Rechterlijk archief Toegang 0055.2.1, inv.nr. 01
Anno 1542-1555.
Hierin ook vele contentieuze zaken. Onvolledig. het deel begint midden in een akte. Op 29 Augustus 1550 een akte van Burgemeester en Raad der stad Hardenberg, welke niet is ingeschreven in het desbetreffende register dezer stad. (Inv. no. 1 R.A. Stad Hardenberg). In Inv. no. 2 verschillende akten uit de jaren 1548, 1551, 1553 en 1554. Dit deel is na aankoop op de auctie Heerkens in 1869 te Zwolle weer bij het R.A. van het schoutambt Hardenberg gevoegd.
in bewerking 29 april 2024 Dinah Hesselink-Zweers, aangevuld met gegevens van Gezinus Grissen.
fol. 001 | 1542-06-24 (voor of op)
welck vursc. penningen ende rog hebben Jan an syck genympt te betalen sunder hinder ende scaden dair mede op te lopen ende Ingevalle de betaling niet gesciede mach Juffer Anna (van Mervelt) vursc. ofte hor momber de vursc. summe verhalen an heren Jan ende belavede te stane als eyn ander huysssumme ende Scotbert man so dat hy dair mede in geneten sal mogen enige presterscup ende anders dan by myssdruck der betalinge syne eygen panden laten volgen alss behort.
Hyr ende tegen heft genompte Jan Mastes Lubbe vursc. den sulven Heren Jan weder to onderpande gesath de vurgenompte drie koen gelyckerwyss off sye syne egen to behorden tot vurhalinge syne belaffden pennongen ende Ingevalle inden biesteren vergerert einge scellinge quemen by ongeluck off anders sal nochtantz hem nez offgain dan Jan Lubbe vursc. ende sal dan enen wal ander biesten weder utnemen ende kiesen mogen meder sulver gestalt op dat hy onbedrogen blyve dit sulve heft here Jan vurhen also gerustlicken overgegeven ende des heft hem Jan Lubbe vursc. de sulve koen ende vort alle syn guet weder gerustlicken to borge gestalt als behort.
fol. 001 | 1542-06-25
Up sonendach post Johannes baptista. Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten Roloff Blanckvordt ende Bernt Janss.
Upden sulven dach erscheen int gerichte Lubbert Hermenss Kuper wonende to Deventer ende heft gerichtlicken overgegeven ende over gaff Derck Loveling Reedze ende synen erffg. alss danen huyssfrouw tylbert (Tybbe?) ende anders allent niet wtgesundert alss Bernt Vryling anders Hackert nu ter tyt heft oft oick affterlaten mach dair Lubbert vursc. na dode Bernts vursc. an verervet ende dorch moetsone tgesceiden wass ende dat dorch orsake so Bernt vursc. eyn olt man is ende sich niet behelpen kan heft Derck vursc. synen ohem [oom] Bernt to huyss gehaelt ende sal hem dair voir becostigen becleden ende geval dain als behort ende sadelicken [zedelijk] is ende na dode Berntz ende nu van stunden an mach Derck vursc. tsalve guedt verlaten ende word na synen gelieven onbecront van yemande voirbeholden dat kampken gelegen to Baler [Baalder] mach Derck vursc. de opkumsten geneten dair Jairlicx affcumpst der wyle syn ohem lijvet ende levet ende niet langer, want dan des weder comen sal op Lubbert vursc. off syne erfg. ende niet op Derck vursc. Sunder argelist.
[Richter: Bruijn Blanckvordt, Derk Leuvelink te Rheeze oomzegger van Berend Vrijling anders Hakkers Derck zorgt voor zijn oom Berent en mag daarom het kampje te Baalder gebruiken. Na diens dood vervalt het weer op Lubbert.
fol. 002 | 1542-07-03
Up den manendach post Nativitatys Marie virginis [is 11-09-1542 ws. verschrijving zou Maria Visitatie kunnen zijn, dit is op 02 juli, dus maandag erna is 03-07-1542]
Richter: [in afwezigheid van Bruijn Blanckvordt] Andreas Roloffs, Kornoten: Derk Roloffs en Gert Berntss.
Geert Hermeling is met Henrick Menss overeengekomen ettlicke schapen offte den drop samen te houden voor de periode van 3 jaar.
fol. 002 | 1542-07-24
Upden manendach post Marie Magdalene
Richter: Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Roloff Richtering en Andreas Roloffs.
In het gerichte kwam Hermen ter Bocket pacht schuldig aan Onser lijever Vrouwen [vicarie] [gilde] ofte Gildemeisteren te Hardenborch. Hij betaald op Suncte Merten [ Sint Maarten]
fol. 002 | 1542-09-25
Up mandach post Matei apostoli [maandag na donderdag 21 september]
pachtbrief: Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Hendrick Sculting en Andreas Roloffs.
Jan Arntss met Gerrijt Gijssbertss sijne voorspraak verwin gedaen op Otto to Diffelen.
fol. 002 | 1542-10-16
Upden mandach [post] als dach Galli [maandag 16 en dinsdag 17 oktober zijn gewijd aan Sint Gallus]
Klacht: Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Heijno Rullers en Andreas Roloffs.
Upen selven dach kwam in t gerichte Wijllem de Veer met Wolter Reijnerss sijn togelaten vorsprake en sprak aan Evert Roberts. Het gekochte paard was te oud.
fol. 003 | 1542-10-29
Up manendach post Simons et Jude [maandag na zondag 28 oktober]
Richter Bruin Blanckvordt, Kornoten: Heijno Rullers en Andreas Roloffs.
Panding: Heft Otto to Diffelen de pande opgebodet Hugo to Diffelen; Jan onse Stad muller de pande Jan Losshair te Diffelen utstaande 26 st. Onkosten voor daglegging; Johan en Johan Wermeling, Geert Hermeling, Lambert, Wolter Reijners, maaltijd, twee vane biers.
Hugo en vrouw Zwane, kornoten: Hermen ter Mollen en Andreas Rolofss.
fol. 003 | 1542-12-04
Upden mandach post Andree [maandag na 30 november]
Richter: in absentie van Bruin Blanckvordt is Andreas Rolofs, Kornoten: Heijno Rullers en Egbert de Werst.
Albert Konraets en Albert to Anevelde en tugede tot versoeck der gemene buijren van Annevelde salige Luken to Anwede [Anevelde] over schutting, borgen; Luken en Heijnen, Volcker ter Poren.
Huijrneman Oelthoff en Volckers wijff bij Heijnen gewest sijnnen, Henrick ter Grotenhuis aan zijn landvrouwe.
fol. 004-005 Otto to Diffelen, Huge to Diffelen – Jan de stadsmuller, Jan Loshaer te Diffelen – Otto to Diffelen, Hugo to Diffelen, Johan Luveling, Geert Heveling, Wolter Reyners – Otte to Diffelen en Hugen to Diffelen x Zwane – Albert Konraet, Albert te Annevelde, Luken to Anwede.
fol. 004 | 1542-12-05
Up avondt Nicolai apostoli
Richter: [abs] Andreas Rolofs, Kornoten: Henrick Menss en Gerrijt Gijssbertss.
Egbert de Mast en Jan [Johan] sijn sone en hebben tot behoeff mij Junckeren van Aesswijn en sijne vulmacht sijne hane beste en ander guedt gerichtlick op laten teijckenen en inscrifte gestalt als mijt name Sess koen waarvan de ene behoort de sone Johan, Noch eijn steer behore den vader van ij voir, Noch twee stiers van eijn voer, Noch drie Veerse van ij voere de ene behoort Johan, Noch eijn gellick kalff behort Johan de sonne, Noch vj peerde dair myt iiij merrye en eyn rune van sone Jan en 1 volle van Jan dairvan behoert Johan de twie volle en den volle, Noch vijff vercken van ij jaren en ij kokent van j, Noch eijn olt scaep behorende den vader, Ite noch eijn olt scaep myt sess lammeren behorende de welcke vorbenomde biesten Egbert en Johan vurschr. gerichtlicken opgedragen en myn Juncker vurschr. to onderpande gesath.
fol. 004
Up manendach post Simons et Jude anno 15 xlii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Heyno Rullers ende Andreas Rolofs
Up den sulve dach heft Otto to Diffelen de pande nae recht opgebodet, heercomende de pandinge de hye myt Huge t’Diffelen uutstande heeft angegainde de summe van x lichte punt.
Up den sulve dach heft Jan onse stadmuller de pande myt rechte opgebodet, heercomende de pandinge dye hye myt Jan Losshair t’Diffelen uutstainde heercomende xxvi stuver ende xxx stuver Brabants myt den gerichtsscaden.
fol. 005 | 1543-01-02
Upden dinxdach post Circumcisionis Domini (1 januari wordt gevierd als de besnijdenis van de Heer)
Richter: Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Thijas Derckss en Albert de Veer. Panding Heijno Lukenss door Jan [Johannes] ten Nijenhuis. De schulte Gerrijt Gijssbertss en Tijas.
fol. 005 | 1543-01-08
Up den manendach post Epiphanie Domini [Drie Koningen op zaterdag 6 januari]
Stadholdensgerichts: Andreas Rolofs, Kornoten: Thijas Dercks en Henderic Hoberts.
Assele Smedes met haar zoon Henrick, de E: Jan van Wterwijck en voorspraak Gerrijt Gijssberts.
fol. 005 | 1543-01-10
Up wondesdach post Epiphanie Domini
Stadholdensgerichts: Andreas Rolofs, Kornoten: Jan Richtering en Gerrijt Gijssbertss.
Hermen Wolters volmacht aan de E: Peter van Wterwijck over achterstallige betaling Egbert Sculting.
fol. 006-007 Albert Conraets, Huyrneman Oelthoff, Volckers wijf, Heyne – Egbert de Mast en zoon Johan, Jenneken van Aesswyn.
fol. 006 | 1543-02-22
Up dach Petri ad Catedram
Stadholder sgerichts: Andreas Roloffs.
Hermen de Wijsse Rotgertss, Luken Remmering en Rotgert de Wijsen getuigen op verzoek van Johan Sconecamp, over kalveren; Bernt Alertss.
fol. 006 | 1543-03-09
Upden maendach post Judica [5e zondag in de veertigdagentijd voor Pasen]
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Albert Derckss en Andreas Rolofss. Hermen Arntss met voorspraak Wolter Reijnerss aanspraak Luken Hilberting en Scheer Henrick over gevangenschap in Hasselt.
fol. 006 | 1543-03-10
Up dinxdach post Judica
Richter Bruijn Blanckvordt, Stadholder: Andreas Rolofss, kornoten: Thijass Derckss en Johan Diffelman.
Herman Geerts van Ane panding aan Johan ten Mijddesdorp.
Hermen Arntss antwoordt Luken Hilberting.
Onkosten rechtspraak Johan Hermens bij Robert Geerts van Hardenberg in het gericht van Uelsen van de doodslag, Lambert van Ane.
Ffenne Claess, Hermen Wolters, pastor van Hardenberg, rechtzaak in Hardenberg en te Ruinen [?]
Diffelen.
fol. 008 | 1543-02-19
Op mandach ante Petri ad Catadram [donderdag 22 febr. Petrus Stoel]
Jan Hermens betaald onkosten aan Peter van Wterwijck met handtekening, Andreas Rolofss koster.
fol. 008 | 1542-12-18
Richter: Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Engelbert Henricks en Andreas Roloffs.
Johan Bulckes [Bolks], Henrick Volckering, Derck ten Hulsebuijsch [Hulzebosch], borg kerkmeesteren van Heemse.
Zelfde dag:
Twist tussen de buren van Anevelde en Heijne te Baalder, Heijne moet betalen wegens schuttinge. de E: Johan van Wterwijck en Hermen Janss doen panding.
1543
fol. 008-009 Johan Bulckes, Henrick Volckering, Derck ten Hulsebuysch, kerkmeesters van Heemse – buren an Anwede, Heyno to Baler, Johan van Uuterwijck, Hermen Jans – Heyno Lukens, Jan ten Nijenhus, Wyllem Jans – Assele Smedes met zoon Henrick, Jan van Uuterwijck – Peter van Uuterwijck, Egbert Schulting.
fol. 008 | 1543-03-18
Op Palm dach
Handtekeningen Peter van Wterwijck en Johan Harman Sijlszoon.
fol. 009 | 1543-04-02
op manendach nader Octave van Paeschen [Pasen op zondag 25 maart, Octaaf op maandag 2 april 1542, het zou dus op de dag zelf zijn]
Schultes ten Hardenborch Bruijn Blanckvordt, borgen: Gerdt Wijcherss en Roloff Mersing, Merrije Johannae en Jacob, Johan Bake. Kornoten: deE. Albert van Stienwijck en Holterman.
fol. 009 | 1544-03-31 (1543?)
op manendach post judica [5e zondag in de veertigdagentijd, passiezondag]
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Gerrit Gijsbertss en Thijas Derckss. Johan Bake tegoed van Roloff Mersing.
fol. 010-011 Hermen de Wysse Rotgerts, Luken Remmering, Rotgert de Wysen, Johan Sconecamp, Bernt Alerts – Hermen Arnts, Wolter Reyners, Luken Hilberting, gevangen te Hasselt – Hermen Gerts te Ane, Johan ten Myddesdorp – Luken Hilberting, Hermen Gerts, Hermen Arents, Luken Hilberting.
fol. 010 | 1543-04-11
up den 4 sundach na Paschen
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Gerrjts Gijsbertss en Andreas Rolofss.
Lambert Watering heeft Spijkerborch en Bonegaarden te Haar gevredet.
fol. 010 | 1543-04-28
saterdach post Marci [Marcus evangelist op woensdag 25 april]
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Hermen Janss en Andreas Rolofss.
Albert de Veer pachtschuld mijns Junckeren van Aeswijns amptman Wessel Smeding.
fol. 010 | 1543-04-29
op sundach post Marci ewangelist [woensdag 25 april Markus]
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Lefert Hermenssen, Thijas Derckss. Johan Wijlpeshair en Jan Scultken te Holtheem getuigen op verzoek van Hermen de Wijse, pacht 1540, broer Albert, hovetstoel, Everdt Heijnen.
Jan Berntss ten Nijenhuis getuigt op verzoek van de Wijsen dat hij met sal. Heijne Hermens naar Albert is gegaan.
fol. 011 | 1543-05-09
wondesdach na den Octave van Pinxteren
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Wijllen Egberts en Andreas Rolofss. Geert de Wijse Rotgerts met kinderen over overleden moeders goed. De dochter met mombor Roloff to Wijlen ende anderen kinderen zijn afwezig.
Hermen de Wijse Rotgertss gepandet de tienden grof en smalop de kotterstede bij den Broicke, schuldig aan Geert de Wijse en kinderen.
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Johan ter Velscet en Andreas Rolofss.
Stadholdersgerichte Andreas Rolofss, kornoten: Heijno Rullers en Jan ter Velscet.
Geert de Wijse Rotgertss en zijn zonen Hermen en Rotgert krijgen van overleden moeder.
fol. 011 | 1543-05-23
wondessdach naden Octavi van Pinxteren [Pinksterzondag op 13 mei 1542, octaafdag is op de 8e dag dus maandag 21 mei]]
Kornoten: Heijno Rullers en Albert Vierlings.
Johan Bokers en Arndt Vosses hebben bomen verkocht aan Roloff Merssing, deze zijn gevorderd door Henrick Stien en Lubbert Blanckvordt.
Gerrijt de Wijse en zijn voorspraak Thijmen Henricks opgebadet schuld Hermen de Wijse van de tienden bij den Broicke, Albert.
fol. 012-013 Johan Hermens, Robert Gerts – Lambert van Ane, Johan Hermens – Robert Gerts, Johan Hermens – Johan Hermens, Robert Gerts.
fol. 012 | 1543-05-28
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Jan Lambertss en Andreas Rolofss.
Albert bij den Broicke getuigt op verzoek van Hermen de Wijse dat hij te Hardenberg in gutes huis [ Godshuis?] voor 6 jare van Gerdt de Wijsse Rotgerts gepacht had en aan nam de tienden over de kotterstede bij den Broicke dat Lubbert nu ter tijt bewoont.
Henrick Watering en Hermen ter Bocket beide wel 70 jaren oud, Gerdt Henning 50 jaar, Lubbert ter Bocket op Oelrecking te Brucht meijer geweest en wel 12 jaar geleden. Getuigen op verzoek van Roloff Mersing en zijn geboren en getogen te Brucht. Het gaat over bomen op de huiskamp in Oelrecking en het behoorde toentertijd de overleden Wijllen Bocken.
fol. 012 | 1543-05-24
up dach Sacramenti [2de donderdag na Pinksteren, 24 mei 1543]
Richter door partij Hermen Janss, kornoten: Lubbert Smijt en GertBerntss. Albert en Johan Dercks voor Henrick Steen en Lubbert Blanckvordt. De eersten hebben gewoond op Oelrecking te Brucht. Daar stonden 2 bomen op de olde kerckhoff [ ws. werd deze hof gepacht van de sint Lambertuskerk te Heemse] ; sal. Boldewijn Blanckvordt; Lambert Watering opbadinge.
fol. 012 | 1543-05-24
Upden wondesdach post Sacramenti
Richter Stadholder des gerichtes: Andreas Rolofss, kornoten Jan Richtering en Jan Smijt.
Lubbert Blanckvordt met zijn voorspraak Gerrit Gijsberts klaagt aan Henrick Watering, Hermen ter Bocket en Gerdt Henning. De bomen staan op de olden kerckenhoff [ kerkhof een veldnaam?] .
Gebroeders Gerrit [Geert] en Albert de Wijse panding aan broer Hermen, vrijde de panding binnen Zwolle.
Geldprijs rogge in Zwolle na de nije reformatie, gerechtskosten naar de Dros.
fol. 014-015 Jan Hermens, Peter van Uuterwijck – Robert Gerts, Johan Hermens.
fol. 014 | 1543-06-04
Upden avont Bonefatius [Bonifatius 5 juni]
Stadholder des gerichtes Andreas Roelofs, kornoten Gerrijt Gijssbertss, Gert Remmering [Rutmering].
Bernt Konning wil Albert Klinckhamer betalen.
fol. 014 | 1543-06-06
Up wondesdach post Bonefacij [Bonifatius dinsdag 5 juni]
Stadholder des gerichtes Andreas Roelofs, kornoten Thijas Derckss en Engelbert Henricks.
Gerdt Gijssbertss en voorspraak Roloff to Wijlen momber Geerdt des Wijsen dochter (is een kind), zijn zalige huisvrouw.
fol. 014 | 14 dagen daarna
fol. 014 | 1543-06-09
Up saterdach post Boniffatij [Bonifatius dinsdag 5 juni]
Richter B.B., kornoten Wijllem Janss en Derck Roloffs.
geschil tussen Jacob van Eijnss en Henrick Richtering, over zusters bruidschat.
fol. 014 | 1543-06-18
Upden manendach post Odulphi (Odulphi dinsdag 12 juni]
Arendt Egbertss myt Wolter Reijnerss klacht tegen Hijlle Hobertz over moeders kleding, wordt gedragen door haar mans zuster to Wulbing.
1543-07-06? Richter in afwesent Roloff Blanckvordt. Kornoten Engelbert Henrickss en Andreas Rolofs.
Louirens Lambertss heeft voor hem en zijn erfgenamen ontvangen van Johan Egbertss ten Camphuis somma geld geleend.
fol. 016-017 Johan Wylpeshair, Jan Schultken te Holtheme, Hermen de Wyse en broer Albert de Wyse, Everdt Heynen – Gerdt Wycherts, Roloff Mersing, Merrye Johannes, Jacob, Johan Bake – Lambert Watering, Spijkerborch – Johan Bake, Roloff Mersing.
fol. 016 | 1543-10-22
Upden mandach post Margarieta [dinsdag 16 oktober]
Richter is partij daarom Hermen Janss, kornoten: Gerdt de Wijse en Wolter Reijnerss.
Jan opt Holt off Jan Muller en Hendrick vant Holt over omkoping [?] door Albert de Wijse, getuigen op verzoek van Bruijn Blanckvordt, schulte te Hardenborch.
fol. 018-019 Albert de Veer, jonker van Aeswyn, Wessel Smeding – Geert de Wyse Rotgerts, Roloff to Wylen – Hermen de Wyse Rotgerts, kotterstede bij den Broicke.
fol. 020-021 Geerdt de Wyse, Hermen de Wyse – Geerdt de Wyse Rotgerts zijn zonen Hermen en Rotgert – Johan Bokers, Arndt Vosses, Roloff Merssing, Henrick Stien, Lubbert Blanckvordt – Gerryt de Wyse, Thymen Henricks, Hermen de Wyse – Albert Dercks, Johan Dercks, Lubbert Blanckvordt, olde Kerckhoff, Lambert Watering.
fol. 020 | 1543-10-15
Vrijdag na Octave van Pasen.
Jan Huirenss? schuld aan Jacob Losshar, broer Berent, Jan Smijt, Albert Janss en Abert bijden Broicke.
fol. 021 | 1544
Richter: Bruijn Blanckvordt, kornoten: Albert Janss en Andreas Rolofss. Erbaren en versichtige Johan van Twijckloe voor vader Vrederich van Twickelo ridder. Reijnolt van Aeswijn en zijn amptman Wessel van Stenvorde panding.
fol. 021 | 1544
Richter: Bruijn Blanckvordt, kornoten: Hermen Janss van Bergenthen en Wolter Reijnerss. Wessel Smeding vanwege E. Reijnolt van Aeswijn doen arresteren Gerdt to Wijlen en vrouw Wen?, schuld huis en hof, lant en sant.
fol. 021 | 1544
E. Engelbert van Ensse, rentmeester van Salland, gecomm. Bruijn Blanckvordt, richter ten Hardenberg de uitgaande ontvangst in bijwesen van 2 huisvrijen als Gert de Wijse en Roloff Amsing.
Egbert Merssing testament t. g. v. zoon Roloff Mersing en vrouw Assele.
fol. 022-023 Albert bij den Broicke, Hermen de Wysen, Gerdt de Wyse Rotgerts, Lubbert in de kotterstede bij den Brocke – Henrick Watering, Hermen t’Bocket, Gerdt Henning te Brucht, Lubbert t’Bocket, Oelderking te Brucht, Roloff Mersing – Lubbert Blanckvordt, Gerryt Gysberts, Henrick Watering, Hermen ’t Bocket en Gerdt Henning te Brucht, Wylm Bokers, olde kerckenhof – Gerryt en Alberdt de Wyse en hun broer Hermen de Wyse, nije reformatie.
fol. 022 | 1544
Richter: Bruijn Blanckvordt, kornoten: Gerdt Woestcamp en Jan Vrijling. Jan Muller toe Eerde als monbor onmondige kind sal. Bernt Derckss genoemd der.. , verdrag met Jan Dercks de oom, deze zal het kind meenemen naar Vriesslant tot synen wonstat. De oom zal ontvangen van Jan Hermenss anders Wateringe en nu gevaren op Laveling to Redze des kindes stieffvader dat dem kinde van sijn vader heercomende anverstorven is vj gl. etc. Dit heeft Johan Hermenss de stiefvader beloofd. Betaald hiervoor aan de moller van Eerde of de muller ten Hardenborch. De oom heeft dit ontvangen van de muller van Hardenberg. [Leuvelink te Rheeze, Friesland]
fol. 22
Up den xxviii ten dach der maindt may anno xliii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Jan Lamberts ende Andreas Rolofs
Up den sulve dach quam int gerichte Henrick Watering ende Hermen t’Bocket eyn yder olt sijnde wal lxx [70] jaren, Gerdt Henning olt sijnde wal l [50] jaren, Lubbert t’Bocket de op Oelrecking t’Brucht meyer gewest ende is verleden wal xii [12] jaren doen hij meyer wert, ende becanden tot versoick Roloff Mersing bij pene van x olde scilde dat hem wytlich ende kundich is te weten Henrick Watering, Hermen t’Bocket ende Gerdt Henning, seggen dat sij in den buyrscup t’Brucht eyndels geboren ende opgetogen synnen, dan sij hebben niet gewetten off gehoret, dair de bomen op den huysscamp in Oelreking t’Brucht gebruckt werden onbespyrt ende salige Wyllem Bocket de doe ter tijt dat erve Oelreking behorde hebben, sij gesien dat hij op den kampe telgen pottede, welcke telgen opgewassen, nu onlancx van Roloff Mersing vercoft ende affgehowen, Lubberdt vurschreven tuget dat hij in tijd doen hij op Oelreking t’Brucht meyer was van den bomen ende camp de eckelen plach to gadderen, onbespyert van yemande bevesten als recht is.
fol. 23
Op den wondesdach post Sacramenti anno xliii
Richter: stadholder des gerichtes Andreas Rolofs
Kornoten: Jan Richtering en Jan Smyt
Up den sulven dach quam int gerichte Lubbert Blanckvordt myt Gerryt Gyssberts sijnen t’gelaten voirsprake, ende sprack an myt eynre slichten clagen ende bij pene van x olde scilden, Henrik Watering, Hermen t’Bocket ende Gerdt Henning, so sij getugen hebben dat salige Wylm Bokers itlicke telgen op den huysscamp gepott hebben, of dair doen olde olde bomen stunden de hem niet en dachte gehouwen t’wesen, dair nu hyrop sacht Henrick ende Hermen, dair hadden bij den gorden wat olde wrogen [=kromgegroeide] ende onsenen bome gestain, dair sij wusten niet we vole, ende weren de bij horen tijden gehouwen gewest dat wetten sij niet dan nu, ende getugen vurscreven weet dair niet van t’seggen. Item van den bomen de solden stain op den olden Kerckenhoff, de myde offgehouwen solden sijn, sij wetten van den olden Kerckhoff niet t’seggen dan dair stunden bome om den huyse, wye de brukede, dair achten sij niet op off wen sij tohoren dair wetten sij oick niet, off geholden bij den eet den sij voir hen van den holte gedain hebben.
fol. 024-025 Gerryt, Albert en Hermen de Wyse.
fol. 024 | 1543-10-15
Stadholder: Andreas Rolofss, kornoten: Thijas Dercks en Engelberts Henricks.
Gerdt Gijsbertss is voorspraak Roloff to Wijlen monbor Geerdt des Wijsen dochter, overleden huisvrouw van ?, borg Roloff ter Wonne, overeenkomst Hermen de Wijse.
fol. 025-26 | 1543-10-15
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Gert Lamberts en Andreas Rolofss.
Arendt Egberts met Wolter Reijnerss dagvaarden Hijlle Hoberts. Waar zijn haar moeders kleren. Deze worden door haar mans zuster gedragen to Wulbing [Wolbink].
Kleren bij Hobertmans [Wulbing is doorgehaald].
fol. 025 | 1543-10-15
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Wijllem Janss en Derck Rolofss.
Jacob van Eijnss contra Henrick Richtering, Jacob en vrouw Mer over bruidschat zuster [van Henrick?].
fol. 026-027 Bernt Koning, Albert Klinckhamer – Gerdt Gysberts, Rolof to Wylen als momber Geerdt des Wysen dochter – Roloff to Wylen, Rolof ten Wonne, Hermen de Wyse – Jacob van Eyns, Henrick Richtering – Arendt Egberts, Wolter Reynerts, Hylle Hoberts, Wulbing.
fol. 026 | 1543-10-15
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Victor van Gramsbergen en Jan op t Holt.
Henrick Beijerman met Gerrit Gijsbertss zijn voorspraak panden aan Jan Watering.
fol. 026 | 1543-10-15
Kornoten: de E. Peter van Wterwijck en Wolter Reijnerss.
Jan Weling met zijn voorspraak Gerrit Gijsbertss sprak aan Derck Johanss voor wonding, meesters kosten te Coevorden (mishandeling? proces?).
fol. 027 | 1543-10-15
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Jan Lamberts en Lubbert Smijt. Albert bij den Broicke bespraakt van Gerd de Wijse Rotgertss, voorspraak Tijmen Henricks over de tienden vande cotterstede. Lubbert bij den Broick met Geert de Wijse to Losen hebben hem de tienden onthouden. Voor de claringe Stadhouder, Ridderschap en Steden overgegeven aan Roloff van Ommen, erfgenamen van Gramsbergen en Holtheem, Arent Voss en Geert Hoijcherss, pastor van Heemse en Wijllen Egberss, Henrick Steen, Lubbert Blanckvordt, Albert van Steenwijck.
fol. 028-029 Henrick Beyerman, Gerryt Gysberts – Jan Weling, Gerryt Gysberts, Derck Johans wegens verwonding – Albert bij den Broucke, Tymen Henricks, Lubbert bij den Broick, Geerdt de Wyse – Thymen Henricks, Gerryt de Wyse te Lozen – Roloff van Ommen, Albert de Wyse, erfgenamen van Gramsbergen, Arent Voss, Geert Wycherts, pastor van Heemse, Wyllem Egberts, Henrick Stevens, Lubbert Blanckvort, Roloff Mersing, Albert van Stienwijck en juffer Jutte.
fol. 028 | 1543-10-15
Richter: Hermen Janss, kornoten: Jan Albertss en Derck Rolofss.
Albert de Wijse Rotgertss sprak aan Evert Heijnen, Jan Vro. , Jan Scult. over geld van Hermen de Wijse.
fol. 029 | 1543-10-15
Voor Keijserl. Majesteit: Albert en Gerrit de Wijse contra Hermen de Wijse.
Gert ten Camphuis is verstorven op dinsdach post Margariete Anno 1543, goed aan zoon Lambert, de pastor van Heems [?], de koster en Jan Richtering, Medebecke, Henricus Becker te Gramsbergen.
fol. 030-31 | 1543-10-15
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Gerrit Gijsbertss en Andreas Rolofss.
Roloff Kampherbecke schuld aan Wijllen Janssen. Groethuis, Ffenne Claess, Henrick Artss, Wijllem Johanss volmacht aan vader Johan Albertss.
fol. 030-031 Jan opt Holt of Jan Muller, Albert de Wyse te Gramsbergen, Henrick opt Holt – Albert de Wyse Rotgerts, Thiemen Henricks, Hermen de Wyse – Akbert, Gerryt en Hermen de Wyse – Gert ten Camphus zijn zoon Lambert, pastor van Ham, Jan Richtering, Medebecke, Henricus Becker te Gramsbergen.
fol. 030 | 1543-10-15
[akte is doorgehaald] Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Engelbert Henrickss en Johan Richtering.
Lambert Bulckes en vrouw Hermen ontvangen van Wijllen Janss, ondertekend door 4 goede lude: Jan Richtering, Engbert Henrickss, Andreas Rolofss en Derck Rolofss.
fol. 30
Up den mandach post Margarieta anno xliii
Richter dorch perthye: Hermen Jans
Kornoten: Gerdt de Wyse en Wolter Reyners
Up den sulven dach quam int gerichte Jan opt Holt off Jan Muller ende tugede tot versoick Bruyn Blanckvordt sculten ten Hardenborch, dair hij vermyts eyne pene van xxv gulden to gedrungen wordt, woe dat Albert de Wyse t’Gramsbergerge bij hem quam in sijnen kampe bij sijn huys ende sachte, Johan, heb gij niet eyn halff mudde roggen to vercopen, sachte Johan, neen ende wolde van hem gain, soe sede Albert, hort doch, is dat uw sone die dat ordel tusscen mijnen bruder ende den Wyse heft, so antworde Johan ende sachte, neen, want hij noch so grote kunde niet en had, dan sachte, dat wer sijn jungeste bruder, so sachte Albert, ist dat gij bij uwen bruder komen wylt, hem seggende dat hij t’beste doe, ick wyl hem eyn snaphanen schencken off geven. Vort wort angesproken Henrick opt Holt bij der sulven penen, ende sachte dat Albert vurschreven bij hem was ende sachte, syet doet t’beste, ende latet dair ii off drie worden in setten, die worden synnen he vergeten, ende scaffet uw dat gij mytten ander ordelwijser de ordele t’gelijcke laten wijsen, en wijset ons de ordele niet to na, ick wyl uw eyn guden drinckpenning geven, dair den penning heft hij niet genomet wo groet off cleyn de wesen solde, ende sachte mede, hij had na den mede ordelwijser gewest ende wolde hem oick gebeden hebben t’beste t’done, dair de wer al heft wech getogen.
fol. 031 | 1543-10-15
maandag post Kalicti [ Callicti 14 okt] Bruijn Blanckvordt, schulte te Hardenberg heeft Albert de Wijse zn. gepandet in het jaar 1543 onderpand bij den Broick.
fol. 031 | 1543-12-03
maandag na Andree.
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Wijllen Reijkenss en Lambert Watering.
Juffer van Covordens dienaar met Gerrit Gijsberts panden opgebadet van Heijno Herwerding.
fol. 032-033 Lambert Bulckes x Hermen, Wyllem Jans, Jan Richtering, Engbert Henricks, Andreas Rolofs en Derck Rolofs – Roloff Kampherbecke, Wyllem Jans – Wyllem Johans zijn vader Johan Alberts – Albert de Wyse Rotgerts – Juffer van Covorden, Gerryt Gysberts.
fol. 032 | 1543-12-03
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Arendt Blanckvort en Andreas Rolofss.
Erntveste gestrenge ende vromme Heer Vrederich van Twijckeloe richter dorch dem Erbaren Johan vanTwickel sijnen vulm. en natuurlicken sone, aanspraak aan mijn Juncker van Aesswijn, rechtdag afspreken, ook aan de Erntv. en Vromme Reijnolt van Aeswijn heer to Brakel voor 5000 gl. tegoed van Vrederick, van de heren van Weerdenborch, volmachtige Wessel van Steinvorde voor mijns jr. van Aesswijn. Vorordel gezonden aan Lambert Engelbertss.
fol. 033 | 1543-10-15
Albert to Losen heeft pacht uit Zwartkopes goed, Gijselen Merrije te Gramsbergen, mijns junckeren van Aeswijn lost dit af.
fol. 034-035 Vrederich van Twyckeloe zijn zoon Johan van Twickel, Reynolt van Aesswyn heer tot Brakel, Lambert Engelberts – Albert to Lozen, Merrye Gyselen te Gramsbergen, jonker van Aeswyn.
fol. 034 | 1543-12-17
maandag post derde dominica [?] adventus 1542 [moet zijn 1543].
Stadholdersgericht: Andreas Rolofss, kornoten: Gert Jans [?] en Jan A.
Arendt Bake sprak aan door Wolter Reijnerss: Johan Meiering en Albert Dercks als getuigen over Johan Baken meijer van de perde die Arend voeren zou.
fol. 034 | 1543-12-17
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Heijno Rullers en Andreas Rolofss.
[doorgehaalde akte] de E. Johan van Wterwijck heeft op Zibekerloedijck [Sibculoerdijk] burgers van Ommen met varkens gezien. Deze moeten voor het gericht van Hardenberg bewijzen privilege weggeld. De burgemeesters van Ommen brengen copie van de hand van bisschop Otto, gelijk de menterkampe en Zwolle zijn gevrijd in de weg. Privilege weggeld Konninckstaet etc.
fol. 035 | 1543-12-17
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Hermen Janss en Andreas Rolofss.
de E. Johan van Wterwijck overeengekomen met de burgemeester van Ommen over het weggeld ter Venebrugge, over de dijk Sibculo gedreven. Laten passeren na olde gewoonte.
fol. 036-037 Arent Bake, Wolter Rijnerts, Johan Meyering, Albert Dercks, Johan Baken meijer – Johan van Uuterwijck, Zibekelerloedijk, ingezetenen van Ommen, Koninkstrate – Johan van Uuterwijck, burgemeesters van Ommen, Venebrugge, Zybekeloedijk, bisschop Otto Helefflicker, Jan van Uuterwijck.
fol. 36 en 37
Up den maindach post 3 den Domenica Adventus anno 15 xlii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Heyno Rullers ende Andreas Rolofs
Up den sulven dach quam int gerichte de erntveste Johan van Uuterwijck ende sachte heer richter so ic onlancx verleden op Zibekelerloedijck vernomen heb itlicke burgers off ingesetten to Ommen, de sulve verkens bij syck hadden unde heb de Koninckstrate niet gedreven, dair bijwegen gesocht is, bij hem ende mij verdragen dat de borger aldo onbesatetlick [=onbetwist] hueden t’dage alhyr ten Hardenborch erscheynen solde, ende toinen privileges dairmyt sij des wechgelden gevrijet sijnen, off solden opleggen dat wechgelt, hinder ende scaden de ick Uuterwijck dair bij sij lijdende, so dan de genompte borger myt hor borgermeisteren ende oversten alhyr erschijnende, de sulve hor borger dairin vrijen wyllen, vortbrengende eyn kopie [uit 1248] bij bysscup Otto [III] van [Utrecht] hochlofflicken memorie overgegeven dat sij gepriviligeert synnen, gelijck de meenten Kampen ende Zwolle, dairmyt vernemende sij in den wechgelde gevrijet sijn. Sus stae ick Uuterwijck vurschreven ende gesynne an den vurschreven burger van Ommen off sij vort an bij den nabysscuppen, ten laetsten keyserlick Majesteit off sijnen stadholder, dairto gepriviligeert synnen, unde begeren de sulve te sien unde in to sien, off sij sullen noch ontrichten dat sulvige wechgelt ende de verbortnisse [=verbod] des bijweges, vort hinder ende scaden den ick daerbij heb, ende begeren des eyn certificatie dat mij niet wijder in privilegie verkumpt [=benadeeld] dan vurschreven om mij des to beclagen, dair des stede gyft omme datter Keyserlicke Majesteit weggelde ende de Konincksstrate dair in t’kort gescie, ende gedencke mij dair om van dussen gerichte aff to kieren so dat guetheit ende herlicheit t’leger banck niet gelegen is, ende ingevalle sij dair in versumicheit sijn sullen, sij vervallen sijn in de onkosten, hinder ende schaden als Keyserlicke Majesteit an sij wert holdende oft rekende, ende begeren eyn extract der ersten kopien dye mij nu be hem geweygert werdt contra den lantrechte.
fol. 37 en 38
Dem xvii ten decembris anno 15 xliii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Hermen Jans en Andreas Rolofs
Up dach vurschreven is de erntvesthe Johan van Uuterwijck verdragen ende overkomen myt die burgermeysteren van Ommen, hercomende scelinge ende interreste de Uuterwijck myt de borgeren ende inwonders to Ommen gebruckt ende versiende heft des wechgelden t’Venebrugge, welcke burgers over den dijck Zybekeloe gedreven synnen ende sych in den wechgelde wyllen vrijen, uutwijsinge, privileges ende Copie uutgegan bij Bysschop Otto hochlofflicke memorie gepriviligert, also dat genompt Johan van Uuterwijck den burgeren ende ingesetten van Ommen sal laten spasseren na olden gewont ende sus lange gesciet sunder simulatie ofte verdrach, des wijlen Jan van Uuterwijck vurscreven de Venebruige verwaerdt ende sijn kindesdeels halven geduyrt behaltlicken, dat Johan van Uuterwijck sal behandet worden den copie des privilegien, de de vurschreven burgermeisteren van Ommen dair op hebben, om sijn bruderen ende mede ervende des vor to thoinen off sij dair wijder om gedain wyllen, sullen de vurschreven inwonderen ten gerichte stad sunder t’sijnet halven, sullen sij vrije ende los sijn wo vurschreven. Actum et die de 9bris supra.
fol. 037 | 1543-10-15
Roloff Blanckvordt doet arresteren Lubbe Dercksdochter haar man Wijlbert ten Lair had vorig jaar de pastor van den Ham een stuk laten opmaken huwelijkse voorwaarden tussen Wijlber ten Lubbe. Albert Helking en Johan Bulckes dedingslieden, Hermen ten Oestendorp als hoorder. Voorkind van Wijlbert of een onecht kind gehad bij Roloff Schulten, 2 jaar. Over het echten van dit kind.
fol. 038-039
Jan Laurens, Jacob Losshar zijn broer Bernt, Jan Smyt, Albert Jans, Albert bij den Broicke – Rolof Blankvordt, Lubbe Dercksdochter x Wylbert ten Lair, pastor van den Ham, Albert Helking, Johan Bulckes, Hermen ten Oestendorp, Rolof Schulte.
fol. 039a Hermen Lefferts x Gese, Bernt Jentinge.
1544
fol. 040-041 Johan van Twyckeloe zijn vader Vrederich van Twyckeloe, Reynolt van Aesswyn, Wessel van Stenworde – Wessel Smeding, Reynolt van Aesswyn, Gerdt to Wylen – Engelbert van Ensse, Bruyn Blanckvordt, Hannes Vrijen, Gert de Wyse, Roloff Amsing – testament Egbert Merssing zijn zoon Roloff Mersing x Assele.
fol. 040 | 1543-10-15 (1544?)
Geerdt de Wijse met Engbert [Engelbert] de Vasse gerekent en overcome heercomende Gese Lubbert Stubbemansdochter. Engelbert betaalt aan Gese of monbor Geert de Wijse de hovetstoel van haar vader sal. aanbestorven. Derck Stubbeman mag blijven. Gude luden: Robert Wijlling, Albert Janss, Egbert de Vasse. Gerdt de Wijse ontvangt van Albert Stubbemans.
fol. 41
Des sonendages Quasimodo Geniti anno 15 xliiii
Up dach vurscreven erschien vor mij gecommittert richter Egbert Merssing, myt guden verstande ende heft gerichtlicken opgedragen ende overgegeven Roloff Mersing sijne sone myt Assele sijn huysfrouw dorch sunderlinge waldaet sye daglicx an hem doinde synnen, sodane gerechticheit als Egbert an den gude Mersing heft, dat sij an den erve, lant, sant, gerede en ongerede, tylber, rorende, onrorende, rente, sculde ende onsculde, woe en wair bynnen off buten kerspels dat gelegen mach wesen, t’sulve Roloff sijn sone mach laten wenden en keren buyten yemants inseggen, des heft Egbert vurscreven allent dat gene verlaten dairvan, vertegen en uutgegaine myt hande en monde, allent als recht is, sunder argelist. Actum ut supra.
fol. 041 | 1544
Richter: afw. Gerrit Gijsberts, kornoten: Thijas Dercks en Andreas Rolofss. Bernt Vording schuld bij Wijlbert Lukenss en Wolbert Cremer. [ dachleggen de dag beleggen?]
fol. 041 | 1544
Richter: Bruijn Blanckvordt, kornoten: Thijas Derckss en Wijllen Egberts. Hermen Jan Hermenss heeft verkocht aan Peter van Wterwijck het erve en goed genoemd Johan Hermenss guet offte erve in de buurtschap Heemse. Peter zal de zusteren tevreden stellen.
fol. 042-043 Geerdt de Wyse, Engbert de Vasse, Gese Lubbert Stubbemansdochter, Derck Stubbeman, Robert Wylling, Albert Jans, Egbert de Vasse, Albert Stubbemans – Jan Muller te Eerde momber van het onmondige kind Bernt Dercks en kinds oom Jan Dercks in Friesland en kinds stiefvader Jan Hermens Watering nu op Loveling te Rheeze – Berndt Vording, Wylbert Lukens, Wolbert Arens – Hermen Jan Hermens, Peter van Uuterwijck, Johan Hermens erf te Heemse.
fol. 042 | 1544
Richter: Bruijn Blanckvordt, kornoten: Jan Richtering en Johan Lambertss. Peter van Wterwijck verkoopt aan Henrick Richtering een brief roggeschuld uit erve en goed Jan Hermenssgoed te Heemse waar Henrick en zijn sal. vader in tijden geen pensie van ontvangen hebben. Peter heeft aan Henrick dit achterstallige hiermee betaald voor de hovetstoel en Peter moet nog pacht betalen.
fol. 42
Up den vrijdach post Passce anno 15 xliiii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Gerdt Woestcamp ende Jan Vrylinge
Up dach vurscreven is erschenen int gerichte Jan Muller tot Eerde als eyn monbair dess oynmondigen kindes saligen Bernt Dercks, genompt Derck, ende heft eyn verdrach gemaeckt myt Jan Dercks des kindes ohemm, dat hij dat vurscreven kint myt syck nemen sal in Vriesslant tot sijner wonstat ende dat sulve onderholden als eyn ohem t’staet, des sal genompte Jan Dercks ontfangen des kindes wegen, van Jan Hermens anders Wateringe ende nu gevaren op Loveling to Redze, des kindes stieffvader, dat dem kinde van sijn vader heercomende ende anbestorven is vi golden gulden, xxv stuver, den stuver xiiii placken, t’betalen t’suncte Michiel eerstcomend, ende nu over eyn jair 1 mud roggen eyns, dit sulve heft Johan Hermens de stieffvader gerichtlicken belaeft dat hij de termijne, to wetten de vi gulden ende dat mudde roggen, wyl betalen an handen den Moller van Eerde of de Muller ten Hardenborch, ende stelt des sijne twe beste perde to onderpande vort alle sijn guet, niet uutgesundert.
Item de vurscreven ohem heft op de vurscreven summe ontfangen van den Moller ten Hardenborch, vijff rijdergulden enyn iiii stuver Brabants.
fol. 043 | 1544
Richter: Bruijn Blanckvordt, kornoten: Jan Richtering en Jan Lambertss. De ordelwijzer Albert Alberts Lukens heeft de ordele tussen Egbert van Rechteren en Wessel van Steinvorde als volm. van Rechteren ingebracht. In claringe mijns g. heren executie bij Ridderschap en Steden. Wessel van Steenvorde met Gerrit Gijssbertss zijn voorspraak voor juffer Anna. Erntveste en vromme Roloff van Covorden heeft zijn voet gezet in zijn meijdes stede. Heer Bernt met voorspraak Henrick Steen. De meijer pandkering.
fol. 044-045 Peter van Uuterwijck, Henrick Richtering, Jan Hermens erf te Heemse – Albert Alberts Lukens, Egbert van Rechteren, Wessel van Steinvorde, Lysbeth van Rechteren, juffer Anna [van Mervelt] – Roloff van Covorden, heer Bernt, Henrick Stevens.
fol. 044 | 1544
E. Reijnolt van Aesswijn als collator heer Berndts. De brief van Van Coverden is binnen Deventer. Een sleutel om de kist te openen en de kopie af te geven. De drost Johan van Ittersum. Roloff van Coverden in plaats van zijn meijer de voet tussen de deur gezet, pandkering voor zijn meijer.
fol. 045 | 1544
Richter: Bruijn Blanckvordt, kornoten: Engelbert Henricks en Andreas Rolofss. Johan
Schonencamp getuigt op verzoek van Peter van Wterwijck over ontvangen brieven van het goedgenaamd Jan Hermensgoed te Heemse. Schonecamp heeft zijn aandeel verkocht aan Johan Bake. Johan Bake en Roloff Blanckvord hebben hun voet gezet in des meijers stede op den verbot Wterwijck gedaan heeft an den gewas dat de meijer onder en ploeg heeft.
fol. 046-047 Reynt van Aesswyn, heer Bernt – Roloff van Covorden – Johan Sconecamp, Peter van Uuterwijck, Jan Hermens erf te Heemse, Johan Bake – Johan Bake, Roloff Blanckvordt.
fol. 046 | 1544
Peter van Wterwijck wil kopie met zegel zien. Wterwijck en zijn vrouw Ffemme met demeijer op Jan Hermens erve. Johan Sconecamp en zijn vrouw verkocht aan Johan Bake een briefvan Jan Hermensgoed te Heemse. Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Gerrit Gijsbertss enAndreas Rolofss. Peter van Wterwijck panding op Arndt in Herberge. Hermen Jan Hermenss isde echte zoon van Jan Hermenss Aleidt zijn huisvrouw, nu van Arndt in de Herberge.
fol. 047 | 1544
Hermen is nu volwassen, Arndt zegt dat de sculte van Hardenberg vanwege zijn kinderen en zal. Roloff Richtering met consent van de oude pastor te Heemse hem dat land op de garve gedaan hebben. Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Jan Richtering en Jan Smijt. E. Peter van Wterwijck contra de meijer Arendt in de Herberge. Ordelwijser was Albert Wever te Anwede [ Anevelde] . Richter Seijno Mulert. Henrick Albertss getuigt tot voorspraak Jan Bake en Roloff Blanckvordt over Jan de panne en claerman, over Jan Hermensgoed. Schulte Bruijn Blanckvordt en de koster te Hardenberg: Steven Kampherbecke gerekent met de weduwe op Hoberting op martini 1548.
fol. 048-049 Peter Uuterwijck x Femme, Jan Hermens erf te Heemse, Johan Sconecamp, Johan Bake – Peter van Uuterwijck, Arendt meijer op Jan Hermens erf te Heemse, Jan Hermens x Aleidt en zoon Hermen – Roloff Richtering, oude pastor van Heemse, Arendt op Jan Hermens erf te Heemse – Peter van Uuterwijck, Arendt meijer op Jan Hermens erf, Albert Wever te Anwede – Jan Bake, Roloff Blanckvordt, Henrick Alberts, Jan Hermens goed.
fol. 048 | 1544
Kornoten: Jan Lubbertszo? En Andreas Rolofs. Roloff van Ommen als clager der heerlickheit sprak aan Roloff Cuper ten Velde over verbod timmeren. Voor gericht te Hardenberg. Hermen de Wijse zijn voet gestald in des meijers stede. Goederen horen in de Hof van Ommen. Hermen wordt als geweldenaar gestraft. Ordelwijzer Henrick Hermenss opt Holt voor de Wijsen. Zittend gericht bij dalende zon.
fol. 049-50 | 1544
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Hermen Janss en Andreas Rolofs. Huijrneman Everdt en Gerdt Robertss getuigen over huwelijkse voorwaarden. De zal. Vader heeft hem door zijn stomheid vooraf gegeven 3 mud rogge. Van de hillicxverwerden weten zij alleen dat Hermen en zal. Henrick een butenscup hielden. Over zal. Berndt Hoberting de stummen getuigt Hermen Wulbing [ Wolbink] , ook zal. Henrick Hoberting of Haberting wordt genoemd. Evert en Gert hadden de weduwe geraden om Arndt en Annen geen rente te geen. Hermen Wolbing antwoordt als haar broeder en zegt Evert oom. Openbare verkoop. Gerdt Roberts heeft zijn broer Evert Roberts met zijn zuster Lamme en haar man betaald uit het erve en goed Mijddesdorpe wat door vader en moeder was nagelaten.
fol. 050-051 Bruyn Blanckvordt, koster te Hardenberg, Steven Kampherbecke, weduwe op Hoberting – Roloff van Ommen, Hermen de Wyse, Roloff Kuper – Henrick Hermens opt Holt – Everdt en Gerdt Roberts, butenschap van Hermen en zalige Henrick, Berent Hoberting, de stumme.
fol. 051 | 1544
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Jan Richtering en Jan Lamberts. Reinolt vn Aeswijn zijn volm. Gerrit Gijsberts contra jufferen van Covorden. Landrecht en Reformatie.
fol. 052-053 Hermen Wulbing, zalige Henrick Hoberting, Berent Hoberting, Everdt en Gerdt Roberts – Gerdt Roberts en zijn broer Evert en zijn zuster Lamme – Gerryt Gysberts, jonker en juffer van Covorden, jonker van Aesswyn, Reformatie.
fol. 052 | 1544
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Jan Bake en Andreas Rolofss.
Gert Hesselink getuigt op verzoek van Bernt Alertss zijn landheer dat hij is gegaan naar Evert Weling zaliger.
Arent Sager heeft van de zoon van Hermen Weling gehoord dat hij Bernt zou betalen. Henrick Arntss zegt dat Hermen en Bernt twist hadden.
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Jan ter Velscet [Velsink] en Andreas Rolofss. Albert Conraetss.
fol. 053 | 1544
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Johan Holterman en Andreas Rolofss. Derck Sconecamp geeft volmacht aan zijn vader Johan Sconecamp. Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Jan Richtering en Johan Smijt. Wessel van Stenvorde met zijn voorspraak Gerrit Gijsberts vanwege Jr. van Aeswijn Heer to Brakel en Heer Berndt vicarius te Gramsbergen panding aan de juffer van Covorden, haar zoon of haar meijer [ de meijer is ws. Albert te Losen].
fol. 054-055 Gert Hesseling, Bernt Alerts, Evert Weling zijn zoon Hermen, Arent Sager, Henrick Arents – Albert Conraets – Derck Sconecamp zijn vader Johan Sconecamp – Wessel van Steinvorde, Gerryt Gysberts, jonker van Aesswyn, Berndt vicaris te Gramsbergen, reformatie, Albert te Lozen, heer Berndt.
fol. 054 | 1544
Richter.. , kornoten: Johan Lamberts en Lambert Smijts. Johan van Hiemsse met Gerrit Gijsberts zijn voorspraak contra Albert Vierlincx wegens verdient loon. Richter BruijnBlanckvordt, kornoten: Bernt ten Rutenborch en Henrick Albertss. Geerdt Bulckes testament t. g. v. zoon Lambert. Lambert krijgt ook de nalatenschap van wijlen zijn broer Johan. Andere kinderen van Geert Bolks zijn Egbert te Lutten, Wolter ten Oesterhuijss, Hermen te Besmijn [ Bestmen?] , Henrick ten Wijldenborch en de dochteren met haar voorschreven mannen. LambertBulckes en zijn vrouw Hermen zullen vader in kost en klederen onderhouden.
fol. 055 | 1544
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Heijno Lukenss te Baler heeft geld ontvangen van Henrick en Wijllen opt Holt. Heijno heeft kinderen bij zijn zal. Vrouw Hermen opt Holts dochter. De betaling kwam vanwege de nalatenschap van zal. Hermen en Swanen opt Holt. Kornoten: Jan Richtering en Andreas Rolofs.
fol. 056-057 juffer van Covorden, heer Berndt – Johan van Heemse, Gerryt Gysberts, Albert Vierlincx – Geerdt Bulckes en zijn zoon Lambert en zalige zoon Johan, Egbert te Lutten, Wolter ten Oesterhuys, Hermen ten Besuyn, Henrick ten Wyldenborch – Lambert Bulckes x Hermen – Heyno Lukens te Baalder x Hermen opt Holtsdochter, Henrick en Wyllem opt Holt, Hermen x Zwane opt Holt.
fol. 056-57 | 1544
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Johan Richtering en Johan Smijt. Henrick Steen als voorspraak van Heer Bernd vicarius te Gramsbergen. De E. Roloff van Covorden met zijn moeder gedaagt int gerichte wegens achterstallige betaling meijer Albert te Losen. De juffer van Covorden wil niet betalen. Ordelbesteller is Henrick Holtman aan juffers dienaar besteld. De vicarius moet tussen heden en sint Mertijn op mijn juffers zaad te Losen aflaten en dorsen. Kornoten: Gerrit Gijsberts en Andreas Rolofs.
fol. 058-059 Henrick Stien, Henrick Berndt vicaris te Gramsbergen, Roloff van Covorden, meijer Albert te Lozen, Henrick Holtman 2x – juffer van Covorden, Henrick Berndt vicaris te Gramsbergen – juffer van Covorden, heer Bernt.
fol. 058 | 1544
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Derck Scomaker en Andreas Rolofss. E. Peter van Wterwijck en zijn vrouw Ffemme verkopen aan Egberdt de Werdt en zijn vrouw Ffemme een gaarden in de slagen daar ande oosterzijd gelandet en gelegen zijn de stadgorden van Hardenberg ande westzijde de weduwe? Ten Hanencamp strekkende voort naar de stegen tot aan Wenninggaarden ofte campe. De gorden is gelegen in den gerichte, kerspel en marke van Hardenberg en door Van Wterwijck van Wolter Reijnerss gekocht. Wolter heeft de uitgang voor hem en van zal. Heer Reijnerss en betaald een uitgang aan Johan van den Campe.
fol. 059 | 1544
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Rolof Blanckvort en Andreas Rolofss. Volcker ten Paren en zijn vrouw Mette zijn schuldig aan Henrick Gertss opt Holt en zijn vrouw Wijllen. Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Arndt Blanckvordt en Lubbert Blanckvordt. Egbert de Vasse,Wolter ten Oesterhuijss, Hermen to Basmijn Henrick ten Wijldenborch over de nalatenschap vanvader aan hun zwager Lambert en de huwelijkse voorwaarden.
fol. 060-061 Peter van Uuterwijck x Femme, Egbert de Wert x Femme, goorden in de Slagen tussen de weduwe ten Hanencamp en Wermings goorden, Wolter Reyners – Volcker ter Poren x Mette, Henrick Gerts opt Holt x Wyllem – Egbert de Vasse, Wolter ten Oesterhuys, Hermen te Basuyn en Henrick ten Wyldenborch hun zwager Lambert.
fol. 060 | 1544
Henrick Hermen opt Holtsdochter ontvangen van Henrick Gert Egbertingeszone en zijn vrouw Wijllen, het geld van hun vader en moeder nagelaten goederen. Wijllem de Veer, Volcker ten Poren over het verkopen van de gilden goren door zal. Albert Wulbing [ Wolbink] . De gildebruderen en susteren stonde niet toe dat zal. Albert Hoberting of Wulbing de gildengoren verkocht, waarop Albert had gezegd dat hij deze weer vrijen zou. Getuigen Gert ter Huijrne, Henrick Berteling, Johan Meijering. Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Albert Johanss en Henrick opt Holt. Jan Vierling [ Wuerling?] leent van onser lijven vrouwen gildemeisteren te Hardenborch.
fol. 060 | 1545
Geen akten uit 1545 genoteerd !.
fol. 061 | 1546
Zal. Johan van Redze [Rheeze] was schuldig aan Claess ten Cloester. Johan en zijn vrouw waren door de armoet overvalen. De weduwe en haar nog kleine kinderen zijn gans arm en heeft nog andere schuldeisers. Genoemd worden Volcker en Albert. De schuld werd kwijtgescholden? Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Evert Roberts, Gerrit Gijsberts, Jan Richtering, Albert Jan Heijn Jan Gesling en meer goede luden.
1546
fol. 062-063 Henrick Hermens opt Holtdochter, Henrick Gert Egbertingeszoon x Wyllem – Wyllem de Veer, Volcker ten Poren, zalige Albert Wulbing of Hoberting, Gildengoorden, Gert ten Huyrne, Henrick Berteling, Johan Meyering – Jan Loveling, gildemeesters te Hardenberg – zalige Johan van Redze de armoede overvallen en zijn kinderen Volcker en Albert, Claess then Cloester – Johan Meyering.
fol. 062-63 | 1546-07-12
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Jan Richtering en Andreas Rolofss. Over de gilde van Ane en Enwede [ Anevelde] getuigt Johan Meijering. Zal. Albert Wolbing [ Wolbink] heeft beloofdde verkochte gilde gorden terug te vragen. Onser lieve vrouwen [ vicarie] [ gilde] gildebroders. Ridderschap en Steden.
fol. 063 | 1546
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Heijno Rullers en Albert Janss. Johan Smijt met Aleidt Johan van Heemse vrouwe geaccordeet over twist over stuk land, zij zullen meister Jan geld uitkeren, monber Wolter Reijnerss.
fol. 63
So in den jair van xlvi op Avondt Pentecostes sulvige Johan van Redze verwopent had ende becande sculdich t’wesen Claess then Cloester de summa van xii Philipsgulden, dair vermyts dat Johan van Redze myt sijnre huysfrouw de armoet overvallen heft ende niet heb betalen konnen, hebben dye verbenompde Claess voir ende de kinderen nu nae syck bess heer geleden, dan so nu Johan vurscreven in God verstorven is ende dair ander sculdenaren opstain muchte om de weduwe to verdrucken ende de sulve scult naest xii gulden an hem verwopent is, hebben dusse kinderen hore bewijsslicke scult myt rechte inmanen wylden, wair dorch dye voirscult, oick herenscattinge ende kerckenrecht voirgain wylden als syck na lantrechte geboren solde, also dat de genompte weduwe myt hore kleyne kinderen dye ganss arm synnen, gair niet en beholden solde, hebben syck de vurbenompte kinderen Claess ten Cloester, als myt nhame Volcker ende Albert, laten onderrichten datmen thantz myt alle den nagelaten guet scerp eyn xii gulden solde uutmaken. Dat sye om Gods wyllen de armoet an sien sulden, den de weduwe myt horen cleyne kinderen doch wat muchte holden ende dat eyn yder sculdener weynich muchte erlangen, sye solden quytgeven, den buyren van den scattinge solden alle quytgeven, de anderen van de erste twyeleff gulden, solden oick onderrichten ende sulcx doin vort eyn yder de dair op spraken muchte hebben. Soe hebben de vurschreven kynderen ten Cloester guder lude begerte ende bewegenge dat armoet angesien ende der weduwen kinderen van den xii gulden to gude gescolden up des vurschreven Philipsgulden, bij also dat dusse quytgevinge gene an den sculdeners to vordel comen sal ende dair an verhalen, ende so dair wijder op vervolcht wert van andere, dat nu alsdan de kinderen de x gulden van gude voir aff setten sal, wante sye den kinderen sulcx to troeste gelaten hebben en nymants anders, doen dussen tractaet gesciede unde gerichtlicken uutgesproken, in tegenwordicheit des sculten Bruyn Blanckvordt, Evert Roberts, Gerryt Gyssberts, Jan Richtering, Albert Jan Heyn, Jan Gelsing, meer guder luden genoch. Actum des saterdages na Sacramenten anno xlvi.
fol. 064-065 gilde van Ane en Anwede, Johan Meyering, Albert Wolbing, Gildengoorden – Johan Smyt, Johan van Heemses weduwe, Wolter Reyners.
fol. 064-65 | 1546-07-19
Richter Bruijn Blanckvordt te Hardenberg en 2 vrijen van de Hof van Ommen te weten: Jan Wijllepeshair en Jan Berntss ten Nijenhuis worden door de pander van Salland verzocht om geld. Albert to Wijse en zijn broer Gert de Wijse en het goed te Holtheem door Ridderschap en Steden. Rotgert Hermens en zijn ooms Albert en Geert over de zalige moeder, getuigen E. Jan van Wterwijck en Otto van Vijlsteren. Bernt Alertss schuld Peter van Wterwijck, Albert in de herberge te goed van bier van de Bulck [ begrafenis? Kerkhof ] Kornoten: Hermen Weling en Andreas Rolofss.
fol. 065 | 1546-09-06
Gerrit Gijsberts heeft te ontvangen van Hermen Mullener wegens schuld aan de Juncker?,b org is de Sculte. Rechtdag ? vicarius te Gramsbergen contra Albert van Steinwijck
fol. 066-067 pander van Salland, hofvrijen van Ommen Jan Wyllepeshaer en Jan Bernts ten Nyenhuys, Albert te Wyse en zijn broer Gert de Wyse, Vossesgoed te Holtheme – Rotgert Hermers zijn omen Albert en Gert de Wyse – Bernt Alerts, Peter van Uuterwijck, Albert in de Herberg – Gerryt Gysberts, Hermen Mullener – Lambert Stuyrman vicaris te Gramsbergen, Albert van Stenwijck.
fol. 066 | 1546-10-16
Gecomm. Richter Andreas Roloffs, kornoten: Wijllen Egberts en Johannes Henricks. Jonge Gert, Gert de Wijse, Albert Rolofss Vierlings getuigen op verzoek van Berndt Conning over de waar die hem niet is toegestaan in de Losermarke. Hij zit tussen de Loser- [ beesten weiden] en Hardenberger + Balermarke [ turf graven] . In de tijd dat de laatste marke de maat bij Radewijk met recht inwinnen wolden moest Berndt Konning een snaphanen geven aan de markenrichters als zal. Holterman en Kemnade?. Dat was evenveel als een ander vol gewaard erve moest geven.
fol. 066-67 | 1546-10-18
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Berndt Alertss en Henrick Oding. Geerdt Wever op den Bringke schuld wegens huis en getimmerte aan Albert in de herberge anders genaamd Coopman Albert. Gert ter Creinchorst besate aan Hermen en Rotger de Wijse. Kornoten Henrickus Koster te Heemse en Andreas Rolofss. Kornoten: Henrick Oding, Engelbert Henricks, Roloff ter Wonne. Kornoten: Albert Janss en Andreas Rolofss.
fol. 67
Dem vi ten septembris anno xlvi heft Gerryt Gyssberts ontfangen van Hermen Mullener, ten ersten Hermen gecortet ii dalers ix stuver i ort, dit sulve sal belopen vi Jochemsdalers en mijn ix stuver wes hyran myssreckent is, ende an mijn juncker geen betaling verstaen kan, is de scult borge geworden.
fol. 068-069 Jonge Gert, Gert de Wyse, Albert Rolofs Vierlings, Berndt Coning, marken van Lozen, Hardenberg en Baalder, maat bij Radewijk – Gerdt Wever op den Bring, Albert in de Herberg – Gert ter Creinchorst, Hermen de Wyse – Hermen en Rotgert de Wyse – Gert ter Creinchorst, Roloff ter Wonne – Bernt Alerts, Kreinchorst.
fol. 068 | 1546-10-11
Gecomm. Richter Andreas Rolofss, kornoten: Henrick Holtman en Gerdt Wever. Roloff ter Wonne te Berlehair panding aan Hermen de Wijse te Holthien en zoon Rotgert.
fol. 068 | 1546-12-18
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Tijas Derckss en Andreas Rolofss. Wijllem de Veer getuigt op verzoek van Robert Wijlling als volm. van Celijss Beerman. Wijllem heeft 13 jaar op meijers erve te Ane gewoond dat welke hem verdaan werd door zal. Henrick ter Porten en zal. Gte van Hulsen, dat is al 21 a 22 jaar geleden. Hij had een volle waar, ook sprake van een halve waar aan Jan ter Stegen. De garenhorst verkocht. Kornoten: Albert Janss en Andreas Rolofss. Lambert Smijt en zijn vrouw met Jutte zijn moeder overdracht van [ nure?] bring aan zwager en zuster Gert Volckers.
fol. 069 | 1546-12-18
Gecomm. Richter Andreas Rolofss, kornoten: Wijllem Egberts en Albert Janss en Wijllen de Veer en Robert Willing. Bruijn Blanckvoort contra Hermen en Rotger de Wijse voor Ridderschapen Steden. Bernt Alerts was borg voor de onkostn aan de Drost, de schrijver, Gerdt ter Kreinchorst. Met de handtekening van Rotgert de Wijse.
fol. 070-071 Roloff ter Wonne te Berlehair, Hermen de Wyse en zoon Rotgert – Wyllem de Veer meijer te Ane, Robert Wylling, Celyss Beerman, zalige Henrick ter Porten, Gte. van Hulsen, Gorenhorst – Lambert Smyt x Elsye en zijn moeder Jutte en zwager en zuster Gert Volckers – Hermen de Wyse, Bernt Alerts – Hermen en Rotgert de Wyse.
fol. 070 | 1547-01-28
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Aalbert Johanss Heijnenss en Andreas Rolofss. Albert Johanss in de herberghe sprak aan Jan Loveling te Rheeze wegens borgschuld. Het ordel werd gebracht door Henrick Holtman. Albert Johanss en Lubbe met Engelbert haar monber de anderen betuchtigd.
fol. 070 | 1547
Richter afw. Ro. Blanckvordt, kornoten: Albert Heijnen en Andreas Rolofss. E. Peter van Wterwijck zal Jan Evert Hermens betalen. Gert de Wijsen te Losen aan de meijer bij den Broick.
fol. 071 | 1547
Roetgert en Johan Bake en hun moeder Lubbe Baken hebben geleend aan Volcker ter Poren en zijn vrouw Mette [ zus van Lubbe] uit de erfenis van hun ouders. De zoon Werner ter Poren. De goede luden zijn Hermen Janss van Bergentheim?] , Albert Heijnen op de zijde van Volcker, Metteen Werner. Peter van Wterwijck, Wolter Cremer Robert Wijlling, Hermen Schroer, Frfrederick Janss zijn broeder. De volgende personen ontvangen het geld van Volcker en Werner: Lambert in de Mene en zijn vrouw Zwane, Lubbe Baken, Hermen Janss van Bergenthen. Richter Andreas Rolofss koster, kornoten: Lubbert Smijt en Roloff ten Crummenhave.
fol. 70
Anno 15 xlvi den xi octobris
Gecommittert richter: Andreas Rolofs
Kornoten: Henrick Holtman en Gerdt Wever
Up den sulven dach heft Roloff t’Wonne t’Berlehair myt rechte opgebadet sodane pandinge als hye heb panden laeten, t’wetten an den huyse, bieste, tylber, gerede ende ongerede, alsye hye gedain hebt an Hermen de Wyse t’Holthieme myt Rotgert sijn sone ende dair an eygeninge gesciet alsye recht is.
1547
fol. 072-073 Albert Johans in de Herberghe x Lubbe, Jan Loveling te Redze, Henrick Holtman – Jan Evert Hermens – Gert de Wyse te Lozen, meijer bij den Broick, Henrick Menssen – Roetgert en Johan de Bake en hun moeder Lubbe Baken, Volcker ter Poren x Mette (Mette is een zuster van Lubbe Baken), Hermen Jans van Ber, Albert Heynen, Peter van Uuterwijck, Wolter Cremer, Robert Wylling, Hermen Schroer, Frederick Jans zijn broer – Lambert in de Mene x Zwane, Werner ten Poren, Lubbe Baken, Hermen Jans van Bergentheim.
fol. 072 | 1547
Copia der sententie tussen juffer van Covorden en heer Bernt, vicarius van sancte Anthonij binnen Gramsbergen. Brief van Reijnolt van Covorden dt hij het geld heeft ontvangen, fundate Heer Vincentius Heer to Buijren en zijn vrouw Agnesa van der Eza vrouw to Buijren. Zullen zijn ergen. En nakomelingen ds slotes en vrijheit van Gramsberge en der collatoren der vicarie. Gaat over de lospenning. Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Gert Lamberts en Andreas Rolofss. Aleidt Johan van Hiemse vrouwe met monber Wolter Reijnerss kwijtschelding aan meister Johan Smijt over het land dat zal. Jan Laurenss [ hor bruder?] verkocht had komende van vader en moeder. Hermen Janss, Thijas Derckss, Johan Richtering.
fol. 073 | 1547-07-05
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Thijas Derckss en Andreas Rolofss. Scheiding? Arendt de Bake sprak aan Johan ter Meppel, zijn kinds moeder Hadewich is bij Johan gestorven. Heeft zij het kind ook een andere vader gegeven dan Arendt de Bake? inv. nr. van de goederen van overleden Hadewich.
fol. 73
Anno 15 xlvii op den ii den sundach in der Vasten
Up den sulven dach soe Roetgert ende Johan Bake van wegen horer moder Lubbe Baken itlick opsprake en interessen weren makend op Volcker ten Poren myt Mette sijn huysfrouw, Mette alsye Lubben vurscreven suster, angainde seker geliende pennongen de Volcker ende Mette vurscreven van Lubben hore suster opgebort ende affgelient had. Oick angande seker becande pennongen horer twyer olderen hercomende, weder en tegens summige handelinge dye Volcker ende Mette dair weder tegens hadden t’sprecken op alle handeling dye sij dussen hutigen dage t’samen t’doen hebben, is getracteert dat Volckert ende Mette myt belyeven hor sone Werner der genompter Lubben sullen geven ofte erffgenamen tusscen dit ende Pinxsteren negen Philipsgulden seker gelt ende bij gebreck off versumige der betalinge sal den pennong verstain ende uutgerichtet mogen werden als voir verwonnen scult ende herenpacht, dairbaven noch xii Philipsgulden, in alles gereckent tot xxi Philipsgulden, den gulden xxv stuver, voldan bij also de xii gulden alsdan myt den negen gulden niet betaelt en weerden, so de negen gulden buten enigen middel sullen betaelt weerden, sullen sij des suncte Mertyn dairna dye twelff gulden betalen myt eyn mud roggen Zwolsen mate, ten weer sake des Volcker, Mette ende Werner alsdan niet becomen kunden den principal pennong aff t’leggen, sullen sye Lubben dairvan verwijssinge doin op eyn mud des jairs als na Lantrechte behort, hyrmyt sullen sije liefflicken ende vruntlicken gesceiden sijn van alle sake an beiden t’sijden dye sye dusse dach myt den anderen t’done hebben, dair an ende over synnen gewest voir de dingesluden op sijt der gebruderen van Baken myt Lubbe hor moder Hermen Jans van Bergenthem, Albert Heynen op sijde Volcker, Mette, Werner, Peter van Uuterwijck, Wolter Cremer ende meer luden genoich, alsye Robert Wylling, Hermen Schroer, Frederick Jans sijn bruder, dit sulve is noch gerichtlick overgegeven an stadholders gerichtes Andreas Rolofs, kornoten Egbert de Weert en Wolter Egberting. Actum ut supra.
Lambert in de Mene is in de stede gestain myt sijn huysfrouw.
fol. 73
Item Lambert in de Mene myt Zwane sijn huysfrouw hebben van Werner ter Poren dusse xxi gulden ontfangen myt bevel Lubbe Baken in tegenwordicheit Hermen Jans van Bergenthem, also dat Volcker ende Werner vullencomen betaelt hebben ende Lambert myt Zwane vurscreven oft hor erffgenamen sullen Lubben ofte hor erffgenamen dair jairlicx op Pinxteren van geven ende wus betalen, to verstane van de xx Philipsgulden eynen daler ende den enen gulden heft Lambert Lubbert vort betaelt op dussdanige verworden alle tijt want Lambert off sijn medebescreven becomen kunnen ende t’sulve van del sullen sye Lubbe dusse xx gulden mogen oflossen myt der affterwesende pacht, ende off Lubbe dit gelt weder hebben wolde, sal sye hem den i [half] jair to vorens opseggen, des stelt Lambert to onderpande alle sijn guet ende heft dit so gerichtlick overgegeven vor gecommittert richter Andreas Rolofs koster, kornoten Lubbert Smyt en Roloff ten Crumenhave op dach Lebuyny [12 nov.] anno xlvii.
fol. 074-075 juffer van Covorden, heer Bernt, Reynolt van Covorden, Henrick Hermens, Convent van Sibekeloe, Vyncentius heer to Buyren x Agnese – Johan van Hensse x Aleidt haar zalige broeder Jan Laurens, meester Johan Smyt – Arendt de Bake weduwnaar van Hadewych, Johan ten Meppel.
fol. 074 | 1547-07-19
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Gert Lambertss en Derck Rolofss.
Roloff Mersing met zijn zal. zusters kinderen te weten Johan Derckss Lambert en Evert en Johan van Almeloe volm. van Roloffs zuster wonende in het klooster te Zwolle. Hij wil de twist bijleggen op woensdag na afnemende maan des morgens in de kerk te Hardenberg en daarna des middags naar de rechter.
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten:..
Rolof Mersing had een vrije dag opgenomen om de twist met zijn zuster bij te leggen maar deze vriendelijke dag heeft geen doorgang gevonden. Het ordel was door Albert Janss naar Zwolle gebracht maar zus kwam niet dus Mersman [ Mersing] heeft gewonnen?
fol. 075 | 1547-09-05
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Thijas Derckss en Andreas Rolofss. Gerdt Henrickss met zijn voorspraak Tijmen Henrickss sprak an Johan Watering of hij zijn broeder Geert ook kende voor een volle bruder. Het zalige moeders goed wordt door Johan aan Gerdt betaald.
fol. 74
Up suncte Marcusdach anno 15 xlvii
Copia der sententie tusscen juffer van Covorden en her Bernt
Also de erbair juffer van Covorden ene wette heft laten sgicken na her Bernt, vicarius Sancte Anthony bynnen Gramsberge, willende her Bernt myt rechte umme to ontfangen de losse van xvi mudde roggen des jairs, vermenende dat sij sulcx inholt der fondatie solde mogen doin, wair en tegens her Bernt allegert ende bi brenget enen breeff, in welcken Reynolt van Covorden bekent de den, de iii C [300] goltgulden so der wederlosse ontfangen t’hebben, heb ick Henrick Hermens de articulen ende ingelachten scriften van beide t’sijden oversien ende verstain, anmerckende dat juffer van Covorden hor fundament settet op de fundatie ende nempt eyn consequentie, angesien den Convent van Sibekeloe de xxi mudde roggen jairlicx eins affgeloset hebben, solde sye nu oick mogen losen. So seg ick Henrick vurscreven ende wijse uut raet van mijn wijsen wijsers vor recht, angemerckt de fundatie clairlick mytbrengt dat heer Vyncentius heer to Buyren myt Agnete van der Eze vrou to Buyren sijn echte huysfrou wesslicker gedachten opentlick uutspreckt off den Convent tot enige tijden de xvi mudde vor den losende sullen, sijn erffgenamen ende nacomelingen des slots ende Vrijheit van Gramsberge ende der collatoren de vicarie vurscreven verbunden ende verplichtet sijn den losepennong to ontfangen ende weder an t’leggen myt raet des vicarys, dair om so en sal de vicarius niet geholden wesen de pennonge to ontfangen, dair mede sal de lose penninge nyemants anders dan de erffgenamen ende collatoren anbeden, de sullen vort na vermogen der fondatie dat geld weder anleggen ende niet de vicarius, ende off nu dat gelt so bolde [=kaf] ende so geringe niet beleggen kunde, so sulle de erffgenamen ende collatoren geholden wesen de xvi mudde roggen den vicarie to geven na vermogen der fondatie. In summa wijse ick Henrick vurscreven vor recht dat men der vicarius niet dringen en sal mogen de losse to consenteren [=toe te stemmen] ofte de pennongen to ontfangen.
fol. 076-077 Roloff Mersing zijn zalige zusters kinderen Johan Dercks en ook Lambert en Evert, Johan van Almeloe als gevolmachtigde van twee zusters in het klooster te Zwolle – Roloff Mersing voor zijn zusters kinderen 3x, Albert Jans als rechtspreker – Tymen Henricks, Gerdt Henricks zijn broer Johan Watering.
fol. 076 | 1547-09-05
Tijas Derckss vordert drie tonnen bier van Henrick Rotgering, Johan Egberts heeft het ordel gewesen.
fol. 076 | 1547
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Albert Holtman en Mense Jass. Gert Clumper to den Velde woonachtig testament t. g. v. zijn natuurlijke zoon Arendt Gertss, deze moet de andere kinderen betalen.
fol. 076 | 1547
Gecomm. Richter Andreas Rolofss, kornoten: Wijllen Egberts en Gert Berntss. De vader Henrick Watering, Lambert Watering, Aendt in de Herberge, Henrick ter Noertmeer getuigen op verzoek van Johan Watering. Toen Johan Griete kreeg is hij van moeders goed bewezen en de anderen waren tevreden [ huwelijkse voorwaarden] .
fol. 077 | 1547-10-04
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Albert Janss en Andreas Rolofss.
Hermen Wilbing [ Wolbink] is borg voor Johan ten Camphuis. Lumme met haar kinderen zou opspraak kunnen maken op het erve en goed Camphuis dat Johan de E. en deugdz. Juffer Beerte van Vijlsteren heeft verkocht.
fol. 76
Anno 15 xlvii den xix ten july
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Gert Lamberts en Derck Rolofs
Up den sulven dach synnen overcomen Roloff Mersing myt sijnen saligen suster kinderen als nemptlick Johan Dercks, Lambert ende Evert, ende Johan van Almeloe vulmechtich Rolofs vurscreven twyr suster t’Zwolle in t’cloester wonafftich ende gerichtlicken overdragen, opdat nyemant hyrinne t’cort an gescege, dat sye wyllen eyne vruntlicke bijkumpst holden om te versuken off sij horen twyst kunnen nederleggen, alsye nemptlick eyn wondesdage t’comende over eyn maent, is des wondesdages na Assumptionis Maria Virgo [15 aug.] des morgens to soven uren bynnen den Hardenborch in den kercke, so vern als dan den twyst to vruntlicheit niet verdragen werdt, sal des middages dat recht dair van vortgaen in sulcker maneren als inne gesciet solde sijn, als dan sal eyn yder sijn beste, beste besciet mede vortbrengen.
fol. 76
Up den manendach als Octave Assumptionis Maria
Richter: Bruyn Blanckvort
Up den sulven dach quam int gerichte Roloff Mersing ende sachte heer Richter, angesien dath Roloff vurscreven vermogens den gerichte eynen vri dach opgenomen heft myt sijn salige susters kinder ende Almeloe syck vulmacht vermetten ende angenomen heft van wegen Roloff susters in den cloesteren zij, ende so vern de vruntlick dach alsdan niet vort gengen solde, dat recht dairvan angain, welcke angesatten dach des vulmacht Roloff noch verlenget op der Octave van Assumptionis myt wettent en ende wyllent de pertien.
fol. 77
Is Roloff vurscreven myt sijn saligen susters kinderen geaccordert ende eyn ander bijkumst opgenomen, dair niet myt de vulmacht sijns susters in den cloesters, staet dairom Roloff vurscreven ende segt nadenmael sijne susteren noch hore vulmacht bij clymmender sunnen niet en kommen ende vulvoren de vruntscap, edder dat recht off Roloff alsdan hor ansprake niet sal ontlediget sijn, ende ontrichtet werden allen hinder ende scaden dairom gedain en geleden, begerende hyrvan eyn gerechten ordell, wes Roloff gewonnen ende sye verloren hebben.
fol. 77
Dit ordel bestadet an Albert Jans, gewesen vor recht. Angesien de pertien eynen vruntlicken dach angenomen offte myt recht t’sprecken bewillet hebben, wijse ick Albert vurscreven vor recht, so vern de pertien de myt Mersing niet opt nye verdragen synnen, alhyr niet erscenen bij dalende sonne, sullen vellich sijn in hor anspracke dair to sculden sijn t’ontrichten aller hinder ende scaden Mersman dair om gedain ende noch om liden mach.
fol. 77
Up den v ten septembris anno 15 xlvii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Thyas Dercks ende Andreas Roloffzonne
Up den sulven dach quam int gerichte Gerdt Henricks myt Tymen Henricks sijnen gewonen voirsprake, ende sprack an Johan Watering myt eynre slichter clagen, off hye sijnen bruder Geerdt oick kande voir eynen vullen bruder. Oick of hye oick noch sette in hor salige moders guet ende off hye sijnen bruder dairvan vullencomen affgesceiden had, ende hem dairvan bij dan na hyrop kanden Johan Wateringe sijnen vurscreven bruder Geerdt vor eynen vullen bruder ende wolde bewijsen dat hye van sijner moeder guet affgesceiden weer ende wess hye niet bewijsen konde, dair wolde hye hem vor t’vreden stellen, opleggen ende betalen, dit bewijss sal gescien bynnen xiiii dagen als huden ende xiiii dagen in te brengen.
fol. 078-079 Tyas Dercks, Henrick Rotgering, Johan Egberts oordeelwijzer – testament Gert Clumper te Den Velde zijn zoon Arendt Gerts – Henrick Watering de vader x Johanne de moeder, de kinderen Lambert Watering, Arendt in de Herberge, Henrick ten Noertmeer, Johan Watering x Griete – Hermen Wulbing, Johan ten Camphus, Lumme, juffer Berte.
fol. 078 | 1547-10-10
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Derck Scomaker en Andreas Rolofss. Erentveste en vromme Johan van Rede, drost te Deventer? vanwege Keiz. Maj. Gecomm. Johan Dop verbod op het holthouwen te Brucht. De [ marken?] richter weet van niets. Johan van Rede en Johan Dop komen met afschrift van Kon. Keiz. Maj. De richter moet de houwers berbieden holt te houwen ofte vervoeren, te reppen noch te roeren [ rep en roer] . De markenrichter wordt geroepen en moet zich houden aan het landrecht en alle markegerichten.
fol. 079 | 1547-10-20
Gecomm. Richter Andreas Rolofss, kornoten: Hermen Leffertss en Lambert Smijt. Andreas Janss verkoopt het goed dat hij van zijn zal. vader en moeder had geerft aan zijn volle broeder Albert Janss.
fol. 079-80 | 1547
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Hermen Janss van Bergenthen en Andreas Rolofss. Heer Bernt vicarius binnen Gramsbergen panding namens zijn jonker op Gerdt Wever op den Brincke Kornoten: Hermen Janss en Johan Holterman. Gese weduwe zal. Johan Geertss met Egbert haar zoon. Het verdtag en maechesceit in 1544 met Gerdt Lamberting te Stegeren en zijn vrouw Aleidt. Gese heeft meer kinderen. De moetsoene betalen.
fol. 78 en 79
Up den manendach post Nativitatis Maria [8 sep.]
Gecommittert richter: Andreas Rolofs
Kornoten: Wyllem Egberts en Gert Bernts
Up den sulven dach quam int gerichte Henrick Watering, Lambert Watering, Arendt in de Herberge, Henrick ten Noertmeer, ende becanden mytter waeren worden tot versoick Johan Waitering dat hem wittich ende kundich sij so hyr navolcht.
In den ersten tuget en segt Henrick Watering de vader dat alle dye kinderen in tijde doin Johan Griete kreech so volle van der moder guet bewesen ende gegeven synnen, dair sye doe wal mede bewairdt ende to vreden weren, ende segt mede dat nyemant van de andere kinderen op Johan t’sprecken hebben, noch enige pertien op Johanne der moder wegen myt rechte wynnen konnen, want sye doe vernoget ende betaelt.
Item Lambert vurscreven segt, hem staet vor dat dye kinderen alsdoe so volle t’gekant ende gekeert wert, dair sye mede to vreden sollen wesen sunder off sye dye hant off gelofftenisse dair up van syck gegeven heft, weet hye niet, hye sij dair wall mede to vreden, ende de andere kinderen hebben dair op ontfangen.
Arendt ende Henrick tugen ende seggen, doen sye dat hilick makeden ende Johan Griete to wyve gelavet weert, dat doe Henrick Watering myt den kinderen hem vor geven, sye weren hor dinge wall t’vreden, kunden sye Griete an Johan vergeven, dat muchte sye doin, sus sijnen sye t’gelijck eyns geweerden, ende de vader ende Lambert weeren borge vor de loffnisse, des weert Arendt ende Henrick weder borge vor dat bruetguet.
fol. 080-081 Johan van Rede drost te Diepenheim, het hout te Brucht 3x – Andreas Jans zijn broer Albert Jans – keurnoot Hermen Jans te Bergentheim, heer Bernt vicaris te Gramsbergen, Gerdt Wever – Gese weduwe van Johan Geerts met haar zoon Egbert, Gerdt Lamberting te Stegeren x Aleidt.
fol. 080 | 1547
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Thijas Derckss en Andreas Rolofss. Luken ten Veldeen zijn vrouw Sijno? bekennen schuld vlgs. Een handschrift uit 1546 van Rotgert van Rig. te Uelsen. Betalen aan Gert Henrickss en Claess Hilgering, tevens schuld aan Albert ten Hanencamp de junge.
fol. 081 | 1547
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten:.. Roloff Kampherbecke den richter Bruijn Blanckvordt boekweit betaald van de E. Jan van Steinwijck komende van zijn zal. moeder [ het Kampherbecke?] Steinwijck is oud en daarom betaald aan Henrick Menss.
fol. 081 | 1548
E. Peter van Wterwijck en Albert de Veer getuigen op verzoek van Albert Janss over houtkoop geleverd aan de mullerner Hermen. Dronkenschap?.
fol. 081 | 1548
Tijas Derckss panding aan Diffellman.
[Diffelen
1548
fol. 082-083 Luken ten Velde x Seyno, Gert Henricks, Claess Hilgering, Rotgert van Ringe te Uulzen, Albert ten Hanencamp, Roloff Kampherbecke, Jan van Stienwijck – Peter van Uuterwijck, Albert Jans, Hermen Mullener, Albert de Veer – Tyas Dercks, Berte Vording.
fol. 082 | 1548
Kornoten: Thijas Dercks en Coep Arentss. Lambert Bulckes en Engelbert de Vasse getuigen op verzoek van de buren van Ane en Anewede [ Anevelde] , betr. de driftware in de marke.
fol. 082 | 1548-04-19
Richter afwezig, Rolof Blanckvoort richter, kornoten Engbert op den Hoff en Andreas Rolofs. Hermen Mullener geeft volmacht aan de edele Peter van Uterwick. Deze heeft schulden uitstaanen de volmacht moet dit incasseren. Het moet aan de koster van Hardenberg worden betaald.
fol. 082 | 1548
Richter Bruin Blanckvoort, kornoten Hendrik Koster en Andreas Rolofs. Hermen Wulbeding [ Wolbink] kwam in het gericht. Hij is geld schuldig aan de heer van Brakel. Hermen heeft borgen. Panding. Hermen Wulbing. Evert Roberts is borg.
fol. 083 | 1548
Richter Bruin Blanckvoort, kornoten Thijas Derks en Andreas Roelofs.
Jan Wermeling en Jo Werming zweren op verzoek van Otto te Diffelen. Otto had schulden bij zaliger Aleit Gijsberts te Zwolle. Wolverkoop. Henrick Verteling te Zwolle.
fol. 083 | 1548
Kornoten Gert Lambertss en Lambert Janss. Johan Roloff Sparssonne te Heemse met Anna zijn vrouw. Hebben ontvangen van Jan jonge Gerdeszoone. Borg is Evert Roberts. Onderpand: huismet stede te Heemse en de goorden.
fol. 084-085 Lambert Bulckes, Engelbert de Vasse, buren van Ane en Anwede – Hermen Mullener, Peter van Uuterwijck – Hermen Wulbing, heer van Brakel, Evert Roberts – Jan Wermeling, Jocb Werning, Otto te Diffelen, Aleidt Gysberts te Zwolle – Johan Roloff Sceperszoon te Heemse x Anna, Jan Jonge Gerdeszoon, Evert Roberts.
fol. 084 | 1548- dach bonifacij
Richter Bruyn Blanckvordt, Kornoten Roloff Blanckvort en Andreas Roelofs.
Hans [ Johan] van Tekenborch [ Tekkelenburg?] met Gebbe zijn vrouw verschijnen in het gericht. Gebbe was dochter van Volcker ter Paeren. Betreft magenscheid met Johan.
fol. 084 | 1548
Richter in afwezigheid; Rolof Blanckvoort richter, kornoten Henrick Heinen en Jan Mullener.
Johann op Schutstal belooft bewijs te brengen in handen van Uterwijk te Heemse. Hij moet de molenaar van Gellemuiden [Genemuiden] betalen.
fol. 085 | 1548
Engelbert de Vasse met zijn huisvrouw; gek verhaal; bedreiging? mijne kinderen manck de dopers senden? ; so sulden met eijne veer onder den eerse holden ? Robert Willing getuigt en zegt dat toen hij van Lutten kwam hij iemand heeft gemaand.
fol. 085 | 1548
Richter Bruin Blanckvoort. Kornoten Geert van Hesselen en Andreas Roloffs. Hermen de Wijse Rotgerssoon bekent schuldig te zijn aan Johan Holterman het geld dat hij had opgenomen van diens zaliger vader Hermen Holterman. Tot onderpand diende een stuk land gelegen in den Wulleffgraven.
fol. 086-087 Hans van Tekenborch x Gebbe en haar vader Volcker ten Poeren – Johan opt Scutstall, Peter van Uuterwijck te Heemse, de muller, Engelbert de Vasse, Robert Wylling – Hermen de Wyse Rotgerts, Johan Hermen Holtermanzoon, Wulleffgraven.
fol. 086 | 1548-07-12
Richter Bruin Blanckvoort. Kornoten Jan Richtering en Andreas Roloffs. Albert en Gerrit de Wijse met hun voorspraak Thijmen Henrickss. De gebroeders komen met een verklaring van ridderschap en steden aangaande het Vossesgoed. Het was een hofgoed en hoorde tot de hof van Ommen. Het klooster te Sibculo heeft hier ook enig land en gebruiken dit. De prior en kellner van Sibculo komen ook aan het woord. Het goed is niet gelegen onder het richterambt Hardenberg.
fol. 087 | 1548
Op dach petri en pauli hebben Gert de Wijse met Albert zijn broeder betalen pensie en niet de maat [ de grond die Sibculo gebruikt?] . Bijwesent Heer Bernt ten Have, Albert Janss, Lubbert de Me..
fol. 087 | 1548-07-12
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten Johan Richtering en Johan Holterman Jacob Losshair geeft zijn dochter Femme met haar man Johan Henricks al zijn goed, rente, sculde en anders hovetstoel en pensiin in het gericht Hardenberg. Voor scepen en Raad van Hardenberg als Johan Richtering en Johan Holterman zijn dochters man Johan gegeven en erfelijk toegestaan alles gelegen binnen Hardenberg. Zoon Johan alles buiten het gericht gelegen.
fol. 088-089 Albert en Gerryt de Wyse, Thymen Henricks, Vossesgoed, Hof van Ommen, Prior van Sibekeloe – Gert de Wyse en zijn broer Albert – Jacob Losshair zijn dochter Femme x Johan Henrickx.
fol. 088 | 1548
Richter gecommiteerd Andreas Rolofs, kornoten Lubbert Smijt en Lambert Everts. Albertrn Gert de Wijse Rotgertss met Albert Johans hun voorspraak. Lubbert bijden Broicke is 2 jaarpacht sinds de claringe schuldig. Over de meijer op de kotterstede. Het betalen van de tienden grof en smal, kalf, lam, snaphanen, tentlam, tentkoken [ tiendlam en -kuiken?]
fol. 88
Up den xii ten july anno 15 xlviii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Jan Richtering en Andreas Rolofs
Up den vurscreven dach stundt int gerichte Albert ende Gerryt de Wyse myt Thymen Henricks horen gewonnen voirspracke, ende sachten heer richter nadenmael dusse gebruderen eyne geclairde sententie hebben, van Ridderscap ende Steden geclairdt, ende hem dat Vossesguet to erkant, so mach men gien hoffguet, als dit is des haves van Ommen onderwerpen, niet slijten, bevunden de van Sibckeloe uut den sulve guede enich lant heb ende gebruken, dair over he verboth gesciet, ende up dat verboth dage van recht gelacht, dar dye richter den pertien dage van rechte op gelacht is, stain dair om de gebruderen ende begeren sulcx bescert to syen, dair sye dat lant mede verdadingen kunnen, dair op de prior ende kellener van Sibekeloe antworde, nadenmael sye dat guet sulves antogen vor eyn havesguet, keerden sye alsye gehorsamen int gerechte dan, dat guet stunde hyr niet to verdedingen, dan dair dat onder gelegen weren ende geven syck, dair myt van den gerecht. Sus hebben de gebruderen kopia hors breves myt rechte laten erssien, weert geantwordt want sye voir den recht dair den guet onder gelegen weer, dair voir angesproken weerden, wolden sye doin alsye lantrecht vermach, dan niet voir dusse richter, dair dat guet niet onder gelegen is.
fol. 89
Item op dach Petri et Pauly hebben Gert de Wyse myt Albert sijn bruder gereckent angainde dusse ii jair pensie, also den sye in de rekenscup eyns geweerden synnen, so quamen den gebruderen thoe xix mud roggen, dair op de Wyse iiii goltgulden van de maet corten wolden, des sye niet doin wolden, dan dair enen wal vor panden, segt de Wyse, dath mach hye wal lijden, sus blijft vor de iiii gulden staeinde vi mud ende de xix mud sal hem gelevert weerden, dair synnen de gebruderen mede t’vrede ende de Wyse segt, wanneer sye hem de iiii gulden nu leverden van de maet, wylde hye de ses mud, mede dair de bruderen niet mede t’vreden synnen, dan dair vor panden. In bijwesent hem Bernt ten Have, Albert Jans ende Lubbert de Men.
fol. 089 | 1548
Richter Bruijn Blanckvoort, kornoten Hermen Janss van Bergentheim en Andreas Rolofs. Hermen ter Duijss getuigt dat Crummehoff te Heemse gezegd had dat de pastor te Heemse uit de Venebrug zou hebben 6 jaar lang 5 mud rogge en er ging nog iets naar Zwolle. Gert Alberts getuigt op verzoek van Peter van Wterwijk dat hij heeft aangenomen de schapen van 6 mannen tehoeden en dat niemand hem had verboden om Wterwijcks schapen te hoeden. Hij wou niet meer hoeden dan hij aangenomen had.
fol. 089 | 1548
Richter gecomm. Andreas Rolofs, kornoten Lubbert Smijt en Lambert Everss. Albert en Gert de Wijse zijn overeengekomen met de Leemgravens de 2 jaar pacht van de Wbbinckspijck [ Ubbinck?] . Dit behoord de broeders sinds de claringe en zij betalen Leemgraven en haver is voor de koster.
fol. 090-091 Albert en Gert de Wyse Rotgerts, Albert Johans, Lubbert bij den Broicke – Hermen t’Duyss, Crumehoff te Heemse, pastor te Heemse, Venebrugge – Peter van Uuterwijck – Albert en Gert de Wyse, Leemgraven.
fol. 090 | 1548-06-18
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten Jan Smijt en Frederick Johanss.
Johan Derckss met Lambert van Reedze zijn actoers tegen de erfg. en huisvrouw van sal. Roloff Mersing tot borg gezet Derck Rolofss en Jan Bode [ stadsdienaar] , ook voor de scepen van Hardenberg.
Hermen Wijllemss is voorspraak der vrouwe Aleijdt Mersing en haar kinderen komt op voor het erve Mersing, een hofgoed in de K. Majesteit Hof te Ommen.
De huwelijks brief werd gelicht.
Wijllem Jan Heijnen met Wijllem ten Cloester van de vorwercke oplatinge gedaan voor Bruijn Blanckvordt als gecomm. van rentmeesters en hoff vrijen. Hermen Janss van Bergentheim en Jan Richtering.
Evert Rolofss en Wijllem Wijgmeding zweren op verzoek van Aleidt weduwe te Mersing met haar kinderen. Ze zijn naburen in de buurtschap Bergentheim en toen de pastoor van Heemse sal. Roloff Mersing met het waardige heilige sacrament bediende zei Roloff dat hij zijn sal. zusters kinderen van de oud vader en oude moeder had uitbetaald en ontving daarop het sacrament en wilde daarop leven en sterven. Evert weet nog toen sal. Aleidt Mersing de oude moeder gestorven was dat toen sal. Jan van Reedze met zijn kinderen daar waren daar sal. Roloff Richtering toenmede bij was en hebben de beeste etc. gescheiden, dat was wel 20 jaar geleden. Broeder Henrick to Essen zegt ook dat het zo geschied was en ook dat toen hij zijn neef Lambert de betaling deed dat Lambert toen zei dat hij de brief van ons kinderen terug zou geven. Ook Roloff had gezegd dat Lambert neve een brief had maar toen hij die wilde inzien zei Lambert dat die was verloren. Roloff Bensing getuigt inzake Evert Robert.
fol. 092-093 Johan Dercks, Lambert van Reedze, zalige Roloff Mersing weduwe Aleydt, Derck Rolofs, Jan Bode, Hermen Wyllems, Wyllem Jan Heynen, Wyllem ten Cloister, het Vorwerck – Evert Roloffs, Wyllem Wygmeding – Aleidt weduwe van Roloff Mersing, de buren van Bergentheim, pastor van Heemse, zalige Aleidt Mersing de moeder, zalige Jan van Redze, Roloff Richtering, broer Henrick to Essen zijn neef Lambert – Evert Robert, Roloff Bensing, Aleidt Mersing.
fol. 092 | 1548-06-18
Kornoten Thijas Dercks, Campert Everts Andreas Rolofs koster te Hardenberg heeft eed afgelegd aan de kerken en de stad, dat hij wel weet dat na de dood van sal. Derck van Reedze kerkensprake heeft gedaan. Allen die de nabestaanden van Derck iets schuldig zijn moeten binneneen jaar deze schuld voldoen. Ook Henricus de koster van Heemse heeft dit ook in de kerk aldaar gepubliceerd.
fol. 092 | 1548
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten Thijass Derckss en Andreas Rolofss De ordele tussen Leemgravens en Albert en Gerrit de Wijse zijn ingekomen. Niet voor de lage bank maar in de claringe voor Ridderschap en Steden.
fol. 093 | 1548-10-02
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten Derck Roemberch en Andreas Rolofss De wedewe Sconecamps laat aanzeggen de wedewe Egbert van Rechteren met haar vrinden de E: Hermen Ramelman en Hermen ter Kenmade over de schuld van sal. Egbert uit dat leengoed Riddering.
fol. 093 | 1548-10-12
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten Hermen Janss van Bergentheim en Frederick Janss. Erntveste Jan van Stienwijck zegt dat zijn nicht, de weduwe van sal. Seijno Mulertz te Hasselt een verbod had gedaan op het repareren en opnieuw opgraven van een venneken.
fol. 92
Up den xviii ten dach juny anno 15 xlviii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Jan Smyt ende Frederick Johans
Up den sulven dach hebben Johan Dercks myt Lambert van Reedze alsye actoers op ende tegens de erffgenamen ende huysfrouw salige Roloff Mersing voir borge gesath, als nemplick Derck Rolofs ende Jan Bode myt genen rechte to spreken dan myt dussen, dye sulve dye richter sufficient ende voir genoichsam borge erkent, so wijt ende veern dye onkosten na den lantrechte voir de gerichte getaxeert ende vervallen mogen, mogen weerden welcke vurscreven borgen alle hoir guet voir de scepen van Hardenborch myt hantastinge verobligeert ende to onderpande gesath hebben, des hebben hem Johan Dercks ende Lambert vurscreven gerichtlicken weder hantastinge gedain den borgen scadeloes to holden.
fol. 92
Oick stundt Hermen Wyllems als togelaten voirsprake der weduwe Aleydt Mersing myt horen kinderen, ende protesteerde gerichtlicken, so vern de actoer in sijnen articulen der actie ende respons, dat sye wolden sprecken om dat erve Mersing ende ander guderen gequalificert, den dat hem sulcx niet en behoert hyr myt rechte to verantwoerden, want dat sij eyn hoffguet, ende behoert in den Keiserlicke Majesteits Hoff to Ommen, ende erbeden sich vor den competenten richter, dair van rechts t’plegen off dair yemants op hadt t’spreken.
Item o dye actie dye dye anleggeren myt den hylicksbreeff ingelacht hebben, hebben de verweerderen begeert copia voir hor gelt ende over xiiii dagen dair op to antwoerden als naemplick des dage nae Marie Visitationis.
fol. 93
Item up den vurscreven dach quamen int gerichte Evert Rolofs en Wyllem Wygmeding, ende bekanden mytz waren woerden lyfflicke over God ende den hylligen, affirmerende dair sye vermytz pene en bedwanck des gerichtes van Aleidt wedewe to Mersing myt horen kinderen t’gedrongen weerden des sye alsye nabuyren ende de gemeene buyren van Bergenthem dair bij weren doen dye pastor van Hiemse saligen Roloff Mersing myt den weerdigen hilligen sacramente bediende, dat salige Roloff vurscreven myt guden verstande opentlicke bekande ende sachte dat hye sijnen saliger suster kinderen van olde vader ende olde moder offgesceiden ende vernoget had, ende ontfenck dat sacrament dair op ende wolde dair op leven ende sterven.
Dattet is gesciet woer als bruder Henrick to Essen getuget had ende sachte, oick mede doin hye sijnen neve Lambert de betaling dede, dat do Lambert sachte, dem nu heb den mij betaelt, so wyl ick uw nu de breeff van onss kinderen weder doin, soe had Roloff gesecht, Lambert neve heb den enen breff van mij, sachte hye jae, dan nu is onbetaelt hebben, wyl ick uw den breeff weder doin, so quam Roloff vurscreven naderhant bij Lambert ende synnede den breeff, so sede Lambert hye hadde hem verloren ende kondes niet vinden, dit weer waer, so muste God dat ordel over hem laten gescien.
Noch segt Evert vurscreven hem sij wat indachtich doin salige Aleidt Mersing, de olde moder, verstorffen was, dat doe salige Jan van Redze myt sijn kinderen dair weren, dair salige Roloff Richtering doin mede bij was, ende hebben dye beeste en anders gesceiden, ende weere wal omtrent xx jaren geleden.
Item opt punt van Evert Robert tuget Roloff Bensing den hye doe dair bij was ende krech sijn anpert, gelijck Jan van Redze als de kinderen vaer ende moder, en de scheiding van Aleidt Mersing is gesciet als Evert getuget heft, krech to lyckteyken 1 zwarte volke ende den besten ossen.
fol. 094-095 Andreas Roloffs koster te Hardenberg, zalige Derck van Redze – Leemgraven, Albert en Gert de Wyse – Jan van Stienwijck, zalige Seyno Mulert.
fol. 094 | 1548-12-08
Richter door pertychz des sculten Andreas Rolofss, kornoten Derck Scomaker en Johan Cremer Thonijss Gertss zweert op verzoek van de Erbaren Bruijn Blanckvordt over de oploop int guldebeer te Ane (gildebier). Johan Mastes deed de wondinge voor het hoofd. Johan Kamphuis getuigt overwond aan hovet en nose en arm door Hermen van Ane. Warner ten Paren [Poren] getuigt dat Jan Mastes met de vlegel aan het werk was en hiermee sloeg. Mette ten Poren zag wel dat Jan Mastes met de vlegel Johan ten Kamphuis op de kop sloeg, dat hem de hoed half van de kop ging.
fol. 095 | 1548
Richter Bruijn Blanckvoort. Kornoten Lambert Oding en Egbert de Vasse Het wordt verboden te Gramsbergen te timmeren voordat de overdracht van de grond tussen Asewijn en de juffrouw van Coevorden is geregeld. Daarop doet Johan van Uterwijck voor de heer Van Brakel een gerichtsdatum afspreken. Hij moet voor de drost verschijnen.
fol. 095 | 1549-02-25
Johan Sphechtholt en Hermen ter Porten hebben de richter Bruijn Blanckvordt handtasting gedaan en spreken een dag af om hun meijer Robert voor het gericht te dagen. Johan en Hermen krijgen de Drost van Salland en de schulte van Hardenberg en de meijer Robert krijgt Jan van Reijnoij rentmeester van Covorden of van Vilsteren toegewezen; Gerrijt Gerrijss, Selijs in den Vos. kornoten Peter van Wterwijck en Andreas Rolofss.
1549
fol. 096-097 Thonys Gerts, Bruyn Blanckvordt, Geldebeer te Ane, Johan Mastes, Johan ten Kamphus, Hermen van Ane, Werner ten Poren – Tymmen te Gramsbergen, Aesswyn, juffer van Covorden, Johan van Uuterwijck – Johan Sphechtholt, Hermen ter Porten, meijer Robert, Jan van Reynoy rentmeester van Covorden of Vilsteren, Gerryt Gerrys, Selys in den Voss.
fol. 096 | 1549-03-29
Richter Brijn Blanckvordt, kornoten Jan de Wijse en Albert ten Leemgraven Albert Lukenss vraagt Rooloff Olthoff en Henrick Jan Meijeringszoon als getuigen over de wonding te Gramsbergen aan Albert Gokosteszoon toegebracht. De getuigen zeggen dat ze erbij waren. Albert Lukens en Steffen Wijllemssen waren daar toen het licht uit ging en Albert Gokosterszoon bloedend tevoorschijn kwam en Steffen had bekend de dader te zijn.
fol. 096 | 1549-03-29
Roloff to Wijlen als monbor over he onmondige kind Ffemme een dochter van Geerdt deWijse Rotgertss en zalige Aleijt ter Slingenborch. Rolof heeft voor het kind de pacht op het Vossesgoed gepand. De meijer aldaar mag Geerdt niet uitbetalen, eerst moet de dochter uit haar moeders erfenis worden betaald.
fol. 097 | 1549-03-03
doorgehaalde akte: Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten Lubbert Blanckvordt en Gerrijt Henrickss Derck Wijlsemes en vrouw Johanna verkocht aan E. Johan van Wterwijck de Wijlsemans maet, echtpaar mag blijven huren?
fol. 097 | 1549
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten Hermen Janss van Bergenthen en Johan Rictering Levert van Covorden en Johan Domes zweren voor Steven Wijllemss over de twist te Gramsbergen waar Albert Gokosteszonne een korbor wondinge kreeg. Volgens Steven had Albert Lukenss met van alles gesmeten wat hem voor handen kwam en dat hij bekend had ook al moest het zijn halve goed kosten.
fol. 097 | 1549
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten Hermen Molling en Andreas Rolofss Johan Oij, burger binnen Zwolle en man van Gese Scomakers salige Johan Scomaker en nu Berte Scomakers echte dochter over nalatenschap zal. Jan Scomaker.
fol. 098-099 Albert Lukens, Roeloff Olthoff, Henrick Jan Meyenringszoon, Albert Gokosteszoon, Steffen Wyllems – Roloff to Wyllen momber van Femme dochter van Geerdt de Wyse Rotgerts weduwnaar Aleyt ter Slingenborch – Derck Wylsemes x Johanna, Johan van Uuterwijck, hooiland de Wylsemaet – Levert van Covorden, Johan Domes, Steven Wyllems, Albert Gokostes, Albert Lukens – Johan Oy te Zwolle x Gese Scomakers, zalige Johan Scomakers dochter Berte Scomakers.
fol. 098 | 1549
Kornoten Hermen Janss van Bergenthen en Andreas Rolofss
Aleijt Volckerss bedankt broer Heijne voor de betaling van sal. vader en moeders goed van den Mersche. Met haar monbor Derck Rolofss bekend zei dat ze uit het goed ten Mersce is vertegen en utgegaan.
fol. 098 | 1549-05-06
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten Mensse van Junnen Geerdt Egbert Monckemeijersonne Eerbare en dogentlicke juffer Agneess vander Kemnade wedewe zalige Egbertss van Rechteren schultz ter Heijne met Andreas Rolofss coster ten Hardenborch haar monbor. Juffer Stffer van Mandersceijt weduwe Sconecamps moet nog rogge uit Riddering betalen. Dorsthen van Enzum, Johan Berniers.
fol. 099-101 | 1549-05-29
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten Ffrederick Janss en Andreas Rolofss Reijner van Aeswijn heer to Brakel met zijn voorspraak Nicolaus? Veerheiden contra Gerrijt van den Ham over het weer afbreken van het nieuwe ongewoonlijke getimmer en niet verder timmeren. Seijno Mulert drost van Salland. De weduwe van Coevorden zou de zoon van Hendrik van Mervelt als grondheer hebben gesteld zodat zij geen recht van spreken heeft. Gerrit van Ham heeft de juffer volmachtig gemaakt [ ?] . De weduwe van Covorden met monbor Hermen Wijllemss, Gerrit van den Ham heeft het getimmert en uitgepaed. Het ordel is gestuurd naar Henrick van Steijgeren die over 14 dagen hierover zal rechtspreken. De Erntveste Reijner van Aesswijn heer van Brakel geeft volmacht aan Johan van Wterwijck om alle zaken in Overijssel voor hem te doen.
fol. 100-101 Aleyt Volckers broers Heyne ten Mersche, Derck Rolofs – kornoten Mensse van Junne en Geerdt Egbert Monickemeyersonne, juffer Agness van der Kemnade weduwe van Egbert van Rechteren schulte te Heino, Andreas Rolofs koster te Hardenberg, juffer Steffer, weduwe Sconecamps, Riddering, Johan Berveirs – Gerryt van Ham of Richters, Reyner van Aesswyn to Brakel – weduwe van Covorden, Seyno Mulert drost van Salland, Henrick van Merveltszoon, heer van Brakell.
fol. 100
Up den smandages na Quasimodo [anno 15 xlix]
Richter: ten Hardenborch
Kornoten: Hermen Jans van Bergenthem ende Andreas Rolofs
Up den sulve dach quam int gerichte Aleyt Volckers, ende becande opentlick so sye ertijtz van den Mersche afsceiden weer van vader ende moder guet, niet uutgesundert, dat sij hor bruder Heyne van den gude ten Mersce myt alle sijne tobehoir bedanckede vullencomen betalinge, ende koess voir horen monbor in dusser saken Derck Rolofs, ende heft tot profijte Heynen vurscreven ende sijn erffgenamen dorch horen monber dat vurscreven guet ten Mersce vertegen ende uutgegain myt hande ende monde, myt aller oplatinge, allent als recht is.
fol. 102-103 weduwe van Covorden, Hermen Wyllems, Gerryt van Ham – Reyner van Aesswyn to Brakel, Johan van Uuterwijck.
fol. 102 | 1549-07-27
Richter afwezig, nu Roloff Blanckvoort. Kornoten Derk Schomaker en Andreas Roloffs. Johan Rijpmanss heeft ontvangen van Jan Scryver de schuld aan zijn moeder zaliger. Johan ontvangt geld van Jan Jacobss. Bij de uitvaart van moeder ; bier ; pastoor ; koster ; brood [ kerkhof] ;begrafenis ;
fol. 102 | 1549-09-02
Richter Bruijn Blanckvoort, kornoten: Lubbert Blanckvoort en Andreas Roelofssonne Robert Wylling staat borg voor zijn zwager Jan Qwant (Kwant). Zwager Klaas woonde in Drente en heeft kinderen nagelaten.
fol. 103 | 1549-09-23
Richter Bruijn Blanckvoort, kornoten Henrick Johan Heynenss en Andreas Roloffs. Wolter Rorekinge daagde Jan op ’t Schutstal wegens een part, met volmacht van Albert Janss. Het ordel wordt bezorgd bij Egbert ten Kamphuis.
Roland van Coevorden heeft verwonnen het ordel en recht [ door pandinge verkregen] aan Gert te Wijlen. Die ordelwijser gewest Hermen Wulbeding [ Wolbink] .
Kornoten Arent Tijmmerman en Arendt Sager te Baalder. Erschenen is Gese, echte huisvrouw van Johan Oy, oplatinge en vertichenisse met Johan Crummenhave horen stiefmoeder en stiefvader Geert Scomaker. Hun zalige vader heette Jan Scomaker. Betr. maagscheiding.
Johan Tijmenss als momber over de onmondige kinderen van zalige Lubbert Scomaker Berte vurschreven sonne. Bekende dat die onmondige kinderen het vaderlijke goed toegewezen is. De momber Jan Tijmess geeft Gert Scomaker en Berte zijn huisvrouw.
fol. 104-105 Johan Rijckmans, Jan Jacobs – Robert Wylling zijn zwager Jan Qwant en zijn zwager Claess in Drente – Wolter Rorekinge, Jan opt Scutstall, Egbert ten Camphus, Albert Jans – Rolant van Coverden Gerdt to Wylen, ordeelwijzer Hermen Wulbeding – Johan Oy x Gese met haar moeder, Roloff Crumenhave weduwe van Jan Scomaker en haar stiefvader Gert Scomaker – Johan Tymens als momber van zalige Lubbert Scomakers kinderen, Gert Scomaker x Berte, zalige Jan Scomaker.
fol. 104-105 | 1549-10-01
Ick Bruijn Blanckvoort.. Evert Robertss to Bergenthem, Lambert Bulckes te Calendorn en Arent Monnikemeijer en becanden voir hem en hoiren erffgenaemen dije sije gelavet hadn dye heer van Brakel de summe van hundert enckede daleren te betalen voir Hermen Wulbing [ Wolbink] dussen michiel verleden. Dat sye daeromme ontvangen hebn van de eerbare en dogentlicke juffer Berte van Vilsteren, weduwe zalige Derks van Steyenwijck met juffer Janna en Fenne van Steynwyck hoere dochteren, die summe van hundert golden gulden, den gulden gerecent tot achtentwintig stuyver brabants gevalueert. Waervan Evert Lambert en Arent alsye principalen saeckwolderen en borgen voir genompte Hermen Wulbinck belaven voir hem ende hoir eerffgenamen jaerlijx te geven ende wal te betalen der ge.. weduwe van Steynwijck met juffer.. hoire dogter ofte hoiren erffgenamen alle jaeren op sunte Michiel of binnen veertien dagen daarna vijf golden gulden paijments vurschreven ende bij alsoe of dusse betalinge jairlix niet en geschiede ende eyne van dusse borgen aff.. edder in God verstorven sal ende mach de gerorter weduwe edder hoire medebeschrevenen dusse voirschreven rente.. enz. enz. ; hovetstoel ; cornoten: Robert Wijllig, Jan Scutstall. Op dach vurschreven kwam in ’t gerichte Hermen Wulbeding [ Wolbink] met Henrick syn echte huysvrou en myt syn sonne Geert en becanden so Evert Robertss, Lambert Bullick ende Arndt Monnicke meijer grote vriendschap aan hem bewezen hebben wegens borgen voor een schuld aan de Erbere ende dogelijcke Joffer Berte van Vijlsteren weduwe van Steenwijck met juffer Janna en Ffemme van Stijenwijck hor dochter en een schuld aan heer van Brakel, onderpand van Hermen is de cotterstede genompt de Wijllinchair.
fol. 105
Anno 15 xlix op sundach Marie Hemelvaert [18 aug.]
So vor mij Bruyn Blanckvort richter ende kornoten Arent Tymmerman ende Arendt Sager te Baler erschenen is, Gese echte huysfrouw [van] Johan Oy, de sulve gerichtlicken oplatinge en vertychnisse dede myt Roloff Crumenhave hor monbor in dusse saken horer moder ende stieffvader Gert Scomaker van alle sodanen versterff als hor van hor salige vader Jan Scomaker anverstorven weer, lant of sant, allent, niet uutgesundert, inne allen formen als hor man vor hem gedain had, beholtlicken dat men hor van den lande off gude dat van hor salige vader hercomende is niet onterven sal, dan dair in geneten als eyn myt erffgenamen na des moeders dode.
fol. 105
Anno xlix op Altera die Egedius [1 sep.] is Johan Tymens als eyn monbor der onmondige kinderen salige Lubbert Scomaker, Berten vurscreven sonne, vor mij richter vurscreven erscenen, ende becande so den onmondigen kinderen des vader guet togewesen is ende solden ontfangen dat de vader ten Hardenborch noch to queme, dat Jan Tymens der kinder wegen tot behoeff Gert Scomaker ende Berte sijn huysfrouw oick vullencomen oplatinge dede van den versterff saligen Jan Scomaker, niet uutgesundert, vorbeholden den kinderen noch eyns iiii Jochemdaler gesciet vor mij Bruyn Blanckvordt, kornoten Tyas Dercks ende ……………..
fol. 106-107 Everdt Roberts te Bergentheim, Lambert Bulckes to Calendorn, Arendt Monnickemeyer, heer van Brakel, Hermen Wulbing, juffer Berte van Vylsteren weduwe van Derck van Styenwijck en dochters Janna en Femme van Styenwijck – Hermen Wulbeding x Henrick, Evert Roberts, Lambert Bullick, Arndt Monnickemeyer, juffer Berte van Vylsteren weduwe van Steenwijck en dochters Janna en Femme, heer van Brakel.
fol. 106 | 1549-10-21
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Johan Richtering en Andreas Rolofss Johannes van Almeloe als volm. van Geerdt van Rene [ Reve?] contra Jan Scultken.
Richter in afw. Roloff Blanckvort, kornoten Henrick Volckering, Johan Loveling verwonnen Bernt Vording voor 4 rider gl. min 5 or b.
1549
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Hermen Janss en Thijess Derckss Geert Eckman bekend dat Henrick Hake gecomen is bij sijn huis op zijn werkstede en stotte hem mijt de vuest voir de burst dat hije neder viell ende stiet sijn wijff oick butenshuijses datser neder viel ende sloech sijn dochter mijt eijnen cluppel op den arm al buijten shuijses.
Kornoten: Henrick van Zuetwolde en Andreas Rolofss. Questie tussen sommige huisluden in Holthiemen over de settinge, Evert Heijnen, Wijlpeshair, Wolter Roreking, Meijling, Remmering, Scultken, Ewessen Gert.
fol. 107 | 1549
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Henrick Menss en Andreas Rolofss Katrina echte huijsfrou Albert Peterss van Groninen met haar gevolmachtigde Albert Janss toont losbrief over tenden te Holthoen. Henrick Velthuijss met sijn anhang moet copie tonen. [1549-11-01] Richter gecomm. Andreas Rolofss, kornoten: Thijas Derckss en Engelbert Henrickss. Lambert Oding van Gramsbergen moet getuigen voor Geert de Wijse over het schutten van schapen met dee burgers van Gramsbergen. Juffer van Covorden had hen na oude gewoonte laten schutten zoals in de tijd van Vrouwe van Buijren.
fol. 108-109 Geerdt ten Reve, Jan Scultken, Johannes van Almeloe – Johan Loveling, Bernt Vording – Geert Eckman, Henrick Hake – huisluiden van Holtheme – Katrina x Albert Peters van Groningen, tienden van Holtheme, Henrick Velthuys, Albert Jans – Lambert Oding te Gramsbergen, Geert de Wyse zijn geschutte schapen, juffer van Covorden.
fol. 108 | 1549-11-18
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: [ ffrederick Janss is doorgehaald] Andreas Rolofss enGerdt Robertss. Roloff ten Kivet getuigt dat Geert de Wijse hem heeft geschuttet en een beest als onderpand heeft gehouden. Ook worden Albert Scroer en Bernt Smijt genoemd over het schutten inde Gramsberger en Lozer marke.
fol. 109 | 1549
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Roloff Blanckvort en Andreas Rolofss [ doorgehaalde akte] Albert ten Leemgraven als borg met Albert de Veer voor Peter van Wterwijck over tenden van den capittel t Deventer als Holthijeme havezittende. Panding van beesten. Taxatie door Roloff Blanckvordt en de coster te Hardenberg.
fol. 110-111 Roloff ten Kivet, Geert de Wyse, Albert Scroer, Bernt Smyt, Gramsbergse schapenschutters uit de Lozer marke – Albert ten Leemgraven, Albert de Veer, Peter van Uuterwijck, capittel te Deventer, Holthemer havertienden, Roloff Blanckvordt.
fol. 110 | 1549
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Jan Holterman en Andreas Rolofss Henrick Velthuijss eist geld Albert Peterss te Groningen.
fol. 110-111 | 1549
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Andreas Rolofss en Albert Janss inden Hardenberge [ herberge?] Evert Heijnen, Roloff Meijling, Jan Wijlpeshair, Luken Remmering, Jan Scultken, Ewessen Gert als gedaagden op verzoek van Luken Herwerding, zalige Gert Nijeman over generale scattinge door Ridderschap en Steden in het kerspel van Hardenberg in elke buurtschap twee gezworenen te kiezen om de setting te maken, over onrecht, verrijking en verarming.
Richter afw. Andreas Rolofss, kornoten: Ro Kampherbeck en Albert de Veer Koep Arntss contra Derck Janss van Diffelen over zwarte bonte stier in Hardenberger marke. De schepenen van Hardenberghebben laten schutten, ook kerkensprake over geweest. De Wijse stelde sijne voet in des knechtes stede over zijn waartal.
Aerndt Vornding verdrag met Gerete [Griete] Heer Gerdes over de koe.
fol. 112-113 Henrick Velthuys, Albert Peters ten Groningen – Evert Heynen, Roloff Meyling, Jan Wylpeshair, Luke Remmering, Jan Scultken, Ewessen Gert, Luken Herwerding, Gert Nyeman – Koep Arnts, Derck Jans te Diffelen, schutten in de Hardenberger marke Berndt Vornding, Grete Heer Gerdes.
fol. 112-113 | 1550
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Mensse Janss en Henrick van Zuetwolde Andreas Rolofss heeft laten dagen Geerdt Wijlmess wonende met Gossen Mebecke. Zij hebben in een openbare herberg een comenscup gehouden waar Geert aan Andreas verkocht had land op de Ommer Esch tentvrij gen. Dij Stirnck stucke [ Stein? Steven?Steren?] . Het ordel bestadet an Roloff ten Crumenhave die het aan Geert moet brengen.
De kerkmeesteren van Heemse over geleend geld aan Bernt Alertss. Deze zal moeten betalen en het ordel wordt hem gebracht door Lubbert Smijt, zittend gericht bij klimmende zon.
Johan Kosters wonende te Dalffzen geeft volmacht aan zijn broer Gerrijt over pachtschuld van Hermen Claess to Baler en zijn meijer Luken.
fol. 113 | 1550
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Thijas Derckss en Andreas Rolofss De kerkmeesteren van Heemse panding Bernt Alertss.
1550
fol. 114-115 Andreas Roloffs, Geerdt Wylmes, Gossen Mebecke, Roloff ten Crumenhave – kerkmeesters van Heemse, Bernt Alerts – Johan Kosters te Dalfsen zijn broer Gerryt, Hermen Claess te Baalder en zijn meyer Luke – kerkmeesters van Heemse, Bernt Alerts.
fol. 114 | 1550
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Henrick Johan Heijnenss en Andreas Rolofss Hermen Johanss van Bergethem op verzoek van Abele Sijners kondschap over erve en guet genompt Gelsing tHolthien dat Hermen eertijds verkocht had aan zalige Hermen ten Leemgraven ofaan diens zoon Luken Remmoldinck.
fol. 114 | 1550
Richter gecom. Andreas Rolofss, kornoten: Mense van Junnen en Egbert op den Hoff Johan Richterink testateert zijn dochter Mette wegens verzorging een goorden gelegen bij den kerckhoff tusscen lande Jan Heijnen lant andene ende saligen Heer Gerdes gordes ande ander dat to jairlicx eijn mud roggen wt den Coldenhove to Baler.
fol. 115-116 | 1550-04-20
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Henrick Velthuijsses over de Reijnoltz gulden [ engelsmerk?] door Albert Peterss te leveren binnen Zwolle. 15-05-1550 is een gerichtes wette wtgesanthan Robert Gertss anders Fijl off wo hije genompt sij tgroning van wegen Peter van Wterwijck orsake om breve de hije had van sijn guet t Hiemse. De wettendrager is Albert Janss. Robert wordt voorhet gericht gedaagd op 2 juni, de 2de maandag na pinksteren.
fol. 116-117 Hermen Johans te Bergentheim, Aebele Syners, erf Gelsing t’Holthien, zalige Hermen ten Leemgraven zijn zoon Luken Remmoldynck – testament Johan Richterink zijn dochter Mette, goorden bij den Kerckhoff tussen Jan Heynen land en zalige heer Gerdes goorden, Coldenhave te Baalder – Henrick Velthuys, Albert Peters – Robert Gerts ook Syl of t’Groning genoemd, Peter van Uuterwijck, goed te Heemse.
fol. 116
Up maindach na Palme anno 15 vijfftich
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Henrick Johan Heynens en Andres Rolofs
Up dach vurscreven quam int gerichte Hermen Johans van Bergenthem ende bekande mytz waren worden tot versoick Aebele Syners de hem myt rechte dair to gedrungen heft om eyne kunde ende wairheit t’seggen, so Hermen vurscreven ertijtz dat erve ende guet genompt Gelsing t’Holthien vercoft heft, wel hye dat sulve vercoft heft. Sus tuget Hermen vurscreven bij sijn beste wytscup dat hye dat sulve guet vercoft salige Hermen ten Leemgraven, ende wuste doe anders niet dan hye dat hebben solde, dan so muchte Hermen ten Lemgraven myt sijn sonne Luken Remmoldynck verdragen dat hij den coep in syck creech, suss heft Hermen Jans, Luken Remmolding vertichnisse van den gude gedain. Sus weet Hermen Jans niet off Lemgraven dat sulve voir Luke cofte off voir hem sulver off woe sye dairin handelden en verdrogen, dair heft hye niet bij gewest.
fol. 116
Anno l [1550] op dunderdach na Paescen
Gecommittert richter: Andreas Rolofs
Kornoten: Mense van Junnen en Egbert op den Hoff
Up dach vurscreven quam int gerichte Johan Richterinck, gesundes lijves myt guden verstande, ende heft gegeven ende gaff aver sijnre dochter Mette om sunderlinge waldaet dye sye dagelicx bij hem doet ende oick noch wylt god bij hem doin, sal voir eyn ewych duyrafftich testament tot hor ende horen erffgenamen proffyte, eynen gorden gelegen bij den Kerckhoff tusscen lande Jan Heynen lant andere ende saligen heer Gerdes gordes an de ander, dat to jairlicx eyn mud roggen uut den Coldenhove to Baler, dit sulve sye tot horen profijte onverhindert hor kindesdeel sal gebruken. Sunder argelist.
fol. 116-117 | 1550-05-07
Richter in afw. Roloff Blanckvordt, kornoten: Heijno Rullers en Andreas Rolofss Lutgert Jacobsdochter met Beerte salige Derck van Stijenwijcks natuurlijke dochter getuigen op verzoek van Roloff ter Becke vanwege Lubbert to Holthuen betaald heeft te Zwolle aan salige Juffer Mije van Stienwijck voor zij met Wulff [ ?] Mulert trouwde. De betaling geschiedde in Stijne van Goershuis te Zwolle en ook dat toen zal. Mije zwanger genck [woordenboek] dair sije cort nae starff had gezegd daar is Lubbert t Holthoen die is mij nog geld schuldig en een gans van het geld dat Roelof nog moest betalen. Lutgert had geld gekregen voor een nieuwe pels.
fol. 117? | 1550
gecomm. Richter Andreas Rolofss, kornoten: Thijas Derckss en Roloff Cromehoff. Weerden verwonnen Luken Loveling to Dijffelen vande gemene buijren van Redze alsije vor scutting op soven stuver en Johan Hilberting op 4 stuver b. Zij kwamen niet int gericht en de ordelwijser was Gerrijt Costerszonne t Hijemse. [Heemse-Rheeze – Diffelen]
fol. 118-119 Lutgert Jacobsdochter, Beerte weduwe van Derck van Styenwijck, Roloff ter Becke, Lubbert to Holthuen, Wulff Mulert – Luken Loveling te Diffelen, buren van Redze, Johan Hilberting, Gerryt Costerszoon te Heemse.
fol. 118 | 1550-07-07
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: [ Henrick Rolofss is doorgehaald] Andreas Rolofss en Albert Derckss. Peter van Wterwijck van Johan ten Camphuijss wegens geld dat Robert Fijls schuldig was.
fol 118? | 1550-07-07
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Albert Johanss t Heijemse en Andreas Rolofss. Erb. En Doichsme Juffer Anna van Mervelde weduwe van Covorden contra van Aesswijn. Een brief van de landdrost zou aan haar bouwmeester overhandigd zijn.
fol. 118d-118e | 1550-10-08
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Gerrijt Gijssbertss en Andreas Rolofss
Henrick van Dulmen als gevolm. Van Juffer Anna van Mervelt weduwe Rijnoltz van Covorden roepen voortgerecht Henrick de Jentijge deze moet getuigen over de mate te Radewijk geheten dat Thijbesghoer. Hoe de zalige vrouw van Buren daar aangekomen was en of deze en haar meijer dit gebruikt hebben zonder inmenging van Hardenberg of Boddeler totdat Hermen Holterman en Roloff Kemenade na dood van de vrouwe van Buren deze mate aangesproken hebben. Henrick de Jentingis over de 70 en zegt dat het 50 jaar geleden is dat zijn zalige vader toen wonende te Beerze de mate te Radewijk, liggende over de beek westwaarts, een maal heeft gepacht van zal. Leffert to Radewijck om de schapen daarin te weiden. Over het ongehinderd indrijven over het mollenpant liggende an desse sijt der Merrijenberg in Bergenthem marke. Er was een waterstuw.
fol. 118f-118g-118h | 1550-07-11
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Henrick Rolofss van Zuijtwolde en Andreas Rolofss
Getuigen voor Juffer van Covorden zijn Junge Gert [ tussen 60 en 70 jaar oud] en Derck zijn zonne over erve Lewereking to Lozen dat hij gekocht had.
Geerdt de Wijse [ 50-60] , Heijne opden Mers [ ten Mersche] anen camp over dat Marke holt te Lozen met houwen en met akeren ten profijte van juffer van Covorden en haar meijer Alfferding, Lewerckinge [ Leffereking] en Wenneking [ Wenning] . Bij de verdeling van Gramsbergen was Juffer van Covorden met deze drie erven bedeeld. De heer van Brakel of zijn moeder zaliger ook holt houwen over het verkopen van goederen.
Heijne ter Mersche zegt dat hij niet wil verkopen en gewaart is in de Lozer marke en inde tijd van zalige juffer van Ittersum is hij naar haar te gegaan en heeft gevraagd waarom zij niet inhet merckenholt van de Lozer marke akerde. Zij zei hem dat ze geen erf daar had liggen. Aesewijn zou jonge Geert hebben?
fol. 118i | 1551-06-00
dinxedach na petri en pauli E. Henrick van Mervelt in tegenwoordgheid van Bruijn Blanckvord Richter en den E. Roloff van Lennep, Jan Smijt, Lubbert Smijt, Roloff Blanckvordt en Andreas Rolofss getugen. Waarom en in wiens naam heeft de richter zijn dienaar Vincent in de gevangenis gezet. De richter antwoordt dat dit is gedaan op verzoek van Juffer van Aeswijn. Vincent was op zijn bed in zijn huis te Gramsbergen zeer geslagen en gewondet. Van Mervelt is borg en de rechter laat Vincent op borgtocht vrij.
fol. 119 | 1550-08-00
wondesdach na bartolomej Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Hermen Janss van Bergenthem en Thijas Derckss E. Reijner van Aesswijn Heer to Brakel contra E. Juffer van Covorden over de mollen en scuttstall. De ordelwijser Johan Tekenenborch heeft het ordell naar beiden gebracht.
fol. 120-120a Peter van Uuterwijck, Johan ten Camphus – juffer Anna van Mervelde weduwe van Covorden, van Aesswyn.
fol. 120avo-120b Engelbert te Hoefstede, Engelbert Henricks.
folio 120avo | 1550-07-23
Den xxiii ten july anno l [1550]
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Hermen Jans ende Andreas Rolofs
Heer richter, uw is ongetwijvelt wall bewust wo der erffgenamen molle voir den Hardenborch belmundich licht, also dat de muller van nodes halven de vurscreven molle wijken moet, sal hye de kost mogen krijgen, so vern de molle niet getymmert en werdt, wante wij Engelbert ter Hoeffstede ende Engelbert Henricks alsdan den erffgenamen voir der mollen ende de pacht na mollenrechte borge synnen ende dairvor instain moten ende de muller dorch sulck gebreck bederven ende oick de molle hinder krigen muchte, begeven wij borgen an uw heer richter dat uw l [1550] van gerichtes wegen den erffgenamen sulcx wyllen anseggen dat sij der molle tymmeren ende opmaken na mollenrecht ende na der verpachtcedulen, opdat de muller dorch sulcke orsake de molle niet off en gae, ende vermyts hye dan buyten de cost myt dachhuyr verdyenen moet ende de molle dairover bescadicht, gedencken sij niet op to stain ende so vern de molle niet angevangen wordt to tymmeren, seggen sye syck der borchtal ledich ende loss ende wyllen hyr genoichsam geprotesteert hebben.
fol. 120bvo-120c1 Johan van Ligne graaf van Arenbergh, Anna van Mervelt weduwe van Covorden, Reynolt van Aesswyn heer to Brakell – Henrick de Jentings vader woonachtig te Beerze, maat te Radewijk, Leffert to Radewijck, molenpand van Merryenberg in Bergentheim.
folio 120bvo | 1550-08-05
Copia. Johan van Ligne, grave to Arenbergh, frijheer to Barbanson, her to Buysyre, Romsche Keyserlicke Majesteit stadhouder, Generall in Vryesslant, Overysell, der Stadt ende omlanden van Groningen.
Erntveste unnd vromme lyeve bysundere wes jonckfrouw Anna van Mervelt, de nagelaten weduwe van Covorden, an onss aver uw suppliceert hebt gij uuth ingelachten extract van huyrer overgegeven supplicatie breder to vernemen indyendt, dan so is als sij suppliceert, so bevellen wij uw seer ernstlicken van wegen Keyserlicke Majesteit al alsulcken angetasten holt, der supplianten wederomb te laten volgen, ende alsulcken uwen moetwylligen voirnemen (als sij secht) aff te stellen, ende indye de sake anders, dan men ons tho kennen geeft gelegen ende gestalt is, dath gij onss dan eerstes dages, uwe entlicke antwordt overscrijven om de sulve gesien onss dair na to richten, ende des en laet niet God bevolen. Datum Vullenhoe den v den dach augusti anno l [1550]. Onderteykent, Johan van Ligne.
[Aan] Dem Erentfesten unde vromme onsen lyeven bysunderen Reynolt van Aesswijn, heer to Brakell
folio 120c1 en 120c2 |
Tuget Henrick de Jenting dattet wal vijfftich jaren verleden sij dat sijn salige vader de wonende to Berse, de mathe to Radewijck, liggende over dye becke westwerdt, eynmael van salige Leffert to Radewijck gepachtet heft om de scape dairinne to weiden, suss heft Henrick vurscreven do ter tijt den loper, de scape eyne lente dairin gehadt, uutgedreven, weder ingedreven, onbespiert van yemande. Angainde dat mollenpant liggen an desse sijt der Merryenberg in Bergenthem mercke, dan op tuget Henrick dat hem huygen mach, ende sij wal over lxx jaren oldt, dat den sulve mollenpant onbevredet plach t’liggen ende dair plegen de biesten in ende uut to gain, ende weet oick niet is des bespiert ert bevret muchte werden, uutgesundert dattet 1 waterstouw plach to wesen.
fol. 120c2-120d juffer van Covorden, Junge Gert Derckszoon, Lewerking te Lozen, Geerdt de Wyse, Heyne ter Mersche, Albert Hanencamp, Alferding, Wenneking, erfgenamen van Gramsbergen, Lozer marke, van Aeswyn heer van Brakel, juffer van Ittersum.
folio 120d en 120dvo
Dye Juffer van Covorden anclaecht dusse nabescreven gedagede om eyn kunde und wairheit t’zeggen vermytz pene ende bedwanck des gerichtes sunderlinge bij eyn pene van xxv olden scilden als nemptlick voir erst.
Junge Gert, Derck sijn zonne t’seggen bij hor wairheit off sij dat erve Lewerking to Lozen voir hen holden ende gecoft hebben myt wan en schan, t’heyde, t’weyde, tot aller slachter noth off dat sye voir yemantz anders des gecoft hebben ofte in ander namen besytten ofte gebruke.
Item noch besprackt Junge Geerdt myt sijn sonne, Geerdt de Wyse, Heyne op den Mers, Albert Hanencamp, bij hore wairheit te seggen off bij hore gedachtnisse dat merckenholt to Lozen myt houwen, myt akeren ende ander profijt dairvan comende oick anders wel becrondt, genoten ende geprofyteert hebben dan Juffer van Covorden op horen meyer Alferding, Lewerckinge ende Wenneking.
[Doorgestreepte tekst:] Sunderlinge noch to vragen Heyne te Mersche wat kallinge [achterklap] hye wylmeer myt salige Juffer van Aesswijn vor ende nu Reynerdt van Asswijn na gebort ende geantword is, so hye hem muchte vorgeven van wan ende scaer, eckelen ende ander.
Tuget ende segt Jonge Gert myt Derck hor sonne op dat gebruyck van Lewercking, dairvan hebben sye eynen guden bezegelden breeff ende lanckwijlich besyt, de hem dair wal an holden sal dat sij jairlicx uut den guder enige genompde pacht an horen bescermer her verplichtet synnen, so hor breve brieve tot sijner tijt mogen becommen, ende bekennen nyemant an den guden ende yegendoim off enige wartel dair hem ende horen erffgenamen to erven, niet uyt den guet gecost ende bij had, beholtlick de Hoffheren hore pacht.
Seggen int gelijck der wijlen hem dencken mach dat dat merckenholt to Lozen bij horen tijden, off dat sij gehort hebben, anders bebruket is myt akeren dan op dye drye erven Alfferding, Leffereking, Wenning, ende doin de verdelinge bij den erffgenamen van Gramsberge gescach ende Juffer van Covorden Alferdinge t’gedeelt werdt, heft sye met den meyer dat derderdeel dat sulve merckeholt ingeslagen, ende is so op den drien erffen rustlick gebruyckt bes nu onlancx dat sulve merckeholt myt houwen inredich [=discutabel] geworden is ende dat mach stain tot cavelinge des beste rechten, ende dair en is bij des heren van Brakel off sijn moder saliger, noch ock bij den van Ittersum generleye holt gehouwet dair is, dair vormaels wat gehouwen is, op den drien erven gehouwen, seder dath de erffgenamen gescieden synnen bij hem gein holt gehouwen uut den vurscreven mercke dan allenige nu dit jair.
[Doorgestreepte tekst:] Angainde den lesten artykel van Heyno ten Mersche secht hye, als hye ene bome gehouwen heft, dat hye de heer van bij ten Brakel sijne breve vorgeholden ende dairop reetz gepleget, so sachte genompte Aesswyn, sent desse breeff, holt van geve wan noch halve wan, ende hye queme van buyten in ende gegain, ende de wolde syck dairop beraden, ende heft sijn salige moder wijler eyn copie dair uut gegeven ende sachte hye solde hoir den guet vercopen, dan Heyne op antworden hye geen plaetze had.
Item Heyno ten Mersche tuget ende segt mede, so hij enen breeff had, dat hij in Lozer mercke t’heyde, t’weyde, t’holte, t’broke, etc. in den gewandt wer, syck myt Aeswyn beraetslagende ende wolde geerne i boim off ii van den merckenholte mede houwen, getuge volle wairtal hij dan dair had, antworden Aesswyn dat hye dair nyemantz en had dan tonen.
Item Heyno ten Mersce segt, so hye eynen breeff dat hye eertijtz bij tijde salige Juffer van had dat hye in Lozer mercke to heyde ende to weyde, t’holte ende ’t broicke gewandt, wan is hij bij tijde salige Juffer van Ittersum to hor gegain, vragende wo den den queme, den sye niet mede en akede t’Lozen in der holt, sachte sye dat sij dair geen erve liggende had, noch dair en baven, is Heyno tot Aeswyn gegain, so he opgenomen had op sijnen brieff eyn holt of ii uuter mercke to houwen, vernemende off hem Aesswyn oick tegenstain wolde, sachte Aesswyn dye Juffer van Ittersum had dair niet anne, ende hij had Junge Gert.
So vrugede Heyno vurscreven of Aesswyn myt de Juffer van Ittersum oick einge wairtal an de merckenholt t’Losen had.
fol. 120dvo-120e juffer van Covorden, Junge Gert Derckszoon, Lewerking te Lozen, Geerdt de Wyse, Heyne ter Mersche, Albert Hanencamp, Alferding, Wenneking, erfgenamen van Gramsbergen, Lozer marke, van Aeswyn heer van Brakel, juffer van Ittersum.
folio 120e
Ick Bruyn Blanckvordt in der tijt Roemsch Keyserlicke Majesteit onss genadichste leenheren, richter ten Hardenborch, do kundt en bekent myt dussen apenen bezegelden schijne dat voir mij gecomen is int gerichte dair ick sath als ick myt rechte solde myt mijnen kornoten hyrna bescreven, Junge Geerdt to Lozen gedenckende tusscen t’sestich ende t’soventich jaren, Geerdt de Wyse gedenckende omtrent lx jaren, Heyno op den Merse ende Albert ten Hanencamp, oick bedaechde luyden, ende noch Derck Junge Geerdeszonne den gedenckt wall omtrent drie of xxxiiii jaren, ende hebben becandt ende belyet tot instantie der erbare ende doichsame Juffer Anna van Mervelt, weduwe van Covorden, dye sij rechtbedwange ende bij eyn pene van xxv olde scilden dairto gedrunghen hebben, so dat der wijlen hem dencken mach, dat merckenholt to Losen gelegen anders niet gebruket is myet akeren dan op drie erffen, Alfferding, Lewercking ende Wenning, hebben oick anders niet gehort, ende doin de verdelinge bij den erffgenamen van Gramsbergen gescach ende Juffer van Covorden Alfferding t’gedeelt weirdt, heft sye myt den meyer dat derdendeel der sulver marckenholt ingeslagen, ende is soe op den dre erven voirberoert, rustlick ende vredelyck gebruickt bess nu onlanx dat sulve merckenholt myt houwen inredich [=discutabel] geworden is, dat sulve mach stain tot cavelinge [=scheiding] dess rechten, wel recht edder onrecht gehouwen heft, dan is dair voirmaels, wat gehouwen is, gesciet op den drien erffen. Noch tugede Jonge Geerdt myt Derck sijn sonne ter instantie de genompter Juffer van Covorden, dye hem dede vragen, in wyens name hye dat erve gebrukede ende off hye de heere van Brakel op sijn wairtael alsye op Lewercking myt sijnen orloff de vier bomme nu onlanxt verleden gehouwen heft, dair niet stande op der mercke, seggende dat erve hyelde hye na vermogen sijn segel en breven ende sijn rustlick besyt voir sijne, ende bekande nyemant an den eygendoim ofte wairtall des gudes dan hem ende hore erfgenamen, wante hye dat guedt gecoft ende betaelt hadde, beholtlicken den Hoffheren sijn pacht, hye jairlicx uut den erve ende gude boert, ende heft de heer van Brakel genen orloff gegeven t’houwen, want hij en heft hem dairomme niet gebeden.
Heyno ten Mersce tuget noch ter instantie der Juffer van Covorden, so hye eynen breeff hadde dath hye in Lozer mercke to heyde, to weyde, to holte, to broicke, gewaert were, is hye bij tijde salige Juffer van Ittersum tot hoir gegain, vragende wo dattet queme dat sye niet mede en akerde to Lozen int marckenholt, sachte sye dat sye dair geen erve liggen had.
Oick is Heyne to Aesswyn gegain, so hye opgenomen had op sijnen breeff eyn holt off ii uut der mercke t’houwen, vernemende off hem Aesswyn oick tegen stain wolde, suss sachte Aesswyn, dye Juffer van Ittersum hadde dair niet an den holte, dair hye had Jonge Geert, dit hebben dusse getugen wo baven geroert also myt opgerichten vingeren gestavedes edes, bevestet ende bezworen als recht is sunder argelist. Kornoten Henrick Roloffs van Zuytwolde ende Andreas Roloffs, orkunde der wairheit, heb ick Bruyn richter vurscreven dit sulve bestedicht myt mijnen segell op spatium van dussen. Actum den xi ten july anno 15 vijfftich.
fol. 120evo-121 Henrick van Mervelt, Bruyn Blanckvordt, Roloff van Lennep, Jan Smyt, Lubbert Smyt, Roloff Blanckvordt, Andreas Rolofs, juffer van Aeswyn, Brantlicht, diener Vincent in de gevangenis – Reyner van Aesswyn heer to Brakell, juffer van Covorden, molen, Scutstall – Johan van Tekenenborch, juffer an Covorden, heer van Brakel.
folio 120evo
Den dinxedach na Petri et Pauli anno 15 li heft de erntveste erbare ende vromme Henrick van Mervelt in tegenwoordicheit Bruyn Blanckvordt, richter ten Hardenborch, en den erntveste Roloff van Lennep, Jan Smyt, Lubbert Smyt, Roloff Blanckvordt ende Andreas Rolofs, getugen gerichtlicken geprotestert ende den richter vurscreven gevraget in wyens name ende uyt wyens behulp dat de richter sijnen dener Vincent in gevanckenisse gestalt had onverwonnen rechten, dairop de richter geantwordt dat sulcx gesciet is dorch versoeck de Juffer van Aesswyn ende dat Brantlicht bynnen Gramsberge, dair Vincent op sijnen bedde in sijnen huse lach ende was alsdoe all geslagen ende gewondet, myt den scultes hem dair hant myt angeslagen hebbet ende so in vanckenisse gestelt, so sachte vergenompte Mervelt, de wijle heer richter sulcx gesciet is in mijn affwesen ende dem lantrechte myt allen Keyserlicke rechte myt brengen wo men eyne sal vangen mogen, suss bevint men an hem noch gene scelm stricken, noch sij huyden s’dages vor den rechte niet gecondemnert noch verwonnen, protesterde dair op dat men sijnen dyenre Vincent den lantrecht geneten sal laten, ende hem rechtes laten gebuyren, en so vern hye dan verwonnen weerdt, t’laten gescien alsye na rechte behorde, ende begeerde dess an den richter, dat sijn dyenre Vincent vurscreven hadde gevanckenisse ontledicht, ende voir dussen gerichte dair sulcx gesciet sij to rechte gestelt moge werden, wanneer ende op wat tijde den clageren de hem hebben laten grijpen sulcx gelyevet, [doorgestreept gedeelte: dat meer is to beclagen hebben sye hem seer gewondet ende sijn lede geslagen ende na laten vangen ende so gebunden in der gevanckenisse laten liggen onverwermet], ende dat Vincent vurscreven nu noch tot gener tijt den gerichte ontwijcken sall, dan alleen lijden ende verwachtede wess hem dat recht to kent, heft sych genompte Mervelt dair voir verborgeth, gelavet ende ingestain, myt alle sijnen guderen dair voir settende Vincent na dussen dage dess rechtes niet te ontwijcken, t’ontvleen dan tot allen tijden want men dess begeert, to rechte comparerende en geen int gerechte inbrengen, alsdan mach hye lijden ende dulden des myt rechte over hem bekomen kan, hyr op heft de rechter den gevangen ontledicht, angesien de borge genoichsam bevunden werdt. Actum ut supra.
fol. 120-121 | 1551-07-15
Dem xvth Julij Anno rij Lj Richter Bruyn Blanckvordt Kornoten Thijas Derckss ende Henrickenss Custos in Hyemse.
Upden sulven dach quam int gerichte Meyster Johan Oestendorp myt Luken Seynen ende besprakede myt rechte ende by eyn pene van x olde scilden Hermen Janss van Bergenthem… om de waarheid te zeggen over land in de Mene dat Bernt Wennemering gebruikt en of dit land ooit heeft gehoord in het erve Mernolding, 60 jaar [ geleden of ouderdom?] . Hij heeft het erf wel 50 jaar in gebruik gehad. Volgens hem hebben ook zijn voorouders dat land niet in gebruik gehad. Bernt heeft nog een koopbrief gezegeld bij Henrick Kampherbecke dat zijn voorvaderen dit vrij edel eigen gekocht hebben van salige Henricke Oestendorpe. Meester Jan is een erfgenaam en beloofd de brief als een erfgenaam te staan en stelt zijn voet in Bernts stede om de verkoop met recht te verdedinge daar stelt hij voor in al zijn goed die hij heeft liggen in het gericht van Hardenbergof Roloff ter Wonne dat sulve mijt rechte togecant wordt sijn hinder en scaden na lantrechte dair anto verhalen. Omdat Roloff een Bentemsman [ Bentheim] is heeft hij tot borg gestelt Johan ten Nijenhuijss to Holthijen. [Holtheme] Hermen de Bake getuigt voor Roloff ter Wonne over de slachcedule die van zijn voorouders was angecommen.
fol. 121-122 | 1551-07-27
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten: Henrick Alertss en Hermen Wiling.
Peter van Wterwijck verwin op Dercke ter Hulsebuijss. Johan Scipper getuigt dat Egbert op den Hoff aan Peter van Wterwijck toestond over het Volkerinck land. Bruijn Blanckvordt Richter getuigt ook over het land.
1551
fol. 122-123 Johan Oestendorp, Hermen Jans van Bergenthem, land in de Mene, Bernt Wernemering, erf Mervolding – Bernt Wermemering, Luken Seynen, Henrick Kampherbecke, zalige Henrick Oestendorp, Roloff ten Wonne een Bentemsman, Johan ten Nyenhuys te Holtheme, Hermen de Bake – Peter van Uuterwijck, Dercke ten Hulsebuys.
fol. 122 | 1551-07-31
Richter gecomm. Roloff Blanckvordt, kornoten: Gijssbert van Lair en Albert Scroer Henrick Heckman getuigt op verzoek van Johan Oding dat bij tijden sal. Henrick Oding hij dat land behorende bij het Heckhuis niet geheel kon bouwen en dat hij sommige stukken aan sal. Henrick Oding had gedaan. Diens kinderen Jan en Albert Oding hebben hem betaald. Henrick Cuper heeft roggeland, getuige Thijas Derckss. Johan ter Velscet en Aleidt verpachten aan Hermen ter Mollen hooiland in de Kijvet voor een periode van 6 jaar
fol. 123 | 1551-08-02
Wterwijck onkosten aan gerichtsschrijver voor proces Derck ten Hulsbuijsch voor aanpanding, verbot etc.
fol. 123 | 1551-02-00
des maindages na Reminiscere [ of is dit 1 aug. ?] Richter Bruijn Blanckvort, kornoten : Hermen Janss van Bergenthem en Thijas Dercks Johan ter Velscet met Aleidt zijn huisvrouw ontvangen van Hermen ter Mollen geld, hiervoor betaald met zijn aandeel hooland inden Kijvet dat Hermen nog 5 jaar mag gebruiken.
fol. 124-125 Johan Scipper, Peter van Uuterwijck, Egbert op den Hoff, Volckerings kind – Henrick Heckman, zalige Henrick Oding kinderen Johan en Albert Oding, Henrick Cuper – Johan t’Velscet x Aleydt, Hermen t’Mollen – Uuterwijck.
fol. 124-125 | 1551-08-09
Roloff ter Wonne eed voor Jan Weling en Evert Roberts, over land in de Mene waar zal. Evert de Bake aanspraak op had. Leengoed van erf de Pothof. Landmeter Ffrederick Stoveken. Land in Rumpes gore [Romsgoor], land tussen de slagen opde Huijrne en Mervolding aan de zijde naast de Meppel na Ane die Huijrne. De zalige vader van Johan Weling had het slag van de Huijrne gekocht. Geld terug omdat het een leengoed was door zalige bisschop Ffrederick aan Evert de Bake. Rechtdag uitgesteld bij gebrek aan de richter werd dit vastgesteld door Wolter Blanckvoort.
fol. 126-127 Roloff ter Wonne, Jan Weling, Evert Roberts, hooiland in de Mene, erf Pothoff, landmeter Frederick Stoveken, Evert de Bake, Rumpesgoorden, Mervolding aan ene zijde naast de Meppel en aan de zijde naar Ane aan de Huyrne.
fol. 126 | 1551-07-01
avont visitation marie [ 20-08? is avond voor maria assump. tenhemelopneming]
Verbod door de richter aan de huisvrouw van de Heer van Brakel. Henrick van Mervelt in naam van zijn zoon wil niet dat er getimmerd wordt bij de scutstall.
fol. 126-127 | 1551-08-31
Henrick van Mervelt voor zijn zoon contra de volmachtigen van Aesswijn genaamd Johan van Wterwijck en Brantlicht. Heer van Brakel.
fol. 127-128 | 1551-09-09
Hermen Johanss getuigd over land dat Bernt Wemmemering nu gebruikt, gelegen in de Mene. Weet niet of het heeft gehoord tot Erve en goed Merling te Ane het wel Hermen vs. Aan Roloff ter Wonne verkocht had. Hij wist niet of het in Mernolding [Mervolding] toegeslagen was. Roloff ter Mene meister Jan Heer van Brakel clumper hofhorig Jan ter Mene Van Ittersum voor de hof van Gramsbergen Luke Seijnen.
fol. 128-129 huisvrouw van heer van Brakel, Henrick van Mervelde, Scutstall – Henrick van Mervelt, van Aesswyn – van Aesswyn, Geert Dorning te Gramsbergen, den Oldenhoff, Henrick van Mervelt, oordeelsman Frederick Jans – Hermen Johans, Bernt Wemmemering, erf Merling te Ane, Roloff ter Wonne, Mervolding – Roloff ter Meine, heren van Brakel, Clumper, Jan ter Mene, van Ittersum, Roloff ter Wonne, Luken Seynen, land in de Mene
fol. 128-129 | 1551-10-15
Pastor van Gramsbergen heeft Jan te Myddesdorp verwonnen Ordelwijzer Ffrederick Janss.
Hermen Wylmess gevolm. Van Tylman Albertinh gograve van het ambt van Dulmen. M. Melchior Wijnhoff en Hermen Wijlmess Van Mervelt voor het gericht van Hardenberg gedaagd Stad van Oetmerssen Van Brakel, repliek op 2 december de dag na omni sanctori? Zie overlegde brief geschreven door Sijno Mulert drost vanwege keizer Karel op avond petri en pauli apos. 1546 op blz. 129-131 en brief van 18 juni 1550 [1550-06-18] blz. 131-132 en brief van Bruijn Blanckvoort richter 11 juli 1550 [1550-07-11] blz. 133-134, idem 9 september 1550 [1550-09-09] blz. 135-136, idm 17 juli 1550 [1550-07-17] blz. 137, brief van Burgemeesteren, Schepen ende Raad der Stad Hardenberg 29 aug. 1550 [1550-08-29] blz. 138, brief van Bruijn Blanckvoort richter ten Hardenberg 30 aug. 1550 [1550-08-30] blz. 139-141, idem 17 aug. 1550 [1550-08-17] blz. 141
fol. 129
Dem ix den september anno li
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Albert de Veer ende Andreas Rolofs
Up dach vurscreven quamt int gerichte Hermen Johans ende bekande vor den gerichte dat hye niet en weet, oick tot gener tijt van sijnen vorolderen vernommen off gehoert heft dat dat lant dat Bernt Wemmemering nu ter tijt gebruyckt, gelegen in der Mene, behort heft in den erve ende gude Merling to Ane, dat welcke Hermen vurscreven Roloff ter Wonne vercoft heft, suss stundt Hermen Jans vurscreven en straffede den coepbreeff n… dair hye heb van den lande niet gewetten, off heft dat lant in den vercoep niet benoempt, dan had hye gewetten dattet dair in gehort had, hye worde dat erve so guet coep niet gegeven hebben, hye weet niet off het in Mervolding geslagen en gehort heft dan niet.
fol. 129-131 | 1546-06-28
avondt petri et pauli apostolori
Copia in 1551 proces Reijner van Aesswijn Heer to Brakel contra Anna van Mervelt wedeuwe van Coverden. De burgeren en ingezeten van Gramsbergen, de Jacht, de Zwanendrift, aan het gericht ende Heerlijkheid Gramsbergen, windmolen Hardenberg, molen Gramsbergen, hof etc. Johan van Ittersum en zijn vrouw Anna van Buckhorst verkoop aan Aeswijn en Josijna van Broickhuijsen.
1546
fol. 130-131 pastor van Gramsbergen, Jan ten Myddesdorp – Hermen Wylmes, Tylman Alberting gograaf van ambt Dulmen, Melchior Wynhoff, Henrick Mervelt, heer van Brakel – koopbrief Seyno Mulerdt drost van Salland, Johan van Ittersum drost van Yselmuiden x Anna van Buchorst en haar broer Wyllem van Buckhorst, Reyner van Aesswyn heer to Brakel x Josyna van Broickhuysen, windmolens te Hardenberg en Gramsbergen.
fol. 131-132 | 1550-06-18
Copia in 1551 proces Reijner van Aesswijn Heer to Brakel contra Anna van Mervelt weduwe van Coverden.
fol. 132-133 vervolg van akte van
fol. 131-132 -Reyner van Aesswyn heer te Brakel, zalige Johan van Ittersum, Wyllem van Buchorst.
fol. 133-134 | 1550-07-11
Copia in 1551 proces Reijner van Aesswijn Heer to Brakel contra Anna van Mervelt wedeuwe van Coverden. Jonge Geert te Lozen is 60 a 70 jaar, Geert de Wijse omtrent 60 jaar, Heine opden Mersche en Albert ten Hanencamp ook bedaagde lieden en Derck Jonge Geerdessonne omtrent drie- of vierendertig jaar.
1550
fol. 134-135 drost van Pallant, Reyner van Aesswyn, van Ittersum – Junge Geerdt te Lozen, Geerdt de Wyse, Hermen op den Mersche, Albert ten Hanencamp, Derck Jonge Geerdeszoon, juffer Anna van Mervelt weduwe van Covorden, markehout te Lozen, erven Alfferding, Lewerinck en Wenning.
fol. 134-136 | 1550-09-09
Copia in 1551 proces Reijner van Aesswijn Heer to Brakel contra Anna van Mervelt weduwe van Coverden. Roloff ten Kijvet heeft 18 jaar op de Kijvet gewoond, Johan Oding te Holthijeme 33 jaar en heeft altijd te Holtheme gewoond, Luken Herwerding heeft ruim 5 jaar bijzalige Ittersums tijde bij hem gewoond en zijn brood gegeten dat is circa 8 jaar geleden, Henric op den Kamp heeft ongeveer 8 jaar geleden bij zalige Ittersum gewoont, Derck Albert t Lozens sonne getogen en geboren, Luken Hermenss 20 jaar en heeft circa 10 jaar gelden voor 4 of 5 jaar bij de Wijse gewoond. Zij getuigen over markeholt en eikelen in marke Loozen de erven Elverking, Lewercking en Wenneking
fol. 136-137 juffer Anna van Mervelt weduwe van Reynolt van Covorden, van Aesswyn te Gramsbergen, Roloff ten Kyvet, Johan Oding te Holtheme, Luken Herwerding, Henrick op den Kamp, Derck Albert t’Lozenszoon, Luken Hermens Herwerding, juffer van Covorden en vrouwe an Buyren, erven Cluerking, Lewercking, Wenneking, markehout van Lozen.
fol. 137 | 1550-07-17
Copia in 1551 proces Reijner van Aesswijn Heer to Brakel contra Anna van Mervelt wedeuwe van Coverden. Geerd jonge Geerdessonne en zijn broer Johan getuigen.
fol. 138-139 Derck Junge Gerdeszoon en zijn broer Johan, juffer van Covorden, van Aesswyn.
fol. 138 | 1550-08-29
Copia in 1551 proces Reijner van Aesswijn Heer to Brakel contra Anna van Mervelt wedeuwe van Coverden. Getuige Andreas Rolofss, was over 17 jaar koster te Hardenberg geweest, stadszegel.
fol. 139-141 | 1550-08-30
Copia in 1551 proces Reijner van Aesswijn Heer to Brakel contra Anna van Mervelt wedeuwe van Coverden. Gerrit Dorninck heeft 25 jaar geleden bij zal. Juffer van Aeswijnn gewoont, Albert Verling heeft 40 jaar geleden bij Albert te Lozen gewoond, Derick de Mast heeft 30 jaar geleden 14 jaar bij de erfgenamen gewoont en de schapen had. Getuigen over erve Alfferding, Wenninge en Leewerckinge.
Roloff Blanckvoort de onderrichter van Bruijn en NIET van de Heer van Aesswijn [ staat foutief op de lijst van Schouten] . De dienaar van de Juffer van Coverden heette Aloff.
fol. 140-141 Anna van Mervelt weduwe van Covorden, Andreas Rolofs meer dan 17 jaar koster te Hardenberg, plaggen te Lozen, Gert de Wyse, Junge Geerdt, zalige Albert t’Losen – juffer Anna van Merfeldt weduwe van Reynoldt van Covorden, Gerrit Dorninck, Albert Verling, Derick de Mast, markehout van Lozen, van Aesswyn, zalige vrouwe van Bueren, erven Cluerking, Lewerking, Wenneking, Brantlecht, van Ittersum.
fol. 141 | 1550-08-17
Bruijn Blanckfordt, richter en zijn onderrichter Roloff Blanckvordt #
fol. 142-143 Reyner van Aesswyn tot Brackell, juffer van Covorden dienaren Roloff en Aloff.
fol. 142-144 | 1551-02-13
Albert ten Leemgraven met Albert en Gerrit de Wijse zalige Heer Maximiliaan van Egmond Peter van Wterwijck gerechtskosten naar Lingen vaten bier binnen Deventer pacht van de meijerente Holtheme en bij het Broek Rolof de onderrichter Ffrederik naar de Drost gezonden.
1551
fol. 144-145 Albert tem Leemgraven, Albert en Gerryt de Wyse, Peter van Uuterwijck.
fol. 145-146 | 1551-03-02
Hermen Janss van Bergentheim getuigd ter instantie van Johan Henricks dat hem wel voorstaat en was in der tijd schepen ten Hardenberg dat Jacob Losshair rente van Mensse Cairmans uit zijn huis placht te hebben. Albert te Radewijk getuigt dat hij omtrent 14 jaar geleden, do in de Hardenberger brand was. [brand in circa 1537] Nu zalige Mense Caramans en zijn huisvrouw. Robert Wijlling met Henrick zijn broeder contra Cranchorst Gert ter Scer Richter Roelof Blanckvoort Bruijn Blanckvoort getuigt over het bezegelen van een brief van zalige Heijno Wijlling van huis te Ane Wijbbe ten Creinchorst woont buiten kerspel.
fol. 146 | 1551-03-07
Johan van Boetzelaar contra weduwe Reijnolt van Coevorden Henrick van Berckman Henrick van Mervelt.
fol. 146-147 Hermen Jans van Bergentheim, Johan Henricks, Jacob Losshair, Albert tot Radewijck – Robert Wylling zijn broer Henrick, Crainchorst – Robert Wylling, Bruyn Blanckvordt, zalige Heyno Wylling en Lewerickenweld te Ane.
fol. 147 | 1551-03-10
Lubbe Lusens geassisteerd met momber Lambert Everss verkoopt aan Roloff toe Wijlen en Hermen zijn echte huisvrouw een dagwerk hooiland bij de Meppele bij het land van de pastoor van Heemse en de Blanckvoort zoals de stadsmolenaar thans in gebruik heeft. Lubbe heeft dit geerft van haar overleden man. Zegel van Hermen Janss van Bergentheim. Lubbe Lozens is met Rolof overeengekomen dat Jan Stadmuller nog 4 jaar mag hooien en pachten.
fol. 147 | 1551-03-15
Roloff Blanckvoort heeft uit bevel Willem van Buckhorst in name en vanwege sijner nicht Agneess van Ittersum gepand de plaats waar Juffer van Coevorden te Gramsbergen haar woning houdt of gehouden heeft, voorts aan de meijeren Johan Meijering te Anwede [Anevelde] , Alting t Holthijen [Holtheme], Luken ten Velde, Jan ten Velde huisvrouw, Albert te Radewijck [Radewijk], Gert Robertss, Jan te Lozen [Loozen].
fol. 148-149 Johan van den Boetzeler zijn zoon Rolant van Covorden, weduwe van Reynolt van Covorden, Unikoe Ryperdae – Henrick van Berckman, juffer van Covorden, Henrick van Mervelt – Lubbe Lusens en monber Lambert Evers, Roloff to Wylen x Hermen, hooiland bij de Meppele, pastor te Heemse, Blanckvort, Jan Stadmuller – Roloff Blanckvordt, Wyllem van Buckhorst zijn nicht Agnees van Ittersum, juffer van Covorden te Gramsbergen, Johan Meyering te Anwede, Alting t’Holtyem, Luke ten Velde, Jan ten Velde huisvrouw, Albert to Radewijck, Gert Roberts, Jan to Lozen.
fol. 148 | 1551-03-00
maandag post Innocavit Geerdt ter Creinchorst met Wijbbe zijn vrouw hebben hun kindsdeel overgedaan aan zalige broer Heijne. Zij wil nu de goederen terug, Robert Wijlling wil het geld niet aannemen. Robert en zijn broer Weerner.
fol. 149 | 1550-07-23
Reijner van Aesswijn Heer to Brakel contra Anna van Mervelt wedeuwe van Coverden. De rechtdag wordt vastgesteld des wondesdages na bartolomei. De drostenschrijver van Salland is Roloff van Ommen
fol. 150-151 Geerdt ter Creinchorst x Wybbe, Robert Wylling – Reyner van Aesswyn heer to Brakel, juffer Anna van Mervelt weduwe van Covorden – Bruyn Blanckvordt schrijver van Salland, Roloff van Ommen, Reyner van Aesswyn heer to Brakel, juffer van Covorden.
fol. 150 | 1551-03-20
Panding van Willem van Buckhost in naam van zijn nicht Van Ittersum op Juffer van Coverdenen haar meijeren goed
fol. 150 | 1551-03-21
Panden opgebodet Henrick van Berckman onderpander in naam van Johan van Boetzelaar opJuffer van Covorden.
fol. 150 | 1551-04-06
Hermen Johanss van Bergentheim en Roloff Kampherbecke getuigen dat Lubbert Scomaker met Lubbe zijn huisvrouw binnen de Hardenberg als burgers gestorven. Zij waren niet met horigheid of eigendom behangen geweest. So doe ter tijt ende noch bijnnen den Hardenberg geijne eijgene lude borger mogen weerden. Voor Griete ter Meene, een dochter? En haar zoon Lubber te Groningen.
fol. 151 | 1551-05-22
vrijdags na pinksteren. Hijlle echte huisvrouw van Johan Kamerling heeft gepandet op het goed ten Pothoff voor rente en pacht.
fol. 151 | 1551-07-05
Opgeslagen den Graven thijnden to Brucht gehoren in der Slingenborch ende sulcx bij Thijas Derckss amptman der weduwe salige Adriaens van Rede na dat der selver weduwe de loze van der Slingenberch den tijnden opgekundicht was ende sije de penningen ter lose stain noch niet ontfangen hadde. De schulte van Hardenberg Bruijn Blanckvoort heeft de rogge in Zwolle doen verkopen.
fol. 152-153 Wyllem van Buchorst zijn nicht van Ittersum, juffer van Covorden – Henrick van Berckman, Johan van Botzeler, juffer van Covorden – Hermen Johans van Bergentheim, Roloff Kampherbecke, Lubbert Scomaker x Lubbe binnen Hardenberg en zoon Lubbert, goed te Mene – Johann Kamerling x Hylle, goed de Pothof – Graventienden te Brucht, Slingenborch, Thyas Dercks ambtman de weduwe Adriaen van Rede.
fol. 152
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Frerich Jans ende Andreas Rolofs
Hermen Johans van Bergenthem ende Roloff Kampherbecke tugen myt waren worden dath hem wyttich ende kundich sij dat Lubbert Scomaker myt Lubbe sijnre huysfrouw bynnen den Hardenborch gewont, ende alsye gude borgeren to behort hor levent geëyndt hebben, ende tot gener tijdt vernomen off gehort synnen sij luden myt ennige horicheit off eygendoim behangen gewest, so doe ter tijt ende noch bynnen den Hardenborch geyne eygene lude borger mogen weerden, ende want men dan der wairheit is schuldich, getuch to geven, heb ick Bruyn Blanckvordt vurscreven dorch versoick Griete ten Mene eynen dochter van dusse, dor vervolch hor sonne Lubbert itzuntz ten Groningen sulcx bestedicht myt mijnen segel, actum den vi aprilis anno vi.
fol. 152 | 1551-04-05
Hermen Claess to Boler [ Baalder] betaald jaarlijkse pensie of pacht aan Johan Henricks anders coster?
fol. 153 | 1551-04-20
Richter B. B. Cornoten Ffrerich Janss en Andreas Roloffs.
Volcker ten Cloester met Jasper Roickholt zijn voorspraak, gedaagt voor een getuigenis.
fol. 153 | 1551-11-02
Richter Bruijn Blanckvordt, kornoten: Geerdt de Wijse en Andreas Rolofss Henricius Coster tHijemse [te Heemse] en Jan Vording en Wijllem Volckering getuigen ter instantie van Arendt Blanckvordt en Lubbert Blanckvordt over het feit dat een tijd geleden Johan ten Loesshuijs door de Blanckvoorts besatet is met een maat tot den Loesshuis behordende. Hebben Arendt en Bruijn Blanckvordt daar ook tenden van gehaald. Jan Vording was een knecht zijns vaders en bevestigd dit. Zelfde dag: Van Aesswijn contra Mervelt kondschap geven over zes weken op 9 december.
fol. 154-155a Hermen Claess te Baalder, Johan Henricks Coster – Volcker ten Cloester, Jasper Roickholt – Henricus Coster te Heemse, Jan Vording, Wyllem Volckering, Arendt Blanckvordt en Lubbert Blanckvordt, Johan ten Loesshuys, Bruyn Blanckvordt – van Aesswyn, Mervelt.
fol. 154 | 1551
Kladbrief voor proces Van Coverden contra Aesswijn. Getuigen Junge Geertd te Lozen en Derck zijn sonne en Johan sijn sonne, Albert ten Hanecamp en Derck de Mast, Albert en Derck Stubmans deze beide meijeren van Ernst van Ittersum wonen te Radewijk. Vrouwe van Buren, daarna 3 erfgenamen nl. Aesswijn, van Ittersum, van Coverden. Derck de Mast heeft de erfgenamen [ van de Gramsberger en Lozer marke?] schapen 14 jaar gehoed.
fol. 154avo-155 Junge Geerdt te Lozen en zijn zonen Derck en Johan, Albert ten Hanecamp, Derck de Mast, Albert en Derck Stubman meyers van Ittersum te Radewijk, Reyner van Aesswyn heer to Brakel, Gramsberger en Lozer marke, vrouwe van Buyren – Johan Golt te Zwolle, twee koopgezellen Breer en Johan Hake uit Padelborn, Frederick Jans.
folio 154avo en 190e
[Enkele gedeelten, waar …………. staat, waren onleesbaar]
Dat effect dair men den breeff na maken sall ende is sus na eyn certificatie erst ingestelt.
Ick Bruyn Blanckvordt, in der tijt Roemsce Keyserlicke majesteit onss aller genadichsten leenheren, richter ten Hardenborch, bekenne ende betuge myt dussen apenen bezegelden scijne dat vor mij gecomen is int gerichte dair ick sath als ick myt rechte solde myt mijnen kornoten hyrna bescreven, Junge Geerdt t’Lozen myt Derck sijn zonne ende Johan sijn sonne, Albert ten Hanecamp ende Derck de Mast, vort Albert ende Derck Stubmans, dusse beyde meyeren erntvestes van Ittersum, wonende to Radewijck, ende becanden mytz waren worden lijfflicken over God ende den Hilligen, zwerende dair sy vermytz pene ende bedwanck des gerichtes ter instantie des erntvesten ende vromme Reyner van Aesswyn, heer to Brakel, to gedrungen weerden, vor eerst tugen Albert ten Hanencamp, Derck de Mast, Albert ende Derck Stubman, der wijlen hem huygen mach.
Is Gramsberger ende Lozer mercken eyne marck gewest und noch is und gebruket ende bedreven bij tijde mijn vrouwe van Buyren aff voir ende na bijder delinge der dryer erffgenamen, als de van Aesswyn, Ittersum ende Covorden bess ter tijt ende eer de heer van Brakel, dath anpardt, van de van Ittersum ancofte, dat dye dryersum also de sulve mercke myt beesten, scapen ende anders plegen to gebruycken, dye ene so wall als de ander, onbehindert, onbecrondt ende onbespiert van yemande, ende Derck de Mast secht mede, dat hye der erffgenamen scapen viertyn jaren lanck gehodt heft, dye soven jaren weert hem gelijck van den erffgenamen betaelt ende de ander soven jaren had hem de salige Juffer van Aesszwyn geloent.
Oick seggen sij getugen dat seder der delinge dye erffgenamen to Berge dat holt to Radewijck deelden, welcke in der selver Bergher end Loser marcke steet …………………, dat alsdo dat merckenholt dairbij stainde in Berger ende Lozer Mercke, dat sulve oick gedielt weerdt in dren delen, nemptlick de van Aesswyn Ittersum ende Covorden yder sijn deel van de zelve diel tegens sijn holt, dair ytzuntz Juffer van Covorden dat hor van vercoft heft ende affhouwen laten, welck holt dye erffgenamen bess heer onbespiert gebruket hebben ende anders guet van Albert ende Derck Stubman meneren erntvestes van Ittersum tugen meer so tijt Berger ende Lozer mercke niet gewairt en sijn …………………… Gramsberge hore beesten wal gescuttet hebben, so hebben sij seder de heer van Brakel dat anpert van de van Ittersum gecoft heft, hem voir de twye dele der scuttinge to vreden stellt gestelt ende de scuttinge affgedain ende Juffer van Covorden vort derde deel.
Item Jonge Geerdt myt Derck ende Johan sijn sonne tugen ter instantie der heren van Brakel dat hoir guet genoempt Lewercking sij eyn hoff ende grundt guedt des Haves t’Gramsberge, ende sij in delinge der erffgenamen de heer van Brakel t’gedeelt, ende kan dat sulve guet niet versetten, vercopen, noch verergeren [=schaden], dair myt consent wetten ende wyllen der heer van Brakel.
Seggen mede dat sye der sulver mercke wo baven getuget oick wal wetten, dye van Aeswyn, Ittersum ende Covorden t’gelijcke plegen dye marcke tho gebruyken ende dattet holt bij Radewijck so gedeelt sij als het huyden s’dages noch so besetten wordt, dat welcke in der selver Bergher ende Loser marcke steet voirbeholden Juffer van Covorden, de hoir andeel heft houwen laten.
Oick dat sye als gebruickers der halven de heer van Brakel tot sijnen deel jairlicx eyn vet vercken verplichtet war, deed sijnes behalves an der jairlicke rente.
Item noch segt Derck Junge Geerdeszonne dat het wair sij doin Juffer van Covorden bij nachte dat merckenholt to Lozen liet dale houwen, dat hye gegain is tot de heer van Brakel, als sijn grundt ende hoffheren, ende heft hem geclaget wo dat sye tegens sijnes wyllen ende onthiet des holt so neder gehouwen hadden, dair hye sijn pacht off geven moeth, dat hye hem dairinne verdedingen wolde, ende sijn hoefftheer sijn ende sulcx affdoin, wairop de heere van Brakel, ende Junge Geert myt sijne kynders beide itlicke bome myt orloff s’gerichts gehaelt hebben, ende oick hebben hem Junge Geertz kinder de heer van Brakel twye voir holtz van dat holt selfs to huyss gevoert ende gebracht, dit sulve bij de vorbenoempte getugen beĂ«det als recht is sunder argelist.
Kornoten Tyas Derckss ende Andreas Roloffs, orkunde der wairheit heb ick dit sulve bestediget myt mijnen gewontlicken segel op spatium van dussen gedruckt den veertynden july anno 15 vijfftich.
fol. 155 | 1551-11-13
Een twist tussen Johan Golt van Zwolle en twee koopgezellen van Padelborne genaamd Sijmen Breer en Johan Hake gericht Ommen 3 last heringes [ Haring?]
fol. 156-157 Lambert Golt zijn broer Johan Golt, Breer en Johan Hake te Padelborn, Cordt Kock burgemeester van Padelborn – Hermen Wulbeding, Hermen Scroer te Gramsbergen x Merrye, Evert Roberts, Arendt Monnickemeyer, land op Wyllinchaer.
fol. 156 | 1551-11-14
doorgehaalde akte: Lambert Golt borg voor zijn broer Johan. Akte werd doorgehaald op 15 december in bijwezen van Peter van Wterwijck, Albert Janss en Hermen van Ane. Tussen Zwolle en Hardenberg in schepen van Padelborn vervoert 5 last heringes door Otto Breer Simons broeder en Gordt Kock burgemeesteren te Padelborn.
fol. 157 | 1551-11-30
Hermen Wulbeding [ Wolbink] heeft verleden jaar geld ontvangen van Hermen Scroer te Gramsbergen met Merrije zijn vrouw. Twee borgen Evert Robertss en Arendt Monnickemeijer. Wolbink stelt tot onderpand land op de Wijllinchair [Willinkhaar].
fol. 158-159 Gerryt Tengnagell bediende van Anna van Mervelt weduwe van Reyner van Covorden haar zalige tante Agnees van der Eeze en Gramsbergen, Scotte de Bever drost van Bentheim, Eylerdt van Wullen, Henrick van Mervelt zijn onmondige zoon Henrick 3x.
fol. 158-160 | 1551-12-01
Gerrijt Tengnagel als volm van Juffer Anna van Mervelt weduwe van zal. Reijnolt van Coverden de jongste en laatslevende Scotte de Bever drost van Bentheim en Eijlert van Wullen hebben klacht ingediend. Anna had goederen geërft van haar mans ouders en van zijn liefste moeders zuster Agnese van der Eeza in Gramsbergen. Haar broer is Henrick van Mervelt en deze heeft een onmondige zoon ook Henrick geheten. Volmacht Geerrijt Kannegieters en borg Henrick Johan Heijnenss.
fol. 160-161 Gerryt Kannegeters, Henrick Johan Heynens – Johan Golt, Tymmen Henricks, Breer en Jan Hake – Hans Golt, Jochem van Oesterberch, Symon Breer, Jacob Rothuysen, Johan Brantlicht, Albert de Wyse.
fol. 160 | 1551-12-14
Johan Golt contra Sijmon Breer en Jan Hake.
fol. 161 | 1551-12-14
Hans Golt en Jochem van Oesterberch de rechtdag over de haring, schuld aan Jacob Rothuijsen.
fol. 161-163 | 1551-12-00
altera thoma apostoli Johan Brantlicht verwonnen op Albert de Wijse Hier beginnen met invoeren
1552
fol. 162-163 Johan Goldt, Vrederick Johans – Johan Wylpeshair, Jan Ylickman, Johan de Wyse, Singraven – Jan Scutstal, Albert te Anwede – Henrick van Mervelt, Reyner van Aesswyn, timmerage van Scutstal, Jan Gerts de Jungeste – Geert Dorning, Mervelt, van Brakel, oordeelwijzer Henrick Heckman.
fol. 163 | 1552-01-23
#
fol. 164-165 meester Geert ter Bruggen, Scotte de Bever drost van Bentheim, Eylant van Wullen, Henrick van Mervelt – meester Aloff, Henrick van Mervelt – Roloff ten Oldenhave, Frederick Jans, Henrick Hake en zijn broer Steffen en zuster Grete ten Kolcke – Roloff met zijn broers Henrick en Stefen en zuster Griete ten Colcke, oordeelwijzer Jan Gertsen de Jungste – Henrick van Mervelt, Vincentius 2x – Gert Wermeling.
fol. 164-165 | 1552-01-00
altera pauli #
|
fol. 165
Up dunderdach post Purification Marie Virginis anno lii
Richter: bruyn Blanckvordt
Kornoten: Lubbert Smyt ende Adreas Rolofs
Up den vurscreven dach quam int gerichte de erntveste Henrick van Mervelt ende heft sick dye borchtall ontslagen van sijnen scutten Vincentius, dye vurnompte Mervelt voir Vincentius gedain ende gelavet had doen hye Vincentius latestmaell uut der gevanckenisse verborgede, dair hem de lantscrijver van wegen des drosten ende dye richter unde wegen des gerichtes de hant ende quytsceldinge weder up avergegeven, ende dye borchtal ontslagen heft als recht is.
fol. 165 | 1552-02-00
dunderdach post purification marie virginis #
fol. 166 | 1552-02-16
#
fol. 166-167 Wyllem Blanckvordt, Henrick van Mervelt, Anna van Mervelt, meester Aloff te Coevorden – Derck Johans, Henrick van Dulmen, Elferding – Henrick van Mervelt, Peter van Uuterwijck – Seyno Mulert drost van Salland, Albert ter Meppel de olde borg voor Vincent – Johan Meyering, Wolter Bleckers – Albert Velthair – Vincent losgelaten.
fol. 167 | 1552-03-07
[vii den marty anno lii]
So de erntveste unde vromme Seyno Mulerdt drost van Sallanth avergestelt unde t’gelaten heft, so vern Vincent vur gude huysslude to borge stellen kan dat hye bynnen maintijtz na Paescen allent tot anscryvet des drosten vermogens sijns breves weder in alle qualyteyt gelevert ende gebracht sullen weerden, om alsdan op sodane borge de gevanscup ontslagen allent tot wijderen inholt des breves heft Vincent vurscreven also dane borge versocht ende den sulven borgen belaefft myt eer ende gelyvet men alle trouwen ende eren der gelofftenisse to vrijen ende tot allen tijden waer hye in vreyscet weerde, sych weder genen in der qualiteyt als nu is t’geven ende den borgen geloven holden ende compareren als eyn vrom man to staet bes so lange dat hye sych myt rechte verdedinget heft.
Is dair omme vor Bruyn Blanckvordt richter, Wyllem Egberts ende Frerick Jans alsye kornoten, de vii den Marty [anno lii] erschenen Albert ter Meppel de olde ende is Vincenten eyne borge geweerden vermeldinge des droste scrijft.
Item den ix den Marty [anno lii] is Vincent op dusse borchtall uut den yseren lossgelaten op vorwerden vurscreven.
Item bij den gerichte gereckent dat Vincent ten onkost in den vangescup gedain ende vertert heb bij den weerdt Roloff Blanckvort in vijff wecke tijdes ix daler ende viii stuver Brabants, uutgesundert der wachtinge ende vor vangescup. Richter Bruyn Blanckvordt, kornoten Gyssber van Lair en Andreas Rolofs.
fol. 167 | 1552-03-08
#
fol. 167 | 1552-03-09
#
fol. 168-169 Wolter Vriese x Lumme, juffer Beerte van Vylsteren weduwe van Stienwijck – meester Aloff, Henrick van Mervelt, Jan Rolofs – Henrick van Mervelt, drost van Bentheim, Eylardt van Wullen – heer Bernt vicaris te Gramsbergen, Jan t’Lozen, Mervelt – Wolter Hesseling Johan Bakenmeijer, Albert Volckering, Rotgert Swysen – erfenis Lutgerde weduwe van Rotgert t’Velscet nagelaten kinderen Johan en Bernt t’Velscet, monbers Johan Loshair en Bernt ’t Velscet, nu Lutgerde x Hermen.
fol. 168 | 1552-03-00
maindach na oculi #
fol. 168 | 1552-03-00
#
fol. 169 | 1552-03-00
nagelaten kinderen van Rotger ter Velscet #
fol. 170-171 Steffen Wylmes, Gerdt ten Colcke x Griete en dochter Hadewych Wyllems, Roloff ten Oldenhave – meester Aloff te Coevorden, Thyas Dercks, Henrick van Mervelt, Elfferking 3x – Helmich van Twenhuysen markenrichter van Brucht, Gerdt Lefferts markenrichter van Hardenberg – Hermen Bernts x Beerte, Albert Helking, Jan Smedes – Evert Heynen x Gertke, Henrick van Mervelt, erf Grimmering.
fol. 170 | 1552-04-00
#
fol. 171 | 1552-04-19
#
fol. 171 | 1552-05-06
#
fol. 171 | 1552-05-09
#
fol. 172 en 173 Lambert Bulckes, Henrick Heckman – Johan ten Myddesdorpe zijn zwager Jan Scutstall, Albert Volckering, Robert t’Wyllent – zalige Gert ten Camphuys weduwe Lamme, nu Wolter Vriese x Lamme, Johan ten Camphuys monber van de onmondige voorkinderen, Wyllem Vysschers, Reyner Brumckes en zijn broer Lubbert – Anna van Mervelt weduwe van Covorden, heer Bernt vicaris, Henrick van Mervelt 2x.
fol. 172
Dem xxix ten may anno 5 lii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Thyas Dercks ende Andreas Rolofszonne
Up dach vurscreven quam int gerichte Wolter Vriese myt Lumme sijn echter huysfrouw ende Wyllem Vysschers ende Reyner Brumckes, Reyner in name sijns bruder Lubbert, alsye monbaren angeboren de vorkinderen de Lumme bij salige Gert ten Camphuys gehadt hebt ende hebben t’samperhant oplatinge ende vertichnisse gedain Johan ten Camphuys van alle de opsprake de de onmondige kinderen te sprecken muchten hebben op den erve ten Camphuys vort allet des sye huyden to dage van sodane erffnisse muchten uut to stane hebben, allent guet uutgesundert ende beholden dair anne geenderley ansprake nu off tot enigen tijden.
fol. 172 | 1552-05-23
#
fol. 173 | 1552-05-30
#
fol. 174-175 Johan Clumper, Johan Wermeling 2x – Albert Peters, Bruyn Blanckvordt, Heyno Rullers – Hermen de Wyse Rotgerts – Albert Stubmans, Roloff van Covorden – Roloff van Ommen, Vincent – Katrine Gert Wyboltingesdochter, Bernt Alerts, Wyllem Wolters.
fol. 174 | 1552-05-15
Richter Ffrederick Johanss dorch pertije des delegeerden Richter, Cornoten Lubbert Smijt ende Andreas Rolofss.
Op dach vurs. stundt Johan Clumper ende Johan Wermeling ende becanden dath sije wall gehoert hebben dat de Blanckvordt
Op dach vurs. stunden int gerichte Bruijn Blanckvordtmijt sijne adherenten ende sprecken an mijt recht Jan Clumper ende Jan Wermeling mijtz hore eede tseggen off sije oick gewethen off gehoert hebben eer sije den roggen Albert Peterss lieten volgen dat dije sulve roggen over de kercke besatet en beslagen was.
etc. vandaag rechtad – Heijno Rullers – na landrecht.
Richter B.B. Cornoten Jan Blanckvordt ende A.R. Datum ut sup.
Albert Stubmans schuld aan Roloff van Covorden – tsunte Michiel –
fol. 175 | 1552-05-07
dages na sante Johannes #
fol. 175? | 1552-05-16
Richter Bruijn B. Kornoten Hinric Johan Heijnenss ende Lubbert Smijt.
Vincentiuus Blecker over zijn borgen.
fol. 175 | 1552-05-30
Richter B.B., Corn. Johan Smijt ende Gert Lambertss.
Roloff van Ommen op bevel van de Drost van Salland over de borgen van Vincent? die niet is verschenen.
fol. 175 | 1552-06-25
dages na sante Johannes heft Katrine Gert Wijgboltingesdochter inden Ham rekenschap gegeven van de Koe die ze van Bernt Alertss in pantschap had, geld en voor een vande beers. De koe heeft ze binnen Ommen verkocht aan Wijllem Wolters voor vij rider gl.
fol. 175
Dem xxx ten may anno 15 lii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Johan Smyt ende Gert Lamberts
Up dach vurscreven heft Roloff van Ommen alsye clager der hoger heerlicheit wegen uut bevell des droste van Zallandt, ende heft gerechtlicken in geĂ«yscet dye borgen de vor Vincent gelaveth hebben weder in t’brengen allen vermeldinge des droste affscryvet. Suss synnen dye vier borgen gecompareerdt ende syck laten blijcken dair Vincent is absent gebleven ende niet erscenen, ende dair om heft de clager de borgen niet wyllen verlaten eer ten tijden sye Vincent weder in brengen, gelijck sye gelavet hebben. Doch de vurscreven clager heft den borgen noch tijt gegeven bes des anderen dages des morgens tot viii uren, sund de man is niet gecommen.
fol. 176-176a inwoners van Hardenberg en Baalder, Helmich van Twyehuysen, Henric ten Slingenborch – markerichter van Brucht – Helmich van Twenhuysen, erfgenamen van Brucht, inwoners van Hardenberg en Baalder, graafschap Bentheim.
fol. 176 | 1552-07-00
donderdag na Maria Visitatis (is 2 juli)
Hardenberg en Baalder – Helmich van Twijehuijs – markenrechter – Hermen? ten Slingenberch – sententie van schutting en turfgraven – de ordelwijzer bekend dat Johan van Wterwijck dat ordel gewesen heeft.
De marckenrichter van Brucht etc.
fol. 176avo-176b Hylle Kamerling, Hermen Baken, Roloff Blanckvordt – Geerdt Raetmering, Geerdt Vryling, Frerick Johans, zalige Derck van Reedze x Griete – meester Geerdt ter Bruggen gevolmachtigde van Johan Syngravens, tienden bij de Broicke, zalige Johan van Twyckell, landrecht van de nieuwe reformatie.
fol. 176avo
Up dach Vincula Petri [1 aug.] anno 15 lii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Thyas Dercks en Andreas Rolofs
Up dach vurscreven quam int gerichte Geerdt Raetmering, Lubbert Hersping ende Geerdt Vryling, ende tugeden t’instantie Frerick Johans alsye procura[tor] der nakinderen zalige Derck van Redze, dat hem wytlich ende kundich wo salige Derck van Reedze bij sijn huysfrouwe Griete vier kinderen nagelaten heft ende Derck vurscreven bleeff vormunster, ende doe in der tijth weren de sulve kinderen noch cleyne onmundige kinderen, unde weren noch niet tot horen mundige jaren gecommen, seggen oick dat sye anders niet en wetten noch gehoert hebben dan salige Derck ende Griete echte luden gewest synnen ende de sulve kinderen in den echten staet verworven.
fol. 176bvo-177 meester Geerdt ter Bruggen gevolmachtigde van Johan Syngravens, Hermen en Rotgert de Wyse – Henrick Velthuys, Jan Meyering, Hertgerinck – Henrick ten Grotenhuys, Henrick Velthuys, tienden van Anwede, Jan Meyering – Henrick ten Grotenhuys, Luken Hilberting, Johan ten Huyrne en broer Henrick ten Huyrne en broer Luken Hilberting en zwager Wolter Reyners, heer Reyner in den Ham op den Kerckhoff.
fol. 177
Dem maindach post Margariete anno lii
Richter gecommittert: Andreas Rolofs
Kornoten: Frederick Jans en Wyllem Zygerinck
Up dach vurscreven quemen int gerichte Henrick ten Grotenhuys, Luken Hilberting ende Johan t’Huyrne, ende tugede t’instantie Wolter Reyners, de sye myt recht dair to gedrungen heft so navolcht. In den ersten segt Henrick t’Huyrne dat hye ende sijn salige bruder Johan t’Huyrne xii gulden alsye de heer vor sijn pacht dede boren, Wolter vurscreven gedaen hebben op rente. Suss ist gebort dat sye dat gelt geerne weder gehad hadden, sunder Wolter heft des niet becommen konnen, doch is geboerdt dat salige heer Reyner sachte, hye wolde de xii gulden vor sijn vader betalen, dair sye wal mede to vreden weren, want sye betalen weder, doch de betaling is so bolde niet gesciet ende Henrick is tot heer Reyner in den Ham gegaen ende gemaent vort gelt ii mael, derste mael, sachte heer Reyner dat hye dat gelt sijnen zwager Gert gedain had om sy to betalen, de andermael als Henrick beclagede dat hye van Geerde geen gelt crijgen konde ende noch heer Reyner mainde, heft hem heer Reyner iii der vurscreven gulden op hant gedain ende betaelt bes soe lange dat hye dat myt Geerde omtoge. Suss heft Henrick myt sijn bruder Luken Geerde vurscreven om de penningen de hem heer Reyner gedain had vul vake angesproken, dair Geert sachte altijt den hye begeerde sye solden hem lijden, hye worde sye wal betalen. Sus crijge sye van nyemant niet ende weren geerne betalen, we dattet nu uutgeve muchten, sye lijden want sye betaelt worden. Dit leste puncte betuget Luken mede angainde dat Geert so gebeden heft te verlijden. Johan t’Huyrne segt dat hye eymael de peerde mistede ende sochte de bes in den Ham, ende quam bij heer Reyner in den Ham op den Kerckhoff ende mainde noch vor dat gelt, sachte heer Reyner struckelijck dat hye vort gelt gemaindt weerde want hye hadt sijn swager Gert al gedain om dat te betalen, sachte Johan dat de luede geen gelt ontfangen had ende wuste wal dat konde geen betaling verstain eer de lude betaelt weerden, sachte heer Reyner dat wuste hye wall doch hye woldet maken dat sij betaelt zulden weerden, so hye Geerdt sijnen swager so volle geltes gedain had, dair hye sye mede betalen solde.
fol. 177 | 1552-06-23?
Op avond Johannis Baptist
Copia
Gecompareert Helmich van Twenhuijsen en de erfgen. van Brucht. Helmich was dijkgraaf man Mastenbroek en van Lijzerbroick en in dienst van Zwolle geweest. stukken bij de griffier van Overijssel Bartolomeus van Collen – tussen de Keizerlijke dienst en de Graaf van Bentheim. onderstont Bruijn Blanckvordt.
fol. 178-179 Henrick Velthuys en zijn broer Cornelius, Johan Meyering, Hertgering – Henrick ten Grotenhuys, Henrick Velthuys – Cornelis Velthuys, Arendt Sager, tienden van Baalder, Henrick Velthuys – Johan Meyering, Henryck Velthuys, Cornelius Velthuys.
fol. 178 | 1552-07-20
woensdag na sint Margriet (woensdag 13 juli)
Ri: B.B. Corn. Jan de Meijer ende A.R.
De richter Hijlle Camerrling is betaald door Hermen Bake wegens rogge tot sint Martijn.
Roelof Blanckvordt heeft zijn vader beloofd schadeloos te houden en is zijn waarborg geworden.
Bake zal zijn schuld betalen en geeft als onderpand twee koeien (Hermen heeft kinderen)
fol. 178 | 1552-07-31
#
fol. 178 | 1552-08-01
Op Vincula Petri.
R: B.B. Corn. Thijas Derckss en A.R.
Geerdt Raetmering (Lubbert Hersping is doorgehaald) ende Geerdt Vrijling getuigen t.i. Ffrerick Johanss alsije procureur der nakinderen zalige Derck van Reedze bij sijn huijsffrouwe Griete vier konderen nagelaten, hij? bleef voor Munster toen de kinder nog klein en onmondig waren.
Voor Richter B.B. verschijnt meister Geerdt ter Bruggen volm. Johan Sijngravens met vebod op zijn tienden bijden broicke is een leengoed de erfgen. zalige Johans van Twijckell. Op 1552-08-30 ingebracht door Ter Bruggen als volm.
Richter B.B., Corn. Engelberdt Henrickss en A.R.
Hermen en Rotgert de Wijse zegeen dat goed was in den Hoff to Ommen gelegen.
Datum en Richter ut Sup. Corn. Albert Janss en A.R.
(akte doorgehaald) Voor Henrick Velthuijss tuget Jan Meijering over de tienden over Meijering en Hertgerick, over diens moeder en broer Cornelius.
Tuget Henrick ten Grotenhuijss heeft menigmaal met de moeder van ende Henrick Velthuijss na de smalle tiende te Anwede (Anevelde) en dat Jan Meijering de tienden verkocht had.
fol. 179-180 | 1552-08-30
#
fol. 180-181 Anna van Reedze haar tante Hermen Bartels te Redze – Derck to Calendorn, Geert Hermens knecht van Johan Oding zijn tante Femme Wergeshuys en zijn zuster Henrick – Johan Michiels x Anna van Reedze, erf Heersping te Rheeze.
fol. 180
Up dunderdach post Letare anno 15 lv
Richter: Roloff Blanckvordt
Kornoten: Bernt Alerts ende Henrick Rotgers in bijwesent de meyer Gert Heersping
So Anna van Reedze zeker sculde myt hor moye Hermen ende hor man had uutstainde, heft dair om gerichtlicken ontfangen ende bij den gerichte laten weerderen dat nagelaten tylber guet also is dair gewest 1 koe, ii ymen, dye sulve sijn gesath op viii ridergulden ende de ander sunsterye op ii ridergulden, in summa belopende op x ridergulden, ende want gerichte allet dat nagelaten vor de x gulden niet holden wolde sij dat sulve Anna vurscreven gerichtlicken aver gedain also datter van Henrick sijt niet meer konde uutbrengen dan v gulden ende van Hermens sijt v gulden. Dit sulve heft Anna op hor inseggen ontfangen, beholtlicken dat sye dat buyrrecht, kerckenrecht ende uutfart sal betalen.
Kerckensprake gesciet op sundach in Judica ut supra.
Anna van Reedze laet to slain alsodane guet als selige Hermen Bertels to Redze nagelaten heft is dair yemant de meende dair ennich recht to te hebben, dye mach dat verdedingen als recht is ende stellen sye als behoert to vreden en scutten sijnes scapen.
fol. 181 | 1552-07-18
Maandag na Margareta.
Ri. gecom. A.R. Corn. Frederik Janss en Wijllem (Wijchem) Zijgerinck.
Henrick ten Grotenhuijs, Luken Hilberting ende Johan ter Huijrne getuigen t.i. Wolter Reijnerss. Henrick ter Huijrne zegt dat zijn zalige broer Johan de pacht betaalden. Wolter heeft dat op Rente gedaan, zalige heer Renter zij dat hij zijn vader wou betalen Henrick is tot heren Reijner in den Ham gegaan, die zei dat het geld naar zijn zwager Gert was gegaan. Zo heeft Henrick met zijn broeder Luken Geerde. Op bezoek bij heer Reijner inden Ham opden Kerckhof.
fol. 182-183 Henrick van Reedze, Jan en Anna Michiels, Peter van Uuterwijck monbor van Anna van Redze 2x – Roloff van Vuorde, Egbert Haver – Wynolt Bilderbecke, Yke weduwe van Egbert des Wysen, Peter van Uuterwijck, Robert Wyllenck, Hermen Kistken.
fol. 182
Dem xiii ten decembris anno lii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Gert Lamberts ende Andreas Rolofs
So dat vorordel in quam tusscen de vulmachtigen Henrick van Reedze ende Jan ende Anna Michiels, welck ordel van Thymen ende Frederik Jans in claringe beropen worde, seggende dat sye dat ordel scelden ende wolden sulcx om i gulden niet geleden hebben, stundt Uuterwijck als monbor Anna van Redze ende wolde sulcx niet gehengen [=toestaan], seggende dat war binnen xxv gulden, ende wolde de oncosten hebben scetende [=voorgeschoten] dat sulve ant gerichte, dair op naer de richter sijn beraet als huyden aver dre wecken om syck to beraetslagen wes hyr recht in geborde to gescien.
fol. 182
Dem iiii den octobris anno 15 lii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Gert Lamberts ende Andreas Rolofs
Op dach vurscreven heft dye richter de angeteykende wederropenge nul ende van onweerden gecant na lantrechte, want men alsulcke wedercopinge niet geneten mach.
Up dach vurscreven stundt in gerichte Peter van Uuterwijck alsye monbair Anna van Reedze ende eyscede in de partyen om na lantrechte op to leggen ende te betallen also dane oncosten na lantrechte als Anna van Redze bij dusse vorordel ende gehadt heft ende dusse huytigen dach dair om lijden mogen, seggende dan beneven heer richter so uw i dye hant van dye pertyen ontfangen hebben, middelijck gelavet, huyden t’dage weder in to commen sullen uw i de pertyen in leveren offte de oncosten na lantrechte opleggen ende betalen.
fol. 182 | 1552-08-00
altera Joannes onthoveding #
fol. 183 | 1552-08-31
#
fol. 184-185 Anna van Reedze met monbor Peter van Uuterwijck, Albert de Veer, Henrick van Redze, Gert Raetmering, Gert Heersping – Roloff Meyling, Henrick Coenrath, Henrick ten Wynkell, Yke weduwe van Egbert Swysenmeyer, Albert de Wyse, Vossesgoed, land ’t Spijk bij Leemgraven – Lambert Oding sculte te Gramsbergen, Henrick van Mervelt, juffer van Covorden, heer Bernts vicaris.
fol. 184 | 1552-03-00
#
fol. 184
Dem xvi ten novembris anno 15 lii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Thys Dercks ende Andreas Rolofs
Ter instantie Anna van Reedze myt Peter van Uuterwijck horen gecoren monbor tugede Albert de Veer, ende segt dat hem Henrick van Redze anbestaden had ii bome to storten op den olden gorden to Redze de hye stortede, holts opt water brengen ende heft sij oick hent Swolle gevoert vor sijn loen, ende de bome heft Henrick aldair vercoft, ende sij geleden int derde jair ende Henrick sachte sijn suster an had he de bome gescenckt want he hor dairom gebeden had.
Ter instantie vurscreven tugede Gert Raetmering, Albert sijn sonne ende Gert Hersping, dat sye dair to geholpen ende van Henrick van Redze dair to gebeden synnen ende hebben myt Albert de Veer myt wagen ende perde dat holt to water gevoert, gelijck Albert de Veer getuget heft, unde den Henrick sachte hye had sijn suster omme i boem gebeden, dye hadde ie her gescencket.
Bevestet bij Geert ende Geert vurscreven als recht is.
Den maindage na Presentationis Marie [ 21 nov.] anno lii vor Roloff Blanckvordt onderrichter ende Roloff van Ommen ende Adreas Rolofs alsye cornoten heft Albert de Ver sulcx bevestet wo vurscreven. [getekent:] Albert de Veer
fol. 185 | 1552-09-03
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten Thijas Derckss ende Roloff Blanckvordt.
Ter instantie Derck to Calendorn Collendoorn tuget Geert Hermenss Johan Odinges knecht dat morgen sundach geleden 14 dagen hij gecommen sij tot sijn moije Fenne Werdes ? huijs heeft gevraagd naar Jan Odink zijn spek over de dieven in het dorp… datzelfde heeft Geert tegen zijn zus Henrick gezegd.
fol. 185 | 1552-09-07
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten Roloff Blanckvordt ende Andreas Roloffzonne.
Johan Michuls geeft volmacht aan zijn echte huisvrouw Anna van Reedze het Erve Heersping te Rheeze.
1553
fol. 186-187 Johan Gelsing met zijn zonen Johan en Geerdt en hun oom Hermen Bruyns, Roloff ter Becke x Mette, Roloff van Lennep, Henrick van Munster richter te Coevorden, Jan van Uuterwijck, Andreas Rolofs – Jacob Werning sceper to Calendorn en zijn moeder Aleidt Werning en zijn zuster Heyle, Robert Wylling, zalige Heyno Wylling – Hermen Claess te Baalder, de weduwe zalige Albert Claess – Berndt Kremer vicaris.
fol. 186 | 1552-10-07
#
fol. 186 | 1552-12-13
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten Gert Lambertss ende Andreas Roloffs.
Volmachtiger van
fol. 187 | 1552-11-14
#
fol. 187
[tekst overdwars] Wes ick alles vermogens to verwer erntveste und vromme gunstige lyeve droste, ich mach als uw lieffden nycht bergen, wij hyrto Gramsberge eyn vicarius, genandt her Berndt Kremer, sich etzelicke roggen.
fol. 188-189 Jan Hazelhorst, Gert Raetmering, Wyllem Wychmans, Wyllem ten Cloester, Jacob Raetmering – Gerdt de Wyse zijn broer Johan, Albert de Wyse, Hermen ten Slingenborch – Roloff ter Wonne x Gese, Marling – Geert Raetmering, Wyllem Wychmanning, Hazelhorst – Albert Stubmans x Bernt zijn zuster Merrye, Coep Bernts.
fol. 188
Up den manendach na Invocavit anno 15 liii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Jochem Asskens ende Andreas Rolofs
Up dach vurscreven heft Jan Hazelhorst sijn ansprake op Gert Raetmering ende Wyllem Wychmans ingelacht, ende so soe hye vor borchstellinge angevanget weert, myt geynen anderen rechte to sprecken dan alhyr, ende vor de oncost na lantrechte so vern de beclageden gan[ran]deren, is Wyllem ten Cloester borge geworden ende dairvor gerichtlick obligeert al sijn lant ende sant, gewas ende anders dat hye buyten den Hardenborch heft liggende, ende wylt t’selve so vern noet geboert vor den richter to geborlicken rechte staen.
Item so Jacob Raetmering to synne had om Hazelhorst to besetten vor etlicke scaden de hye to Covorden geleden heft, heft Hazelhorst verborget bij Wyllem vurscreven dat hye aver xiiii dagen d’oncost sal vuldoen off myt rechte dair tegens stain, doch Hazelhorst becande dat hye Jacob besattet had als eyn lytmate des kerspels.
fol. 188 | 1552-11-16
#
fol. 188-189 | 1552-11-00
altera katrini #
fol. 189
[Up den manendach na Invocavit anno 15 liii] Uutganck van Roloff t’Wonne, Gese sijn echte huysfrouw vor iiC gulden vi jair vast uut Marling. Richter Bruyn Blanckvordt, kornoten Gert de Wyse en Roloff Amsing.
fol. 189
Dem iiii den marty anno liii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Jochem Asskens ende Andreas Rolofs
Up dach vurscreven quam int gerichte Geert Raetmering ende Wyllem Wychmanning, ende antworden op der ansprake de Hazelhorst op sye gedain hadden, seggende sye kanden hem int cleyn noch int groet niet schuldig ende so wanneer hye eynige scult op sye bewijsen konne, dair wyllen sye rechtlick op antworden, ende geven dytmael sulcx vor antwordt, vorbeholden horen duplyck indyen’t nodich.
fol. 190 | 1552-12-16
fol. 190-190a Gerdt ter Horst, Peter van Uuterwijck, Sculte ter Horst zijn goed tot Konings huis – Derck de Mast, Henric Volckering, Hulzebuys, Johan Loveling, Hermen Weling zijn zuster Anna – Albert Veerlings te Baalder woonde 40 jaar te Brucht als knecht, Oerthair, Venebruggencamp, Henrick ter Huyrne te Baalder woonde 40 jaar te Brucht, Helmich van Twenhusen.
fol. 190avo-190b het smalle stukje tekst in het midden hoort bij folio 190bvo-190c en 190avo-190d
fol. 190bvo-190c erfgenamen van Brucht, buren van Bergentheim, Everdt Roberts, Gert Roberts, Harmen ter Mollenk, Luken ten Nijenhus, Wyllem Wychmanning, Egbert Mersing, Johan ten Noetvelde, Hermen Watering, Broick bij Venebrug, Bruchterbroick, Venebrugge, Bruchter marke, Voort, Oerthair, Bruchterweert, Hardenberg, Baalder, Arent in de Herberg te Brucht, Roeloff ten Crumenhave, Gerdt Heerspink te Brucht, Venebrugshair, Venebruggenkampm Geert Raetmering, Peter Uuterwijck, Evert Heynen te Holtheme, Albert Camphuys te Ane, Jan Meyering te Anwede, Everdt de Bake, Bruchtervenne, Borgervenne, Vestenberchshair, Bruchtweerdt, den Brandt tegens Richteringcamp, Derck Jans, Wolter Domes, van Aesswyn heer van Covorden, den Holte.
folio 190bvo-190c en 190avo-190d | 1550-10-20
Ter instantie der erffgenamen van Brucht getuget so navolcht
De gemene buyren van Bergenthem, nempticken Everdt Roberts gedenckende xl jaren, Gert Roberts xl jaren, Harmen ter Mollen lx jaren, Luken ten Nijenhus xxx jaren, Wyllem Wychmanning xl jaren, Egbert Mersing xxx jaren, Johan ten Noetvelde xxx jaren, Hermen Watering is dair onlancx gecommen, seggen dat dat Broick bij der Venebrug gelegen an den Voerdt sij gehieten dat Bruchterbroick, unde wetten dair oick anders niet van.
Item de Venebrugge seggen sij dat sye nyet anders gemeendt noch gewust en hebben dair de Venebrugge solde liggen in Bruchter mercke, so dye van Brucht myt der Venebrugge buyren t’node unde noet plegen t’holden ende de doden dairuut plegen t’halen.
Item de beeste de plegen t’lopen van Bergenthem an der Vennebrug off an den Vordt off bynnen de Oerthair, Bruchterweert, hebben dye van Hardenborch ende Baler tot noch to niet gescuttet.
Evert, Geert, Hermen, Egbert, ende Wyllem vurscreven seggen mede dat sye wal gehort hebben off horen seggen dat to der Barlehair in de cokene iii mercken solden sceiden, nemptlick de van Itterbecke, Brucht ende Bergenthem.
Item Arendt in de Herberge t’Brucht gewoindt xviii jaren ende is xii jaren geleden doin hye dair hen voer, Roloff ten Crumenhave heft dair gewoint viii jaren ende is wall xxx jaren geleden doin hye dair quam.
Gerdt Heersspinck t’Brucht drie jaren gewoindt ende is wall x jaren geleden dat hye dair hen quam, seggen t’samen ende plegeden heet ende scollen to meyen om de Oerthair en Venebrugshair, an Venebruggencamp, dair hem is sulcx niet bespiert, de Venebrugge plecht buyren node ende noet myt de van Brucht, de van Brucht weder mytter Vennebrugge t’holten.
Geerdt Raetmering segt, dat sij wall xliiii jaren geleden, dat de van Brucht myt de van Hardenborch der mercken halven twystinge hadden als sij nu hebben, dair dat weerdt doe nedergeslagen.
Item Peter van Uuterwijck gedenckende omtrendt xl jaren ende segt dat sijn zalige vader plach sceperie t’holden, ende plegen de scapen laten huyden in Bruchterbroick, de Orthair, bes an den Campe dair, want sij dair ghengen na Brucht, plech men sye niet to scutten ende wess sye an desse sijde vonden, plegen dye van Hardenborch t’scutten, segt oick dye weide gelegen an genne sijde der Venebrugge plach onbevredet to wesen, sodat hij tegen sijne olderen wal sachte, nu solde de werde om profijten wulle weder opmaken, sachten sij dat sye bewrogen [=schuld] dairinne hadden want sij versegen [=verboden] hem dat sulve dye Bruchter to queme, ende oick plegen de van der Venebrugge buyren node ende noet myt dye van Brucht t’holden.
Evert Heynen t’Holthiem gedenckende, lx jaren, tuget ende segt ende sij wal xl jaren geleden ende plach t’Brucht myten scultes to wonnen ende plach heide to meyen, to drijven, bess an Venebruggencamp ende in den Broicke, dair het is hem nyet bespiert.
Albert ten Camphuyss, wonende to Ane, heft gewoint ter Venebrugge vi jaren ende is sess jaren geleden dat hye dair hen voyr, dair dye van der Venebrugge plegen noet ende noede myt dye van Brucht t’holden, ende plegen de scape t’hoeden over dye Oerthair want sye Bruchtwerdt gengen, weerden sye niet gescuttet, dan gengen sye na Hardenborch, so plegen de van Hardenborch de wal to scutten.
Jan Meyering to Anwede heft ii jaren gewoindt myt Everdt de Bake, tuget also als Albert ten Camphus getuget.
Item opdat leste seggen ye dat sye den knechten nyet bevollen hebben wair sye graven sollen, dair sye muchten in Bruchtervenne gain, sus mogen de knechte den naesten wech gesacht hebben om den torff ten Hardenborch t’bet to vercopen want sye kunden den torff to Brucht niet vercoepen, so sye dair bier vor drincken wolden.
Dat venne genompt Borgervenne, dair sye na vragen licht over de Vestenberchshair, Bruchtweerdt an den Brandt tegens Richteringcamp.
Vragede hem van de perde t’quemen, so heft hij geantwordt, de queme mijn juffer to, do genck hye van sijn huysfrouw ende queme strack an hem gain ende sprack ten juffer heft nicht meer dan dat derde deel in den Holte, solde sij dan dair iiii off v perden in hoden laten, ende nam de bijle in sijn hant unde sprack, packet uw hyr uut t’comen off ick wyll in dairuut helpen, so hebben sij gesecht, alst mijn juncker nicht en belyevet, so wyllen wij tegen mijn junckeren wyllen dair nicht in hoden, unde hebben de perde weder uut den Holte geleth, unde hebben mijn juncker angegeven wes hem besceit was, so heft mijn juffer to hem gesproken dat sij sye des anderen dages dair weder inleyden solde, he dair eyment bij doen solde, dair sulves bij comen, seggen dat dit dat gene sij dat hem beiden vervaren is, gelijck sie oick beiden hebben.
Derck Jans, Wolter Domes ende becanden mytz waren worden lijfflicken aver God ende den Hiligen zwarende, dair sye vermitz besate ende enen pene s’gerichtes unde edele ende do erntfesten heer van Covorden t’gedrungen weerden um eyn kunde en uut t’seggen wes hem gesciet sij ende wat he Aeswyn t’gesproken heft in den Holte, so stundt Derck vurscreven ende sachte den sijn ju…t tot he … ende heft myt hem gereden waerum den hie de perde niet in den Holt hadde als hye pleget t’doin wat, an den crege de wede ende sye sege to unde solde dair om over uut hor poss comen, sus heft hij des avont als de sonne onder gain wolde, ende als hye van sijn verckennd ende perde uutgelaten had myt horen vorknecht Wolter vurscreven de perde in den Holte gelet und dan gehat, so is Aeswyn myt sin huysfrouw in den Holte gecomen ende hem sichtich geworden unde vragen hem ut supra.
Kornoten: Peter van Uuterwijck op maindach den xx ten octobris anno l [1550]
Up dach vurscreven hebben dye geroerte getugen overgegeven ende hantasttinge gedain dat sye als huyden over xiiii dagen sullen doin ende dusse scrijfte bevesten als recht is, bij also off de van Brucht hore erffgenamen enige getugen van de erffgenamen van Hardenborch ende Baler off de borger wolden verhoren, dair sullen sye den eet voir doen ende off men rechte solden, sollen sij des oick tijtlicke vor den recht doen.
Bevesten als recht is des maendages na dien Sanctorum anno l [3 nov. 1550].
Kornoten: Gerdt de Wyse en Gert Costersonne
fol. 190cvo-190d Hermen ten Oerde, Hazelhorst, Gert Raetmering, Wychmanning, Hermen Wyllems – Myddesdorp te Holtheme, Roloff van Lennep – buren van Brucht, Amsing, Jenting, Nyezinck, Hening, Bockeding, Oelreking, Lambert en Jan Watering, Hardenberger marke, Gertych, Vorthair, Bruchterhair, Venebruggecamp, Stalbring, Barlehair, Gert Heining, Nyenkamp, Venebrug.
fol. 190cvo
Dem vi den juny anno 15 liii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Hermen Jans van Bergenthem ende Andreas Rolofs
So dye Richter tegens dussen huytigen dach myt ene gerichtes wette had doin eyscen Hermen ten Noerde myt sijne anhangeren, om bij to brengen wair om dat de ordele tusscen Hazelhorst tegen Get Raetmering, wijl Wychmanning ter ander sijde langer suspens solde hebben, off solde den ordel laten vortgain, off den partien i panding vergunnen. Vor de gerichtlick oncost is Hermen ten Oerde myt Hermen Wyllems sijnen vorsprake vor den gerichte erschenen ende syck beclaget dat hye vermogens hor lest per lester vor alsulcx genoch versocht, dan der wijlen mijn goedgunstige heer off sijnen stadholder niet bynnenlantz gevunden, sij sulcx niet mogen becommen ende begeren, noch suspens ter tijt sijner weder avercumpt ende bynnenlantz to becommen is ende so vern hem des niet vergundt weerdt, wyllen sye duldelick lijden wes de richter ex officio dair in doinde weert ende t’sulve tot horer tijt eyn bedencken nemen. Dair op de partien stunden en eyscende dat ordel eyn vortganck to nemmen, off geboden den richter t’gelt vor pandinge des gerichtlicken oncosts, om dan beyden partien niet to vercleynen in sijnen rechten, heft de richter angenommen de verwerers de gerichtlicke oncost to verstrecken ende dat ordel sal opgeholden blijven bes mijn heer stadholder off sijn vulmacht t’lande cumpt, om de anlegger bij t’brengen als hye na sijne gedane protestatie angenomen heft. Wy alsdan in den onrechten bevunden weert, sal de gerichtlicke oncosten den richter weder aver antworden als na lantrechte behort. Dit hebben beide pertyen gerichtlicken ingegain ende alle borchstal myt den reces sal so lange in sijn effect blijven ende yder onversuympt.
folio 190d | 1550-07-07
Den vii den july anno l [1550]
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Edele Peter van Uuterwijck en Albert Dercks de Veere
Item dit is de ansprake op de gemene buyren van Brucht, nempt Amsing, Jenting, Nyezinck, Hening, Bockedinck, Oelreking ende Lambert ende Jan Watering, t’seggen de wairheit mytz horen ede.
[1] Vor eerst t’seggen bij horen eedt off sye oick enige bepalinge wetten off yewerldt gehordt hebben dat de mercke van Hardenborch ende Brucht solde sceiden ende woe veer sye hore heet en plaggen na Hardenborger mercke wal gemeyt hebben.
[2] Item ten anderen off de borgere van Hardenborch der wijllen hem dencken mach nyet onbespiert van de van Brucht int venne, over dye hair gelegen dair nu de knechte van Brucht gegraven hebben, niet allet plegen t’greven onbespiert.
[3] Item off sye den knechten in persoin sulcx bevollen hebben dair to graven, dan oftet knechten uwt hor eygen hant gedain hebben ende wair dat venneken gelegen is genoimpt dat Borgervenncke.
Up den erste artickel seggen de gemene buyren dat sye niet secker en wetten wair de sceidinge solde hen gain, noch oick wo hor dat den upholt, dan sye hebben ’t bij oren tijden geholden bij ’t Gertych de Vorthair na Bruchterhair, de loopt na Venebruge camp ende hebben dat oick myt het offscollen [=plaggen] to meyen soe scerp op eyn cluppelweges nyet t’holden unde wels grundt ende des van Venebruggen camp, na den vort na Stalbring op de neerste wegen zatten, dair de lopen nae der Barlehair, woet anders dair om sij wetten sij niet was, dan Gert Heining segt dat hem huget dat de Bruchter erffgenamen eyn der lossen wetter sye met van den Nyencamp intreden ter Venebrug.
Up den anderen artickel seggen de gemene buyren angande den greven dat sye den burgeren van Hardenborch tot gener tijdt aldair torff t’greven bespiert hebben noch gehort is het hem bespiert, ende sye plegen dair heet ende scollen to meyen, hor scape to drijven, buyten becronnen den van Hardenborg, ende want dair enige scortinge inne weer off queme, hebben hore lant tegen to berichten, nadenmael sye der mercken sceit niet secker en weten, dan Johan Watering segt den hye sijnen saligen bruder int vurscrevenvenne torff affgedragen heft ende na horen wyllen dair myt gebruickt, oick onbespiert van de van Hardenborch.
fol. 190dvo-190e
folio 190dvo is het laatste gedeelte van de tekst van folio 190bvo-190c en 190avo-190d (zie aldaar).
folio 190e is het laatste gedeelte van de tekst van folio 154avo (zie daar).
fol. 190evo-191 Vincentius Blecker, drost – Thonys Arning, Geert Ketteler – Scutstal, Griete Heer Geerdes, oordeelwijzer Albert Jans – Laurens Lamberts, Johan Egberts – ondersculte Roloff, Johan van Hensborch, erf Grymmering ten Velde – Johan van Hensborch, Gerryt van Emmerick, zalige Henrick van Mervelt – Peter van Uuterwijck, Johan van Hensberch, juffer van Mervelt.
folio 190evo
Dem xvi ten may anno lii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Henric Johan Heymens en Lubbert Smyt
Up dach vurscreven quam int gerichte Vincentius Blecker myt sijne borgen ende sachte heer Richter, so Vincent uuten ijser verborget is unde veer borgen gestelt tusscen dier tijt, ende imandt na Paesen weder in to commen welcke dach de droste affgescreven ende xiiii dagen verlenget heft, hebben de borgen niet langer wyllen stain ende gevrijet sijn, des ick Richter vurscreven niet heb wyllen doen ende sye verlaten dair mij geholden an des drostenbreeff ende dat in den gerichtboick gelavet is, als stunt Vincent vurscreven ende geboet sych lijff ende guet, stellende sijne voet in den gerichte tegens eynen yderen de hem van saken in eniger wijs besculdigen kan om de borgen to vrijen, dair want mij de droste den dach vuerstet heft, heb ick gene vrijinge to laten wyllen, allent voir verhaelt.
fol. 191 | 1553-01-00
#
fol. 192-193 erfgenamen van Hardenberg en Baalder, Brucht – Albert Jans, de weduwe Mervelt – Johan stadt mullener te Hardenberg, Meyering, zalige Henrick van Mervelt zoon Henrick, juffer van Covorden – Peter van Uuterwijck, Johan Meyering erfhuis te Gramsbergen – Wylbert ten Laer, Hermen Watering te Laer geboren, Roloff Volckering Hermens vader – Peter van Uuterwijck, juffer Anna van Mervelt, Aloff Brouwer – Egbert ten Camphus, Jan Bulckes, Arendt in de Herberge en Roloff ten Crumenhave als getuigen, Hermen ter Bocket, Albert, Johan en Egbert broers en Reymel en Zwane zusters, kinderen van Albert en Lutgert ten Bocket.
fol. 192 | 1553-03-00
#
fol. 192
Dem xxviii ten augusti anno 15 liii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Gert Roberts ende Henrick Rolofs
Up dach vurscreven ersceen int gerichte Johan stadt mullener ten Hardenborch ende tonde indt gerichte eynen ongecanceleerden breeff, inholdende van xii goltgulden off xii mud roggen des jairs uut Meyering, vragende den richter off hye den sulve breeff oick in werden kande, sachte de richter ja, vordt vragede hye den richter off hye in tijde van salige Henrick van Mervelt ergemelte Mervelt oick kande vulmechtich ende monbor sijns zons, he junge Henrick van Mervelt, angainde de guderen dair juffer van Covorden den zonne myt begyfftiget had, sachte dye richter jae, wante salige Mervelt voir hem gerichtlicke vulmechtich ende monbor sijns zons gesath werdt van juffer van Covorden.
fol. 193
Up den xxi ten septembris anno liii
Richter: …
Kornoten: …
Up dach vurscreven quam int gerichte Wylbert ten Laer ende tugede ter instantie van Hermen Watering de hem myt besate [beslag leggende] an den gerichte gedrungen heft, den hye op den erve ende gude ten Laer geboren, ende hem huyget wal xl jaren den do ter tijt dat ene verndel van den erve to behorich was itlicke lude in Hyemser kerspel myt de genne de dair anhengen, unde weet wall dat uut dat sulve verndel voer aff eyn mud roggen jairlicx uutganck ende betaelt werdt an Roloff Volckering, Hermens vurscreven vader.
fol. 193
Dem ix den octobris anno 15 liii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Gert Lamberts ende Andreas Rolofs
Ter instantie Egbert ten Camphus ende Jan Bulckes tugede Arendt in de Herberg ende Roloff ten Crumenhave dat hem wal wyttich ende kundich is dat salige Hermen ter Bocket, Albert, Johan [en] Egbert gebruderen, Reymel [en] Zwane gesusteren, echte ende rechte kinderen synnen van vader ende moeder, nemplick van seligen Albert ende Lutgert ten Bocket, want sye oick anders niet vernomen hebben. Dit sulve tuget oick de richter.
fol. 193 | 1553-03-04
#
fol. 194 | 1553-05-05
#
fol. 194-195 Johan van Rede, juffer Anna van Mervelt weduwe van Covorden – Henrick Rolofs van Zuytwolde, Engelbert de Vasse en Egbert Reyning te Lutten geboren en getogen, weide van Welvelde bij Johan Peters land dat Pijpen wordt genoemd langs de scheiding met Zuidwolde – Arendt Monnickemeyer, Jan Scutstal, Henricus Becker te Gramsbergen – Steffen Wyllems, Robert Wylling, Watering te Ane, Hermen en Johan van Ane.
1554
fol. 196-197 Frerick Jans als gevolmachtigde van scepen en raedt te Zwolle, mannengasthuis binnen Zwolle – juffer van Covorden, weduwe van Mervelt – Johan Scutstal, Hermen Bake, Jan ter Huyrne, Albert Volckering te Anwede, Wolter Roreking, Albert Roreking in de herberg te Laer, Albert Lukens – Johan Scutstall – Wolter Scutstall, Wolter Roreking zijn zoon Albert, Hermen Bake, Albert Lukens.
fol. 195-196 | 1550-11-03
Getuigenis voor Brucht #
fol. 198-199 Johan Scutstall, Albert Roreking – alimentatie Johan Wylmes x Swane hun zoon Luken – Reyner Olen, Feye ten Broickhuis, Lambert Oding richter te Gramsbergen, zalige Henrick van Mervelt, Jan van Lair, weduwe van Mervelt, bastaard Roloff van Covorden.
fol. 198
Dem xxii ten january anno 15 liiii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Jasper Ketel en Andreas Rolofs
Up dach vurscreven quam int gerichte Johan Wylmes myt Swane sijn echte huysfrouw, ende bekanden woe sye olde luyden weren ende hor handen niet generen [= niet gebruiken] conden om de cost to crijgen, ende dat sye dair om dagelicx ontfangen ende genommen hebben van hor sonne Luken dat loin dat hye jairlicx veroveren muchte ende allent des hye suss mysten muchte, ende dat sulve gebruket tot horen kentlicken noetdruffte, hebben dair om eyn gerichtlicke rekenscup myt hor sone Luken gemaket, also dat sye hem sculdich kennen van wytlicker scult de summe van xxix goltgulden, den gulden xxviii stuver Brabants, om dat dan hor sonne Luken vurscreven toth sijne uutgelachte penningen mach commen, ende de olderen nu gene macht en hebben sulcx to betalen, hebben sye horen sonne gerichtlicke gesath allent dat genne dat sye hebben, levendige have, bieste, gerack en ongerack, niet uutgesundert, tot de vurscreven summe thoe, bij also dat de olderen t’sulve hor leventlanck mogen gebruken, dat sulve Luken vurscreven oick also avergegeven heft, dair t’endes dode vader ende moder sal Luken dat sulve guet ten werden van de vurscreven summe antasten, is dair dan myn, mach hye ontvallen, is dair dan meer, mach hye myt sijn susteren delen als behort.
fol. 198 | 1553-06-06
#
fol. 199 | 1550-07-07
Brucht #
fol. 200-201 vervolg zalige Henrick van Mervelt, meester Melchior, Lambert Oding, Albert Johans – Johan van Almeloe, heren van Zwolle, juffer Wybbele Leuwen weduwe van Egbert Mulert, Wennemer van Heyden.
fol. 200-201 | 1550-07-14
#
fol. 202 | 1553-07-03
Anreas Roelofs i.p.v. richter B.B. Kornoten Jan ter Huijre en Jan opt Holt.
Thonijss Arning tegen absente Geert Ketteleler, die de kosten moet betalen.
Richter B.B. Kornoten idem.
Schutstal verwonnen van Griete heer Geerdes over achterstallige rente Albert Janss.
fol. 202 | 1552-05-21 1553-07-06
#
fol. 202 – 202a en 202avo-202b meyers van zalige Egbert Mulert, Henrick Conraets, Roloff ten Becke, Henrick Sculting en Gese Lefferts – Reynt Oelen, Jan van Laer drost van Salland, Lambert Oedynck schulte van Gramsbergen, Jan Domes, meester Feye ten Broeckhuis, bouwmeester Albert, knecht Jan, maagd Anna, Johan te Loesse, Dirck ten Velde, heer Berents, Willem Bouwmeyster, Ewegynckhorst, Claes Wylsems, Dyrck Wilsems, juffrouw van Mervelt, Geert Benen, juffer Werf, Aelbert Jan Oedynckszoon, Gert Scherres, Aelbert ter Meppell, Geert Doerning.
folio 202a | 1554-03-01
Ick Reynt Oelen met mijn adderenten [=medestanders] vrage i.l. tijden eet ghij kornoten gedaen
Heerscheit of is in lyeffde oick indechtich is dat Jan van Laer de droste van Zallant doe in der tijt iwe lieden angescreven heft dat ie lieden die goeder dess onmundige kyndes in sequester solde stellen ende dat gewas dess koernss in der schure edder scoepe laten leggen ende die scoppe laten toeslueten ten tijden die borgen van den wedderpaerty gereddet edder gequiteert waeren ende dat verbot bij ene pene dess gewaelts laten verbyeden ende off dat slot nader verbodde van den schure oeck genamen ende dat koern daer uetgefoert buten conscent dess gerichts of recht, soe sta wij borgh hyer ter stedde unde begheren den breeff gerichtelijke te horen leessen ende daernae ene scertiffyr van den richter besegelt omme onsse gelt.
Noch stane wij borgen hyer ter stedde onde vragen heer richter ie lieden ofte sulcken bevell als voerscreven van den voergemelten drosten an iwen lyeffden gedaen, oeck achtervolget is ofte nyet ende wen iwe lyeffden dess in bevell gedaen heft, de schuer te slueten ende dat slot daeran te hangen ende dat koern te bewaeren.
Item noch stae wij hyer ende vraegen is Lambert Oedynck, schults bynnen Gramssbergen, bij allersielen salicheyt omme ene koenscap der waerheyt oft ghij dat slot oeck an die scopper gehangen hebt ende die duer daer niet gesloeten ende die gesequeste goeder daer niet bewaert gelijck die schults van den Hardenberge ja bevoellen hadde dorch anscrijvinge ende bevellyngen dess drosten Jan van Laers doen in der tijt an de der tuchgenysse gene voerweygerynge te done bij ene pene van hundert olde schilden.
Item noch stae wij borgen ende vraegen i. Lambert Oedynck, scults van Gramsberghe, bij ene pene als voerschreven oft ghij ock niet itsoelijckx contscap gegeven sijnt omme te besichtig, ofte dat selve slot iwe lyeflicken daer angehangen hadde, ofte dat daer noch anhenckt edder een ander slot in der stedde begheer wij borgen dess eengerechtes schijn met iwe eedt bevestiget omme onsse gelt.
Item noch spreken wij an Johan Doemes, omme ene kontscap der waerheyt bij iwer sielen salicheyt ende bij ene pene van hundert olde schilden wije dat gaerstsaet tot iwen huesse bynnen Gramsberge gedorschet heft ofte laten dorsschen end wye die dorsschers gewest synt ende up wat tijden dat geschiet is, bij nachte edder bij dag ende woer dat coern gebleven is, ende hoe lange dat dorssen geleden is, begheert meyster Feye met sijn adderenten van ie lieden heer richter een besegelt schijn omme onsse gelt.
Ter instantie Reyner Olen ende Feye te Broeckhuiss
Item Jan Doemes tuget dat mijn juffrou van Merfelt die haver heft laten dorsche tot sijnen b.. tusschen sancte Merthen end myt wynter die dorsscher was Aelbert oer boumeyster, te wetten tue vijme noch hoer knecht Jan ende oer maiget Anna holpen dorsschen, te wetten iw voerknecht end dat saet lyet mijn juffrou draegen tot hoeren huesse, noch een sceppel gersten end die rogge dorsschede Johan te Loesse end Dirck ten Velde tot behoeff heer Berndes.
Item Willem Bouwmeyster tuget dat Dyrck ten Velde den roggen gedosschet tot behoeff Heer Berents end die dorsschers weren Ewegynckhorst sijne twe knechte end Claess Wylsems, Dyrck Wilsems sonne ende die hver heft haver heft mijn juffrou van Merfelt laten dorsschen end gehaelt te wetten iiiii mudde, dit geschach dry wecke na Mytwynter.
Item Jan Domes vurscreven segt so Gert Benen kranck is dat doin myt hen sunne.
Item tot Gheert Benen gedorsschet iiii mudde myt vijff spynt tot behoef heer Berents. Noch myt mijn juffrou Werf dorsschet drie mudde rogge end een scepel. Noch iiii mudde haveren tot behoeff hoerse. Die dorsschers waren desse selve voerschreven.
Item Aelbert Jan Oedyncks sonne tuget dath bij Jan to Lozen ende sijne hulpen. Oick was mijn knecht Gerryt eyn wienich daerbi. Heer Berents noch een sceppel end ii spynt kreech, die synnen koster lyet die meyer dorsschen tot behoeff heer Bernts endd iiiii mudde haveren. In als des wekess saets krech juffrou van Merffelt. So conde Peter van Uterwijck haelde twe lechgen sacke om bede Wyllem Alberts vader ende sachte mijn juffrou wol dessen up horen bonne hebben.
Item Ghert Scherres tuget den daer quamen Derck ten Velde myt sijne holpen ook een van Mervelts knecht muste in end dorsschede wat mijn als vijff mudde, dat mach Dyrck ten Velde wetten, der haver was ii spynt aen, als mysstes mudde krech mijn juffrou van Merfelt dit voerscreven schach na viii jaer.
Item Aelbert ter Meppell husse lyet dorsschen mijn juffrou van Merfelt nae Mytwynter iiiii mudde roggen, dorsschede haer boufolck Aelbert end Jan, dair wolde Aelbert die meyer voerscreven geen doen met hebben.
Item Ghert Doernynges rogge licht ongedorsschet, te wetten tue vijme end vijff gast, licht noch in sequester.
Den i sten marty anno liiii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Evert Heynen en Andreas Rolofs
fol. 202bvo – 202c Rotger de Wyse Hermenszoon, Wolter Reyners, Egbert ten Camphuys, Evert Heynen, Egbert Sconecamp – Evert Heynen, Albert Jans, Herm van Dulmen.
folio 202bvo | 1546-10-04
Den iiii octobris anno 15 xlvi
Richter: Bruyn Blancvordt
Kornoten: Berent Alerts ende Johannes Henrics
Up den sulven dach quam int gerichte Rotger die Wyse Hermens myt Wolter Reyners sijn gecoren voersprake end sprack an Egbert ten Camphuyss ende Evert Heynen omme enen tuychnisse ende waerheit wess hem wyttich unde kundych weer dat sijn salyge moder in die echt tom gecofft weer, waerop Egbert vurscreven tuget tot versoick Rotgert vurscreven dat Hermen die Wyse sijn huysfrouwe in de echte gewoind hefft ende hij hefft hem den gelt gegeven ende dus hefft die rentemeyster eyn breff gesant ende Egbert Schonecamp in sijn stede gesat, unnd dyt hefft Egbert vurscreven myt upgane beden uytgeve ten heylligen geswoert.
folio 202c
Up dach vurscreven quam int gerichte Evert Heynen, want hye van Albert Janss wegen des holtcopens angesproken wordt ende myt scaden vervolcht, dat Evert vurscreven tussce dit ende Paesce acht dage eyn dach onder off aver onbeholt Albert vurscreven sal vrijen en quyten an Herm van Dulmen off sijne breve leveren myt alle sijnen hinder ende scaden, also dat Dulmen myt Albert to vreden is. Indien niet wyl Everdt in de vijfftich gulden wye Albert uutgelecht hefft vervallen sijn ende Albert de l [50] gulden myt hinder ende scaden ontrichten en betalen, sunder argelist.
[Briefomslag:] An dem erberren end frommen Broen Blanckesvort vort scholtes ten Harndenberghen
fol. 202cvo-202d weduwe van Mervelde, Jan van Laer to Honloe – Hermen Lefferts x Gese, Roloff to Wylen x Hermen.
folio 202cvo
Orbar end fromme mijn guynstyge frundt, yck verstae dorn of desen meyster scye dat hye myt dye wedde frove van Mervellde yn recht vorderrynge henckt vor ulieden gerycht ende of gekant hebben dat dat guet yn sequester sall blijffen, hen ten tijden bontelle mey nast kommende, soe doin ulieden gheyn hoege gebot ofte verbot en hebben, dair bij een olde schyllt, sus soe stae yck ut yn desser sacken toe soe falle als ie des berzychten hebben dat ulieden verbot bij dat hoegeste soe fer sye an yeder syeden na lantrechte ende nae lant gehnomten gheprosendyert hebben, hyrmyt wyl ych ulieden dem herren myt bevelten dye ulieden langer saellych ende gesont wylle spaerren. Geschreven myt ylle anno liii.
Jan van Laer toe Honloe
folio 202d
Anno 15 lii
Up sundach Reminiscere
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Derck Scomaker en Andreas Rolofs
Up den vurscreven dach quam int gerichte Hermen Lefferts myt Gese sijn echte huysfrouw ende becande ontfangen t’hebben van Roloff to Wylen myt Hermen sijnre huysfrouw de summe van l [50] gulden, xxviii stuver Brabants, vulnerdt dath Hermen en Gese vurscreven jairlicx verholden sullen mogen myt iii gulden des jairs, alle jair op Mytvasten te betalen, settende hem dairvor to onderpande ii gorden, de eyne gelegen in de …………., de ander achter den kerckhoff, so als de Hermen ende Gese ytsuntz in gebruick hebben ende myt sijne bepalinge an allen t’sijden gelegen mogen sijn, vort uut ende aver dat huyss ende stede bynnen den Hardenborch ende allent des geens sye hebben, noch mogen crigen, niet uutgesundert.
Bij gebreck to mogen panden etc., hebben oick oplatinge gedain, belaven oick beter vestenisse. Sullen oick sulcx mogen lossen want de ene de andere i jair to vorens opseggen. Sullen oick myt x gulden alle jair x gulden mogen afflossen. Sullen oick wanneer men den goren vercopen wyl de naste sijn want hy doen wyl als soedane.
fol. 202dvo-202e Henrick van Hesselen dat kind van Meppell, Henrick van Lair, Hermen Mulert sculte van Zwolle, Henrick Mulerdt dijckgraef, Henrick van Besten, juffer Zanna Mulerts dochter van zalige Seyno Mulerts x Fije van Wullen – Henrick Mulert dijkgraef monbor zalige Egbert Mulerts [kind], Hermen Mulerdt, Henrick van Besten, Sije huisvrouw van het kind van Meppel.
fol. 202evo-202f Arendt en Henrick Lukens, Johan Scutstal zijn zwager zalige Myddesdorp – Henrick Sculting, Evert Wylling, Johan Berteling, Albert ten Kamphus, Hylle Stuten, zalige Jan Stuten zijn broer Geert – Evert Heynen – Lubbert bij den Broke, Henrick van Besten, weduwe van Albert de Wyse, Albert Jans – kinderen van zalige Jan Vryling genaamd Hermen Weling als monbor zijn wyens moeder, Gerdt, Evert en Johan Vrylings de kinderen – Geerdt de Wyse, Heyno to Losen, heer van Brakel.
fol. 202evo
Up manendach post Quasimodo anno 15 liiii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Hermen Jans van Bergenthem ende Lubbert Blanckvordt
Ter instantie Arendt ende Henrick Lukens tugede Johan Scutstal, ende segt voir de clare wairheit dat hye wall weet dat sijn swager salige Myddesdorp den mess de de sulve kinderen in horen afftrecken des wynters gestreyt ende gelaten heft, dat Myddesdorp den sulven mess op dat lant voorde ende gebrukede, ende nam dat lant an acht jaren, ende weet oick wall dat Myddesdorp itlick lant als ix scepel lantz ix jaren gebruickt heft.
fol. 202evo
Up manendach post Quasimodo anno 15 liiii
Richter: Bruyn Blanckvordt
Kornoten: Hermen Jans van Bergenthem ende Lubbert Blanckvordt
Henrick Sculting, Evert Wylling, Johan Berteling [en] Albert ten Kamphus tugeden ter instantie van Hylle Stuten dat hem wall wytlich ende kundich synnen in tijde do selige Jan Stuten myt cranckheit bevangen was ende sijn testament makede, vor ons eer hye sijn sacrament ontfangen had, dat do Stute saliger van dusse lude begeerde off begeren liet bij hem to commen, hye wolde sijn dinge maken op dat na sijnen doede om sijn guet gien twyst en questie.
So heft hye gegeven sijnre moder v gulden, sijn susters ende bruders elck v gulden, bedragende tot xxx gulden, den gulden 28 stuver, dair myt solden sye van sijn guet niet meer hebben, ende wes hyrinne en boven bleven solde sijn huysfrouw Hillen holden myt scult ende onscult to betalen.
Sculting ende Albert vurscreven seggen dat sye van de moder gehoert hebben, doin dit gescach, wat Johan dede ende rede solde gedaen sijn, ende dair weer sye mede to vreden.
Item Sculting ende Evert seggen dat Geert sijn bruder tot hen sachte want nu de moder verstorven wair hor v gulden blijven solde, antworde Johan, de solde hebben Gerts kind Johan, de na sijn vader genoempt is.
Item Jan Berteling segt hye hefftet uutgesproken dat de xxv gulden sijn moder suster ende bruder solde hebben ende t’ander guet blijven bij Hillen.
fol. 202f
Up manendach den iiii den juny anno 15 liiii
Richter: Bruyn Blanckfordt
Kornoten: Evert Heynen en Andreas Rolofsz
Erscheen int gerichte dye kinderen van zalige Jan Vryling, nemptlick Hermen Weling als monbor sijns wynes moder unde vor hem, Gerdt, Evert ende Johan Vrylings kinder, ende bekanden vor hem unde voir alle hor medebewanten dye wijle.
fol. 202fvo-202g Geerdt de Wyse, Albert ten Hanencamp, Geertken weduwe van Hermen bij den Broicke, Aloff van Haren, Derck de Bake, juffer van Ittersum, Jacob, Lubbert bij den Broicke – Derck ten Velde, Albert van Styenwik – Bernt Alerts, Gert de Wyse – Henrick Haken x Merrye en dochter Berte en zoon Hermen, zalige Jan Stuten x Hille.
fol. 202gvo Wyllem Olen, Gramsbergen, juffer van Mervelt, oordeelwijzer Hermen Jans van Bergentheim – Geerdt Lamberts burger binnen Hardenberg als monbor van zijn schoonzuster Aleidt Jacobsdochter te Lozen, Jan Henrickes Wysen, huis te Lozen bij Junge Gerdes huis.
fol. 203 | 1553-07-10
Roloff onderschultes heeft ontvangen van Johan van Hensborch over erve en goed Grimmering ten Velde. Ter instantie van Johan tuget Gerrijt van Emmerick dat hij in bijwesent zalige Henrick Mervelt sijn Junckeren over geleverd goed.
Peter van Wterwijck en over Juffer van Mervelt over Meister Fere van den Fluwell.
fol. 204 | 1553-07-17
Erfgenamen van Hernborch en Baler over het neerleggen van de spaden van Brucht.
Des maandages na Stephanij anno 1552.
Richter in afwesent A.R. Korneoten R.B. en Joche Aske [?]>
Albert Jans contra weduwe Mervelt, meister Fije.
fol. 204 | 1553-08-28
Richter B.B. Kornoten Gert Robertss en Henrick Roloffs.
Johan stadsmolenaar te Hardenberg over de rogge uit Meijering – zalige Henrick van Mervelt en zijn zoon de jonge Henrick van Mervelt en de goederen waar de juffer van Coevorden de zoon mee begiftgd had.
fol. 205 | 1553-09-21
#
fol. 205 | 1553-10-09
#
fol. 206 | 1553-10-16
#
fol. 206 | 1553-10-25
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten Roloff Blanckvordt ende Andreas Roloff.
Ter instantie Henrick Roloffs van Zuijtwolde (Zuidwolde) tugede Engelbert de Vasse ende Egbert Reijning to Lutten getogen ende geboren ende sijnnen van Junges op to Lutten wonafftich gewest ende Egbert dencket wal vijfftich jaren ende Egbert wall xl jaren dat sije de beeste wal huden kunden ende seggen wo Engelbertz vs. lantheer Wije van Welvelde, land bij Vassen erve, bij land van Johan Peterss land westwaard genoemd Pijpen met een sloot, met water en brug, aangevredet door Zuidwolde? zuidwaarts naar Arrien aan Hapmans meer (Herpmans). Grensgeschil over weiden van beesten in de Lutter marke.
fol. 207 | 1553-11-04
#
fol. 207 | 1553-11-05
#
fol. 208 | 1553-12-04
#
fol. 208 | 1553-12-18
#
fol. 209-210 | 1554-01-22
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten Jassper Ketel ende Andreas Roloffs.
Johan Scutstall (Schutstal) doen dagleggen Wolter Roreking (Reurink) met Albert sijn sonne weten ze iets van Hermen Bake en Albert Lukenss of van varkens, zou Scutstall dat gezegd hebben?
Albert Roreking weet niets kwaads te zeggen. Wolter kon niet komen is doch godes gnaden Krencklick. (ziek door gods genade)
Ook kwam Johan Wijmess mijt Swane sijn echte huijsfr zij zijn oude luiden en knnen hun handen niet gebruiken om de kost te verdienen, zij krijgen dagelijks het loon dat hun zoon Luken verdient, ze ondertekenen daarom een schuldbekentenis, zij kunnen hen nu niets geven daarom erft hij, anders met zijn zusters delen.
fol. 211-213 | 1554-03-02
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten Evert Heijnen ende Andreas Roloffs.
Reijner Olen ende FFije te Broickhuijss doen besaten Lambert Oding richter to Gramsbergen, arrest op alle nagelaten goederen van zalige Henrick van Mervelt, het onmondige kind – Jan van Lare in plaats van de drost van Sallan. Getuige Albert Johanss. Lambert Oding heeft sleutel van schuur van Mervelt. Lambert is besatet door Van Wterwijck M Melchior Wijhoff ende Arndt Scoer?, sleutel afgepakt. De bastaard Roelof van Coverden heeft de sleutel geeist, over het zaad, Lambert naar het huis van Van Mervelt en heeft de sleutel bij meester Melchior gevonden? etc. getuigenis etc.
fol. 213-214 | 1554-03-06
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten Jan HermenssBaden ten Hardenberg ende Andreas Roloffs.
Johan van Almeloe ttont procuratie door de heer van Zwolle verzegeld 1554
03-04 in naam van deugz. Juffer Wijbbele Leuwers Lenwe() nagelaten weduwe Egbert Mulert binnen Hardenberg op de goederen van zalige FFije Mulertz bij de erfgen. Wennemer van Heijden, dat kind van Meppel, rente, Juffer Mulertz saliger van de meijeren.
fol. 215-215c | 1554-03-01
#
fol. 215d | 1546-10-04
#
fol. 215E | 1553
Mervelde #
fol. 215E | 1552-02-00
#
fol. 216 | 1554-04-08
Manendag post Quasi Modo.
Beloken Pasen of Quasimodo-zondag of Dominca in albis is de eerste zondag na Pasen, de Paasweek of Paas octaaf wordt dan afgesloten
[pasen wo. 4 april? dan 8 april]
Henrick van Hesselen anders dat kint van Meppell heeft doen besaten Henrick van Laer [Laar], Hermen Mulert schultz van Zwolle en Henrick Mulert Dijckgraaf [?] en Henrick van Besten moeten kondschap geven over de E. ende doichsame Juffer Zanna Mulertz, dat zij de echte dochter is van salige Seijno Mulertz en sijn huijsfr. Juffer Ffije van Wullen en dat is zo.
Hendrik van Laar en Hendrik Mulert zijn mombaren van het onmondige nagelaten kind van salige Egbert Mulertz en Hermen Mulerdt en Henrick van Besten als dagholders van de vrouw van het kind van Meppel [?].
fol. 218 | 1554-05-00
#
fol. 219 | 1554-06-04
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten Junge Leffert ende Andreas Roloffs.
Lubbert bijden Broke aangepand van de Er. Henrick van Besten wegens pacht. Verder de weduwe salige Albert de Wijse. Zijn voorspraak is Albert Janss.
Kornoten: Evert Heijnen en Andreas Roloffs Richter en datum ut sup.
Erscheen int gerichte Dije Kinderen van zalige Jan Vrijling (Vrijlink) nemptlick Hermen Weling (Welink) als monbor sijns wijves moder ende vor hem Gerdt Evert ende Johan Vrijlings kinder ende bekanden vor hem unde voir alle hor medebewanten Dije Wijle.
fol. 219-220 | 1554-06-22
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten Wijllem Egbertss ende Henrick Jan Heijenens.
Richter Bruijn Blanckvordt, Kornoten Gert Lambertss ende Derck Scomaker.
Ter instantie Geerdt de Wijse tuget Heijno (Heijne) to Losen (Loozen) over land dat de Heere van Brakel verkocht heeft, plaen in de Slencke, Slenckesken.
Ter instantie Geerdt de Wijse tuget Albert ten Hanencamp ende Geertken salige Hermen bijden Broickes vrouw, dat ze ongeveer 20 jaar geleden is dat Geert de Wijse met Aloff van Haren met Derck de Bake ende Albert ten Hanencamp was vanwege de Juffer van Ittersum ende weren bijden Broicke unde wesen salige Hermen bijdenbroick dat sulve lant nu Jacob gebruickt to lande to maken ende tgebruken ende dair wort niet van gelavet off enige pacht to geven besceiden.
Item Geertken tuget land altijd gebruikt en geen pacht daarvan gegeven. Geerdt de Wijse alle jair gecommen mijt Werveldes dijenre (Werneldes Merveldes?), salige Mervelt met heer van Brakel, naar Hardenberg vervoerd, de wijse haalde derde deel van de Garve.
Item Lubber bijden Broicke dat ze zalige Hermen bijden Broke het land aanwezen daar Jacob op woont.
fol. 220 | 1554-06-23
Richter Roloff Blanckvordt in stadt sijns vaders,
Kornoten: Lubbert Smijt en Andreas Roloffs.
Derck ten Velde met huisvrouw ontvangen van Er. Albert van Styewick (Steijnwijck) geld, betalen martini in de winter. Onderpand de Zuijtbrokeste maet gelegen bij Kivetz huis (Keurtz / Kivit?)
fol. 221 | 1554-06-26
Ri: Johan van Twijckeloe in Stadt des Drosten van Sallant, Corn. Geert Lambertss en A.R.
Bruijn Blanckvordt richter ten Hardenborch ende Bernt Alertss kundschap geven over Gert de Wijse die wijltwerck pleget te vangen ende hunde ende wijnde to holden sunder enige besperinge. B.B. denkt tussen 1 en 9 jaar en Bernt ongeveer 30 jaar dat er wijlen hen hogen mach (dat hen het heugt) de Wijse alltijt hunden ende wijnden plach te vangen onbespiert van iemand.
(winde is een vis?)
fol. 221 | 1554-07-29
Richter Bruijn Blanckvordt, cornoten Roeloff ten crummenhave [?] ende Jan Blanckvordt.
Den xxix Julij Anno Liiij
Henrick Haken mijt Merrije sijn echte huijsfr. ontvangen van zalige Jan Stuten mijt Hille sijn huijsfr. aflossing Sint Michiel – uit consent willen zij Hille betalen aan haar dochter Berte met hor bruder Hermen [?] onderpand alleen datgene sije heer ende gewelt is off mogen Krigen niets wtgesundert.
fol. 222 | 1554-12-31
Bruijn B. , Gert Robertss en R.
Oem laetsten dach December 54.
Geerdt Lambertss borger bijnnen Hardenberg als momber sijner zwegersce Aleidt Jacobs sochter te Lozen – hij heeft verleden jaar Henrick [es] Wijsen verkocht huis en hof dat Aleidt gebruikte te Lozen bij Junge Gerdes huijss. Aleidt mag een plek bij het vuur en bedde houden in dat huis [testament]
fol. 222 | 1554-10-31
Richter in affwesent Roloff Blanckvordt Cornoten Johan Bade ende Andreas Roeloffs Anno 54 den lesten October.
Wijllem Olen ende sachte heer Richter so ick gijsteren verleden to Gramsberge besatet sij geworden van Juffer van Mervelt – weet niet waarom – wil niet voort gerecht van Gramsbergen maar voor de rechter van Hardenberg – ordel bestadet an Hermen Janss van Bergentheim.
aantekeningen:
1553 is Bruin Blanckvoort richter
1555 Wolter Blanckvoort richter die ook de eerste papieren heeft beschreven
Willem Blanckvoort en Thijas Derksen, Andreas Roelofs en Hendrik Heinen en Lubbert Blanckvoort en Hendrik koster in Heemse en Hendrik Johan Heinen ook Peter van Uterwijk,
Hendrikus Koster en Albert Vilsteren
ook in 1555 weer richter Bruin Blanckvoort