ingelijcken t’suncte Michiell betalen, gelijck eyn ander.

fol. 70 | 20-07-1567
Dem xx ten July anno 15 lxvii erscheen voer scepen unde raedt Jutte Stevenssdochter ende heft voergedragen woe dat sye eyn echte huysfrouw weer van Geert Watering, eyn sonne van zalige Egbert ende Femme Weerdes, de wijle dan Geert vurscreven sye verlaten had ende sijn moder Femme Weerdes corten in den Heren verstorven, ende dat Jutte vurscreven de erffnisse de hoer man de doet angeërfft heft, tot hore quota ende helfte mede angeërft is, dair sye oick an holt heft de halven, den schepen van rechtes wegen bevollen ende verbaden, so volle als hoer man ende hoer dairvan angeërft is nyemant to verzegelen off sijnent halven oplatinge t’done, dan myt wetten ende willet van hoer dye de erffnisse mede anverstorven is.

fol. 70 | 27-07-1567
Up sundach na Jacobi anno 15 lxvii [27 jul. 1567] ersceen voer scepen unde raedt Wyllem ten Cloester myt Wyllem sijn echte huysfrouw ende becanden voer hem ende horen erffgenamen ontfangen to hebben ende ontfengen an guden gelde van Johan Derck Stubmans sonne myt Gertken sijn huysfrouw de summe van dertich golden gulden, den gulden 28 stuver Brabantz, dair Wyllem myt sijn huysfrouw jaerlicx op Philippi et Jacobi van geven ende wall betalen sullen twye golden gulden paymentz vurscreven bes dat affgeloset weerdt, des gescien sal mogen want de ene den anderen des i jaer to vorens opverkundicht heft myt hovetstoell ende vuller pensie, hyr voer heft Wyllem myt sijn huysfrouw to onderpande gesath sijn huyss ende stede ende allent des hye bynnen ende buyten den Hardenborch gelegen heft, nyet uutgesundert.

Up sulven dach becande Jochem Askens ontfangen to hebben van Derck Stubman de summa van thyn daler, den daler xxix stuver Brabants, jaerlicx op suncte Joannes ten Myddensommer dairvan to geven xx stuver Brabantz ter tijt dat dat sulve affgelozet weert, des gescien sall want de ene den anderen des i jaer to vorens opgekundicht heft, des heft Jochem myt Hille sijn huysfrouw hyrvoer to onderpande gesath hoer huyss ende stede ende wes sye hebben bynnen den Hardenborch, niet uutgesundert.

Up den vurscreven dach quam voer schependom Henrick Weerdes myt Else sijn huysfrouw ende becande ontfangen to hebben van Derck Stubman de summa van twyntich goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, jaerlicx dairvan to geven op suncte Jannes ten Myddesommer xxxiiii stuver Brabantz bes ter tijt dat des weder afgeloset weerdt, des gescien mach want de ene den anderen des i jaer to vorens op vercundicht heft, des heft Henrick ende Else vurscreven den sulven Derck to onderpande gesath huyss ende stede ende allent wess sye heer ende geweldich sijn. Sunder argelist.

fol. 70vo | 14-11-1567
Up vrijdach na Martini anno 1567 quam vor scepen unde raedt Hillebrant Hermens ende becande dat hye Bernt Lansing, Lambert Scomaker ende Aleidt Gerts huysfrouw bedanckede guder betalinge des eersten termijns van den anderden gorden in den slage bij Femme Mullers gorden gelegen, als nemptlick soven daler, na inholt der coepcedule mede bedanckende den sulven guder betalinge van der wynninge de Hillebrant in de hant solde hebben, sus hebben Hillebrant den sulve drien des gordens halven in sijn stede gestalt, ende mogen vordan de termijne van betalinge holden, gelijck Hyllebrant solde gedain hebben.
Oick becande Hillebrant, so hye noch an sych gecoft heft den Mollencaers goerden, dair dusse vurscreven gorden mede in gecoft was, dat meister Peter in scade ende bate van den sulven coep sijn mytgeselle ende man mede is ende heft dat eerste termijn halff mede betalen ende in alle genoeth mededelich gemaket, also dat sye beiden scade ende bate sullen uutrichten off meister Peter myt hem gecoft had.

Dess sulven dages hebben Wyllem Egberts ende Henrick Weerdes als scepen hoer gycht avergegeven dat sye vullencomen oplatinge ende vertichnisse ontfangen hebben tot behoeff Geert Volckers ende sijnen erffgenamen van dat huyss en de stede in de Achterstrate tusscen Gert Lamberts ende de Stege bij Smedes huyss gelegen, so hye gecoft had van de kinderen salige Luken Scomaker myt Merrye sijnre huysfrouw, welcke coep vor[screven] Lukens myt sijn bruder Jan presentelicken, myt hande ende monde avergegeven ende dairinne geconsenteert hebben, ende bedancken Gert Volckers vullencommen betaelt, gelijck hye dat gecoft had.

fol. 71 | 26-01-1568
Dem xxvi ten January anno 1568 ersceen voer scepen unde raedt Johan Gerts der stadt Mollencaer myt Femme sijn echte huysfrouw, Femme myt Andreas Rolofs horen gecoren monbor in desser saken, ende hebben na Stadtrechte de ene den anderen betuchtiget ende begyfftiget ter laetster doet toe van allent ’t gene dat sye bynnen ende buyten den Hardenborch heer ende geweldich synnen, also dat de lestlevende des verstorven nagelaten gueder sunder enige rekeninge dairvan t’geven mach gebruken, verteren, wenden ende laten dair ’t de lestlevende gelevet, buyten inseggen der kinderen ende erffgenamen, ende wes na den laetsten doet averblijft, dat sal commen ende erven dair ’t God ende de Hillige Kercke ervet.

fol. 71 | 09-02-1568
Gijsbert van Laer. Dem ix den dach february anno 1568 erscheen voer scepen und raedt Gijssbert van Laer ende becande dat hye gecoft had van Hermen Thyass dye scuyr myt dat hoij dat Hermen dairinne ligende heft so sye verdragen synnen, ende dat voer eyne summe van vijfftich daler, de sulve Gijssbert vurscreven sunder enigen middell sall betalen in twe termijnen, als to wetten op meye erstcumpstich xxv daler, den daler 30 stuver Brabants, ende up meye want men lxix scrift oick xxv daler, ongevierlich xiiii dagen onder off aver op meye onbegrepen de termijne to betalen, ende dat Hermen Thyas off sijn erffgenamen dusse twye termijnen guetlicken vuldain sullen weerden, heft Gijssbert van Laer myt sijn huysfrouw hoer huyss stainde achter den kor dairvoer to onderpande gesath, alle den hinder ende scaden dye bij myssbetalinge, so wall in hovetstoell als anders gevallen muchte, dairan to verhalen.

[Ondergeschreven:] Item Gijssbert van Laer heft dye helfte betaelt, so Hermen Tyass becande den xxiiii ten January anno 1569.

fol. 71vo | 28-03-1568
Op Mydtvasten anno 1568 erscheen vor Wyllem Smyth ende Leffert Wyllems als scepen in der tijt ten Hardenborch Gert Lefferts ende Gerdt Volckers alsye monbaren Aelken, des naelaten kindes van zalige Volcker Lamberts myt Mette sijn huysfrouw, beide in God verstorven, ende becanden des kindes wegen sculdich dat zalige Volcker ende Mette opgenommen hadden [van] Luken Egberts de Vasse to Lutten x daler, den daler xxx stuver Brabants, op Jacobi dair alle jaer van t’geven eyn halven conningesdaler ter tijdt dat men dat weder inloset, dat gescien mach want de ene den anderen des i jaer to vorens opsegt, uutgainde uut den huyse dair zalige Volcker ende Mette uut verstorven is.

fol. 71vo | 09-05-1568
Wyllem Mensen angainde den ix May.
Voer scepen unde raedt der stadt Hardenborch erscein Wyllem Mensen ende bekande dat hye ontfangen heft van heer Hermen Gerts van Herdenborch, anders genoempt heer Hermen Stubmans, de summe van hundert goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, ende dye wijle als Wyllem Mensen dat sulve gelt eyn tijt lanck onder gehadt, so belavede hye myt hem in der renthe to verdragen ende hem in den hovetstoell altijt scadeloess holden, onder ’t verbundt van alle sijn guet, nu hebbende off namaels crijgende.

Up den sulven dach quam int scependoim Jonge Jan Gerts ende becande so hye van Gijssbert van Laer gecoft heft eyn scuyr op den Pothoff voer eyne summe van xxv daler, de daler xxx stuver Brabants, ende dat op iiii termijnen to betalen op alsulcke conditie als Gijssbert de stad van Herdenborch moet betalen. Suss is bevunden ende bij sye beyden geaccordeert dat Jan Geerts to suncte Mertyn [11 nov.] sunder enigen myddel sal betalen vi gulden ende eyn oert, ende dairbij eyn ort to hantgelde, facit vii daler op Mertini want men lxix scrijft; dat anderde termijn als vi gulden ende i ort, dairbij xxvii stuver to hantgelde op Martini lxx; vi daler ende i ort dairbij to hantgelde xviii stuver Brabants op Mertini lxxi; dat leste termijn als item dat eerste termijn is betaelt ende daerbaven vi stuver, vi daler, i ort, daerbij to hantgelt ix stuver Brabants. Dat dusse termijnen also sunder enigen middell geholden ende betaelt sullen worden heft Johan Geerts des tot enen rechten onderpande gesath alle sijn guet des hye heft ende noch crijgende weerdt vor hem ende sijn huysfrouw ende sijn erffgenamen, belavede de sulven Gijssbert vurscreven dyt scadeloess op de vurscreven iiii termijnen to ontrichten.

fol. 72 | 21-06-1568
Dem manendach na Sacramenti anno 1568 ersceen voer scepen unde raet Gerryt Egberts van Ommen myt Hille sijn echte huysfrouw ende becanden ontfangen to hebben van Luken Geestes de summa van xiiii dalers, de daler xxx stuver Brabants, dye hye jaerlicx verholden sall op alle Pinxteren myt eyn mud roggen Zwolscer mate, ende de ene mach den anderen de inlosse i jaer to vorens opseggen. Hyrvoer settet Geert ende Hille to enen rechten onderpande hoer huyss ende stede in de Achterstrate bij den Hoff, voert alle dat genne dat sye hebben of crijgen mogen bynnen off buten, niet uutgesundert.

Up dach vurscreven quam voer scepen unde raedt Henrick Ruller ende becande sculdich to wesen Lambert van Hyemse de summe van twelleff daler ende xviii stuver, den daler xxx stuver Brabants, dé de Ruller annympt to betalen nu t’suncte Gregorys eerstcomende, ende so vern niet heft, de Ruller verwylcoert ende avergegeven dat alsdan Lambert vurscreven den i goerden bij Palserscamp mach antasten ende gebruken bess ter tijt dat hem de vurscreven summe betaelt is.

fol. 72 | 21-05-1568
Dem xxi May anno 1568 quam int scependoim Hermen Bernts die Olde myt Berte sijn echte huysfrouw ende becanden, so Henrick Arents aver lange jaren seckere penningen hadde stainde op sijn huyss bij den Hoff, dat sulve affgereckent ende gedodet heft, hye noch so volle ontfangen dat de summe beloept xv goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, noch van Henrick ontfangen van wegen Everdt Rolofs Bringes sonne viii daler. Sus sall Hermen ende Berte uut hor huyss vurscreven den beiden jaerlicx op Pinxteren verwopent to wetten, Henrick ende sijnen erffgenamen des jaers eyn mud roggen ende Evert i mud roggen ter tijt dat het affgeloset werdt, dat gescien sall want de ene den anderen des i jaer to vorens opverkundicht heft, des stelt hem Hermen ende Berte dat huyss ende allent sij hebben, wynnen ende werven konnen to onderpande.

fol. 72vo | 11-10-1568
Dem xi ten Octobris anno 1568 erscein voer scepen unde raedt Wyllem Mensen myt Aleidt sijn echte huysfrouw unde becanden vor hem ende horen erffgenamen ontfangen to hebben van Albert Derck Stubmanszonne de summa van vijfftich golden gulden, de gulden xxviii stuver Brabants, waervan Wyllem Mensen myt sijner huysfrouw vor hem ende horen erffgenamen belaven to geven op allen Martini in den Wynter, ongeveerlich xiiii dagen voer off na onverhaelt, derdenhalven gulden paymentz vurscreven bes tot tijt dat sulcx weder gelosset weerdt, des gescien sall alle jaer onverjaert want de ene den anderen des i jaer to vorens opverkundicht heft, ende bij gebreck van betalinghe so heft Wyllem Menssen myt sijn huysfrouw voer hem ende horen erffgenamen alle hoer ghoet des sye nu hebben off namaels crijgen mogen to onderpande gesettet, allen hinder ende scaden dairan to verhalen, allent als na Stadrechte behoert, to verstane dat de erste pacht sall verscenen wesen op Martini tocomende aver eyn jaer als men lxix scrijfft. Actum ut supra.

Up den vurscreven dach quam int scependoim Bernt Lansing myt Styne sijn huysfrouw unde becande, so salige Gerdt Bernts hoer vorderen vor myt zalige Derck Stubmans itlick handelinge van gelde ende sus anders tot done hadde, dair beneffens so Bernt vurscreven nu itlick gelt t’summa van xxx daler in alles becande scult ontfangen heft. Also is verdragen dat Bernt myt Styne vurscreven de xxx daler, den daler xxx stuver, van Jacobi verleden onderholden sall vier jaren lang, des jaers op anderhalven daler, verscijnende alle jaer op Jacobi vurscreven ter tijt ende so lange des affgeloset weert, dat tendes den vier jaren gescien sall, dan alle jaer onverjaert, want de ene den anderen des i jaer to vorens opsegt ende dat des gescien sall ende de erffgenamen van zalige Derck vurscreven onbedrogen sullen sijn, hebt Bernt Lansing myt sijn huysfrouw alle hoer guet, huyss ende hoff des sye hebben, noch crigen mogen, to onderpande gesath, allen hinder ende scaden daeran to verhalen. Actum ut supra.

Up den sulven dach quam int scependoim Lambert van Hyemse ende becande, so sijn zalige olderen itlick gelt van Derck Stubmans [ontfangen], dat hye op syck genommen, becande dairomme sculdich de erffgenamen van salige Derck vurscreven xx goltgulden, de gulden xxviii stuver de sye uut hoer g[ueder] ende wes sye hebben gelegen achter den toren verhantgelden sullen, alle [jaer] op Mytvasten dair nu Mytvasten tocomende in anno 69 dat e[erste] pacht van verscijnen sall, duyren so lange als de ene de anderen des i jaer tegens Mytvasten opverkundicht werdt, belavende den erffgenamen in hovetstoel ende pensie scadeloess t’holden. Actum ut supra.

fol. 73 | 11-10-1568
[Dem xi ten Octobris? anno 1568] voer Wyllem Mensen unde Wyllem Smyt burgermeisteren ersceinen Femme weduwe zalige Engelbert ten Hoffstede ende bekande vermytz dessen dat zalige Engelbert Hoeffmans myt sijne kinderen hoer erlicken ende wall vuldain hebben allent dat genne dat hoer salige man ende sye op hem to spreken hadde, ende danckede hem allen guder betaling.

fol. 73 | 07-11-1568
Up sundach voer Martini anno 15 lxviii is voer Henrick dye Wyseende Leffert Wyllems als scepen erscenen Hermen Jaspers myt Geertken sijn echte huysfrouw ende becanden voer hem ende hoer erffgenamen dat hem Henrick Weerdes hoer bruder all ende wall vuldain heft van ’t genne dat hem in affsceidt van hoer older guet als dat huyss myt der stede bynnen den Hardenborch ende den gaerden myt der scuyr buyten gelegen belavet was, ende bedanckeden hem dairinne guder betalinge, heft Hermen Jaspers myt Geertken vurscreven dairbij alle hoer opsprake verlaten ende daervan oplatinge ende vertichnisse gedain als na Stadrechte behoert.

fol. 73vo t/m 74vo | 29-11-1568
Copia sententie tusscen Jutte Stevens ende Henrick Weerdes.
In der saken van appellatien tusscen Jutte Stevens echte huysfrouw [van] Geerdt Egberts Snijder anleggersce ter ener, ende Henrick Weerdes verweerder ter ander sijde, belangende de erffnisse ende guderen so gedachte Geert Egberts van sijnen zaligen vader angeërft synnen, verclaren burgermeisteren, scepen ende raedt voer better recht dat, angesien Geert Egberts sijne echte huysfrouw vurscreven verlaten, ende met ein ander in averspill levende is, dat dairomme dye verweerder sculdich ende geholden sal wesen de anleggerschen te laten volgen alle die guederen so gedachte Geert Egberts an Jutte Stevens vurscreven gebracht off namaels vercregen heft, ende hye verweerder van Geerdt vurscreven off emantz anders staindes hilicx buyten consent Jutte vurscreven gecoft ader an hem geworven heft, ende dat de anleggersce de vurscreven t’samende guderen sall hebben toegemeten, so lange Geert Egberts vurscreven wederom myt oer gereconcilieert sall wesen. Actum op ten xxix ten Novembris anno 15 lxviii.
Burgermeister doctor Helmich Splijtloff.
Onderstunt: Johannes Holt, secretarius oppidi Swollenssis

Soe den xxix ten Novembris [1568] verleden dit jegenwordige jaer van lxviii eyne verclaringe ende diffinitive sententie gesciet is tusscen Jutte Stevens anleggersce ende Henrick Weerdes verwerer, angainde seckere erffnisse ende versterff dye meister Gerryt Egberts Snijder ende echte man van Jutte vurscreven van sijn vader ende moder angestorven is, dat Henrick vurscreven ytziger tijt in gebruyck heft. Also dat Jutte vurscreven na crafft der sententie vermytz hoer echte man hoer verlaet ende myt eyn ander verlopende in onrechte sijt, an alle sijn erffscup erkant unde gewesen, daeruuth gevolcht dat Henrick vurscreven der sulver Jutten tot hoers mans ende hoere quote tho ruyming [averging?] off de p[enningen] affgelden, gelijck oick Henrick als eyn bruder van Geerdt vurscreven [gedaen] heft, ende heft Jutte vurscreven aller ansprake ende de verclaringe der d[eling] vulgedain, stundt dairomme Jutte vurscreven in tegenwoerdicheit s[cepen] unde raedt ende heft voergedragen dat sye well becande dat Geert hoer [echte] man van in desser saken hoer monbor behoerde to wesen, dair so hye ho[er] verlaet tegens de wet Godes ende ordeninge der Hilliger Kercken, so oick [op] verclaringe lettet, heft sye ditmaell voer hoeren monbor begeert ende gecomen in dusser sake Andreas Rolofs, ende heft voer scepen unde raedt alle hoer actie, scelinge ende interesse, daer sye dat recht ende verclaringe ingeset heft, t’wetten alle dat genne dat hoer man bynnen den Hardenborch unde buyten angestorven is van vader ende moder, niet uutgesundert, in handen van Henrick Egberts gestalt ende avergegeven, ende dat voer eyne summe van penningen dye Jutte becande to wyllen vuldain ende betaelt to sijn den lesten penning myt den eersten, daer hoer angenogede ende horen erffgenamen angenogen sall, ende heft aller ansprake ende verclaringe dorch horen gemelten monbor oplatinge ende vertichnisse gedain als na Stadtrechte behoert. Also dat Henrick myt Else sijn huysfrouw ende hoer twyer erffgenamen desvals erfflick daeran geholden ende Jutte becande dairvan onterft to sijn. Sunder all argelist. Actum Hardenborch den vi ten Decembris anno 1568.

Up den sulven dach [den vi ten Decembris anno 1568] quam int scependoem Henrick Weerdes ende Else sijn echte huysfrouw ende becanden voer hem ende horen erffgenamen, so sye van Jutte Stevens echte huysfrouw van Geert Egberts, Henricks vurscreven bruder, an eyne diffinitive sententie ende verclaringe der heren van Zwolle erfflicken affgecoft heft alle hoer actie dair Jutte verscreven al nu rede uutganck ende vertichnisse van gedain heft, dan nochtantz met vullencommen betalinge, stundt daeromme gedachte Henrick myth sijn huysfrouw ende kande Jutte vurscreven noch sculdich tyn goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, welcke vurscreven summa Henrick ende Else als gude lude ende op trouwe van eren belaven to betalen scadeloes gelt an Jutte off horen erffgenamen nu t’suncte Mertyn in den Wynter als men lxix scrijfft, sunder enigen middell off hinderniss daertegen te doen, stellende dairvoer tot eyn rechte onderpande allent des gens dat Henrick ende Else bynnen off buten de Hardenborch hebben, niet uutgesundert. Beholtlicken of Jutte vurscreven verstorven voer Martini als baven ende hoer dochter off hoer erffgenamen de penningen vorderen wylde, heft sye rechtevort na style van testamente gegeven Egbert Henricks vurscreven sonne off de dair de oldeste sijn mach van dusse x gulden to geneten unde to holden drie der vurscreven gulden ende hoer dochter off hoer erffgenamen sullen alsdan niet meer dan vii goltgulden wo vurscreven ontfangen.
[In de kantlijn:] Dem viii ten Novembris anno 1569 heft Jutte in bijwesent [Henrick] Gutes ontfangen op guder rekenscup vijff goltgulden en ii stuver Brabants.

fol. 74vo | 18-12-1568
Anno 1568 den 18 ten Decembris quam int scependoem Geerdt Volckers als eyn monbor des onmondigen kinders zalige Volcker Lambertz myt Mette sijn huysfrouw ende becande ontfangen to hebben van Geert Lefferts des kindes bestevader van wegen des kindes xviii goltgulden ende viii stuver, den gulden 28 stuver Brabants, heercomende van zalige Volckers suster Lambertz wegen.

fol. 74vo | 01-05-1568
Ewesse Mollencair myt Wyllem Egberts hor monbor heft vor Wyllem Mensen ende Henrick Wysen op meydach verleden in anno [15]68 myt vrijen wyllen rechtevoert uut der hant gegeven hoer dochter Anna dat halve huyss myt der stede dair sij ytziger tijt inne woendt, so dat betymmert ende onbetymmert licht tusscen Bernt Jacobs ende de erffgenamen van Egbert op den Hoff.

fol. 75 | 22-06-1568
Angainde Wyllem Egberts myt Griete ende Merrye.
Up den sulven dinxedach na Sacramenti anno 1568 quamen voer scepen unde raedt der stad Hardenborch, als nemptlick voer Wyllem Mensen[ende] Wyllem Smyt, Wylhellm Johans borger bynnen Campen als man ende monbor sijnre huysfrouw Merrye, unde ingelijcken Griete weduwe zalige Henrick Santing, Griete myth Wylhelm Jansen hoer zwager ende gecoren monbor in desser saken, ende hebben vullencomen oplatinge ende vertichnisse gedain van alle sodane erffnisse ende guderen dye Griete ende Merrye gesusteren bynnen ende buyten den Hardenborch, woer dat gelegen is, anverstorven ende anverervet is, ende dat tot behoeff van Wyllem Egberts, Luken Engberts myt Anna sijn echte huysfrouw, ende bedanckeden den sulven guder betalinge ende quytsceldinge, ende want dan Merrye hyr niet present en is, heft Wyllem hoer in den vurscreven onder ’t verbant van alle sijne guderen dairvoer gelavet, dat dair geen hinder bij vallen sall.

Angainde dye beyde kinderen zalige Derck Stubman synnen voer scepen unde raedt erscenen Johan en de Albert Stubmans, ende hebben eyn subdmisie ende erffdelinge gemaket int genne hoer zalige vader bynnen den Hardenborch belacht ende in stadtboick geteykent:
Item dye hovetstoel ende rente van Wyllem Egberts.
Item de lvi gulden hovetstoels mytten pensie an Wyllem Smyt.
Item de xx gulden hovetstoel mytt pensie van Hermen Jansens erffgenamen.
Item de xxx goltgulden ende xx daler de pensie van de erffgenamen Engelbert Hoeffman.
Dit vurscreven sall Johan erfflick beholden ende Albert sal hebben so navolcht.
[Ondergescreven:] Is betaelt.
Item xx goltgulden hovetstoel an Lambert van Hyemse.

fol. 75vo | 14-02-1569
Dem xiiii ten Februari anno 1569. So de olde kellener Herman van Deventer dorch sijnen vulmacht [van] Jan van Groningen dede anspreken Wyllem ten Cloester voer iii goltgulden iiii stuver van verlecht gelt an haver unde want dat itzuntz niet wall gelt to becommen is, heft Wyllem ten Cloester angenommen als verwylcorde scult de gemelte kellener off de hye dairto committeert vul to done tusscen dit ende meye erstcomende off sijne panden mogen dairvan angetast worden als verstane pande.

fol. 75vo | 17-02-1569
Denn xvii ten February anno 1569 angaindt pravest.
Up dach vurscreven quam voer scepen unde raedt Albert Ottens myt Ewesse sijn echte huysfrouw ende becande ontfangen to hebben van den edele here Timanno Stubman pravest to Zwartewater de summa van xxx goltgulden ende Anna Thyas becande ontfangen t’hebben x gulden, also dat de pravest int geheel uutgelacht hebt xl goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, welcke summe sye becanden verleden suncte Jans to Myddensommer ontfangen t’hebben ende sullen dan jaerlicx van to hantgelde geven des sye an beiden t’sijden verdragen mogen ende als billick is.

fol. 75vo | 16-05-1569 28-06-1551
Angainde dat huyss dair ytziger tijt Scram in wont, gelegen bij Wyllem Mensen.
So in anno li verleden dem xxviii ten Juny Frederick Jansse die stede an syck gecoft van Gerdt ter Duss na meldinge dit jegenwordige stadtboick, welck stede Frerick vurscreven betimmerde ende t’sulve hus myt der stede ende sijn gerechticheit vercoft Henrick Mensen, Henrick Mensen off sijn erffgenamen vercoft Henrick Weerdes, Henrick Weerdes oick vercoft an Geert Henricks myt Aleyt sijn huysfrouw, also dat Geert vurscreven ytziger tijt in aller maneren Geert ter Duyss dat vercoft heft, ende Frerick dat betymmert heft in sijn gewerff an sych gecoft heft wo vurscreven, stundt dairom Henrick Weerdes myt Else sijn huysfrouw alsye lest vercoper ende bedanckende den sulven Geert myt sijn huysfrouw dess huyses ende grundes na der eerster vorwerde guder betalinge ende heft dat sulve voer scepen unde raet avergegeven ende vertegen myt hande ende monde als na Stadrecht behort. Actum den xvi ten May anno 1569.

fol. 76 | 13-06-1569
Dem xiii Juny anno 1669 quam voer scepen ende raedt Wolter Egberts ende becande so hye in twyste gewest is an Stubmans, hercomende van eyn blynt peert dat Wolter vorscreven eerdages van zalige Derck Stubmans gecoft hadde vor xii daler, dair mangell in gevallen is. Suss is alle scelinge tusscensprecken de edele Lubbert Blanckvordt ende de scepen hen gelacht, also dat Wolter vurscreven den sulven Johan sall geven ende wall betalen sunder enigen middell den tocumpstigen suncte Michiell allent wall betaelt de summa van acht daler, den daler 30 stuver Brabants, ende so vern dye betalinge alsdan niet en geboerde, soe verwelcorde Wolter vurscreven ende gaff gerichtlick aver dat Johan alsdan na sijnen gelyeven so wanneer hye wyl dorch onsen stadtdyenre voer de achte daler pande mach antasten, de panden vercopen tot den penningen thoe, gelijcken verwonnen scult de myt alle rechte uutgesleten synnen, dair Wolter vurscreven gene weer tegen doin sall off enige myddell in gebruken sall dath hyrinne hinderen mach.

Angande de kellener to Zybekeloe.
Up den sulven dach wo vurscreven heft Wyllem ten Cloester als verwonnen ende verwylcorde scult schuldich gekant Herman van Deventer, olde kellener to Zybekeloe, drie goltgulden, de gulden 28 stuver, heercomende van ytlicken havercoep dye Wyllem annympt to betalen als verwonnen sculdt nu erstcomende suncte Bertolomei, bij gevalle niet, sal de kellener dorch des Conventz brudige dyenre Johan van Groningen bij den stadtbade dairvoer panden mogen, antasten ende vercopen als verstane pande.
Heft voert de kellener vurscreven den gemelten Jan van Groningen in dessen vurscreven saken des Conventz wegen geconstitueert ende vulmechtich gemaket ende vort in allen saken dat Convent nu voertan an eynigen schuldenaren hebben verstainde off noch mogen crijgen, sulcx op to boren off myt rechte in to wynnen.

fol. 76vo | 24-06-1569 14-06-1571
Op suncte Johannes ten Myddensommer anno 15 lxix [24 jun. 1569] quam voer scepen unde raedt Wyllem Holterman myt Griete sijn echte huysfrouw, Else Weerdes myt Geert Volckers horen gecoren monbor, ende Jenne Weerdes myt Wyllem Smyt hoer gecoren monbor, ende bedanckeden horen bruder Henrick Weerdes vullencomen betalinge van huyss, gorden ende scuer, soals hem dairvan anverstorven weer van hor zalige vader ende moder, ende hebben alle actie ende erffnisse verlaten ende dairvan oplatinge ende vertichnisse gedain, allent als recht is.

[Ondergeschreven:] Up Sacramenti anno 71 [14 jun. 1571] heft meister Arndt Werdes vor Wyllem Smyt ende Wyllem Holterman myt sijn huysfrouw ingelicken vertichnisse ende quitscellinge gedain in forme als vurscreven.

fol. 76vo | 17-10-1569
Dem xvii ten Octobris anno 1569 erscheen voer scepen und raedt Derck Thyas myt Aleidt sijn echte huysfrouw, Aleidt myt Derck hor man ende monbor, Henrick Weerdes myt Else sijn echte huysfrouw, Else myt Henrick hoer echte man ende monbor, Albert Ottes myt Ewesse sijn echte huysfrouw, Ewesse myt Albert hor echte man ende monbor, ende Anna Thyasdochter myt Albert Ottenszonne hoer gecoren monbor, ende hebben ter instantie van Hermen Thyas hoer bruder ende zwager vullencommen oplatinge ende vertichnisse gedain voer hem ende t’sampte hoeren erffgenamen van alsodanen huyss ende dorgainde stede myt alle anclevende gerechticheit, soe de gelegen is bynnen den Hardenborch tusscen Wyllem Egberts ende Bernt Lansing, dair benevens den kettell myt den brouwreyscet, allent, niet uutgesundert, so den kinderen dat sulve van horen salige vader Thyas Dercks myt sijn huysfrouw zelige Femme angestorven is, niet uutgesundert, kummerloes an to tasten ende sijnen wyllen daermyt doin, sunder besperen van den genompten kinderen ende erffgenamen, want sye becanden dairvan vuldain ende wall betaelt to sijn, daer sye guder betalinge in bedanckeden.

fol. 77 | 05-12-1569
Up manendach na sanct Andreas [5 dec.] anno 1569 erscheen voer scepen unde raedt Wyllem Holterman myt Griete sijn echte huisfrouw ende becande ontfangen to hebben van Johan Derck Stubmanszonne myt Geertken sijn huysfrouw dye summa van hundert goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, waervan gemelt Holterman myt sijn huysfrouw voer hem ende horen erffgenamen belaven t’geven ende wall to betalen op alle suncte Jannes ten Myddensommer [24 jun.] off bynnen xiiii dagen dairna sestenhalve goltgulden payment vurscreven, dairvan de erste pacht verscijnt op Johannes ten Myddensommer want men lxx scrijfft bes so lange dat affgeloset weert, des gescien sall want de ene den anderen sulcx i jaer to vorens opverkundicht heft, des stelt hem gemelte Holterman to onderpande alle dat genne dat hye bynnen ende buyten den Hardenborch heft liggende, niet uutgesundert, ende mach bij gebreck van betalinge myt onsen stadtdyenre dairvoer panden na Stadtrechte. Sunder argelist.

fol. 77 en 77vo | 13-02-1570
Up manendach na Invocavit anno 1570 ersceen voer scepen ende raedt Johan van Hyemse myt Gese sijn echte huysfrouw ende becande voer hem ende sijn erffgenamen nademmael als hye op dach Lebuini int t’verleden jaer van lxix van der stadt an sych gecoft heft dat Baden huyss, daer hye nu innen woendt, myt so volle onbetymmers grundt na den Borchgraven bijlancx, so veer als dat meerwerck ende hovet van der Bruggen gaet, bes so ver als dat huyss lanck is, unde sall van den vornsten post affgain ende de watergotte vrij blijven. Sall oick Johan unse stadtdyenre myt sijn huysfrouw hoer leventlanck behuysinge in den huyse, behuysinge holden, unde so vern als onse Bade myt sijn huysfrouw myt Johan ende hoer dochter niet omme gain en kunde, so sall Johan ende Gese op den ongetymmerden grunde so volle tymmers setten, dair sych onse Bade myt sijn huysfrouw hor leventlanck in behelpen kan, ende dat tot kentnisse der scepen, dan want de beiden olden [verstor]ven sijnen, sall dat getymmer bij Johan van Hyemse ende sijn huysfrouw ende horen erffgenamen blijven, beholtlicken dat men dan dair gene meer uutdryft off woninge sal van maken dan eyne, unde want Johan van Hyemse voer dat huyss, stede ende ongetymmerden grunde geven sal hundert daler, den daler 30 stuver Brabants, dairvan de vijfftich daler gereet sijn solde, des hye niet becomen kunde, hebben scepen unde raedt op der stadguderen de vijfftich daler opgenommen van heer Bernt Cremer tho Grammesberge, jaerlicx op Martini in den Wynter to verhantgelden myt drie dalers na inholt der verscijnenge, dair is Johan van Hyemse myt Gese sijn huysfrouw voer ingain stain ende annempt de jaerlicke pensie buten hinder der stadt op to leggen ende to betalen, ende sych in allent na inholt des breves in betalinge, in afflosinge, to holden in maneren de stadt sych dairinne verbunden heft, stellende hem dairvoer tot eynen rechten onderpande dat sulve huyss mytter stede, den gorden in den slage, myt allent des sye hebben noch crijgen mogen bynnen ende buyten, niet uutgesundert, ende de anderen vijfftich daler sal de coper betalen in twen termijnen als nemptlich t’suncte Mertyn dit yegenwordige jaer van 70 de xxv daler ende op Martini 71 de laetste xxv daler, sunder enigen middel, scadeloess gelt.

fol. 77vo | 20-02-1570
Up manendach na Reminiscere anno 70 voer scepen Wylhelm Smyt ende Henrich Weerdes heft Femme, nagelaten huysfrouw zalige Johan Roloffzonne, to testamente gegeven hoer dochter Lubbe myt Hermen Bernts hoer man, allent na stille van testamente ende uuterste wylle dat halve huyss ende stede, stainde neffens den Cuper myt die boe ende alle ingedoemten des huyses, uutgesecht dye oldeste kiste myt i pot van drie mengelen ende dat bedde dair sye op slept myt decken, poll ende laken, sal hoer dochter Roloff hebben, andersins sal sye dat t’samen hebben ende heft sulcx uutgegain na Stadrechte dorch horen gecoren ende togelaten monbor in desser sake Wyllem van Steygeren.

fol. 78 | 21-04-1570
Up den 21 ten dach Aprilis anno [15]70 [verscien vo]er scepen [unde raedt] Johan Bernt Jentinckes zonne ende bekande ontfangen to hebben van [Roloff] Wyllems, Jonge Geerdes sceper, dye summa van xx daler, den daler 30 [stuver Brabants], dairvoer settet Johan, Roloff vurscreven to onderpande sodane […niet leesbaar…] als Gese Lefferts van hem onder heft ter tijt dat sulcx weder geloset, waer ende sall dair jaerlicx van geven xxxiiii stuver Brabants.

fol. 78 | 28-06-1570
Angainde Holterman ende Henrick Ruller den 28 ten Juny anno [15]70.
Up den sulven [dach] heft Henrick Ruller voer scepen unde raedt becandt sculdich to wesen de erffgenamen van salige Aleidt Holterman, als nemptlick Wyllem, Hermen ende Aleidt, van affterstedigen roggen de summa van sestenhalff conningesdaler, den daler gereckent op 35 stuver Brabants, ende want Henrick vurscreven ytziger tijt niet t’betalen en heft, so heft hye den sulven erffgenamen tot enen rechten onderpande gesath sijn huyss ende stede bynnen den Hardenborch stainde, so wanneer sye dat niet langer dulden wyllen off kunnen ende to wyllen niet vuldain en worden, mogen sye onder hem dren off eyne van hem t’sulve als verwonnen scult uutvorderen myt pandinge als na Stadtrechte behoert.

fol. 78 | 21-09-1570
Up manendach na Mathei Apostel anno 1570 disputatie gevallen tusscen die nakinderen van zalige Henrick Hoeffmans bij Wobbe nageholden ende de erffgenamen ende kinderen van zalige Engelbert Henricks, belangende eyn mud roggen des jaers, versat sijnde uut de halve Hollers ende halve Stubbenbroick, welck rogge uut de Hollers betaelt is, niet wettende wo de halve Stubbenbroick dairvan uutgesundert sij, eyscende derhalven zegel ende breve off bewijss van moetzone, woe die halve Stubbenbroick dairaff gevrijet is, ende stelde dat sulve tot ordell ende recht, so ver dairinne verweygeringe gesciede ende so dan de andere erffgenamen stunden ende sachten dat in der moetsone meer luden bedacht ende anholdende is, nemen sye hoer xiiii dagen, dairop de clager sachten dat men voer copie to geven geen verweygeringe behoert to laten gescien, ende stelt des an de scepen. Wijsen scepen unde raet voer recht, nademmaell de beclageden erffgenamen bekennen dat dair moetzone van synnen ende sye in possessie van de Stubbenbroick synnen sullen, sye hoer tijt hebben als xiiii dagen om sych myt de andere vrunden to beraden ende dan als nu aver xiiii dagen de breve to apenen ende hem copien voer hoer gelt dairuut to verlenen, de wijle de clageren dairan gelegen is.

fol. 78vo | 09-10-1570
Up den ix O[ctobris an]no 1570 ersceen voer scepen unde raedt Hermen Egberts op den Hoff, de oldeste, ende tugede ter instantie Henrick Heynen angainde van den vrede, gelegen tendes Henrickes gorden in den Pothoff, dat hye well weet dat sijn olders voer ende hye nae bij Henrickes gordens eyndeells vrede gemaket heft, dan hye weet niet off sye dairthoe verrechtiget synnen edder niet.
Albert Ottens ende Lubbert Lambert tugen ende seggen sye bekennen well dat sye ten deele hebben mede gevredet vor den gorden in den Pothoff dan watht recht dairtoe is wetten sye niet.

Up dach vurscreven hebben die kinderen van zalige Engelbert Henrichs de zententie, vergangen xiiii gesciet vul to doine ytziger tijt, vul gedain ende eyn moetzone versegelt, bij twye segele versegelt als de stat van Hardenborch ende de pastoer van Hardenborch versegelt, ingelacht ende seggen dat sye ytziger tijt van geen meer breve en wetten dan de moetzone mytbrengt, uut welcke moetzone pertijen begeert hebben copie voer hoer geelt, des men hem vergundt hebt.

fol. 78vo | 28-10-1570
Up den manendach vor Simonis et Jude anno 70 heft Hermen Hesseling geaccordert myt sijn zwagersce Roloffken, also dat Hermen sijner zwagersce vor alle erffgerechticheit van vader ende moder eyns vor all sall geven vi goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, to betalen tusscen dit ende sunct Jacob eerstcomende, ende na der betalinge sal Roloff myt horen man vullencommen oplatinge ende vertichnisse doin als na Stadtrechte behoert.

fol. 78vo 79 | 28-10-1570
Up den manendach vor Symonis et Jude anno 1570 erschein voer scepen unde raedt Johan Henricks op den Hoff myt Lubbe sijn echte huysfrouw ende becande, so als hye sijnen zwager Luken vercoft had hoer andeell als dat vierdendeell van den huyse dair zalige Engelbert Hoffmans, Lubben vurscreven vader, in verstorven is, gelegen in de Voerstrate neffens de Stege bij Uuterwijckes huyss, soe dat huyss ende stede daer gelegen is, stundt dair Johan ende Lubbe vurscreven ende hebben tot behoff hoer zwager Luken myt Anna sijn huysfrouw dat sulve vierdenpart van huyss ende stede vullencommen oplatinge ende vertichnisse gedain, allent als na Stadtrechte behoert, want sye becanden vullencommen daervan vernoget ende betaelt to sijne. Rechtevoert als dit gesciet was stundt Luken vurscreven myt Anna sijn huysfrouw ende becande dat hye dit verndell van huyss ende stede vurscreven myt oick sijn andeell, als oick eyn verndell des huyses vurscreven, to wetten de ganse helfte des huyses ende stede vurscreven vercoft heft sijnen zwager Hermen Egberts myt Aleidt sijn echte huysfrouw, Lukens vurscreven suster, ende becande daervoer vuldain ende wall betaelt to sijn ende bedanckede hem der helfte des huyses ende stede guder betalinge ende is de sulveste i na Stadtrechte vertegen ende uutgegain tot behoeff ende erfflicke besytting Hermen Egberts myt Aleidt sijn huyss ende horen erffgenamen.

fol. 79 | 16-11-1570
Dem xvi ten Novembris anno [15]70 erscein voer scepen unde raedt Wolter Egberts myt Gese sijn echte huysfrouw ende heft tot behoeff Claess Lamberts myt Gese sijn echte huysfrouw vullencommen na Stadtrechte oplatinge ende vertichnisse gedain van dat huyss ende stede, gelegen achter dat huyss dair Albert Scroer in woindt, ende bedanckede hem guder betalinge den lesten penning myt den eersten.

Up den sulven dach quam voer scepen unde raet Johan van Hyemse [hier eindigt de tekst].

fol. 79vo | 17-11-1570
Dem xvii ten Novembris anno [15]70. Voer Wyllem Mensen ende Wylhelm Holterman als scepen ersceen Gijssbert van Laer ende becande so hye Andreas Rolofs beweget heft om an Velthuyss borge to worden voer liii daler, to betalen to Paescen als sijn proper scult, dat van stunden den gemelten coster averwijset ende gerichtlicken voer scepen ende raet to staet ende myt hande ende monde avergevet sodane liii daler als hem Thonyss Lefferts to Paescen sculdich weerdt angainde van dat huyss dat Thonyss vurscreven van Gijssbert gecoft heft, ende makede de coster vort vulmachtich na gedaner betalinge den sulven Thonyss erstlick, ewelijck ende ymmermeer vullencommen oplatinge to doen als na Stadtrechte behoert ende so vern als Thonyss vurscreven dair niet mede to vreden is als angainde der kinder wegen, belavet Gijssbert vurscreven, so wanneer hye van den coster vurscreven wordt, wyll hye commen ende twye van der kinderen monberen to wege brengen omme oplatinge t’doin als behoert.

fol. 79vo | 04-12-1570
Up manendach na Andree Apostel anno 70 ersceen voer scepen unde raedt Wylhelm Egberts ende becande nademmael als hye myt sijn salige bruder Arendt Monninckemeyer vermogens segell ende breve an Steffen Kampherbecke gelavet heft vor Egbert to Anwede de summe van lxiiii daler, waerom Hermen Holterman in name der erffgenamen van Kampherbecke op de borgen gevordert heft to betalen. Stundt dairomme gemelte Wyllem Egberts ende heft den last an sych genommen ende gelavet als sijn proper eygen scult den gemelten erffgenamen, sunder eynigen middell ende scadeloess gelt, allent ende wall to betalen nu to meye erstcumpstich dit anstainde jaer van 71, lavende dit voer hem ende sijnen erffgenamen op guden truwe ende eren uut to richten.

fol. 80 | 06-05-1571
Dem vi den May anno 1571 erscein voer scepen ende raedt, als nemptlick voer Wylhelm Egberts ende Henrick Weerdes, Gijssbert van Laer myt Wybbe sijn echte huysfrouw voer hem beiden, Gosen Alerts myt Wylhelm Smyt alsie monbor vande Gijssberts onmondige kinder, ende hebben tot behoeff Thonyss Lefferts myt Femme sijn echte huysfrouw ende horen twyer erffgenamen vullencommen oplatinge ende vertichnisse gedain van sodanen huyss ende stede, gelegen bynnen den Hardenborch achter dat choer van der kercken, so Thonyss dat itzuntz in gebruick heft, ende bedanckede den sulven Thonyss myt sijn huysfrouw des copes guder betalinge de leste penning myt den eersten, dair hem well angenogede ende horen erffgenamen alletijt angenogen sall, beholtlicken nochtantz dat gene Wolter Cremer van de dorgainde stede gecoft ende betymmert heft in sijner weerden.

fol. 80 | 10-09-1571
Dem x den Septembris anno [15]71 synnen voer scepen unde raedt der stadt Hardenborch erschenen de weduwe Griete, nagelaten huysfrouw zalige Henrick Amsing, ende de monboren des onmondigen kindes van zalige Henrick, ende synnen in twyste gewest. Sus is tusscensprecken guder vrunden om alle vruntscup verhandelt ende pertyen an beiden t’sijden avergegeven dat de monbaren voer eerst Griete vurscreven togestain hebben tot horer profijt dat gens sye an salige Henrick gebracht heft ende de wijle Griete vurscreven de hillicxvorwerde verlaet ende myt vrunde raet an hoer portie wyll geholden sijn, heft sye de hilicxvorwerden gecasseert ende om vrede wyllen affgestalt, ende dat geens dat hoer dairbij gude luden meer to gecant mach werden, dan dat vierdendel begeert sye to geneten, ende wijl dath bij de vier verordonneerde luden tot eer kuntnisse stellen dairmyt de hilicxvorwerden gans ende heel verlatende dorch Johan de Wyse, horen togelaten monber.

[Dem x den Septembris? anno 1571]. Voer Wylhelm Egberts ende Wyllem Smyt heft Jacob myt Roloff Geert Lambertsdochter als elude tot behoff Hermen Hesseling vullencommen oplatinge gedain van allent des gens hem angeërffet is van de moder guet, niet uutgesundert, de giftinge van den vader vorbeholden.

fol. 80a | 1571
[Anno 1571?] Item uutleggende van twey leninge.
Item erstelijck nhae Rhene gesant xvii Carolusgulden.
Item noch tot Solnagelden gelt – viii Carolusgulden.
Item noch om ii rosennobels na Rene, verloeren xxii.
Item noch Evert Hermens gedaen na Zwoll ter lenen xxiiii Carolusgulden, dairmyt in gereckent vii stuver Thias. Item noch vi Carolusgulden, gegeven in drie reysen Ulsers d……
Item Johan lenen gegeven tho badeloen xviii stuver.
Item Woldert gecort de iii leninge.
Item ii Carolusgulden voer ii haesen.
Item Lubbert Joan Gertsen ix stuver.
Item Engebert Smyt gecortet ii, lennige dat he het gel…. nae Zwoll gedragen.
Item eyn verbrant man gegeven vi stuver.

fol. 80b | 1571
[…pagina beschadigd…] ix …………… anno 1571.
In der saken tusscen Griete Amsing eyns unde Johan Bernts anderdeels belangende eyn hantscryft, Griete vurscreven eyscende de hovetsumme. Johan Bernts antwordt dye hovetsomme niet sculdich to wesen to betalen solange als hye de pensioin betaelt als hye sus lange gedain. Ghehort hebbende beyde hoer voergevent, wijsen scepen unde raet voer recht, nademmaell gene gerichtlicke obligatie noch eyne seckeren onderpant en blijckt, sunder alleen eyn hantscryft dye voer jaerlickes renthe niet bestain en mach, sall Johan Bernts sculdich sijn der gemelter Griete op suncte Katrine naestcomende den hovetstoell myt der pensie opleggen, betalen unde quyten, ten weer dat sye dan langer verdrager konnen.

fol. 81 | 20-08-1571
Dem xx ten Augusti anno 1571 [sijn verscienen voer scepen unde raedt] ten Hardenborch Peter Johans van Zalinge myt Jan[neken van Hardenborch] sijn echte huysfrouw, Jenneken myt Peter vurscreven hor echte man en monbor vurscreven, mede vulmacht thonende van burgermeisteren, scepen ende raedt [der] stadt Antwerpen in dato den vi ten dach Aprill int jaer 1571, waerinne Elizabeth van Hardenborch Lubbertsdochter den gemelten Peter, horen zwageren ende suster man, in saken nabescreven gevulmechtiget. Noch tonen van burgermeisteren, scepen ende rade der stadt van Hoern in den 2.. May anno xvc 71, dat Aelgen Lubbersdochter myt Johan Foppessone hoer togelaten monber de sulve Peter, hor suster man ende zwager, gevulmechtiget, in saken nabescreven gevulmechtiget. So wij dan dusse procuratien myt vullen zegell angezien ende voer oprecht erkant hebben, stundt eergemelte Peter in name sijnre huysfrouw, present sijnde, ende vulmechtich Elizabet ende Aelgen hoer gesusteren, myt oick Johan Lubberts hoer bruder, present sijnde, ende hebben tot behoeff Lambert ende Thonyss Scomaker hoer ohems ende horen erffgenamen vullencommen oplatinge ende vertichnisse gedain myt hande ende myt monde myt aller oplatinge ende vertichnisse van alle sodane versterff ende erffnisse, dair dusse voerbenompden vier personen dusse huytigen dach an verervet ende verechtiget mogen sijn gewest van versterven ende nagelaten guderen hor zalige bestevader Johan Scomaker ende hoer salige bestemoder zalige Beerte Scomaker, allent geen guet bynnen ende buyten de Hardenborch gelegen, dat sij lant ende sant, huyss, hoff, ingedomte des huysses wonnene dat noemen mach ende dair sye, nae erffhuyses recht an vererven synnen, niet dairvan uutgesundert, also dat Peter van Zalinge in name sijn huysfrouw Elizabet ende Aelgen vurscreven, ende Johan Lubberts voer hem sulves, den beiden horen ohems als Lambert ende Thonyss danckede des erffhuyss ende allent dairan cleven mach guder betalinge de leste penning myt den eersten, dair hem angenogede ende horen erffgenamen an genogen sall, ende belaven dussen uutganck ende vertichnisse to stain, to wachten ende to waren als na erffhuysesrecht Lant- ende Stadtrecht behoert.

fol. 81vo | 21-08-1571
[Dem] xxi ten Augusti anno 1571 [versceen] Henrick Ruller myt guden verstande wall wettende sijner synnen inne sunderlinge orsake dye hem dairto beweget, gegeven, getesteert ende gemaket voer burgermeister, als nemplick Henrick Weerdes ende Wyllem Egberts, also dat hye alle gelegentheit angesien ende den truwen denst die sijn suster Aleidt ende zwager Geert an hem gewendet unde noch tot sijnen onderholt verwachtende is. So heft hye sijnen gemelten zwager rechtevoert uut der hant affstainde, gegeven, gemaket ende getesteert alle sijn alinge huyss unde stede myt oick de goerdens, so volle hye dair noch an vrij heft, nemptlick dat huyss myt den stede, tot profijt van Gert unde Aleidt, de goerden tot profijt van Geerdes drie kinderen unde so Derck ten Water, echte man van Mette vurscreven der suster mede bedacht sall sijn ende voer eyn erffgenamen gecant. Sall Gert myt Aleidt sijn huysfrouw na sijnen averlijden de sculden betalen dé becant werden ende Derck ten Water myt sijn huysfrouw voer eyn bedencken als eyn erffgenamen geven twye goltgulden van den huysse ende ii goltgulden van den gorden, dairmyt sall hye niet wijder in der erffnisse verrechtiget sijn.

fol. 81vo | 01-10-1571
Geert Volckers [en] Jan Ostendorp, dess dages op Remigii anno 1571.
Soe Johan Oestenderp edder Lysen sonne [an] Geert Volckers itlicke penningen verstreckt had, als xv gulden, heft Johan vor Wyllem Smyt ende Henrick Weerdes becant off dair enige scryfften van gevonden weer, dé sullen to niete sijn, want hye bedanckede Gert vurscreven guder betalinge.

fol. 81vo | 21-09-1571
Dem xxi ten Septembris anno [15]71 heft Wyllem Mensen unde Henrick Kettell als monboren zalige Roloff Blanckvortz kinderen, dé noch onmondich synnen, tot behoeff van Albert Ottens myt Ewese sijn echte huysfrouw vullencommen oplatinge ende vertichnisse gedain van den huyse ende stede, belegen op der stadtmuyr oestweert, ende bedanckeden Albert voer guder betalinge ende synnen der kinder wegen dairvan onterfft ende Albert myt Ewesse ende horen erffgenamen dair erfflick ingesath.

fol. 82 | 15-10-1571
Dem xv ten dach Octobris anno [15]71 […tekst ontbreekt…] [Pauwel Blank]vordt scultz ten Hardenborch van scepen unde raedt […tekst ontbreekt…] begeert, so hye een ordinantie onder den kerspellbuyren […tekst ontbreekt…] om de sulve bij den anderen to hebben, dat hem der stadt wegen v…. twye scutten verleendt muchte weerden, ende de wijle de sulve hem in den synnen ende hye de sulve begeert hebben, de stadt hem sulcx ongeweygert dairmede gedeelt, niet tot enige preiuditie dan in vruntscup, des ten orkunde bij den scultz vorgescreven onderteykent. [Ondertekend door:] Pauwel Blankvoert.

fol. 82 | 22-11-1571 | 01-12-1574
Dem xxii ten Novembris anno 1571 erscein voer scepen unde raedt Wyllem van Steygeren myt Jutte sijn echte huysfrouw ende becanden, so Wyllem Egberts an Hermen Schroer to Gramsberge borge geworden is voer xxx daler op geborlicke hantgelt, dair hye sus lange in gestain is, dat sye Wyllem vurscreven der borchtall wyllen quyten unde affleggen ongevierlich to meye erstcomende, ende stellet hem daervoer to onderpande hoer huyss ende stede ende allent des sye hebben noch crijgen konnen, niet uutgesundert, ende wat scaden Wyllem Egberts dairbij hebben mach, Wyllem sye guetlicken ontrichten ende hem scadeloess holden als behort.
[In de kantlijn:] Altera Andree anno 74 heft Andreas Rolofs custos tot behoeff zalige Hermen Scroers dochter kinderen in affcortinge der 30 daler ontfangen van Wyllem vurscreven xv daler. Actum ut supra. Item noch bij den coster ontfangen uut handen van den Messeler vijff der vurscreven daler.

fol. 82 | 23-11-1571
Dem xxiii ten Novembris 1571 versceen voer scepen unde raet Wyllem ten Cloester myt Wyllem sijn echte huysfrouw, ende hebben voergegeven wo dat hoer dochter Anna trouwelicken bij hem beiden gedain hebben ende noch geerne doin sall, dat sye dairom Anne vurscreven bedencken ende na style van testamente besetten ende geven na horen twyer doet den cleynen goerden tusscen Tonyss Scomaker ende zalige Egbert off de Olde Hermen op den Haves gorden, in den Pothoff gelegen. Ende becanden mede, so sye beiden an hore anderen kinderen volle to coste ende oick in bruetscat medegedeelt, ende Anna dair niet tegens gecregen, heft de vurscreven moder dorch Wyllem hor man ende monbor oick to testamente gegeven hoer dochter Anna na horer doet onverdeelt to heffen ende to boren alle hoer nagelaten guderen bynnen ende buten, niet uutgesundert, horen vrijen wyllen dairmyt to doen, beholtlichen dat sye dan der suster Johan off horen kinderen to Groningen vorsien ende geven sall vijf goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants. Noch bekande Wyllem ten Cloester van sijnen gude sculdich to wesen vorgemelten Anne tyn goltgulden, den gulden dertich stuver Brabants gereckent, ende so dat twyntich weren, staet de andere tyn daler op der moder guet. Ende Wyllem ten Cloester kindt noch Anne vurscreven sculdich van hoer zalige vaders guet xx daler, dat men hor geven sall uut Wyllems guet, dair der moder guet niet an em roert, aver iii jaren na datum van dusse off want sye to berade cumpt unde well eerster [doet van dye] beiden als Wyllem, ende Wyllem eerst stervet sall de levendige allertijt tot sijnen vordell [blijven ende] voeraff nemmen dat beste peert ende de beste koe, sunder yemantz inseggen.

fol. 82vo | 1572
[…tekst ontbreekt…] anno 1572 erscheen voer scepen unde raet [Wyllem Egberts ende] heft omme natwyst to vermijden gerichtlicken [laten an]teykenen alle des gens dat Luken sijn dochter [Anna haar] man tot den mannen guderen ingebracht ende tot sijner tijt als oick behoert weder voraff nem mach als nemptlick:
Item an reden gelde xli daler dat hiergecommen is van Lukens andeell van den huyse.
Item noch xv daler van Johan op den Hof myt sijn andeell van die broureetscup, orzake dat hye dat slimmeste deel van den lande creech.
Item noch an reden gelde van peerden, wagen, verkene unde scape, so volle gecommen dat myt dussen vurscreven gelde dat stucke op die Holhorst geworven is.
Item noch heft hye ingebrach twye gude koin, dair elck well thyn daler van gegolden solde hebben.
Item noch eyn bedde myt sijn tobehoer, myt vii stoelkussen, drie oerkussen, des vaders halve broureetscup myt eyn copperen pot, twye tyn schotelen, twye vierhokede stole, iiii beddelakenen, sess elle dokes, eyn gepellet taffellaken, myt ix vijme roggen.
Dit allent vurscreven bekent Wyllem Egberts als waer to sijn. Actum ut supra.

fol. 82vo | 15-06-1572
Dem xv ten Juny anno 1572 is voer Leffert Wylmes ende Johan Henricks op den Hoff erscenen Geertken ende Henricken, Hermen Johans dochteren, ende becanden ontfangen to hebben van Lambert Scomaker de summe van dertich daler, de daler dertich stuver, dairvoer sye hem in gebruick gedain hebben eynen gorden, gelegen in den Dorenbuysch, bes ter tijt dat sye dat weder offlosen, dat de ene den anderen i jaer to vorens opverkundigen mach, ende voer dussen hovetstoell hebben hem dusse beide kinderen hem to onderpande gesath dat huyss ende stede myt allent dat genne dat sye bynnen ende buten den Hardenborch gelegen hebben, niet uutgesundert.

fol. 83 | 1572 | 29-03-1573
Anno 1572 is voer Wyllem Mensen ende Leffert Wy[lmes erschenen] Geert Volckers ende becande dat hye myt sijnen sonne Engelbert [avercommen] weer dat hye hem voer sijn affstaell van vader ende moder sall geven hundert daler, den daler dertich stuver Brabants, to betalen to suncte Mertyn in den Wynter, ende na dode van Geert ende de moder sall hye noch hebben den gorden achter den Kerckhoff, bij also off hye den tot eniger tijt weder affstain wolde, so sall hye bij den erffhuysse blijven na kentnisse guder luyden, op dusse vorwerde heft de sonne Engelbert myt sijn huysfrouw den gemelten burgermeister hantastinge gedain gedain ende de erffnisse van vader en van moder des hem ancommen mach vertegen ende uutgegain als na Stadtrechte ende erffhuysesrechte behoert.

[In de kantlijn:] Up sundach Quasimodo anno 73 heft Engelbert Gerts voer hem ende sijn erffgenamen sijnen vader Gerdt Volckers, bedancket guder betalinge voer sodane hundert daler dye hem gelavet weren, uutwijsinge dusses articulo in den stadboick, dair hye dat erffhuyss myt verlaten, beholtlicken na der older tijt sijn gerechticheit an den gorden achter den Kerckhoff. Is gesciet vor Wylhelm Egberts [ende] Henrick Egberts als borgermeisteren in der tijt.

fol. 83 | 23-06-1573
[Anno 1572] voor Wyllem Mensen ende Wylhelm Holterman erschein Geert Johans, Jan Scomakers sonne, thonende int scependum eyne vulmacht van Wylhelm sijn huysfrouw ende heft vullencommen oplatinge gedain van alle dat genne dat hem van sijn bestemoeder Berte Scomaker anverstorven is, noch van sijn bestevader Gert Scomaker ancomen mach, allent huyss, hoff, lant, smitgereetscap, levende have, niet uutgesundert, bynnen ende buyten den Hardenberg gelegen, niet uutgesundert, allent tot behoeff Lambert ende Thonyss Scomaker, gebruderen, unde horen erffgenamen. Actum op suncte Johannesavont te Myddesomer anno 72.
Heer Jan Jansen anders Noy heft in sulcker gestallt woe baven tot behoeff Lambert ende Thonyss Scomaker oplatinge gedain, wess hem van bestemoder wo vurschreven angestorven is, ende bedanckede hem guder betalinge. Is gesciet voor Wylhelm Holterman en Leffert Wylhems.

fol. 83 | 30-06-1572
Voer schepen unde raedt is erscenen Lambert van Hyemse myt Femme sijn huysfrouw ende hebben tot behoeff Henrick Jansen Stienmesseler myt Aleidt sijn echte huysfrouw vullencommen oplatinge gedain van dat halve huyss ende doergainde stede, gelegen achter den toren, so hye hem dat gelevert heft myt alle gerechticheit na Stadtrechte, ende bedanckede hem des guder betalinge. Actum op manendach na Petri et Pauli anno 72.

fol. 83vo | 30-11-1572
[Up sunct] Andree anno 1572 erscheen vor schepenen unde raedt Lambert Scomaker ende Thonyss sijn bruder, unde hebben ontvangen van Bernt ten Wynckell t’sestich ridergulden ende becanden bevorens ontfangen to hebben viertich rider, int gehelle ic rider, dairmyt Bernt vurscreven den coep des huyses vuldain heft, ende Lambert ende Thonyss belaveden op gelegener tijt ende zo vro sye konnen myt den ander erfgenamen commen ende den sulven Bernt oplatinge to doin ende in alles scadeloess to holden, dair Bernt myt west is.

fol. 83vo | 10-05-1573
Vor Wyllem Holterman ende Leffert Wyllems borgermeisteren in der tijt heft op sondach xla [Quadraginta] dat tegenwordige jaer van lxxiii Geert Lefferts myt guden verstande ende Griete sijn echte huysfrouw, Griete myt Andreas Rolofs horen gecoren ende togelaten monbor in dusser saken, die ene den anderen na style van lijfftucht betuchtiget ende begiftiget ter lester doet, also dye van beiden lengest levet hoer twyer guet sall mogen heffen, boren ende onderwynden in alle maneren off sye beyden in levene weren, ende wess de levendige myt den t’sampten onverdeelten guderen weert werckende tot aller billicheit, dairvan sulven gene rekenscup maken dan allent wes na der lester doet van de behuysinge, levendige have ende alle guderen bynnen off buten gelegen nablijft sall dan geërffdelet weerden onder den t’sampten kinderen ende erffgenamen, dair dat na God ende de Hillige Kercke behoert, myt voerbeholden dat gens eyn yder ontfangen heft of ontfangen mach, sulven dairto rekenscup brengen, sculde ende onsculde, den anderen helpen uutdragen, alle na erffhuisesregt.

fol. 83vo | 19-03-1573
Voir Wyllem Egberts ende Wylhelm Smyt als burgermeisteren erscenen den 19 Marty anno 1573 in scependom Lambert echte dochter Lambert Hoeffmans myt Luken Lamberts hoer bruderen ende swager, ende becanden vullencommene betaalt to sijn van hoer allinge andeel ende stucke lants op de Hollert, so dat Johan Cuper hor zwager in gebruick heft en ende noch in delinge edder lottinge staet, ende dat tot behoeff hoer zwager Henrick Metselaer myt Aleit hoer suster ende danckeden hem allen guder betalinge ende heft na Stadtrechte dair van vertegen ende uutgegain als sych behoirt.

fol. 84 | 20-08-1573
Dem xx ten Augusti anno 1573 heft Hermen M[ensen] […tekst onbreekt…] van der ener sijt van de onmondige kinderen zalige Jacob van Uterwijck [… tekst ontbreekt…] vulmechtich gemaket her Roloff van Uuterwijck sijn mede hulper […tekst onbreekt…] affwesent van Hermen vurscreven alle tijt der kinder beste vor to wenden, de s[…tekst ontbreekt…] to betalen ende aver to wijsen, de wedersculden t’ontfangen, allent tot handelen op reliqua ende rekeninge dairvan to doen als sye beiden muchten gedaen hebben.

fol. 84 | 10-10-1573
Dem x den Octobris anno 1573 quam int schependoim Gert Scomaker unde bekande ter instantie van sijn sonne Thonyss dat Thonyss van sijner moder guet in alles niet ontfangen, ende dair beneffens had Thonyss hem affgecoft eyn peert dat had hye myt reden gelde betaelt, also dat Thoniss int cleyn noch int groot van sijn moder niet ontfangen.
Ingelijcke becande Gert vurscreven dat sijn sonne Lambert van sijns moders guet oick niet ontfangen ende wess hem dairvan ancommende is, hye noch te achteren.

[Dem x den Octobris anno 1573?]. So Roloff Lefferts myt Henricke sijn huysfrouw an sych geworven hebben ende angecoft dat huyss ende stede bynnen den Hardenborch tusscen Hermen Engberts ende Wyllem van Steygeren gelegen, welcke coeppenningen bij Roloff well betaelt ende dairom oplatinge begert als na Stadrechte behoert, heft Wylhelm Egberts, vulmechtich der moeder Griete, tot horen dele Arent de sonne voer hem sulves, Albert ten Tije in name van hem sulves ende vulmacht tonende van sijner huysfrouw Roloff in dato den viii ten dach Juny bijgebracht, vullencommen oplatinge gedain, bedanckende den sulven Roloff des huyses myt der stede guder betalinge als dat hye erfflichen dairan geholden ende blijven sal na Stadtrecht. Sunder argelist.

fol. 84vo | 22-02-1574
[Johan] Bade heft sijn gycht an de scepen avergedragen, dat [hye ter] instantie van Griete Amsing onder Wylhelm Egberts na Stadtrecht van xiiii dagen, to drie xiiii dagen beslach ende arrest gedain heft an allent dat genne dat Johan Bernts myt hem uutstainde heft ende dat vor seckere sculden de sye myt hem uutstainde heft. Actum op Petri anno 1574.

fol. 84vo | 03-05-1574
Dem iii den May anno 1574. Voer Wyllem Mensen ende Wylhelm Holterman scepen in der tijt is erschenen her Roloff van Uuterwijck myt Andreas Rolofs coster sijnen gecoren ende togelaten monbor in dusser saken, ende heft bekant dat hye van Bernt ten Hamhus de jongeste, tot behoeff de sculde to betalen, de bij zalige Jacob van Uuterwijck nastendich gevonden, de summe van hundert daler dye Hamhuys gedain heft op dat huyss stainde bij der Borchgravenbrugge, ende dat huyss myt der stede sall sijn onderpant blijven, so sye in de verhuyringe verdragen synnen.

fol. 84vo | 08-05-1574
Dem viii den dach May anno 1574. Voer Wyllem Mensen ende Wylhelm Holterman is erscenen, als scepen in der tijt, Gijssbert van Laer vor hem sulves, Johan Gisberts oick eygener persoin, neffens oick Gosen Alerts als voicht ende monbor de t’samptlicke andere onmondige kinderen de Gijssbert bij sijn zalige huysfrouw Aleidt nageholden, ende hebben vullencommen oplatinge ende vertichnisse gedain tot behoeff Claess Henricks myt Anna sijn huysfrouw in erfflicker besyttinge to gebruyken ende geneten dat huys ende stede gelegen tegen ende bij Lubbert Smyttene, ende synnen dair vullencommen van vernoget ende betalt, dairvan verlatende aller opsprake so na Stadtrechte behort. Actum ut supra.dair Bernt myt west is.

fol. 85 | 22-03-1574
Dess manendags na Letare anno 1574 heft Jacob ………………. borger bynnen Amsterdam, int scependoem getoindt eyn vulmacht van de rade to Amsterdam versegelt in dato den 12 Martio dit jegenwordige jair om to ontfangen sodane 8 gulden als Lubbert Jan Noys sonne was heercomende van sijn stieffvader, belangende sijn bestemoder Beerte Scomaker nagelatene guderen, welke acht gulden hem bij Lambert ende Thonyss Scomaker aver antwoort ende betaelt synne, bedanckende hem aller opsprake so wull bynnen en buyten guder betalinge, actum ut supra.

fol. 85 | 02-12-1574
Anno [15]74 den ii Decembris erscein voir schepenen unde raet Lambert ende Thonyss Scomaker alss erffgenamen ende kinderen van zalige Geert Scomaker, ende hebben voirgedragen so hoir zalige vader Lambertusdochter Mette to testamente gegeven ende gemaket hadde xx daler want dan Gert Scomaker an de Stadt heft stainde op den xx sten penning vyer ende vyfftich daler ende xvi stuver Brabants, hercomende de renthe dye zalige Thyas plach te boren.

fol. 85 | 25-05-1574
anno [15]74 dem 25 May. So na affsterven zalige Wobbe Hoeffman hore drie kinders als myt namen Johan, Lubbe ende Hille angestorven ende togedeelt is dye drie delen van den Hollers Madeke dair dat vierdendeell als den iiii den opper Jenne Hoeffmans to kumpt ende Gerryt Scomaker, Hille vurscreven man van sijn swager Johan sijn andeell tot syck gecoft, also dat Gert de helfte an dat Madeke an syck had, dairvan Johan Hoeffman myt Lubbe sijn huysfrouw voer Wylhelm Mensen ende Leffert Wylmess scepenen in den tijt tot behoeff Gerryt verscreven oplatinge gedain ende bedanckede hem guder betaelt sinndt Gerryt myt Hylle vurscreven, ende heft voorts de helfte als sijn eygen angeërvede deel ende dat gecofte deell vort avergedragen ende erffliche vercoft Hermen Jansen Messeler myt Aleidt sijn echte huysfrouw om horen vrije wylle daermyt to doin, ende is daervan vertegen ende uutgegain als recht is, want hye becande dairvoir vullencommen betaelt to sijn. Actum ut supra.

Dem eersten dach in de vorscreven anno [15]77 heft Henrick Everts myt Lubbe sijn echte huysfrouw tot behoeff Henrick Metzeler hoer alinge andeel als den iiii den deell, gelijcke baven gescreven, oplatinge ende vertichnisse gedain ende bedanckede den Metzeler guder betalinge.

fol. 85vo | 31-01-1575
Anno 1575 des manendages na Lxxa [=Septuagesima].
Voir burgermesteren Wylhelm Holterman ende Leffert Wyllems verscenen Thonyss Molckenbuyr, thonende int scependoim eyn vulmechtich scijn bezegelt, myt segele der Stadt van Zwolle in dato den xx Juny anno [15]71 verleden, wo Jacob Wychers van Dockum ende Aleidt zalige Johan Noys dochter sijn huysfrouw den gedachte Molkebuyr vulmechtich gemaket om to occuperen ende to ontfangen alsodane erffnisse als Aleidt vurscreven van hoer bestemoder Beerte Scomakers bynnen ende buten den Hardenborch anverstorven was. So becande Molkenbuyr vurscreven dat hem Lambert ende Thonyss Scomaker, gebruderen, allen opsprake van die erffnisse guetlicke ende wall vuldain ende betaelt hebben, ende bedanckede hem allen guder betalinge, ende sij tot behoeff gemelte Lambert ende Thonyss de sulve erffnisse vertegen ende uutgegain myt hande ende monde, allent als recht is.

fol. 85vo | 23-07-1574
Dem xxiii ten July anno 1574 ersceen voer scepen unde raet Aleidt, nagelaten huysfrouw van zalige Gert Lamberts, ende becande sculdich to sijn hoer zalige mans moder Femme Dercks tyn Jochemdaler, den daler dertich stuver Brabants, dye sye angenommen heft alle jaer op Petri ad Catedram to verscaden ende wall to betalen an handen van der vurscreven moeder off hoer versorgeren jaerlicx enen halven daler, alss xv stuver brabants, bess so lange als den weder geloset werdt myt vuller pensie, des alle jaer tegens petri vurscreven gescien mach, so wanneer de enen den anderen des i jaer to vorens opverkundicht heft, ende dat de vurscreven moder noch horen erffgenamen in hovetstoell ende pensioin onbedrogen sall sijn ende de rente jaerlicx wall becommen kan, so stelt sye de gemelte moder ende hoer kinder tot eynen rechten onderpande den gaerden gelegen in den Slage an der Stegen, den hoer zalige man ende sye van der stadt van Hardenborch an sych gecoft hebben, bij gebreck van dien, alle dat sye heer ende geweldich is antasten ende gebruken mach om alle horen scaden, so wall in hovetstoell als in pensie, dairan to verhalen, ende allent vurscreven heft dit voer hoer ende horen twyer erffgenamen dorch horen gecoren monbor Andreas Rolofs, in dusser saken togelaten, alsulcx avergegeven myt hande ende monde als na Stadtrechte behoert, ende alletijt better vestenisse hyrvan to doin sunder argelist. Actum ut supra.

fol. 86 | 26-09-1575
Anno 1575 dem xxvi Septembris.
Up den sulve dach quam int scependoim Jenne Hofmans en [bekande] so sye an Johan Holtmans na uutwijsinge segel ende breve plach to betalen jairlicx op Michaelis eyn ridergulden, ende dat voer eyn mud rogge jaerlicx dat salige Hermen ten Dijcke uut de stede dair Jenne op woindt verset was voer twelleff goltgulden, den gulden 28 stuver, welcke hovetstoel Johan vurscreven myt de rente weder opgedragen heft Bernt ten Wynckell, Aleidt sijn echte huysfrouw ende avergewesen de rider jairlicx to mans uut Jenne en der kinder stede. So stunt Jenne vurscreven ende heft angenommen Bernt vurscreven jairlicx vulledoin ende den rider op Michaelis to betalen solange sye den hovetstol weder afflosen.

fol. 86 | 09-10-1575
Anno 1575 dem ix den Octobris. Erscenen vor scepen unde raedt Roloff Aemsing, Johan de Wyse ende Henrick de Wyse, ende bekanden dat sye als monboren van hor nichte Gese, zalige Henrick Aemssings dochter, vullencommen betalinge ontfangen hadden van huys, scuer ende alles des Griete Amsing der kinder wegen gecoft hadde, hebben derhalve aller opsprake des kindes wegen verlaten, ende dairvan oplatinge ende vertichnisse gedain alss Statrecht is dat huys stainde bij der Stege bij Mollencaers huys.

fol. 86 | 24-10-1575
Anno 1575 dem 24 Octobris. Erscien voer scepen unde raedt moder Lieve van Zwolle, myt Adreas Rolofszonne horen gecoren ende togelaten monbor in dusser saken, en heft tot behoeff Lambert ende Thonyss Scomaker gebruderen, vullencomen oplatynge ende vertichnisse gedain van allent dat genne dat hoer dorch affsterven hors salige man Henrick Geerts alias Keyser van sijnen salige vader ende moder alss Geert ende Berte Scomakers bynnen den Hardenborch verstorven, angeërfft ende anverstorven is, niet dairvan uutgesundert, ende bedanckede den sulven twyen gebruderen aller opsprake guder betalinge. Actum ut supra.

fol. 86vo | 05-12-1575
[Dem v ten] decembris anno 1575. [Wolter] Egberts alias Cremer myt Gese sijn echte huysfrouw int scependoim bekant dat hye voer hem ende sijn erffgenamen kommervrij vercoft had Wyllem Mensen myt Aleidt sijn echte huysfrouw eyn stuckesken gorden laten, gelegen tegen Brakes Hecke an Wylhelm Mensen lande, soals dat dair gelegen is, ende dede dairvan vullencommen oplating ende vertichnisse als recht is na stilo communi dairvan eyn breeff to maken.

fol. 86vo | 12-12-1575
Henrick Styenmesseler. Dem coep van den gorden dye Thonyss Scomaker den Metzeler vercoft heft Gert ten Hanecamp myt Griete sijn echte huysfrouw geratificeert ende den vercoper to gestain to vercopen ende dair wyssheit van to doen na stilo communi. Actum den 12 Decembris anno 1575.

fol. 86vo | 12-12-1575
tusscen Jan Stubmans ende Henrick Everts. Dem 12 ten Decembris anno 1575 hefft Henrick Everts myt Lubbe sijn echte huysfrouw ontfangen van den Johan Stubman de summe vam xxxvi goltgulden, den gulden tot xxviii stuver Brabants, jairlicks op suncte Mertyn in den wynter dairvan t’geven off bynnen xiiii dagen dairna drie ridergulden, den gulden 24 stuver Brabants, bes dat gelosset wort des de ene de andere een half jair to vorens opseggen mach, stellende hem dairvoer to borge Luken Engelberts als sijn proper eygen scult so vern dair gebruk in gescege ende de borge is voert t’onderpande gesath alle dat Henrick en Lubbe bynnen ende buyten hebben, nog crijgen mogen.

fol. 86vo | 14-12-1575
Tusscen Derck tem Water ende Geerdt Lamberts. Dem 14 Decembris anno 1575 heft Andreas Rolofs, als vulmachtich geconstitueert in plaetz Derck ten Water na inholt eyn procuratie, bezegelt bij Thyman Goyer sculten to Zwolle in dato 1575 den xxi mai, tot behoeff Gerdt Lamberts myt Aleidt sijn echte huysfrouw vullencommen oplating ende vertichnisse gedain van alle sodane opsprake ende erffnisse als Derckes vurscreven kindes bij zalige Mette Rullers nageholden ende hem sulves anverstorven is van hore zalige vader ende moeder Heyne ende Jutte Rullers, dat sij van huys, hoff, lant ende sant, vort nyet uutgesundert, dairvoer becande Derck vurscreven sijnes kindes wege vuldain, ende dorch sijne vulmach vurscreven ewige oplatinge gedain to hebben sunder argelist. Actum ut supra.

fol. 87 | 27-02-1576
Dem maindach na Mathy[as] anno 1576 ……………….. tusscen Henrick Smyt ende dye dochteren van zalige Hermen Jan[sen] [Messeler?] eyne opscotte tusscen der kinder gorden ende Henrickes gorden bij der ………. Stege gelegen, dye wijle dan bevunden werdt dat alle de gorden van [den] scuer bes an den camp de opscotte hebben, sullen de kinderen tendes hor [leven?] de opscotte oick genyeten, nyemant den d’andren in sijnen lande te ver[dringen?]

fol. 87 | 21-02-1577
Belangende die huesstede bij der weduwe dair jonge Johannes Bernts op woindt.
Up Avondt Petri ad Catedram anno 1577.
Up dem sulven dach geft dye edele veste Pouwel Blanckvoerdt, in name ende vulmechtich als eyn coper van jonge Jan Geerts, belangende dye stede bij der weduwe de na vermogen der stadboick op eyn losse staet als myt xii goltgulden, de hye voer ersten heft doin presenteren heer Egbert Bloemer pastoer ten Hardenborch, dat de vurscreven pastoer verweygerde heft, hye de sulve penningen in der scepen handen gelecht als nemptlick an gelde viii sylveren conningesdaler ’t stick xxxviii stuver, item sess sticke loep hebbende viii stuver, item ii stick dat stick iiii stuver myn i ort, item eyn stucke van iii stuver, noch eyn stuver op v ort gelecht, item noch eyn butken, myt protestation so vern to weyich, wyll hye opleggen unde betalen so volle aver begeert hie t’genyeten.
Item Johan Geerts dye olde gepresenteert hebbende de vurscreven pastor op de sulve stede in to losen dat halve gelt ende heft bij verweigeringe des pastoers int scepen handen gelecht iiii conningesdaler, iii stick ’t stick viii stuver, i stucke van iiii stuver mijn i ort, stuver van v ort brabants, i stuver van iii ort ort Brabants, ii enckede placken, myt protestation als baven.
[Ondergescreven:] To gedencken dat dusser turbelenter tijt ende om to scuwen, dat dit gesequestreerde [= in bewaring gestelde] gelt nyet genommen worden, heft Lubbert Jan Geerts[zoon] dat gelt dat sijn vader opgebracht had, weder tot sych genommen.
Unde de stadt hebben dat sculten gelechte gelt opgenommen ende gebruket doin Holterman ende Hermen Engberts gevangen ende t’Oldensiel gevoert werden.

fol. 87vo en 88 | 1577
[Bela]ngende Hamhuyss sijn huyss bij den brugge anno [15]77.
.. May anno 1577 synnen bij den anderen gewest de eerbaere ende [v]rommen heer Roloff van Uuterwijck als eyn ohem van sijn zalige bruder Jacob van Uuterwijcks nagelaten kinderen, als myt namen Jeorgien ende Helst noch onmondich, ende Anna Henrick Mudders huysfrouw wonende to Goor der kinderen moije anderdeels, dairvan heer Roloff de dochter Helst, ende Anna de sonne Jurien, als olderlose kinderen an sich genommen. Ende so de vurscreven kinderen grote last ende sculde hoer olderwegen nagevolcht, ende de sulve vulste affgedain, also dat den kinderen noch vrijes geltz tokumpt van die behuysinge bynnen den Hardenborch i c [=honderd] goltgulden, den gulden 28 stuver Brabants, stainde an Hamhuyss jaerlicx op vi goltgulden, synnen de kinderen myte rente, soe sye noch jonck synnen, niet op to brengen, hebben dairom heer Roloff alsie ohem ende Anna Mudders alsie moije tot onderholt den kinderen, van den hovetpenning opgenommen van Hamhus, tot mynderinge der hundert gulden, xxv goltgulden, also dat hye beholt lxxv goltgulden op iiiii goltgulden des jaers ten prise ende op pachtdach op Mey als voer hen, ende dusse vurscreven lxxv goltgulden hovetgeltz sullen niet angetastet weerden in de tijt van 8 jaren ten weer, bij kentlicke noet van versterven, van onderholt der kinderen, so mach de ene den anderen des 1 jaer to vorens opseggen om dat geloset to worden, dat dair sye de hovetsumme off eyn deel daervan, woe men des dan averdracht. Unde heer Roloff heft angenommen sunder enich behulp, so vern hye levet ende ongelucke niet avercumpt, op to brengen de dochter Helst, dairvoer sall hye mogen voer eygen holden de sulve reetscup dye hye van die kinder wegen ontfangen heft, uutgesundert Helstes moder cleder. Ende Anna vurscreven heft angenommen Jeorgien oick to onderholden ende scrijven ende lesen laten leren, so volle ter noetdruft behoert Jeorgien den sonne, dairvoer sal sye jaerlicx van Hamhus boren iiiii goltgulden pensioin, dan niet den hovetstoell, ten weer tot profijt der kinderen. Ende vulberdt [=toestemming] heer Roloff vursreven op conditie als vurscreven off dat ene van den ohem ende moije verstorven, dye alsdan myt den kinderen belast weerden ende onderholt doen musten, dess sall na kentenisse guder luden eyn anscou dragen ende allent to den kinders beste voergewendet weerden. Dit na to volgen heft heer Roloff dorch Andreas Rodolphi, Anna Mudders dorch Albert Scroer, in dusser saken horen gecoren monber. Also voer scepen unde raet ten Hardenborch [met hande] ende monde ende voer hoer gelt begeert int stadtboick g[escreven] weerden, als gesciet is.
[Ondergeschreven:] Anna de moije heft voer scepen unde raedt togestain want Bernt ten H[amhuys?] de iiiii gulden des jaers betaelt an Albert ten Welberch bynnen Zwolle, [soe] hoer gude betalinge verstain.

fol. 88 | 15-06-1577
Hermen Berents bekendt sculdich to wesen Claewes Henricks 33 daler myn 5 stuver, dye hye belavet heft to betalen to onsser kermisse de helffte ende dat ander sall blijven stain bess Meye erstcomende sunder hantgelt.
Item Albert Hermen Berntszonne, die bekent sculdich to wesen Claess Henricks de summe van 39 daler myn eyn oert, to betalen als baven, ende settet dairvoer to onderpande wess sye hebben tot der betalinge to.

fol. 88 | 21-01-1583
Anno 1583 op Suncte Agnetendach, so Wylhelm Prengers in name sijns sons had anpanden laten vor secker xx daler unde itlicke verlopen pensie gehipotizeert uut dat Kupers huyss, stainde achter Hermen Tuters huyss, unde wolde sych an den panden eygenen laten, so is dye dochter Aelken hyr gewest ende wuste gene raet om de panden myt gelde to vrijen, soe is noch dorch gude myddele versproken dat dye panden noch stillestant sullen nemen bes Myttvasten, om kerckensprake to laten gescien off dair yemantz weer dye de scult op sych nemen wolde off betaalt moge werden, so vern nyet, sal dye Prenger off sijn sonne dat huyss myt den stede mogen antasten.

fol. 88vo | 07-10-1577
[Anno 1577] den vii den Octobris. So Hermen Engberts myt [Aleydt] sijn huysfrouw eerdages borge geworden synnen voer Johan Cuper myt Lubbe sijn huysfrouw voer seckere hovetsumme van xxx daler ende itziger tijt vii daler affterstedich, dairmyt Jan Cuper itlich lant in de Holhorst angecoft. Omme dan dat Hermen noch sijn erffgenamen der borchstall gevrijet sall weerden, heft Johan Cuper myt Lubben sijn huysfrouw voer scepen unde raedt hantastinge gedain, dat sulve gecofte lant unde dat genss hem bynnen ende buten tobehornde, dat hye de angetekende summe van xxxvii daler, dairbij ii daler ende i ort tokumstige Bertholomei wyl vrijen unde betalen, so vern niet, salle Hermen Engelberts off sijn erffgenamen dat sulve lant als eyn recht onderpant mogen antasten ende voer de pensie dan gebruken, ende Johan sall bynnen twyen jaren alle tijt dat gehipotizeerde lant mogen quyten ende vrijen myt den vurscreven 4 daler myn drie ort. Gesceet dat dan niet, so mach Hermen myt sijner huysfrouw dye naeste sijn, voer ’t genne dattet dan gelden mach.

fol. 88vo R| 22-10-1577
Dem xxii ten Octobris anno 1577.
Staedt unde spreckt an Claess Henricks in name de edelen juncker Statius van Aesswyn, meister Peter Henricks barbier, to kennen ende to verclaren so hye van de kinderen Lipmans itlich lant in pacht heft, off hem oick verboden is sodane andeel van Henrick Lipman niet uut te geven is. Segt meister Peter hye heb lant van de Lipmans kinderen angenommen luet sijne pachtcedule, weet oick niet dan de kinderen, vijffe in’t getall synnen, also dat na sijn meyninge yder kindt twye daler tokumpt, unde is niet sculdich voer tocomende mytwynter, unde mach wel lijden dat Henrick Lipmans portie op sijn andeell besatet worden, dair kan hye niet tegen doin.

fol. 89 | 24-08-1578
Anno 1578 op Bertholomey ersceen vo[er scepen unde raedt] Henrick Metzeler myt Aleydt sijn echte huysfrouw en[de bekande dat sey voer Johan] Kuper myt Lubbe sijn huysfrouw seckere summe van penn[ingen,] nemptlicke viertich daler, den daler tot 30 stuver Brabants gereckent, ontf[angen ende] opgenomen heft van Johan s’Vassen myt Roloff ten Rutenborch, monbors zalige Katrinen nagelaten kindt des sye bij Albert Johans nageholden [heft,] myt welcke penningen Johan Cuper an syck geworven heft eyn mud lantz in de Hollertz, so dan Johan Cuper dat sulve lant [op] huyr gedain den vurscreven Metzeler, is de Metzeler voer hem in den gestain ende den beyden als Johan Vassen ende Rutenborch der monboren kinderen wegen van de vorscreven 40 daler op allen Bartolomey to hantgelde to geven twye coningesdaler, den daler tot 35 stuver Brabants, ter tijt ende so lange dat gelosset weerdt, ende dusse verpachtinge sall iiii jaren lanck stantafftich stain, ende de Metseler sall dat lant so lange gebruken voer die pacht ende tendes den iiii jaren sall de Cuper de Metzeler weder vrijen ende de hovetstoell betalen, so vern niet, sal dye Metzeler dat lant voer eyn recht onderpant beholden ende to coep ende to huyr alletijt de naeste sijn, want hye doen

wyl als eyn ander.

fol. 89 | 29-04-1578
Anno 1578 den xxix ten Aprilis in tegenwordichheit Wylhelm Smyt alss mede raetzvrundt ende Andreas Rolofs secretarius heft Hermen en Hermen Egberts, gebruderen verstrecket ende gedain Lambert van Hyemse myt sijn huysfrouw de summe van dertich daler, den daler 30 stuver Brabants, dairvoer sullen de beyden broderen dye tijt van acht jaren na datum van dussen gebruken den goerden bij Brakes hecke, ende tendes de acht jaren want dan de ene den anderen i jaer to vorens opsegt tegens Gregory, so sall de sulve goerden weder stain tot profijt van Lambert off sijn erffgenamen ende hoer penningen weder averleveren, dan off Lambert vurscreven de goerden in myddelen tijden vercopen wolde, wan dan dusse vurscreven gebruderen doen wyllen alss eyn ander, sullen sye dye naeste sijn. Actum ut supra.

fol. 89vo | 00-02-1582
[Op den ..] February anno 1582 kwamen voer scependoim [Henrick We]erdes myt Else sijn echte huysfrouw unde dede vullencomen oplatinge tot behoeff Femme, nagelaten weduwe van zalige Tonys Scomaker myt horen kinderen van twye stucke lantz dye Henrick eertijtz van de van Aesswyn gecoft heft unde weder vercoft salige Thonyss Scomaker, dat ene stucke gelegen in de Coppele tusscen dye Vechte ende des Conninges lant, an de ene sijt de pastor, an de ander sijt dat Vorwerck, dat ander stucke oick so gelegen in de Coppele tusscen Holtermans en joncker Henrick lande gelegen, unde becanden dairvoer vuldain to sijn ende consenteren dairvan zegel ende breve to geven.

fol. 90 | 01-03-1580
Anno 1580 den 1sten d[er maent ………….] is voer Wylhelm Mensen ende Luken Gutes erscenen [Willem], nagelaten huysfrouw van zalige Lubbert Smyt, my[t Andreas] Rodolphi horen in desser saken gecoren monbor, vr[ijelick] gelegateert ende in testamente gegeven na Stadrecht h[oer sonne] Henrick myt hoer dochter Femme under hem beyden h[oer] andeell van dath huyss myt alle ingedomte des huyses ende uutgainde gerackheit, cyrheit, niet uutgesundert, myt o[lders] hoer andeell van den twien gorden, den eynen in den Slag [ende den] anderen tendes Hermen Jannes gorden gelegen, ende hoer andeell van die smyttene myt alle gereetscup besettet, ende gevet sij hoer sonne Henrick dit allent van stunden an an to tasten, beholtlicken dat sye beyden der vurscreven moder hoer leventlanck versorgen ende in cost ende cleder onderholden sullen als sye suss lange gedain hebben, ende sullen den armen na horer doet geven i mud roggen o[f] so volle geltz ende van drien dwelen de beste in de kercke, ende dat gelt dath Lambert Scomaker ende Johan Reyning onder heft sullen Henrick ende Femme voer horen trouwen denst ock beholden wo vurscreven. Actum ut supra.

fol. 90 | 25-11-1580
Dem xxv ten Novembris anno 1580. Voer Wylhelm Mensen en Luken Gutes becande Lambert Scomaker myt Lumme sijn huysfrouw dat hye van zalige Wylhelm Smyt myt Heyle sijn huysfrouw opgenommen heft hundert daler, den daler 30 stuver, noch hundert ende xx goltgulden, den gulden 28 stuver, dye hye op suncte Mertyn in den Wynter verscadet na advenant van t’hundert f[ijve], so lange dat gelosset weerdt, dat gescien mach want de ene den anderen sulcx i jaer to vorens opsegt. Actum ut supra.

fol. 90vo | 00-02-1580
[Dem ..] ten February anno 1581.
Voer Wylhelm Mensen en Luken Gutes erscenen Henrick [Joh]ans van Steygeren myt Merye sijn suster, Merrye myt Henrick Verwers hoer ohem ende monbor, caverende voer hoer onmondige suster Gese, ende deden oplatinghe unde vertichnisse van dat huyss stainde bynnen den Hardenborch achter den toren in aller maneren alss hor zalige vader ende moder dat vercoft hadden an zalige Henrick Messeler, ende dat tot behoeff zalige Messelers onmondige nagelaten kinderen, want sye becanden van der kinder monbor Bernt Smyth de restpenningen vuldain to sijne, dair hem an genogende. Actum ut supra.

fol. 90vo | 12-02-1581
Dem xii ten February anno 1581. Voer Wylhelm Mensen ende Andreas Rolofs secretarys erscein Geert Lamberts myt Hillebrant ende Lubert sijne gebruederen voer hem sulves, mede caverende voer hoer absente bruderen ende absente gesusteren, ende becanden so sye zalige Henrick Messeler hoer alinge andeell van dat hoylant in de Holhorst vercoft hadden, dair hem de monbor Bernt Smyt der kinder wegen de restpenningen op vuldan hebben. Stunden dairomme dusse drie gebruderen in name alss baven ende hebben tot behoeff der onmondige kinderen oplatinge ende vertichnisse gedain ende dat sulve lant verlaten, allent alss recht is. Actum ut supra.

fol. 91 | 17-02-1581
Dem xvii ten February anno 15[81]
Voer Wylhelm Mensen ende Luken Gutes is ersc[enen Roloff Leffers] myt Gese sijn suster, Gese myt Roloff Lefferts hoe[r in dese saken gecoren] monbor, ende becande dat sye beyden wytlicken ende [wall vercoft] hebben horen bruder Thonyss Lefferts hoer twyer alinge [andeel] van den huyse bynnen den Hardenborch de gordens, peerden, [beesten?], ingedoim des huyses, so hem beyden van vader ende mo[der] anverstorven is, ende dat voer eyne summa van penningen [die] hem beyden guetlicken betaelt synnen, hebben der halven tot be[hoef] hoer bruder Thonyss tot hore quota hoer angeboren erffnis[se] wo vurscreven vertegen ende uutgegain als na Stadtrechte behort.

fol. 91 | 27-03-1581
Dem 27 Marty anno 1581. So tem huysse van Luken Gutes in openbaer gelage tusscen den borgeren twystwoerde gevallen onder alles wat Engelbert Lamberts anders genoempt Smyt sych myt sceltworde, ende Claess Henricks sijner eer andragende to na geredet, dat welcke Claess vurscreven na kentlicke noet to verdedinget gesinnet, dairom vor scepen unde raedt den sulve Engelbert verdaget om de smaworde bij to brengen off vor dat gerichte to negeren. So sych Claess sodane feyt ende sceltworde vrij kendt, voer gedachte Claess sijn ansprake ende clacht vorgedragen ede den beclageden eynmael, andermael ende baven recht angeëyscet ende bij den stadtdyenre ende meer guder luden heft anseggen laten dat recht to compareren ende sych to versculdigen, heft hye nyet wyllen commen, den contumax gebleven. So is Claess vurscreven bij den gericht vrij gecant ende Engelbert in de saken vellich. Dit is gesciet om na gein bedencken to hebben in tegenwordicheit Luken Engbert, Lubbert Lamberts, Roloff Lefferts en Grapen Geert.

fol. 91vo | 00-01-1583
[Dem .. J]anuary anno 1583 heft Thonyss Lefferts ende [Fem]me sijn echte huysfrouw voer scepen ende raet to behoeff [sijn bruder] Geert Lefferts, Gese sijn huysfrouw, vullencommen op[latin]ge gedain van den huyse ende stede dair Geert in woindt, gelegen bynnen den Hardenborch achter den choer, ende bedanckede hem allent guder betalinge als na Stadrechte behoert.

fol. 92 |
ongeb………………………………………… te gedencken den punct … 4 …………
Oick den 6 punct van den scribent …
Den 9 articull van Goken.
Den 12 articull van Hermanno.
Den 13 van den sculte.
Den 16 dair notoir staet.
Den 21 articull.

[In de kantlijn:] Straffe op ende tegens de beclagede pertije in vorige proces begrepen dairop seggen de beclagede so navolcht. In den eersten dat sye nyet affwijken van hoer doichdelicke possessie, exceptie ende duplyck, dye doch den ordelwijser mijn consulent avertollich ende superflue genoichsam voer comen weerdt, der halve nyet nodich, also groten libell in der straffe voer to wenden, de wijlle myt weynich scrijvens dye principaell actie well uutgevoert konde weerden, edoch dair weynich rechtes is, bederf men volle so eynen so crijgen, de scribenten werck voer horen beloninge, dairom seggen beclagde, solden sye op yder stucke to 23 int gestalt responderen, gelijck op dat antwordt ende replyck gesciet is, men solde den ordelwijser myt den consulent myt dat grote veel min vueren, ende om dat sulve to vermynderen, so vole mogelijcken, wyllen de beclageden merendeels des ongerimede straffs to verweren bij ’t vorige process, laten berouwen, nochtanz summige percelen to refuteren, antrecken ende de principael stucke vor ogen nemen, belangende van den grund van Dipholt ende dye des Wytten erve vor eyn vrij eddel guet gemaket is tot sterckinge des vercoften lantz, ende dat expresselick in den coepbreeff solde genompt weerden, dat punt fiat vrij, dairop is tegenspell dye wijle dairinne begrepen, beholtliche de tenden, solde dair oick ingevolcht weerden herenscattinge ende so ennige dat bezwarnisse des erves gereckent moet werden, enz.

Belangende den 6 punt in de straffe, dat well spotlick dat de scribent geen recht dan huysrechte kennen wijl enz. Dess de scrybent nyet en weet, hye heb in de universiteyt scole ende logica nyet geleerdt, dan staet alle tijt onder sijnen preceptoren to leren, dan kan dye hinderlistigen articulen myt de leges nyet verstain, de wijle dit lant van Overijselle eynen guden oprechten Lantrecht verordent unde de ondersaten sych daerna behoren to onderholden, heft sych nu de scribent in ennige van de acten versien als nyet blijcken sal. So is hye eyn dener der acten gewest unde sal noch nymmermer angesien weerden als de gerichtes dyenre. Hermanno Wolteri de sijn depositie van dat eyne te ten anderen geventoliseert heft. Edoch waer hye sych in verdedingen kan, beroert dussen scrybent nyet, sunder wes dusse scrybent nyet gelert hadt, begert hye wyseren onderricht to werden.

fol. 92vo | 00-04-1581
Dat testament van Luken Geerts. … Aprilis Anno 1581 heft Luken Geert Lamberts voer burgermeisteren als nemptlick voer Wylhelm Menssen ende Hermen Engberts, gainde, stainde, gesundes lijvens, wall uutten zijner synnen, sijn testament gemaket. Also dat Hillebrant ende Lubbert sijne beyde ohem dye hem in sijner older cranckheit ende versterven der scuwelicker sicken der pest halve volle hantreykinge gedain hebben, sullen sijne twye ohems myt scade ende bate erfflicke beholden dat huyss ende stede myt den gorden dye hem ter sijden van sijn zalige moder des Rullers wegen anverstorven is, sunder inseggen der andere myt ervende, dair dat geens dat hem ter sijden van sijne zalige vader an verstorven als huys, stede ende lande myt scade ende bate ende suss anders dye scult tot deer sijde affgerecken sullen sijne twe vurscreven ohems myt sijn andere ohem ende moyen gelijck deelen, beholtlicke dat Hillebrant ende Lubbert sijne twye ohems so van hyr versterffe tot horer sijt ende versproken testament sullen volgen, laten den twen kinderen als Ulrich ende Merrye ten Water hor saliges mogen kinderen yder eyns drie daler tot eyne gedachtenisse.

fol. 93 | 1581
Anno 1581 den ……………… vor scepenen in der tijd Wylhelm Menssen ende Hermen Engberts.
Is erscenen Luken Geert Volckers[zoon] myt Marye sijn echte huysvrouwe hebben bekant dat sye opgenommen ende ontfangen hebben van Everdt Johans myt Rolof sijn echter huysfrouw dye summa van vijff ende twintich daler, den daler tot 30 stuver jairlicx op all jair op allen Ons Lyeven Vrouwen Lichtmisse dairvan to geven een halve daler payment vurscreven ter tijt ende so lange dat weder gelosset weerdt, dat gescien sall want de ene den andere des eyn halff jair to vorens op verkundicht hebben, stellet dairto tot eynen rechten onderpande bynnen en buten den Hardenborch, nyet uutgesundert. Actum ut supra.

fol. 93 | 1581
Anno 1581. Scepen in der tijt: Wyllem Holterman en Hermen Egbersen.
Becande Lubbert Jansen myt Wybbe sijn echte huysfrouw dat sye to betalinge den gorden op den Pothoff bij Gronenweges hecke in den vergangenen jaren opgenommen ende ontfangen hebben van Everd Johans myt Roloff sijn echte huysfrouw dye summa van dertich daler, den daler 30 stuver, ende sullen dairvan geven ende wall betalen op Stephani in den bouwe anderhalven daler en ne[gen] stuver payment vurscreven ter tijt ende solange sulcx weder gelo[set] weerdt, dat gescien sall want de ene den anderen sulcx eyn [half jaer?] to vorens opsegt, dess blijfft hem den sulve gorden myt [huyss?] ende stede bynnen den Hardenborch tot eynen gerechten onderpant. Actum ut supra. 

fol. 93vo | 1591
[Voer sce]pen ende raedt is erschenen Tyass Hermsen ende Johanna sijn echte huysfrouw unde bekenden voer hem end hoer twyer erffgenamen hoe zalige Lukien Gert Volkers[zoon] ende Marie sijn huisfrouw in voertijden hadden opgenomen van Evert Jansen [ende] Roleff sijn echte huisfrouw xxv daler op hantgelt als boven gescreven, unde na dode Luken end Marie vurscreven de monberen ende vronde de peerde mit den wagen wolden vercopen und Tyass vurscreven an sich cofte end Evert betalen solde. Soe bekanden Tyas myt sijn huisfrouw Janna voer hem ende hoer erffgenamen van desen vurscreven somma sculdich sijn Evert ende Roleff off hoer erffgenamen twintich daler ad dartich stuver stuck, daer Tyas ader sijn erffgenamen van sullen geven op Ulser carmse vijf ort daler ter tijt end soe lange des weder ingeloset wort, dat gescheen mach alle jaer want de ene den anderen en halff jaer voer den pachtdach op vercondicht heff, als dan hovet ende alle achterwesende pensie ontvangen ende betalt sal sijn. Bij gebreck van mysbetalen stelt Tyas met sijn medebescrevenen alle sijn guet Evert mit sijn medebescrevenen t’onderpande bynnen Herdenberch off buten woer dat gelegen mach wesen, huis, stede, rede, onrede, datse dat mogen antasten. Schepen Henrick ten Harmsen, Gert Lefers, Schipper Johan, anno 1591 den 21 februarius, om dit waer t’sijn heft Tyas voer hem ende sijn medebescrevenen myt egener hant sijn chryftlicke name hyr onder gescreven. Item yck Tijs Harmes bekenne dat als bowen gescreven.

fol. 94 | 03-09-1582
Up dach van huyden, nemptlicken den iii den Septembris [anno 1582?] is vor burgemeister, scepen unde raedt ten Hardenborch [verscenen] Evert Johans van Dalen unde heft vorgedragen wo dat h[ey in het] verleden jaer an syck gecoft heft eyn stucke Meintenlantz, g[elegen in de] Coppele tusscen des Herenlandt ende der Vicarienlande, dat Henrick Messeller eerdages van de stadt gecoft heft, welck lant vurscreven nu rede in gebruick genommen unde wyllich is de pen[ningen], als nemptlicken xliii goltgulden, de gulden 26 stuver, dairvor gelavet t[o hebben] dess allen mangelt ende sub lange opgeholden is, vermytz de monboren dairvan geen oplatinge doin konden, unde dusse sulve penningen avergewesen to betalen an Johan s’Vasse to Lutten, dye wijle Luken Guetes als vulmechtich van Luken Lamberts, der kinder ohm ende monbor, vor onss scepen belevet ende consenteert dat Ev[ert] de penningen mach verscieten alss hye gedain gedain heft, den lesten penning myt den eerste, ende sall hem gude betalinge verstrecken ende Johan de [Vasse] heft ingelijcken vor onss bekant dat hye de benompten penningen [angewent?] heft an affcortinge sijn hovetstoell ende penningen de hye zalige Messeler verstreckt had ende danckede Evert vurscreven guder betaling ende sal hem gude betalinge verstrecken ende sij dairvan quyt gescolden. Dit is gesciet in tegenwordicheit vor scepen ende is onderteykent so ondergescreven staet. Actum ut supra.

fol. 94a | 03-01-1582
In dem jair ons Heren 1582 den 3 January ys erschein v[oer scepen unde] raet der stat Hardenberch Scheper Johan myt Aleyth synder echten huys[frouw], Aeleidt myt Jan ……… horen gecoren monbor, beyde gaynde, staynde, guedes verstandes, ende hebben malkanderen myt on……… rijpen berade end wyllen begyfftichget myt al hoir hebbende gut, half huys, gevet replick off onreppelick, nyet utbesundert, dat der ……….. heb mogen gebruken sijns gefallens, dair weder up mogen hylicken, ……….., schult end onschult betalen ende den gantsen frunden van den erstverstorven geven [to er]fenisse eyns vijff goltgulden end nyet mer. Dan wert sake dat der lesten weder hilickede, soe sullen dye erffgenamen van Johan end Aleyth vurscreven …………. nae t’endes des lestlevenden dode thom guede wesen end wyllen desse beyde dat de ………….. onwederropelick van emants sal geholden werden. Burgemeysteren yn d[er tijt] dairvoir dyt geschet ys, Wylhelm Holterman, Claes Hendericks. [Actum] ut supra.

fol. 95 | 04-12-1583
Dem 4 den Decembris anno 1583 v[scenen voer scepen ende] raedt Luken Jacobs myt Griete, Albert de………………….. huysvrouw, unde bekanden so sye in corten verrueten ………………. vrunde raet an den anderen gehelickt dat de versprok……………. verdedingt wordt dat Griete to Luken op alle sijn heb[bende] guderen elicken, solde invaren ende ’t sulve guet dat Luken [Jacobs] vurscreven itziger tijt besyt, ende sye tot hem inbrengt sullen sijn beyde eluden op gewyn ende verloff to sinnen gebruken na lijfftuchtzrecht ter lester doet, thoe onversceiden van yemande, ende wes na de laetste doet dan aver en sich bevunden, dat sal erven ten beyden t’sijden, dair dat God ende de Hillige Kercke ervet. Beholtlicken dat Luken vurscreven den sonne Hermen so volle mogelicks sall helpen dat hye sijn cost mach verdyenen, ende sal to erkentnisse sijns moders hebben dye halve schuyr op den Pothoff, so wat tijde hye de begeert tot sijnen besten.
Dyt wo vurscreven heft Derck Lukes de sonne ende Wyllem Smyt de dochter man belyevet ende geconsenteert so gesciet to sijn.

fol. 95vo | 1551 | 1581
[In ann]o [15] li Junge Leffert van der vicarien [gelde? ont]fangen hadde xii enckede Jochemdaler, welcke vurscreven twelff daler verdragen sijn jaerlicx darvan tho geven op Pontiani xxv stuver Brabants, gelijck dat kerckenboick darvan meldet holdende xxvii stuver, doin nu verdragen op de xxv stuver.
Sus hefft nu Thonis Lefferts in anno [15]82 de vorbenommen twaelf daler der vicarien wedder affgeloeset, unde de stadt van Hardenborch de sulvighe xii daler wedder up sych ghenomen, unde jarlicx darvan tho geven we vorscreven ther laeste tho, und stellen alle stadtguderen darvor tho onderpande bynnen edder buten gelegen. Unde dusse vorbenoempte xii daler synnen gecoemen tho de seshondert daler tho Oldenzell ther lennige.

fol. 95vo | 24-02-1586
Anno 1586 op dach Matie.
Voer burgemeisteren [en] schepen als Wyllem Holterman, Harmen Engbers, Klaes Henricksz, Luiken Volkers verscenen Geert ter Vennebrug mit Matte sijn echte huisfrouw unde bedanckeden Geert Henrickz myt Aleyt sijn gueder betalynge van hondert goltgulden daer zalige Geert Assiens voer instondt ende so daer en bryeff van gewesen is und dorch dussen turbel vercommen is und off de tot eniger tijt gevonden weerde sal van nyet sijn, beholtlijck dat Geert unde Matte noch restet vyeertich goltgulden an Geert Henrickz, und belovet Geert Henrickzmyt Aleyt sijn huisfrouw unde voer oer erffgenamen van to geven op Meyedach halve goltgulden ter tijt dat sulcx geloset weert, dat gescien mach alle jaer want de ene den andere i jaer voer den vurscreven dach opverkondicht, des stelt Geert vurscreven Geert tot Venebrugge off sijn erffgenamen al sijn hebbende guederen in den Hardenborch off buten den Hardenborch gelegen heft off noch crijgen mach, replick, onreylick, woe unde waer Venbrugge off sijn erffgenamen dat becomen connen, tot enen rechte onderpant.

fol. 96 | 28-?-1586 | 02-04-1584
Alsoe tvist und scelynge is gewesen tuschen …………………. Harmen Johanness ensdeels und Darck Luik[ens anderdeels] belangende den wech doer de nyen thoslach bij ……………. dat welck Darck in anno [15]84 den 2 Aprilis van der ……….. gecofft hefft, is verdragen van partien van beyden zij[den] dat Darck Luikens Geertken thosteyt op behoerliken …….. eynen vrijen wech in unde uut tho varen of laten varen na [den] goerdens want men den mynsten schade doet myt sant und mess.

fol. 96 | 22-09-1586
Up dusen huidige dach is erscheinen int schepedoem van Hardenborch burgemeister Harmen Mathyasz, hefft angesproken Lubbert Jan Geertz[oon] myt eyne gerechtlyche clage voer al sulck scheltwoerde hij gemelte Harmen myt gefameert hefft yn presentie der gemene borgeren dat Harmen vurscreven scelde gedaen hebben, gelick en schelne bi den stat soe presenterde, Harmen voer schepen sulcx to verdedigen myt lijff, eer, guet unde bloet, unde na Lubbert verdaget wesen, de myt den stadtbode unde dat recht versmadet, unde sich nyet erschijnen leedt, voer het recht volcht daeruut Lubbert vurscreven vur alsulcken man ader parsone angesyen unde geholden sal worden, voer al sulcken on man gelick he Harmen onrechtlick hebben wyllen defameren.

fol. 96vo | 22-09-1586
[Up den sel]ves dach [Anno 1586 den 22 Septembris] is erschenen Henrick Geersen, [den] hadde laten arresteren Johan Wolderyng van [C]ovorden om seker actie welck Johan vurscreven gemelte Henrick onrechtlick heb wyllen oplegen, hercomende van itlike penningen welck Johan seget hij Henrick mytgegeven had om myt te nemen tom Hardenborch unde Henrick nyet ontfangen, hefft Henrick Johan laten besaten om sulcx hem over to brengen ader bewijsen, hefft gemelte Johan borge gestalt als to weten Geert Henrickz, op dussen vurscreven dach weder in to comen, welck hij nyet achtervolcht unde nagecomen is, dat recht versmadet, is gemelte Johan oder synnen borgen vorvallen in allen hynder unde schade dat alle daerop lopen mach, unde is unde sal verlesen dat hij mende to wynnen, hefft Henrick vurscreven sych gepresentert int schependoem, heb laten aneyschen Henrick vurscreven om sijne ansprake an to horen, is opgemelte Johan nycht erschenen, noch nemant volmachtiger sijnent wegen, is derhalven Henrick quitvrij ledich loss gescholden unde Johan voer sulcken man an gesyn mach weeren, gelick hij Henrick logenachtiger wijse hebben wyllen defameren, welck hij nu noch nommermer bye wyn mach.

fol. 97 | 10-01-1587
Anno 1587 den 10 januarius he[bben de monberen] van zalige Johan Henrick Hoefftmans [sonne ende] Albert genomp, vollencomen oplatinge en [vertichnisse?] gedaen van also dane halleve huis daer ytz[ziger tijt?] de coper als Henrick Evers in wont, stande in de Achterstrate twysschen de Hoff ende der Weme, monberen gewesen van der vaders sijt Geert Henricksz ende van der moeder sijt der zalige moders broder Johan ten Velde, end Albert de sonne sulleven present, ende hebben na Statrecht vollencomen oplatinge gedaen ende bedancken Henrick vurscreven voer hem ende sijn huisfrouw ende erffgenamen guede betalinge, dat Henrick vurscreven myt sijn medebescrevenen dat mogen to horen geleve gebruken mit aller gerechticheit als recht is. Sonder argelyst voer schepen ten Hardenborch als Harmen Matiass ende Geert Smyt.

fol. 97 | 22-02-1591
Voer schepen Henrick ten Hamhus, Gert Levers, Evert Jansen erschenen Gert Henricks ende Luken Engbers ende becanden dorch rentlike noet, so se momberen weren des onmondige kynde nagelaten zalige Henrick Stenmesselers, dat se hadden vercoft des kindes andel in de Holhorst, gelegen tusschen Jan op ten Hof, Arent Hyllebrans, Henrick Lubbers, Aleyt sijn huisfrouw, de daer angelandet sijn, voer xxx daler ad 30 stuver stuck, om de creditoren te stellen als nomplick Jan Vasse x daler, Gert Henrickz 8 daler van costpenningen dat kint vertert hadde, Cuper Albert ii daler van hantgelt en de coper tyne dese bij de zalige olderen ten achteren weren, deden de vercoperen wegens des onmondiche kinde Henrick en sijn huisfrouw oplatinge ende vertichnis, ende bedanckeden hem gueder betalinge anno 1591 op Petri ad Catedram.

fol. 97vo | 16-02-1590
[Borge]eysteren, schepen und raedt der stadt Hardenberch doen kondt ende bekennen myt desen apenen [besegelden?] breve dat voer ons erschenen ende gecomen synnen Hermen Egbersz, Aleyt sijn huisfrouw, unde Claes Henricks, Anna sijn echte huisfrouw, ende becanden vercoft t’hebben ende hadden vercoft stedes vastes erfcopes erflick ewechlick ende immermeer toe erfliker besittinge, en huyss myt der stede, stande tusschen Geert ten Hamhus ende Schypper Johan, dat zalige Jan Geerts getimmert ende bewont hadden, Henrick ten Hamhus, Gese sijn huysfrouw en oer erffgenamen voer ene somma geltz, dese becanden vol al ende wal betaelt t’sijn den leste penninck myt den ersten, daer de vercoperen wal angenode end hoer erfgenamen altijt wal an genogen sal, stonden daerom voer ons schepen vurscreven de vurscreven vercoperen ende deden gemelte Henrick ende sijn huisfrouw vurscreven en hoer twyer erfgenamen vollencomen oplatinge end vertichnysse na Statrecht, dat Henrick, Gese vurscreven ader hoer erfgenamen dat huis mogen bewonen, gebruken als en ander borger van Herdenberch, doergande stede heer ende geweldich stege end straten holden end gebruken ende alle borgervordel geneten ende lasten mede dragen, ende leven na borgerrecht myt alle anclevende gerechticheit, dit allent woe vurscreven, belovede de vercoperen to staen, t’wachten, t’waren na Stadtrecht end rechte waerschap daervan t’done, ende hebben dit uutgegaen end van vertegen myt hande end monde als recht was, dit aldus voer ons gescheet sijnde, des ter orkunde hebben wij burgemeisteren vurscreven onse statzegel beneden an desen bref gehangen. Gegeven int jaer ons Heren dusent fijfhondert t’negentich den sestynden Februarius.

Hyr is eynen bezegelden bref als vurscreven.

fol. 98 | 22-02-1591
Voer schepen Henrick ten Hamhus, Gert [Levers ende Evert Jansen] erschenen Henrick Wysen wegens sijn doch[ter Marie, ende Egbert] Marsinck momber des onmondige kindren van [zalige] Roleff Marsing myt ock Albert Dercksen en b[ecanden] soe zalige Roleff voorschreven end Marie voorschreven hadden opgenomen [enige] jaren geleden xx dalers ad 30 stuyver end soe de w[eduw]vrouwe in dese turbulenter tijden dat gelt niet becom[en] conden, stonden daerom Henrick voorschreven van wegen sijn dochter Marie hoer vader ende togelaten momber ende Egbert voorschreven und Albert voorschreven, end dede bij Johan Warners of Molner, de dat gelt uutgelecht hadde, vollencomen oplatinge ende vertichysse van eyn stuck goerdenlandes op Rotgers veltken, van de stat erdages angecofft was, dat Johan daer tot ewigen dage off sijn erffgenamen an geholden sal sijn ende gebruken voer en vrij edel egen guet sonder enige actien van emant. Sonder argelist anno 1591 op Petri ad catedram.

fol. 98vo | 29-09-1591
[Up anno 1591 ongeverlich Michelis.
[Voer schepe]n Hermen Egbersz, Tyass Herms erscenen Otto Johans, in der wanderinge Klynkien, mit sijn zwager Hansken ende becanden dat Lambert Johans off van Hemse hem gecontentert vernoget hadde van alsodane acten ende versterf se luden angestorven was van Lamberts vurscreven zalige huisfrouw Fenne, dat se off hoer erven daer tot ewigen dagen genne meer opsprake op hebben sullen an Lambert off sijn huisfrouw ader erfgenamen.

fol. 98vo en 99 | 29-03-1586
Anno Domini 1586 den 29 Marti heft Henrick, nagelaten weduwe Roleff Leverts mit Tonis Levers hoer zwager unde gerechte togelaten momber in dusser saken witlick unde wal vercoft stedes vastes erffcopes, erfflick ewelick ende immer vercoft, unde myer dussen vercofte Joannes Custede, Johanna sijn echte huisfrouw, Evert Johans, Rolef sijn echte huisfrouw, hoer huis binnen den Herdenberch stande, an eyne sijt Hermen Egbertz und de ander sijt zalige Henrick Stenmetzers huis, voer dre und sestich daler, den daler ad 30 stuver, den stuver 13 placken, unde de coperen sullen op sich nemen als Johan opt Holt de van de weduwe hebben sal 30 daler, nu op tocomende Meye de coperen aff t’nemen of de vorbenomte 30 daler hovetgelt sal Johan opt Holt geven over interesse op de weduwe hebben sullen, unde sullen ock in geliken de coperen 30 daler betalen hovetgelt Johan Hermsen op Johanne to ………………………… comen dusse voerbenompte 60 daller ………………. opleggen, unde betalen de ander dre sijn hoer ter ………….. daermyt dan de copersche al und wal betalt is ……….. coperen sullen dat voerbenompte hus occuperen, besitten, gebruken myt de spredinge op den balcken und alles w[at] ofte daerin gebracht heft, sal se daer uutnemen da……….. sal daerbij blijven, behalven kysten, kasten sullen sich den coperen nyet anmatigen. Up dusdanyge vorweerden, heft Henrick nagelaten weduwe van zalige Rolof vurscreven myt Tonys horen gecoren monber voer borgermeisteren, schepen und raedt van Herdenberch oplatinge ende vertichnisse gedaen myt hande ende munde, dat voerbenompte sullen vertegen, gelick na Stadtrecht behort, ende dat tot behoff Johannes, sijn huisfrouw off hoer twyer erffgenamen Evert, Roleff sijn huisfrouw hoer twyer erffgenamendaer erfflick ’t welick angeholden van hoer schonsten daermyt to done sonder argelist. Actum ut supra.

fol. 99vo | 05-05-
[Anno ….] den 5 May hefft Wilhem Holtermans myt Gretha sijn echte huisfrouw, Greta myt Wilhem [vurscreven] hoer echte man unde monbaer, und hefft voer ons burgermeisteren weder gerichtelijck gesat twe stucke lant in dye Coppele dat mij de sulve van stondt an wedder antasten, veralieren tot unsen my[est] be[ste], soe daer ennich gebreck muchte ancoemen in der betalinge van Wonneman der L [50] goltgulden hoevetsumma, de rente ii mudde roggen, unde wij de ii stucke haverlantz tott onsen schoneste t’mogen geneten unde Holterman sal jaerlicx de ii mudden roggen de rente betalen unde soe dair ennigh tijden in hoevetgelde offte pensie gebreck gescheden mogen, het stedeken als haer proper eygen de ii vorbenompte stucke haverlantz verkoepen unde hoeren wyen wyllen myt doen tot hoeren penningen hercoemende, voer dat lant in Baeler Eesch dat sye Holterman vercofft hadden unde vulle verzegelinge gedaen.
Orkunde der waerheit heb ick Wilhelm Holterman mijn eygen hant hyr onder gescreven. Dat bekenne ick Wyllem Holterman als bavenen geschreven is.

fol. 99a en 99avo | 14-09-1601 [o.s.]
Dit iss die quitantie van Hans Stannaert van Dansssinck van weghe der 64 daler hoevetsomma.
Ick onderscreven bekenne voer mij end min erfgenamen ontfanghen thoe hebben van der heren des stedeken Hairdenberch twee jairen renthen, toe weten van het jare sesthienhundert und sesthienhundert eins acht daler, den daler tot dertich stuver gerekent, allet vermoghe ene gerichtliche verscrivinghe de dato soeven und soeventich den xxi Juny, und bedancke derhalven der heren van Hairdenberch guuder betalinghe. In oirkunde der wairheit hebb ick dit met meiner righteren handt und christliche nhame underteickent. Anno ad 1601 den 14 septembris oeldes stils. Bij mij Hans Stannaert woenachtich tot Dansick.

fol. 99b | 13-12-1598
Ick Henryck van Ittersum bekenne ontfangen tho hebben van Hermen Engbertssen up den Toll van den Herdenberch 40 goltgulden, verschenen Martyny anno [15]98 den 13 decembris. Anno 98 Henryck van Ittersum.

fol. 100 | 16-02-1598
Den xvi february anno 1598 coram borgermeisteren Wilhem Holterman, Thias Hermens en Thonis Leffers sijnnen erschennen int gerichte de tsamptelicke drie kinderen van zalige Luken Engeberts, als Engebert myt Fenne sijn echte huysfrouw, Fenne myt Engebert hoer echte man unde monbaer, Johan Lukens, unde Hille de dochter myt Harmen Egberts hoer ohem unde gekoeren mombaer in dusser saeken, ende hebben de tsamptlicke vorbenompte kynderen geratificert soedanige koep, als hoer zalige vader verkofft hefft Jacob Westerhus, Hille sijn echte huysfrouw unde erffgenamen des vridages nae Pontianen itziges jaers 98, sodanige stucke lantz achter denn Stobbenbroeckeskamp, sodat zalige Luken Engeberts myt sijn zalige huysfrouw Anna ertijdes van de Stadt van Hardenborch angekofft hebben, myt alle gerechticheit, stonden daeran de vorbenompte kynderen yder voer hoevet unde Hille myt hoeren monbaer vurschreven, unde transporterden unde deden oplatinge vertichnisse van alsoedane landt als vurschreven, unde dat tot behoff Jacob Westerhuys, Hille sijn huysfrouw unde erffgenamen, unde de vorbenompte kynderen hebben gene actie noch anspracke an dat landt beholden, want se bekanden aldaer voer ons betalt tho sijn den lesten penning mytden ersten, dan transporterden dat vurschreven landt soe het haer godtzalige vader gekofft an handen Jacob, sijn huysfrouw unde medebeschreven, unde hebben gene anspracke daer mer an beholden unde so diesse vestenisse nyet genoch en wer, beter vestenisse tho doen. Sunder argelyst, actum ut supra.

fol. 100vo | 13-12-1598
Den 13 decembris anno 1598 coram burgermeisteren Hermen Egberts, Thias Hermens unde Johan Hermens is erschennen Henrick t’Swerdes myt Else sijn echte huysfrouw, Else myt Henrick hoer echten man unde monbaer, unde bekanden dat se erffelijck ewelich in eynen steden vasten erffcoep verkofft hebben Egbert Richtering, Gese sijn echte huysfrouw, sijne erffgenamen sodane huys myt de stede als Henrick vurschreven van der Stadt gesett hefft, genompt hett Mollenkaers huys, staende in de Vorstrate an de Stadtstege ostwert unde Derck Lukens hus westwart, so dat gelegen ys myt alle recht unde gerechticheit, unde vorschreven Henrick t’Swerdes myt Else sijn echte huysfrouw bedancken vurschreven Egbert, sijn huysfrouw, gude betalinge den lesten penning mytden ersten unde stonden vort unde deden oplatinge unde vertichnisse myt hande unde munde myt aller oplatinge unde vertichnisse als recht ys, toch so tot ennigen tijde muchte gevonden worden int Stadtboek offte elders enighe schryfften van vijffundetwyntich daler, soe vurschreven Henrick den Edelen Steven Blanckvordt avergewysett hadde omme Egbert tho betalen, sal null unde nyet sijn want se al unde wal betalt synnen, sonder faute want Blanckvordt eygen ondergeschreven handt ons ghevent ys. Actum ut supra.

fol. 100vo en 101 | 05-02-1599
Anno 1599 den 5 den february coram burgermeisteren Hermen Egberts, Thias Hermens, Johan Herments is erschennen int gerichte, dair wij saten als wij myt rechte solden, onsse ingesetten mytborger Henrick Everts, unde hefft aldaer voer ons gerichtelijcken bekant, woe dat he van sijn dochter Gese ontfangen hefft, vijff jaren omtrent geleden, in sijn kentlicke noet de summa van vijffundetsoeventich Carolusgulden tot 20 stuck Brabants den gulden, so dan Henrick vurschreven overlecht, dat sijn dochter onbedrogen behort tho wesen, settet he hoer tot eyn gewysse hypoteck und onderpandt strack uut der handt unde ter stondt an te tasten, sijn huystede bynnen den Hardenborch gelegen myt dat schurken up den Pothoff, vorder sijnen gorden gelegen in de Holhorst, dat Gese sijn dochter vurschreven de vurgeschreven huystede, gorden, schurken sal hebben unde geneten, gebruicken tot haeren wylle, off mogen verhuyren, sonder besperinge van jemande ter tijt unde so lange, hoer sulcke 75 Carolusgulden wedder gelacht unde to getelt worde, noch hefft Henrick voergeschreven voer ons gerechtelyck bekant dat he van sijn dochter Gese ontfangen hefft 15 daler ad 30 stuver voer eyn koe, de vurschreven Henrick tot sijnen profite gebruickt heft, waervoer Gese sijn dochter vurschreven hebben unde geneten sall unde daer des tijdes ter stondt antastede eyn swaerte kollede koe, dairmyt dan Gese de 15 daler voer de koe betalt synt sonder iets daervan tho doene, dusse vurschreven puncten hefft Henrick vurschreven alsoe voer ons gerechtelijck myt hantastinge avergegeven, tho wachten unde tho waeren als recht ys sunder argelyst.

fol. 101 | 08-02-1599
Anno 1599 den 8 february hefft Johan Hermens Barlehaer myt de burgermiesteren gereckent van sijnen gekofften gorden, soe he gekofft hefft met bewillnisse de gemene borgeren, liggende op den Pothoff bij Holtermans lant westwaert und Lubbet Johan Gerts gorden suytwaert so de gelegen ys, welcke penninge he verschotten hefft voer de leninge doe Hermen Engbers unde Johan Heynen voer de leningen to Stenwijck gefangen weren, waermyt vurgeschreven Johan den vurschreven gorden all unde wall betalt hefft den lesten penning myt den ersten unde dancken hem goede betalinge. Sunder argelyst acte ut supra.

fol. 101vo en 102 | 01-05-1600
Coram burgermeisteren Hermen Egberts, Thias Hermens, Johan Hermens, Hermen Gerts is dusse cedule gewiseten unde van worden tot worden ingeschreven als volget.
Anno [1 mei] 1600 is dair eynen erffcoep geschet tusschen Henrick t’Swerdes, Eelse sijn huysfrouw eyns, unde Derck t’Swerdes, Gese sijn echte huisfrouw anderdels, also dat Henrick t’Sweerdes mit Else sijn echte huysfrouw wittelicken unde wall verkofft hebben myt ripen berade unde vrien moetwille, sijn huys mit de stede bynnen den Hardenborch, mit alle recht unde gerechticheit soe Henrick t’Sweerdes mit Eelse sijn huysfrouw dat itzundt in gebruick unde bewondt, nicht dairvan buiten bescheyden, gelegen an de ostsijde Werner Henricksen unde an de westsijde Thias Hermens, oeren son Derck opgemelt, sijn huisfrouw unde erffgenamen, voer de summa van twe hondert daler, den daler tot 30 stuver, den stuver tot 15 placken gereckent, waervan myt gereden gelde Derck vurschreven unde sijn huisfrouw in continenti betalt hebben an den vurschreven vader unde moeder vercoeperen de summa van vijff unde soeventich daler payment vurschreven, also dat den vader unde moder vercoeperen noch in de betalinge restet de summa van hondert unde vijff unde twyntich daler payment vurschreven, waermyt dan Derck, sijn huysfrouw, de gehele summa al unde wall betalt sollen hebben, unde soe dan vurschreven Derck dagelicx dair weders an betalde, sal tot guder reckenscup an affcortinge der summa staen unde vurschreven Henrick t’Swerdes, sijn huysfrouw unde erfgenamen sollen om dat vurschreven hij myt de stede gene actie, anspracke daer mer an beholden voer oer unde oeren erffgenamen, myt den bescheide dat Henrick t’Swerdes myt Else sijn huysfrouw dat solvige huys sollen mogen bewonnen, gebruicken unde besetten ter laster doet te weerse partijen sick wijders verdragen unde verner veraccorderden. Ock so daer jaerlicx uutgaet achtynde halff stuver sal vurschreven vader unde moder jaerlicx betalen, so lange se dair in wonnen, anders salt up koepers last staen. Sunder argelyst, orkunde hyrvan doen maeken twee cedulen al eyns luydende, doch de vijff letteren vrede uut den anderen gesneden unde yder pertije eyn gegeven, unde bij dachholderen unde wynckagelich myt eygener handt hyr onder geschreven, actum ut supra den ersten may. Dorch bede van Henrick t’Swerdes bij Johannes Custedes onderschreven, Hermen Thias dorch bede van Derck Zwerdes ondertekent, Hermen Eggebers eygenhandt, dorch Willem Thonis unde Thias t’Swerdes noch ter bede bij mij Johannes Custedes onderteckent, disse cedule ys van worden tot worden also bevonden.