Staten van Overijssel, Ridderschap en Steden, en de op hen volgende colleges, toegang 0003.1, inventarisnummer 4115

Dinah Hesselink-Zweers [zelf gepagineerd van 001 t/m 248].

Bij Ridderschap en Steden of hun Gedeputeerden ingekomen stukken.

001 t/m 005.

[In de kantlijn met potlood 3047 Jurisdictie Hardenberg]

[1785-10-12]

Den 12 October 1785 – Policie

Edele Mogende Heeren! Mijne Heeren Ridderschap en Steden, de Staaten van Overijssel!.

Hoedat aan dezelve hunne Stad, onder anderen behalven het – door de tijdelijke Schouten dezes Kerspels, die toch ook, als hier na zal gemeld worden, de Stad alle haare Vrijheid en Recht verpligt zijn te houden en te helpen houden, – zoo wel als door tijdelijke Land-Drosten – erkende Recht van Jurisdictie en Judicatuure over der Vreemden beweeglijke Goederen onder haare Burgeren berustende; waar van zij nog ten huisigen dage in ’t volkomen en ongestoord bezit is: – Zoo als niet alleen blijkt uit de Stukken sub A, B, C, D en E, hier annex; – maar ook trouwens notoir zoo behoord, omdat het Schouten- of Land-Gerichte over de bewaaring van dien, of om zich dezelve bij poene rechtens niet weêrloos te maken, aan de Burgeren niet kan gebieden, noch vervolgens iets uit derzelver bewaaring nemen of hun afhandig maken, als geen Gebod of Verbod of eeniger handen Rechtsdwang over dezelve hebbende; en zulks nochtans tot de Executie van een Arrest op beweeglijke Goederen, Actien en Crediten onder Ingezetenen der Stad berustende of uitstaande, vereischt wordt.

Hoedat, behalven dien, herzeggen we, aan dezelve hunne Stad, zoo wel als aan andere Kleine Steden dezer Provincie, van ouds niet alleen ontegenzeglijk competeerd, het Recht, om, benevens de andere Kleine Steden, ten Landdage over zaaken van Gewigt verschreven te worden, en aldaar, overëenkomstig het Verbond der Groote en Kleine Steden van 1540, haare delibererende Stemme uit te brengen; – het Recht van aanstelling van Burgemeesteren, zoo wel als dat van Gemeentslieden, zonder ap- of improbatie [toestemming of afkeuring] van ymand; – het Recht niet alleen van den Dagelijkschen- maar ook van den Hoogen of Lijfstraflijken-Rechtsdwang, en bijgevolg ook den Rechtsdwang in Possessoire- en Matrimonieele-zaaken, die bekendlijk onder den Dagelijkschen behoren.

Maar ook, dat aan dezelve hunne Stad, uit hoofde van haaren voorverhaalden beiderleyen Rechtsdwang, ook gewislijk van ouds af toebehoren, alle Breuken die in den haaren zoo in het Civile als in het Crimineele komen te vallen.

En, dat zij en haare Magistraat in geenerley wijze, en dus zoo min in het stuk van Jurisdictie als in dat der Policie, aan den Heere Land-Droste van Salland van ouds ondergeschikt geweest zijn, of ook nu behoren te zijn. -.

Patet 1mo.

Gelijk dit onder anderen blijkt uit het Betoog der Kleine Steden van Twente, dezen annex sub Patet 1mo.

Waarop Remonstranten zich in passibus utilibus (DHZ: nazien veranderlijke toepassingen) beroepen, en zich daar toe gedragen, als zeker geen minder Recht dan dezelve Steden hebbende;

Met bijvoegingen nochtans, die hun bijzonder StadsRecht meerendeels concerneren.

Voor dewelken in de eerste plaats is aan te merken:

Dat ten aanzien van het Recht, om, benevens de andere Kleine Steden dezer Provincie, ter LandsVergadering over zaaken van Gewigt verschreven te worden, en aldaar, overëenkomstig het bekende Verbond der Groote en Kleine Steden, haare delibererende Stemme uit te brengen, van deze Stad ten bewijze haarer Comparitien diend, het Patet 2do hier annex, of de daar onder gehorende Stukken.

Patet 2do. N. 1-4.

Want, dat op den Landdag van den 1 October 1578 besloten is, dat de Stadhouder Graaf van Rennenberg eenen Landdag over de Generaale-middelen binnen Zwolle op den 7 dier maand zoude uitschrijven, en dat de Kleine Steden, die daar alle met naame, en daar onder ook de Stad Hardenbergh, genoemd worden, ook daarop zouden worden verschreven, is door Mr. Racer gezegd (Overijss. Gedenkstukken 3de stuk, pag. 222 en 223); en. dat de Stad Hardenbergh onder de Kleine Steden, die volgens dezen Auctheur op den 11 derzelve maand verschenen zijn, ook daarmede geweest en gecompareerd is des Impostes-wegen, blijkt uit het Stuk N. 1 van dit Patet: – uit het stuk N. 2 is te vernemen, dat den Landdag van den 31 Augustij 1579, waar van ook Mr. Racer gewaagd (Aldaar), te Zwolle gehouden is, daar het, dat de Stad Hardenbergh onder de aldaar gecompareerde Kleine Steden ook mede geweest is, sub N. 3 kan worden gezien: – en het is uit den meêrgemelden Schrijver evident, dat op den Landdag van Maart 1580, die onder anderen het beleid van Overijssel in de Unie van Utrecht betrof, de Kleine Steden ook verschenen zijn, en dat die te Deventer gehouden is (Overijss. Ged., 1ste Stuk, pag. 98 et seqq.); terwijl dat ook daarop de Stad Hardenbergh gecompareerd is, sub N. 4 wordt getoond.

En van iets diergelijks als de Kleine Steden van Twente in haar Betoog Quartiers-Landdagen noemen, en van dezer Stads verschijninge daarop, kunnen waarschijnlijk ten bewijze dienen, de stukken sub N. 5 en 6: gemerkt de Steden Hardenbergh en Ommen, volgens het laatstgemelde stuk, ten jaare 1566 op verschrijvinge van den Drost van Salland, en met dezelve, te Nijerbrugge daar de Stad Hardenbergh in ’t vorig jaar, na luid van ’t eerstgemelde, aangaande de Schatting ook geweest was, hebben vergaderd geweest, en deze beide Steden de eenigsten zijn van het Land od de Marken aan de Vechtl die oudtijds van Salland waren onderscheiden 9Racer, Overijss. Ged. 2de Stuk, pag. 80), en schoon daar mede naderhand verëenigd, echter haar bijzonder huishoudelijk bestier in het eerst nog kunnen en ook waarschijnlijk zullen behouden gehadt hebben.

En daar nu de Stad Hardenbergh van dit Recht voor en tot op de Unie van Utrecht toe, nevend de andere Kleine Steden, ongestoord gejouisseerd (DHZ: genoten) heeft, vleijen de Remonstranten zich dan ook met alle fiducie, dat zij daar in wederom volkomen zullen hersteld worden, zoo en in diervoegen als zulks aan haar bij de Resolutie van Ridderschap en Steden van den 24 April 1602 (Racer 1ste Stuk, Bijlage N. 17) versproken wordt.

Terwijl zij voorts met opzicht van het Recht van aanstelling van Burgemeesteren en Gemeentslieden zonder ap- pf improbatie van ymand, aangaande hunne Stad in ’t bijzonder de eere hebben voor te dragen:

Dat, namelijk, de Regeering dezer Stad in ’t allereerst alleen bestaan heeft uit vier Schepenen, die, volgens de Privilegien door den tijdelijken LandVorst in 1362 an de Stad gegeven, door de Burgeren alle jaaren op St. Petersdag ad Cathedram verkoren en beëedigd zouden worden; en dat wanneer het meerendeel van de Burgeren dochte, dat de Schepenen, of eenige van dezelve, der Stad nutter waren te houden langer dan een jaar, zij alle jaar weder mogten inkiezen, die zij daar toe nuttig dachten te wezen, en dat de anderen zouden ontzet wezen wanneer hun eene jaar uit was waar toe zij gekoren waren: Men zie Stads-Privilegiebrief dezen per Copiam authenticam annex sub Patet 3. Doch dat vervolgens hier bij ook vier Raaden gekomen zijn, die sedert nevens de vier Schepenen het Collegie van den Magistraat, of van Burgemeesteren, Schepenen en Raaden, alhier hebben uitgemaakt; bestaande uit de afgegaane Schepenen; welke Schepenen sedert alle Jaaren hebben moeten afgaan, en dan voor een jaar als Raaden blijven continuëren zonder eenige nieuwe Verkiezing of Eed: altans, behalven dat men in stukken van de 15de Eeuw reeds van Schepenen en Raaden gewaagd vindt, zoo blijkt uit eene Resolutie van Raad en Meente van den 24 November 1720, door de Burgerije op Petri daaraan volgende geapprobeerd, dat zulks van ondenklijke jaaren alzoo heeft plaats gehadt.

Indien het dus ergens elders wederrechtelijk zoude zijn, dat de Kleine Steden en haare Burgeren, uit hoofde van ’t Reglement op de Regeering dezer Provincie van 1675, of van 1748, (het welke tegens haar aloud Recht, en zonder daar in gekend te zijn noch daar in toegestemd te hebben, haar is voorgeschreven geworden) in de aanstelling haarer Regenten, langer onderworpen bleven aan de ap- of improbatie der Heeren Ordinaris Gedeputeerden in naame van den Heere Erfstadhouder: dan zoude zulks altans hier zijn, daar, als gezegd, de Verkiezing der Schepenen aan de Burgeren zonder eenige voorbehoudene ap- of improbatie, door den tijdelijken LandVorst, Bisschop Johan van Arckel, uitdruklijk is afgestaan, en vervolgens uitgeoeffend geworden. En derhalven menen de Remonstranten dan ook met alle vertrouwen te mogen vaststellen, dat hunne Stad en Burgeren in het Recht om voortaan jaarlijksch wederom als van ouds derzelver vier Schepenen te kiezen en in den eed te nemen zonder ymands ap- of improbatie, door UWEd. Mog. zullen gemaintineerd en verdedigd worden.

Ja! het zoude even zoo wederrechtelijk geweest zijn, dat de Remonstranten de bij hun vacant wordende Gemeentslieden plaatzen door anderen daar toe wederom aan te stellen, vervuld hebbende, die aanstellingen ook ter approbatie aan de Heeren Ordinaris Gedeputeerden in naame van den Heere Erfstadhouder hadden moeten verzenden; het welke, schoon het voornoemde Regeerings-Reglement zulks almede mogte vereischen, nimmerm altans niet sedert dat het zelve in 1748 is vernieuwd, geschied is.

Want eene ap- of improbatie van ymand daar over, zoude met dezer Stads fundamenteele Constitutie altans even zoo weinig, zoo al niet noch veel minder, vermids den eigenlijken aart van der Gemeentslieden bediening (Men zie Racer vervolg op het 1ste Stuk, pag. 122), bestaanbaar geweest zijn, als zulks getoond is plaats te hebben omtrent de Burgemeesteren-Schepenen.

Waarmede de Remonstranten al nu zullen overgaan, om al verder met relatie van het Recht niet alleen van den Dagelijkschen-, maar ook van den Hoogen of Lijfstraflijken Rechtsdwang, en bij gevolg ook den Rechtsdwang in Possessoire- en Matrimoniëele-zaaken, die bekendlijk onder den Dagelijkschen behoren, eerbiedigt te tonen:

Dat het Hooge en Laage Rechtsgebied, zoo wel in Lijfstraffelijke= als Burgerlijke-zaaken, eene der aloude Rechten van de Stad Hardenbergh, of derzelver Magistraat is, die zulks binnen dezelve en haare Vrijheid over haare Burgeren en Ingezetenen oeffenen moest.

Het wordt elders te rechte aangemerkt, dat de Overijsselsche Steden door dat zij tot Steden wierden gemaakt aan het Landgerichte van den Schout onttrokken wierden, en dus daar door den Burgerlijken of Dagelijkschen Rechtsdwang, om die door haare Schepenen met den Schout te oeffenen, bekomen hebben; die zixh van ouds zoo verre tot het Lijfstraflijke heeft uitgestrekt, dat dezelve ging aan huid en hair, dat is, tot geesseling en uittrekking of afscheering van het hair en minder Lijfstraffen (Racer, 1ste Stuk in het Voorbericht N. 4 &c., 2de Stuk bl. 30-32, en 3de Stuk bl. 92 &c.).

Dan wij gaan verder, en menen, dat zij en gemeenlijk alle Steden van ’t Bisdom van Utrecht, welke door de Bisschoppen van Utrecht met Stads Rechten en Vrijheden zijn beschonken, en niet aanvanglijk aan zulke bijzondere Heeren hebben toebehoord die zelve

006.

recht te platten lande – richter – drostengerichte – schoutengerichte – landgerichte.

007.

keurnoten – schepenen – hoger beroep – landsklaring – stadsbrief Grafhorst 1333 zoals Zwolle, Hasselt en Genemuiden – drost van IJsselmuiden 1776.

008.

stadrecht in Duitse Rijk – Koning van Spanje 1556-10-07 over jurisdictie.

009.

1569 stadhouder Graaf van Megen – Deventer 1569-09-12 – R&S 1642-03-05.

010.

1362 bisschop privilege – in 1316 en 1326 bezt een stads eigen zwaard en een eigen scherprichter (zie Dumbar K&W Deventer bl. 56).

011.

verbond der drie hoofdsteden 1383.

012.

Zwolle brief van 1394 misdaden.

013.

Nijenstede naar vesting Hardenbergh 1362 – gelijk aan Zwolle 1571.

014.

1330 Bisschop Johan van Diest ontnam Zwolle de macht van recht in het kerspel – Nijenstede.

015.

keuren en willekeuren – boeten en straffen – magistraat – 1298 bisschop Willem van Mechelen.

016.

pandwering te Hardenberg – houden in onse Slot – gast of burger.

017.

vredebreuk 80 pont was even hoog als doodslag – zie artikelen stads willekeuren en gerechtigheden.

018.

verdrag 1501 in Gelderland tussen Hertog Carel en de Landschap over doodslag.

019.

1551-10-27 Luken Jacobsen met zijn broer Bernt bloed verzoent van de nederslag te Berkmen, Andreas Roelofsen, borgen en waarborgen zijn Geerdt Leffertsen, Wijllem Egbertsen en Engelbert Henricksen, Femme is Lukens huisvrouw en onderpand binnen en buiten Hardenberg: huis, hof, koe, kalf, paarden, wagen – stadsbrief Enschede 1325 Johan van Diest hechtenis.

020.

willekeuren Enschede.

021.

verdrag 1528 keizer Carel de Vijfde – stadhouder Graaf van Megen 1569 – Hertog van Alba 1569 – kanselier onderzocht Stad Hardenberg – kentzeler segelatie Groetenhuyss – bewijs van criminele jurisdictie – misdaad van verkrachting 1534 bewijs van dienstmeid van Boldewijn Blanckvoort klaagde voor de magistraat dat Hendrik Derk Philipsz. haar had willen verkrachten – ten onrechte aangeklaagd.

022.

1633 het laten maken van nieuwe kluisters en een slot aan het raadhuis – gerechtsplaats galgenveldje schavot overblijfselen galg en rad palen heuvel 90 treden omtrek omringd door sloot of gracht in het Hardenbergerveld binnen de Stadsvrijheid, op ongeveer 375 treden van in de buurtschap Brucht gelegen bouwland genaamd de Assieskamp.

023.

bij de grenzen in graafschap Bentheim bij Venebrugge – galg op de grens tegen Twente bij de herberg de Springbijl – negende en laatste bewijs – gag en rad voor 1550 bekend als ‘ het gerichte ‘ – rechtsspraak te Stad Hardenberg zonder drost of richter, dus alleen aan de magistraat toegestaan.

024.

voorbeelden van boete voor gast of burger voor de schepenen – keuren en breuken – Vollenhove 1354.

025.

deductie van de hoofdsteden 1690 – Hardenberg rechtsgebied zonder schout of richter (uitzonderlijk, er waren geen of maar weinig steden met dit voorrecht.

026.

de richteren of schouten waren ondergeschikte ambtslieden of vicarissen van de drosten – Hardenberg viel vanouds niet onder Salland maar onder het Land of de Marken aan- of bij de Vecht – de richter had binnen de stad het lijfstraffelijk recht over de vreemdeling, daaronder de landsvijand – zie ook stadswillekeuren.

027.

amptlieden of drosten van Salland kasteleins van Arckelstein, die van Twemte van het Huis te Goor, die van Vollenhove van het Slot aldaar – de richter van Hardenberg van het kasteel alhier als blijkt uit het sluiten en ontsluiten van de stadspoorten en bruggen en het bewaren der sleutelen 1362 – zoals Hasselt hoewel gelegen in het kwartier van Salland nimmer onder het drostambt heeft gehoord – Slotbetoog de rechten moeten conform de Unie worden hersteld – zie ook Racer.

028.

originele eerste druk Landrecht volgens Nessink die van Zwolle uitgegeven 1630 door Frans Jorryaansz.

029 en 030.

octroijen van gilden – 1765-04-17 kramersgilde aan de Zwartesluis – erfstadhouder 1769-10-20.

031.

placaat van 1707-07-20 en 1723-04-12 en publicatie van 1710-04-22 landrecht.

032.

resolutie 1724-07-15 met betrekking tot onderhoud van bruggen en wegen door kleine steden – 1737-07-15 drosten mogen teveel gerichtsgeld vorderen van magistraat of secretaris – 033.

placaat 1758-04-12 verbod aan burgemeesters kleine steden om geen proceduren te mogen voeren zonder toestemming.

034.

1773-10-27 en 1774-08-09 overdragen aan drosten van memorie van gedistraheerde boedels – behalve Hasselt en Steenwijk – wij zijn ook niet aan Drosten onderhorig – schoolorder 1722-11-12.

035.

bemoeienissen met nieuw aangestelde schoolmeesters – Stad Hardenbergh verzoekt herstel in het gebruik van al haar deugdelijke rechten en vrijheden – tot slot over het voerlieden veer – voerlieden uit andere steden hebben geen recht om met vreemde passagiers of hun goederen, pakken, kisten of koffers en al wat onder passagiersgoederen begrepen kan worden, alleen koopmansgoederen uitgezonderd, door Hardenberg te varen zonder toestemming van het voerlieden gilde – zij hebben het recht van transport jure civico – vanaf de grijste tijden.

de felle brand, die deze stad en haar raadhuis met alle stadsbrieven en papieren, uitgezonderd eenige weinigen, welke gelukkig gered zijn, in het jaar 1708 heeft verteerd – 1362 privilegebrief recht van veer gelijk Zwolle – pikmaaijers pakken – twee ingezetenen van de boerschap Heemse 1778-04-15.

036.

volgens verbond van 1540 moeten de kleine steden over gewichtige zaken verschreven worden in de landsvergadering – het recht van aanstellen van burgemeesteren en gemeenslieden – herstel stadsrecht – de Drosten zijn geen hoofd officieren in de kleine steden, dus ook niet gemachtigd om gerichten te surrogeren

037.

gelijke behandeling als Hasselt en Steenwijk – niet bemoeien met beroepen van schoolmeesters – niet betalen van onderhoud voor zgn. ambtsdienaren – herstel recht van voerlieden veer pikmaaijers pakken – uit kracht van de Unie van Utrecht – verbond als hoeksteen van ons Staatsgebouw en dus heilig en onwrikbaar en nogmaals Herstel van Rechten door J. van Riemsdijk, secretaris namens de Schepenen en Raaden der Stad Hardenbergh, sampt derzelver gezworen Gemeente.


038.(Bijlage 29 bij de Beschrijving der oudheid, oorsprong, gestichten en verdere merkwaardigheden, alsmede der rechten, voorrechten, vrijheden enz. van de Stad Hardenbergh door Jacobus van Riemsdijk, secretaris.)

A.

[1563-10-19]

Extract uit een Oud Gerichts-Boek der Stad Hardenbergh, van de 16de Eeuw.

Den XIXte dach Octobri Anno XVcLXIIJ heft de doichsame Juffer Johanna van Wterwijck Weduwe Evert Entes zaliger ende heft onder den coster van Hardenborch laten beslain alsodanen rinck van golde myt eenen blauen sephijr [gouden ring met een blauwe saffier] als hem to pande gedain is van Hillebrant Entes niet to wten bij der hochster stadkoer.

(Post alia.)

[1574-02-22]

… bade heft sijn gycht an de Scepenen averdragen dat … Instantie van Griete Amsing onder Wylhelm Egbertssen na stadtrechte van XIIIJ dagen to drie XIIIJ dagen beslach en arrest gedain heft an allent dat genne dat Johan Berntssen myt hem wtstainde heft ende dat vor seckere sculden de sye myt hem wtstainde heft.

Actum op Petri Anno 1574.

Accordeerd voor zoo verre het te lezen en niet door ouderdom afgescheurd was. J. van Riemsdijk, secretaris.


039.

B.

[1659-09-11]

Extract uit een Oud Gerichts-Boek der Stad Hardenbergh, van de 17de Eeuw.

Anno 1659 den 11 September heefft Dominee Johannes Vockingh arrest ende beslach gedaen an Willem Edelinck op alsodaene penningen als voornoemde Edelinck an Jr. Wilhelmus Adryaen van Vilsteren moet uit tellen. Gedaen voor Borgermeester Leffert Willems, Jan Odinck ende Woelert Willems.

Actum dach ende tijt als boven.

(Post alia.)

[1669-02-15]

Den 15 Feberwarij 1669 heeft Harmannus Holdt Schultes van Hardenberch Arrest ende beslach gedaen op die penningen soo Gerryt Loftinck onder heeft, sijn Moeder Vrouw Holdts wegen die Erfgenamen van salliger D. Vocking van achterstandige geldinge van Pastorijen Campien onder ’t hoylant toe Heemse noch is competeerende te weeten die somme van 24 gulden 6 stuvers.

Aldus gedaen ter praesentie van Borgermeester als Woelert Willems, Harmen Leffers, Lambert Lamberts en Jan Hendricksen op dach en tijt als boven.

(Post alia.)

[1671-07-01]

Willem Edelinck Verwalter des Schultampts Hardenberch heeft uit den naeme ende van wegen den Heere Landt Droste van Sallandt Arrest ende beslach gedaen op de goederen van de jonge Jan Sweerts [Zweers] soo hem van sijn salliger Moeder is naegelaeten ende van sijn Vader noch an Erven kan en ’t geene hij selver onder handen heefft soo de Vader de olde Jan Sweerts onder heefft soo bij aldien de Vader die goederen laet vercoopen offte uit den Gerichte trecken sal daer selver voor caveeren.

Aldus gedaen ter praesentie van Borgermeester als Harmen van Borne, Hannes Berents ende Henrick Willems.

Actum den 1 Julij 1671.

(Post alia.)

[1682-06-05]

Anno 1682 den 5 Junij heefft Albert Hoberts tot Aene arrest ende beslach gedaen op alsoodaene penninghen als Woelerts Geertien onder heefft ende Immecke Willems tot Coeverden bij testamente offte codicil sijn vermaeckt van salliger Borgermeester Woelert Willems.

Actum op dach en tijt als boven voor Borgermeester als Harmen Lefferts ende Wessel Craemer.

Pro vero Extractu. J. van Riemsdijk, secretaris.


040.

C.

[1664-12-13]

Extract uit een Oud Aantekening-Boek der Stad Hardenbergh, waarin ook eenige Gerichtshandelingen geregistreerd staan.

Anno 1664 den 13 December Heeft Swam Woelerts als vulmachtiger van den Heer Borgermeester Joan Krull tot … arrest en beslach gedaen op die Cooppenningen soo die erfgenaemen van den zallige Drost Scheel van die vercoffte mole ten Herdenberch sijn competerende, alsoo sijn hooch Edel. Erfgenaemen tot noch toe in gebrecke blijven mij te betaelen een Capitael van f 206-6-4 met nog die rente nae Stadtrechte tsedert den 7 Julij 1662 [1662-07-07] maeckende te saemen 237 guldens 5 stuivers en 4 penningen, ende onder den E. Verwalter Richter Willem Edelinck berustende sijn.

Aldus gedaen voor Borgermeester als Harmen van Borne, Harmen Henricks, Lambert Lamberts ende Jan Sweers op dach ende tijt als boven.

Pro vero Extractu. J. van Riemsdijk, secretaris.


041.

D.

[1702-11-06]

Extract uit een Prothocol van Contentieuse Gerichtshandelingen der Stad Hardenbergh.

Anno 1702 den 6 November heeft Jan Hendricks de Polacke arrest gedaen op alsodane penningen als Evert Posdijck al nogh an die Heer Majoor Kirberin verschuldight is, om daer aen kost en schaedeloos te verhalen een summa van ses guldens en 1 stuiver.

(Post alia.)

[1705-09-24]

Anno 1705 den 24 September Heeft de Weduwe wijlen de Burgemeester Wessel Kramer Arrest versoght op die goederen soo de Huisvrouw van de gewesen Commis Thileman Verschuiren bij de Weduwe wijlen Jan Hooftman gelaten hadde.

Berent Berents [stadsdienaar] relateert dat hij dese arrest na voorgaande permissie aan die Weduwe Hooftmans behoorlijck geinsinueert heeft.

Pro vero Extractu. J. van Riemsdijk, secretaris.


042 en 043.

E.

[1784-02-20]

Extract uit een Prothocol van Contentieuse Gerichtshandelingen der Stad Hardenbergh.

Hardenbergh den 20 Februari 1784.

Coss. [consules duo – twee consuls]: Van Borne en Bussemaker.

Erschenen Lucas Lamberts woonächtig te Ennevelde: En doet omni meliori modo [alles op een betere manier] Pandinge, loco Arrest, op alzodane Baale Koffijboonen, als alhier ten huize van Harmen Amsink zijn berustende, en toebehorende aan Harmen Suwrink woonächtig in ’t Laar; ten einde, om daar aan kost- en schadeloos te kunnen verhalen alzoodane summa van vijftien Guldens en veertien stuivers, als de Bepandede aan den Comparant [hij die verschijnt voor de rechter/notaris] wegens geleverd Linnen verschuldigd is.

Verzoekende. dat hier van als na rechten aan de Bepandede moge worden kennis gegeven, met denuntiatie [aangeifte] en mondelinge aanzage om deze Pandinge binnen veertien dagen af te maken met geld of recht; en dat mede Extract hier van aan Harmen Amsink moge worden Insinuatie [gerechtelijke aanzegging] gedaen, met interdict [verbod] om zich de voorzeide door Pandinge, loco Arrest, geaffecteerde effecten, bij poene rechtens niet weêrloos te maken; alles ingevolge Landrecht en Regelement.

Zulks stellende ad Decretum, cum expensis [besloten, met kosten]

Decreet [Besluit]:

Quod conceditur [vermits toegestaan]: Zullende de Heer Richter van Emlenkamp per Requisitorialen [tenuitvoerlegging van een in een ander rechtsgebied gewezen vonnis] verzocht worden om hier van in Subsidium Juris de Weete te laten insinueren aan Harmen Suwerink, en mede per Extract hier van aan Harmen Amsink. ten fine als verzoecht, worden kennis gegeven.

(was getekend) In fidem, J. van Riemsdijk, secretaris.

(onder op de geinsinuëerde Menute stond:).

De Stads-Dienaar Albert Odink relateerd: Dat hij van voorenstaande Panding per Extract aan Harmen Amsink met het verzochtte interdict de insinuatie gedaan heeft, en dat Harmen Amsink daarop aan hem heeft gezegd: dat hij de Koffijboonen die hij van Harmen Suwerink onder zich hadde van hem hadde had gekocht.

Actum Hardenbergh den 20 Februari 1784. In fidem (was getekend) J. van Riemsdijk, secretaris.

[1784-02-25]

Hardenbergh den 25 Februari 1784. Coss. Van Borne en Bussemaker.

Erschenen Lucas Lamberts woonachtig te Ennevelde. Zeggende vernomen te hebben uit het Relaas des Stadsdienaars van den 20 dezer, dat de Coffijbonen welke Harmen Amsink van Harmen Suwrink in ’t Laar woonachtig onder zich heeft, door Harmen Amsink van denzelven gekocht waren, en dat hij derhalven te raade is geworden, om van de daar op loco Arrest gedaane Pandinge af te zien, en dezelve, voor het afzenden der Weete of Insinuatie van dien aan de Bepandede, op te zeggen: gelijk hij diet mids dezen, met aanneming van de kosten daar over gevallen, voor zijne rekening; doch onder reserve van zijne wettige actie voor de bij Pandinge gevorderde summa tegens zijnen Debiteur.

(was getekend) In fidem, J. van Riemsdijk, secretaris.

(Post alia.)

[1785-02-15]

Hardenbergh den 15 Februari 1785.

De Stads- en Gerichtsdienaar Albert Odink heeft gerelateerd: Dat hij op heden, met permissie van Burgemeester Van Munster, ter instantie van Albert Vedelaar woonächtig op den Brink te Heemse, alhier onder Jonas Israëlsz. beslagen heeft alzoodanige drie Guldens, als dezelve aan eenen Vreemden Jood, met naame Levy Gabrielsz., verschuldigd is; met interdict, om zich dezelve bij poene rechtens niet weêrloos te maken.

(was getekend) In fidem, J. van Riemsdijk, secretaris.

Pro vero Extractu., J. van Riemsdijk, secretaris.


044.

Patet 2do., N. 1.

[1578-02-22]

Extract uit de Aantekeningen van diverse Jaarlijksche Rekeningen van de Stad Hardenbergh.

Anno 1578 up Petri ad Catedram synnen Burgermesteren gecoren Wylhelm Smyt, Wyllem Menssen, Wylhelm Holterman ende Hyllebrant Hermenssen – wtgevent so navolcht.

(Post alia.)

Item Wylhelm Smyt ende Hillebrant to Zwolle drie dagen gelegen do de Stadt dess impostes wegen dair verschreven weren myt wagen perden ende alle oncost tsamen gereckent – VJ daler J ort dalers.

Pro vero Extractu. J. van Riemsdijk.


045.

Patet 2do., N. 2.

[1579-08-31]

Copia.

Extract uit het Judicaal Register van Overijssel.

Den lesten Augusti Anno 1579 is wedder omme eenen gemeenen Landtdagh binnen der Stadt Swolle geholden alwaar van der Ridderschap ende Steden tegenwoordigh geweest sinnen dese nae beschreven.

(Post alia.)

Hier nae sinnen Gedeputeerden van die cleyne Stedekens ingefordert ende hem die Oorsaecke waeromme deselve op desen jegenwoordigen Landtdach verschreven ontdekt volgens den sinnen hem die Articulen van Vreede handel binnen Collen [Keulen] begreepen metten Schrifften daarop deinende voorgelesen daar op sie oir beraedt ende ruggespraake aen oiren met Copie derselve articulen hebben begeert, omme ten naesten Landtdage oire resolutie daar op in te brengen datt welck hem is toegelaten.


046.

Patet 2do., N. 3.

[1579-02-22]

Extract uit de Aantekeningen van diverse Jaarlijksche Rekeningen van de Stad Hardenbergh.

Anno 1579 op Petri ad Catedram synnen voer Scepenen gecoren Wylhelm Egbertssen, Wylhelm Holterman, Leffert Wylmssen ende Hermen Engbertssen Wtgevent so na volcht.

(Post alia.)

Item Ridderscup en Steden hijr gewest sij hem to Wyllem Menssen huys gescenckt en verdruncken in Wijne IIIJ daler ende VIIJ stuver.

(Post alia.)

Item twye daler ende IX stuver myn eyn ort alss Wylhelm Smyt en Hermen Engbertz der kleyne Stede wegen to Zwolle weren.

Pro vero Extractu. J. van Riemsdijk, secretaris.


047.

[1580-02-22].

Patet 2do., N. 4.

Extract uit de Aantekeningen van diverse Jaarlijksche Rekeningen van de Stad Hardenbergh.

Anno 1580 up Suncte Peter ad Catedram synnen voer Scepenen gecoren Wylhelm Menssen, Meister Peter, Luken Engelbertssen ende Henrick Metzeler Wtgevent so na volgt.

(Post alia.)

Item alss de cleyne Steden to Deventer gebadet weerden Wylhelm Menssen ende Holterman der Stadt wegen dair hen gesanth myt wagen peerden ende oncost tsame gereckent ende getaxeert op V daler en XIX stuver.

Pro vero Extractu. J. van Riemsdijk, secretaris. .


048.(Bijlage 16 bij de Beschrijving der oudheid, oorsprong, gestichten en verdere merkwaardigheden, alsmede der rechten, voorrechten, vrijheden enz. van de Stad Hardenbergh door Jacobus van Riemsdijk, secretaris.)

Patet 2do., N. 5.

[1565-02-22]

Extract uit de Aantekeningen van diverse Jaarlijksche Rekeningen van de Stad Hardenbergh.

Anvencklick op Petri ad Catedram Anno LXV bij tijde alsye Scepenen Wyllem Egbertssen, Henrick Egbertssen, Geerdt Volckerssen en Geert Lambertssen oncosten gedain so na volcht.

(Post alia.)

Item ter Nijenbrugge gewest angainde der Scattinge verteert myt wage ende peerden XL stuver.

Pro vero Extractu: Zijnde het Jaargetal in deze, uti de voorige en volgende Aantekeningen, 1565. J. van Riemsdijk, secretaris.


049.

Patet 2do., N. 6.

[1566-02-22]

Extract uit de Aantekeningen van diverse Jaarlijksche Rekeningen van de Stad Hardenbergh.

Anvenckelick op Petri ad Catedram Anno 1566 bij tijde als Scepen Wyllem Menssen, Wyllem Smyt, Henrick Wijsen ende Leffert Wylhelmssen oncosten so na volcht.

(Post alia.)

Item dye Droste van Zallant dye Stadt verscreven om to Nijerbruggen to commen dair de van Hardenborch ende de van Ommen alle oncosten dye Droeste den gesyn ende allent te Nijenbruggen affgesproken tsamen gereckent myt gescenck ende anders op vijff gg. en 1 ort.

Pro vero Extractu: Zijnde het Jaargetal in deze, uti de voorige en volgende Aantekeningen blijkt, 1566. J. van Riemsdijk, secretaris.


050 t/m 058.

Patet 3tio.

[1362-09-18]

Copia.

Wi Johan bi der ghenaden goeds bisscop tUtrecht. Doen te weten allen den ghenen die desen brief zullen sien oft horen lesen. Dat wi om oerbaer onser kerken van Utrecht ende om roeste, ende beschermenesse ons lants ene veste ghetimmert hebben ten Herdenberch. Ende hebben alsulc vriheit ende Statrecht als onse voervadere Bisscope Tutrecht dien god ghenedich si tot Niensteden ghegheven ende gheleghet hadden, vernuwet ende verleghet ten Herdenberch binnen der veste voerscreven. Ende gheven voer ons ende voer onse nacomelinghe bisscope Tutrecht, allen den burgheren die binnen den Herdenberch nu wonachtich zijn, oft namaels wonen zullen in der tijt, al recht ende vriheit also als onse Stat van Zwolle van onsen voervaderen, ende van ons heeft, mit anders sulken punten als hier na bescreven staet.

Voert willen wij dat die borghere al jaer up Sinte Peters dach ad Cathedram Schepene kiesen ende eeden, ende waer dat zake dat den meere deel van den borgheren dochte, dat die Schepene, oft enich van den Scepenen, onser Stat nutter waren ghehouden langher dan een Jaer, so moghen zi al Jaer die selve weder inkiesen, die hem daer toe nutte dunken wesen, ende die andere sullen ontset wesen, wanneer hoer een Jaer wt is, daer si to ghecoren waren.

Voert wes dat meeste deel van den Scepenen overdraghet, dat zullen die andere volghen, ende daer en moghen zi nijet weder seggen noch doen. Ende waert zake dat zi niet eendrachtich en weren ende up elc zide effen vele Scepenen waren, waer dan dat meeste deel van den burgheren to viele, dat zullen die anderen volghen sonder weder segghen.

Voert moghen dese voerscreven Scepenen ten Hardenberch over hoer borghere, koer ende wilkoer, maken ende setten, meeren ende verminren, vernuwen ende aflaten, also als hum dunct dattet onser Stat ten Herdenberch oerbaer is. Indien dattet tyeghens onse heerlicheit niet en gae. Ende wat koeren ofte penen hoer burghere verboren, die moghen die Scepene oft hoer ghesworen baeden bi hum selven wt panden. Ende wie hum dat keerde, die sel des naesten daghes comen voer die Scepene ende verantworden dat hi met recht niet verboert en hadde, alse die Scepenen wisen dat recht is. Ende wie tonrechte Pantweringhe dede, die verboerde also manichwerf hondert schillinghe als hie Pantweringhe doet.

Voert mach onse richter ten Herdenberch oft enich van den Scepenen ofte twe borgheren die onverseghede lude sijn, vrede bieden, ende eyschen van allen vechtlic ende twist, also dicke als hum dunct dattet orbaer ende noet is. Ende wie des vreden weijgherde, hi si burgher ofte gast, die verboerde also dicke Hondert scillinghe alse hi des vreden weijghert. Ende waer dat zake dat die penen die hi verboerde hogher beliepen, dan sijn goet werdich were dat hi binnen der Stat ten Herdenberch dan hadde, so sal onse richter ist een gast, ende onse Scepene ist een burgher des gheens lijf die den vrede gheweighert heeft daer voer aentasten ende houden in onse Slot totter tijt dat hi den vrede gave ende die koren betaelde die hi verboert heeft. Ende waert zake dat onse richter niet tijeghenswordich en were, so moghen die Scepene den gast aen tasten ende houden totter tijt datten onse Richter eyschet.

Voert zullen die ghemeijne burghere van den Herdenberch onse lant helpen beschermen ende onse viande weren ende ons dienen in onsen orloghen nae hoere bester macht behoudelix dat die Stat ten Herdenberch wael bewaert blive.

Voert waer yemant die onse ofte onser nacomelingher ofte onses ghestichts viant waer ofte openbaerlic geroeft ofte gebrant oft yemant mit gewelt ghevanghen hadde binnen onsen lande, ofte die wt sinen rechte gheleghet ware, dien zullen die Scepene ende die ghemeyne burghere onsen richter helpen aentasten ende houden tot lantrechte, wanneer sijs van hum vermaent werden. Ende wie des niet en dede die verboerde, drie punt, also manichwerf als hi des weijgherde. Ende die mach onse Richter van onser weghen wt panden. Des ghelikes sal onse Richter den Scepenen helpen al hoer vriheit ende recht houden. Ende die koren die verboert sijn wt helpen panden, also dicke als hijs van hum versocht wert.

Voert zullen die burghere van den Herdenberch ons ende onse nacomelinghen Jaerlix onse bede betalen, also als die burghere van Niensteden van ouds te betalen plaghen. Ende daer mede sal al der burghere goet ten Herdenberch si zijn hoerachtig ofte vrij ofte te wat rechte dat si ons oft yemant hoeren moeghen, roerende oft onrorende, dat si binnen der vesten hebben quijt ende vri wesen van alre onrechter bede ofte Scattinghe, behoudelix ons ende aller mallic anders als rechts van onsen oft horen hoerachteghen luden.

Voert want wij die Stat ten Herdenberch selver op onsen cost ghetijmmert ende ghevest hebben, so sal onse ende onser nacomelingher Richter ten Herdenberch ofte de ghene dien wijt bevelen der Stat Poerten ende brugghen sluten ende ontsluten. Ende die Sloetele houden ende verwaren tot ons ende onser Stat bester oerbaer. Ende die richter mitten Schepenen sal die wake altijt besetten also starc na hoere vermoeghen dat die Stat daer mede bewaert si.

Voert sal die kerspelkerke mit hoeren to behoren die te Niensteden was, voertmeer binnen den Herdenberch wesen. Ende men sal al die doden daer brenghen ofte begaen. Ende voert opt oude kerchof te Niensteden graven tot alre tijt als ment van noetsweghen to brenghen mach.

Voert sal men al Jaer voer die nye Scepene goede rekeninghe doen van allen koeren, Renten ende verval, dat binnen den Herdenberch dan verschenen is. Ende den nijen Scepenen over leveren ende betalen wes die oude dan schuldich bliven. Ende wes daer dan van koeren ofte van allen broeken ende verval ende renten afterstadich is, daer die dach der betalinghen af verleden is, dat zullen die oude Scepene inwinnen en drwt panden aen goede oft aen lijf der gheenre diet verboert hebben, binnen achte daghen na dat die nije Scepene gheedet sijn. Ofte die oude Scepene zullen dat daerentendens betalen van hoers selfs goede. Ende dat zullen die nije Scepene hum afpanden sonder vertrec ende weder segghen.

Voert sullen si al woensdaghe weeke marct hebben.

Voert gheve wij hum Jaerlix vier vrije Jaermarct. Die yerste sal wesen op Sinte Ghierden dach te halve Merte. Die andere des Sonnendaghes voer Sinte Walburghen dach. Die derde op Sinte Peters dach ad vincula. Die vierde op Sinte Victoers dach in den hervest. Ende die vriheyt van den Marcten sal duren achte daghe voer ende achte daghe na. Ende die crame zullen vier daghe staen nae elken dach voerscreven.

Voert want al die burghere van den Herdenberch op onse eyghen erve sitten ende wonachtich sijn ende onse koeters sijn ende ons daer Jaerlix enen erfpacht af gheven, so gheven wy hum ende waren si van onser weghen, te water, te weijde, te turve, ende te twn houte, in allen marken die op der Vecht stroem ligghen ofte daer bi daer wi in ghewaert sijn. Ende gheloven hum voer ons ende voer onse nacomelinghe vastelic te houden in allen recht ende vriheit voerscreven.

Ende deser brieve sijn twe alleens sprekende.

Ghegheven tot Zwolle under onsen groeten wthanghende zeghel.

Int Jaer ons heren, Dusent driehondert, twe ende tsestich des Sonnendaghes na Sinte Lamberts dach.

( Aan dezen Brief, die op francijn geschreven was, hing met een langen steert des Bisschops zegel in Rood-Wasch; het welke met de aftekening door den Hoogleerraar A. Matthaeus in zijn Boek ‘de Nobilitate ‘ pag. 278 medegedeeld, volkomen overëenkomt.)

Concordat cum suo Originali [afschrift stemt, nadat het is gecollationeerd woordelijk overeen met het origineel]. J. van Riemsdijk, secretaris.


059.

Patet 4to.

[voor 1565]

Extract uit een oud Grichts-Prothocol der Stad Hardenbergh.

Betreft een geschil tussen Wynolt Greve aanlegger contra Wylhelm Menssen verweerder, over twee honderd wagens met wol die Wylhelm aan Wynolt verkocht en niet gelevert zou hebben. Wynolt moet voor het stadsgericht van Hardenberg borgen aanstellen maar hij kent hier niemand … [twistgedieng rechtbank Hardenberg gaat in appel voor Hoge Bank in Zwolle]


060.

Patet 5to.

Extract uit een Boek, waar in Stads Rechten en Willekeuren &c. beschreven staan; het welke op het eerste blad den volgenden titul heeft:

Evert Hermes, Egbert Derkzen, Wyllem Woelders, Leffert Geertsszen, Borgemeisteren in tempore Anno 1619 tot Petri ad Cathedram Anno 1620.

Hebben dyt Boek tot memorie der Stadt Herdenberch gecoefft, unde dair laten in scriven, wt het olde Registerboeck der stadt, gelijck naevolgende tho ersyen.

Per me Joannem Andræs, scriba Hardenborgensis.


061 t/m 069.

Zie de 94 wetsartikelen bij willekeuren.


070. Bijlage 19 bij de Beschrijving der oudheid, oorsprong, gestichten en verdere merkwaardigheden, alsmede der rechten, voorrechten, vrijheden enz. van de Stad Hardenbergh door Jacobus van Riemsdijk, secretaris.)

Patet 6to., A.

[1551-10-27 ]

Extract uit een Oud Gerichts-Prothocol der Stad Hardenbergh.

Item den XXVIJte Octobris Anno LJ erschenen vor Scepen end Raedt Luken Jacobssen myt sijn bruder Bernt ende bekanden, soe Luken vursscreven dat bloet versuyndt heft van den nederslach hye to Berckmen gedain ende den vrunden voir den bloet gelauet nu to Meye VIIj ridergulden ende dair nae ’t Suncte Michiel echter VIIJ rider gulden ende dat sulve verborget so to vullentrecken, bij Andreas Rolofsen; welcken borgen weder gelauet hebben alsye wairborgen Geerdt Leffertssen, Wyllem Egbertssen ende Engelbert Henrickssen sus belauede Luken ende Bernt vursscreven den borgen myt den wairborgen scadeloes t holden ende de termijne vul to doen ende t betalen ende den borgen allen hinder ende scaden affdoin stellende hem dair voir alle hor guet bynnen ende buten den Hardenborch huyss, hoff Ko kalff perden wagen niet wtgesundert dat sulve heft Ffemme Lukens huysfrouw myt auergegeven wo vursscreven.

Actum ut supra.

Oick synnen myt besomdt dat Luken I mud tegens Mertini dair sal senden ende I mud ten nijen.

Dat dit voorenstaande met het Prothocol accordeert, en dat het Jaargetal hier in voor 1551 moet gelezen worden, gelijk uit de voorige en volgende Acten blijkt; Certificere ik ondergetekende. J. van Riemsdijk, secretaris.


071. (Bijlage 20 bij de Beschrijving der oudheid, oorsprong, gestichten en verdere merkwaardigheden, alsmede der rechten, voorrechten, vrijheden enz. van de Stad Hardenbergh door Jacobus van Riemsdijk, secretaris.) Patet 6to., B.

[1569-02-22]

Extract uit de Aantekeningen van diverse Jaarlijksche Rekeningen van de Stad Hardenbergh.

Anvenckelick op Petri ad Catedram Anno LXIX bij tijde Wyllem Egbertssen, Geerdt Volckerssen, Wyllem Smyt ende Henrick Weerdes als Burgermeistere in der tijt gedane oncoste.

(Post alia.)

Item alss de Kentzeler der Stad verscreeff om de criminale sake, ende voert dat de segelatie van den Groetehuyss gescach dair myt ingereckent dat voerloen zegelgelt ende oncost tsamme gereckent op XIIJ gg myn IIIJ st. b.

Pro vero Extractu: Zijnde het Jaargetal in deze, uti de voorige en volgende Aantekeningen, 1569. J. van Riemsdijk, secretaris.


072.(Bijlage 21 bij de Beschrijving der oudheid, oorsprong, gestichten en verdere merkwaardigheden, alsmede der rechten, voorrechten, vrijheden enz. van de Stad Hardenbergh door Jacobus van Riemsdijk, secretaris.)

Patet 6to., C.

[1534]

Extract uit eenige Oude Gerichts-Handelingen der Stad Hardenbergh.

Item inden Jaer ons heren dusent Vc ende XXXIIIJ quam voor de Schepenen Swane Boldewijn Blancwoert sijne maghet ende klagede den Schepenen dat Henryck Derck Flyppsen oer wolde verkrechtynge wolde daer Henryck voerscreven up antworde ende sede hebbe Ic Jw oeck ghestoten off gheslaghen off angheroert. Daer dye voerscreven maget up antworde ende sede trouwen neen ghij en hebbet mij nyet gheroert.

Sonder all arghelyst.

Pro vero Extractu. J. van Riemsdijk, secretaris.


073.(Bijlage 22 bij de Beschrijving der oudheid, oorsprong, gestichten en verdere merkwaardigheden, alsmede der rechten, voorrechten, vrijheden enz. van de Stad Hardenbergh door Jacobus van Riemsdijk, secretaris.)

Patet 6to., D.

[1633]

Extract uit een Aantekening-Boek van eenige Jaarlijksche Rekeningen der Stad Hardenbergh, van de Zeventiende-Eeuw.

Ittem noch nije kluster meth en sloth ynt rathhuss kosteth 41 stuvers. Dith fan konniges sijsgelt betalt 1633.

Pro vero Extractu. J. van Riemsdijk, secretaris.


074 en 075. (Bijlage 23 bij de Beschrijving der oudheid, oorsprong, gestichten en verdere merkwaardigheden, alsmede der rechten, voorrechten, vrijheden enz. van de Stad Hardenbergh door Jacobus van Riemsdijk, secretaris.) Patet 6to., E.

[1781-08-27]

Copia.

Wij ondergetekenden, Harmen Nijman oud ongeveer Negen en zeventig jaaren, Gerrit Dijk, oud ongeveer Zeven en zeventig jaaren, en Gerrit Lugt oud ongeveer Zeventig jaaren, getuigen en verklaren mids dezen voor de oprechte waarheid, die wij des verëischt, een yder voor zich, met Eede sterken zullen: Dat wij geboren, opgevoedt en woonächtig zijn alhier ter Stede; – dat ons uit dien hoofde van onze jeugd af aan, het Hardenberger-Veld zeer wel bekent is; – dat wij daarin ook zeer wel kennen, zeker boven den omliggenden grond een weinig verheven Heuveltjen, tans nog het Galgen Veldjen genaamd, gelegen binnen dezer Stads-Vrijheid, niet verre van de grensen van de Boerschap Brucht, tegens den zoogenaamden Assieskamp; dat dit Galgen Veldjen, in een bijna ronde gedaante, als het waare door een Sloot of smalle Graft omringd schijnt geweest te zijn; dat wij in onze jeugd wel dikwijls van oude menschen hebben horen verhalen, dat op dit Galgen-Veldjen een Galg en een Rad hadden gestaan, en dat het eene Gerichtsplaatze was, waaröp de Stad Hardenbergh, of de Burgermeesteren derzelve, halsgerichte gedaan of geöeffend hadden; dat wij ook zelven, op hetzelve Galgen-Veldjen, in onze jeugd nog wel gekend en gezien hebben, stukken van paalen, die nog overeind stonden, en boven den grond ter hoogte van een of twee voeten afgebroken waren, en die ons als overblijfzelen van Galg en Rad wierden aangewezen; en dat wij ook gezien en ondervonden hebben, dat deze stukken of overblijfzelen van Galg en Rad naderhand weg geraakt waren, doch dat de gaten waar in ze gestaan hebben, tans nog volkomen zichtbaar zijn.

Actum Hardenbergh den 27 Augustij 1700 een en tachtig.

(was ondertekend:) Hermen Nijman, Gerrijt Dijk, Dit is + [i.p.v. een verticale lijn twee] het merk van Gerrit Lugt.

(Onder staat:)

Erschenen, na voorgaande citatie naamens de Magistraat aan hun gedaan, Harmen Nijman, Gerrit Dijk en Gerrit Lugt, en hebben, ad perpetuam rei memoriam, na voorhoudinge van de zwaare Meineeds straffe, met solemneelen Eede erhouden, dat zij de bovenstaande attestatie de dato den 27 Augustij 181, eigenhandig hebben ondertekent, en dat dezelve de zuivere en oprechte waarheid behelsd. Adderende de beide laatstgemelde Getuigen, Gerrit Dijk en Gerrit Lugt, dat zij in hunne jeugd, de Beesten in het Veld hoedende, dikwijls om de paalen die op het Galgen-Veldjen gestan hebben, als Kinders gespeeld hadden: en dat zij gisteren, om het Galgen-Veldjen nog zoo veel te Naauwkeuriger te kunnen aanwijzen, met hun beiden na het zelve toe geweest waren, en het bevonden hadden ongeveer Negentig Treden in den omtrek groot te zijn, en dat het van Assies-kamp ongeveer Drie hondert en vijf en zeventig Treden gelegen was.

Ita actum coram Schepenen B. van Borne en F. Bussemaker, te Hardenbergh den 27 Augustij 1700 een en tachtig, en met het Stads-Zegel bekrachtigd.

(was gezegeld en getekend)(L.S.) In fidem atque me præsente. J. van Riemsdijk, secretaris.

Pro vera Copia. J. van Riemsdijk, secretaris.


076 en 077.

Patet 6to., F.

[1548-05-16]

Copia.

Extract uit een verbaal van grensscheiding tussen het Stift Utrecht en de welgeboren heren Arendt graven to Benthem end Stenforden, heren to Wevelichhoven end sijner G. Graafschap van Benthem – tussen stad en kerspel van Hardenberg en de buurtschap Baalder en Itterbecke, de landscheiding gaat van de Kruyskuyle bij Albert de Woeste tot aan de Springe anders genoemd de Welle, en voorts van de Springe of Welle op dat einde van Wijler Holte en voorst van de lage heerweg langs en voorbij het gerichte – galg – des graven van Bentheim tot op Stalbrinck hart aan de weg daar de Kuyle gegraven is en de laaksteen gezet zal worden en vanaf de laaksteen de weg langs tot Barlehaar door de Kocken aldaar ook een laaksteen gezet zal worden – verdrag ondertekend in het klooster Frenswegen 1548-05-16 door Arendt, ? de Bruxelles, Gerlich Doys en Barthol. Colon, lager stond Bernardus Nibberich notarius publicus ac judiciorum Benthemensium scriba juratus.


078 en 079.(Bijlage 23, 24 en 25 bij de Beschrijving der oudheid, oorsprong, gestichten en verdere merkwaardigheden, alsmede der rechten, voorrechten, vrijheden enz. van de Stad Hardenbergh door Jacobus van Riemsdijk, secretaris.)

Patet 6to., G.

[1550-11-03]

manendach na omni sanctorum.

Bruyn Blanckvordt, richter, oorkondt dat Rolof Aimsing, Geerdt Jenting, Henrick ten Nyenhuyss, Geerdt Hanning, Johan ter Bocket, Geerdt Oelreking en Lambert en Johan Watering, ingezetenen en geerfden van Brucht een verklaring afleggen betreffende het verloop van een grens.

getuigen dat de scheiding tussen Brucht en de marke Hardenberg en Baalder liep van bij ’t gerichte (galg), dye oerthair na bruchterhair, de loept na venebruggercamp … ende dan voert van venebruggercamp na stalbring na der barlehair – Johan Waterings salige bruder heeft turf gestoken – de nyecamp bij Venebrugge – het borger venne ligt over de Vestenbergeshair bruchtweerdt an den brant tegens richteringcamp, kornoten Geerdt de Wijse, Geerdt Costerszonne t Heemse.


080.(Bijlage 26 bij de Beschrijving der oudheid, oorsprong, gestichten en verdere merkwaardigheden, alsmede der rechten, voorrechten, vrijheden enz. van de Stad Hardenbergh door Jacobus van Riemsdijk, secretaris.)

Patet 7mo.

[1779-05-29]

Extractus Prothocolle.

Hardenbergh den 29 Meij 1779.

Op de Requeste van Berend Zweers, Weduwnaar van Hadewig Hendriks, aan de Heeren van de Magistraat gepræsenteert; houdende, vermits noch geen vijf maanden Weduwnaar geweest zij, on daar bij geallegeerde redenen, verzoek van dispensatie om zich weder te mogen veranderzaten [verandering van staat; tweede huwelijk] en wederhouwelijken.

Is na deliberatie goedgevonden, de verzochtte dispensatie te accorderen; zoo als geaccordeert wordt bij dezen.

Coss. Van Borne, Sierink en Bussemaker.

(was getekend) In fidem, J. van Riemsdijk, secretaris.

(Post alia.)

[1780-10-27]

Hardenbergh den 27 October 1780.

Op de Requeste van den Onder-Scholtus Reinder Kamferbeek, Weduwnaar van Hendrika Janssen, Burger en Iingezeten dezer Stad: houdende, vermids hij voornemens was zich wederom te veranderzaten en in Huwelijk te begeven met Jannegien Hannessen, en ondertusschen noch geen vijf maanden Weduwnaar geweest ware; verzoek, dat Burgermeesteren, Schepenen en Raaden, "de nodige dispensatie geliefden te verlenen, om zijn voorgenomen Huwelijk te mogen en te kunnen voltrekken."

Is goedgevonden, (dus luid het Appoinctement) de verzochtte dispensatie te verlenen, zoo als dezelve verleent wordt mids dezen.

Ita actum in Senatu. Coss. D. Santman, Hoffsink en Van Munster.

(En was getekend) Ter Ordonnantie, J. van Riemsdijk, secretaris.

Pro vero Extractu, J. van Riemsdijk, secretaris.


081 t/m 113.

Patet 8vo., Litt. A.

[1776-10-29]

Copia van een bericht der magistraat aan Ridderschap en Steden, de Staten van Overijssel 1776-10-29 en 4 maart l.l. op request van Gerrit Evers en Jan Bolks, ingezetenen van Heemse, rakende het stadsprivilege.

Stad Hardenberg had sinds aloude tijden het jus civitatis met zeer aanzienlijke privilegien gekregen, welke niet aan Ootmarsum noch aan Oldenzaal, noch aan de Heer of de Stad Almelo, noch enig andere kleine stad in Overijssel, behalve Genemuiden, Grafhorst en Ommen gegeven zijn – 1362 Bisschop kasteel of Veste Nienstede zoals de Stad Zwolle zie copia sub N.1 – spaanse troebels.

luister verloren door onachtzaamheid van de magistraat regenten – afzweren van Philippus de Tweede – Unie.

recht van voermanschap transport gelijk Zwolle – postmeester Nienhuis recht is grijs van ouderdom

85 en 86. bij het afbranden van het raadhuis in 1708 door de vlam vernield recht van een veer – zie sub n.2 zeven attesten van inwoners van het schoutambt met beedigt attest van 13 ingezetenen van Hardenberg – zie sub n.3 verklaring van Jan Hendrik Zweers – sub n.4 van Harmen Bekman – sub n.5 van Jan Velsink – sub n.6 vrachtlonen van het varen met passagies of zomer- en winterbeurten – sub n.7 over het voermanswerk van oudsher – het immemoriaale besit – oprichten Lingense postwagen.

Baron A.J.B. van Huffel tot Verburg – 1770-04-07 gelast om brieven van octroij van gilden op Landdag in te geven – 1771-05-24 verzocht aan de magistraat

een immemoriaal besit in door de brand gespaard .

wanneer iedereen alles moet kunnen bewijzen met zegels en brieven zouden velen hun rechten en privilegien krijtraken – troebels en al verwoestende inlandse oorlog – slaven – tachtig jaar gefolterd – recht van veer te land en ook op het water onder de schippers, het laatste is niet meer in praktijk vid: N.3 art: 3 N.4 art: 3 in specie

90 voornamelijk pakken van pikmaaiers naar en terug uit Holland – de ingezetenen bestaan hiervan, zie attesten sub n.2.3.4.5.6 meest oude mensen die of zelf voerlieden zijn geweest of voor knecht op de Rustenberg, waar de pakken gewoonlijk afgeladen worden, of bij wijlen secretaris Kramer te Hardenberg, die postmeester is geweest, gewoond hebben – getuigen verklaren varen in een veer van oudsher zoals de Stad Zwolle.

pikmaaiers of arbeiders met hun pakken uit de graafschap Bentheim door Hardenberg naar Holland moeten hun wagens in Hardenberg afladen en werden vervolgens weer geladen op Hardenberger schuiten of wagens door schippers of voerlieden naar Zwolle, Hasselt en elders gebracht en vanuit Holland komende getransporteerd naar de graafschap zie sub n.8.9.10 – Heemse wil dit recht betwisten.

een boer, kater of brinkzitter van Heemse, behalve Jan Noorink wegens een accoord met de magistraat – sinds een jaar of zes a acht is het sluipenderwijs begonnen zie n.4 art 7 en n.2 art 4 en n.10 art. ult – confer n.6 art 4 en 7 en n.5 art 5 – vreemde voerlieden aan elkander sluiten, rad van de wagen nemen of paard uitspannen of op andere manieren de passage stremmen zie n3 art.4 vademen en voeten verschillend [woordenboek] vasthouden van wagens en of goederen – zelfde als verstoren van de jacht of vissen door het jacht- of visgereedschap af te nemen – sub n.11 landdrost tegen Berend Hagen en Gerrit van Dijk, twee Hardenberger voerlieden in het jaar 1731 boer van Emmenlenkamp probeerde pakken door Hardenberg te vervoeren, rad van wagen en paard uitgespannen – Gerrit leeft nog en ook de beide zusters van wijlen Berent Hagen genaamd Aleida en Gerridina Hagen oldhavig privilege – proces de boer moest alle kosten en ook het voergeld van het in beslag gehouden paard betalen – sub n.14 Jan Noorink hospes op de Rustenberg, alwaar sedert lange tijd, om het bruggegelt te menageeren, de Zwolse en Hasseler voerlieden de pakken gewoon zijn af te laden, dewelke nu en dan wel eens soo door dese Jan Noorink als door de vorige hospessen tersluips, of door omwegen bij laag water door de Vecht door of voor bij den Hardenberg vervoerd zijn, en ook nog wel vervoerd worden, waartegen de magistraat altijd gevigileert heeft request aan landdrost sub n.6 met tussenkomst van Heer van Heemse – Jan Norink met zieke pikmaaiers was eerst uitzondering later met gezonde pikmaaiers en andere passagiers zie vid. n.4 art 7 n.2 art. 4 en n.10 art. ult. – zij hebben op 1776-08-28 en 1776-11-11 openlijk pikmaaiers pakken vervoerd vanaf de herberg de Rustenberg, dit werd hen direct verboden door de gerichtsdienaar maar zij wilden niet luisteren hen aangehouden en pakken in bewaring genomen en door Hardenberger voerlieden volgens vrachtloon naar graafschap gebracht – klagen met een vuilaardige hoogdravendheid zie tegenpartij onbeedigde chartabellen n.5 sub litt a t/m h waaronder Jan Norink met zijn vrouw en hun knechten die altijd al geprobeerd hebben om ter sluips te onderkruipen – wel beedigde verklaring van Hendrik Zweers vergeleken sub n.4 met het onbeedigde sub n.5 lit. G in hatelijk daglicht stellen sub n.9 onbeedigd vergelijken met sub n.4 art 7 n.2 art 4 en n.10 art ult. – klandestiene getuigen – Jan Noorink accoord met de magistraat in 1755 of zelf het recht genomen burgers voerlieden hebben geen afstand van hun recht gedaan – latijn landrecht Gail – Mijnsing – recht van veer onder schippers sinds lang niet meer uitgevoerd maar wel van de voerlieden sub n.2 en 3 – koopmansgoederen mogen vrij passeren – alleen een kwestie over passagiersgoederen waaronder zeker pikmaaiers pakken behoren ijdel geschreeuw van vrijheid die ieder van nature zou hebben – Hardenberg zou als enige in de province, de unie of de wereld, behalve Amersfoort, zich dit recht aanmatigen convenant Lingense postwagen dat de stad Hardenberg in een immemoriaal besit vzn dit privilegie is – het veer heeft alleen betrekking op passagiersgoederen – geen onmatige vrachtlonen – koopmansgoederen mogen door iedereen worden vervoerd – resolutie 1769-04-06 omtrent boer van Ohne Ohne in de graafschap Bentheim is te Oldenzaal voorgevallen overnachten van pikmaaiers in Hardenberg of middagmaal op de Belt een herberg op de grens, als daar de pakken werden afgenomen dan zou men Hardenberg uitgerust kunnen passeren ten nadele van het stads welzijn conform de Unie van 1579 latijn privilege betoog over eigen ingezetenen die niet en vreemde voerlieden die wel met wagens naar de Belt zouden mogen en via omwegen of ’s nachts passeren door het district van Hardenberg naar Hasselt of elders – sub n.9 vruchteloos bewijs de gerichtsdienaar was in dit geval een particulier klaagzang van de twee Heemser boeren is blootgelegd, op het allernaakst opengelegd – sot geklap – 1774 met pachter F. van Munster voor gedeputeerden voogevallen raakt kant noch wal – in een vrije republiek een soort van tirannie invoeren – het is een plicht om de aloude stadsrechten te verdedigen leugens uit Heemse de vele documenten zijn zelfd voorzien van een specificatie van kosten sub n.19 – de conclusie moet niet geveld worden door een rapport maar door een proces te Hardenberg of voor de Landdrost of Nedergericht met advies van rechtsgeleerden – Bank van justitie getekend door J. van Riemsdijk, secretaris en F. van Munster, burgemeester


114.

N. 1.

Is Copie van des Stads Privilegiebrief hier vooren gevoegd sub Patet 3tio.


(Bijlage 40 bij de Beschrijving der oudheid, oorsprong, gestichten en verdere merkwaardigheden, alsmede der rechten, voorrechten, vrijheden enz. van de Stad Hardenbergh door Jacobus van Riemsdijk, secretaris.)

[115 t/m 190. Over het alleenrecht van vervoer ‘het recht van één veer’. Van Riemsdijk heeft in 1777 verschillende Hardenberger ingezetenen onder ede gehoord. In het contentieus rechterlijk archief (HCO toegang 0057.1) zijn verslagen van deze zgn. ‘interrogatoria’ bewaard gebleven.]

115 t/m 131.

N. 2.

Copia.

[1777-02-17]

getuigenis over een veer ter instantie van de magistraat door Egbert Kamferbeek 77 jaar en Gerrit Derks ongeveer 58 (geboren en gewoond tot 1766 te Venebrugge) te Baalder, Gerrit van ’t Holt ongeveer 67 (heeft ongeveer 26 a 27 jaar geleden als knecht in Hardenberg gewoond, 4 jaar bij A.W. Kramer en 4 jaar bij Kruls) en Teunis Nijsink ruim 60 (heeft circa 30 jaar geleden als knecht gewoond te Hardenberg, eerst bij secretaris Kramer en vervolgens nog enige jaren als mijn eigen meester of op mijn eigen zelf) te Brucht, Hendrik Monnikemeijer (Munnikmeijer) ongeveer 55 (sedert 35 jaar als knecht te Hardenberg gewoond, 6 jaar bij secretaris Kramer en 14 jaar bij Lambert Odink) te Ane, Hermen (Harmen) Smoes in zijn 49ste jaar (tot ongeveer 1758 met zijn ouders te Hardenberg gewoond en vervolgens op diverse plaatsen in het schoutambt) te Holtheme, Hendrik Beltman ongeveer 70 (heeft voor ongerveer 15 jaar als knecht gewoond te Hardenberg, eerst bij Krulss en naderhand bij Harmen Amsink) ten Velde.


132 t/m 138.

N. 3.

[1777-02-15]

getuigenis ter instantie van Jannes Veenebrugee door Gerrit Hoffsink senior 88 jaar, Jan Santman ongeveer 56, Jan Baarslag is in zijn 68ste jaar, Hendrik OpHof ongeveer 60, Hendrik Veltman 64, Berend Kamferbeek ongeveer 44, Hendrik Woelders ongeveer 55 en is een halve neef van de producent, Thijs Cremer ruim 56, Jan OpHof ongeveer 52, Gerrit Dijk ongeveer 73, Hendrik Holtman ruim 70, Volkert Reusink ongeveer 64 en Jan Zweers Matroose ongeveer 62 en ook niet verwant, allen zijn ingezetenen en burgers van Hardenberg – Hendrik Holtman en Folkert Reusink zetten een merk resp. een plusje en een kruisje, certificeert door Barend van Gelder, het eigen merk van Jan zweers is ook een kruisje dit wordt gecertificeerd door Gerrit Sterken.


139 t/m 148.

N. 4.

[1777-02-11]

Hardenbergh, den 11 Februari 1777. Coss. Molckenbour en Hofsink.

Interrogatorien.

Waaröp ter instantie van den voerman Jannes Veenebrugge, na voorgaande wettige citatie en scherpe erinneringe van de zwaare straffe des mein-eeds onder solemneelen eede zal worden gehoord.

Jan Hendrik Zweers.

1. Ouderdom en verwandschap.

Getuige Jan Hendrik Zweers zegt ongeveer veertig jaaren oud en niet verwand te wezen.

2. Hoe lange Jaaren heeft Getuige al gewoond in deszelfs tegenwoordige behuizinge aan het oost einde van den Hardenbergh aan de gemeene passagie staande

Op artikel twee zegt Getuige ongeveer twaalf jaaren gewoond te hebben in deszelfs tegenwoordige behuizinge, aan het oost einde van den Hardenbergh aan de gemeene passagie staande.

3. Heugt en weet Getuige niet zeer wel: Dat de schippers alhier in den Hardenbergh voorheen in een veer gevaaren hebben, dat Getuigen vader schip of schuit meester van dit veer geweest is, en dat dezelve dieshalven ook plagte aan te neemen de pakken of Holsters van de pikmaaijers die door de in dit veer varende schippers van hier na elders vervoerd wierden? En zedert hoe lang is getuigen vader al overleden.

Op artikel drie verklaart Getuige dat het hem weinig of niet meer heugt, maar dat hij wel heeft hooren zeggen, dat de schippers alhier in den Hardenbergh voorheen in een veer gevaaren hebben; dat zijn vader schip of schuit meester van dit veer geweest is en dat dezelve dieshalven ook plagte aan te nemen, de pakken of Holsters van de pikmaaijers die door de in dit veer vaarende schippers van hier na elders vervoerd wierden. – Dat zijn vader al een Jaar tien of elf is dood geweest.

4. Heeft Getuigen vader ook niet wel alhier, voor de Hardenberger voerlieden de pikmaaijers pakken aangenomen om verder te transporteeren.

Op artikel vier zegt Getuige niets van te weten.

5. Weet Getuige niet zeer wel en heeft dezelve niet wel gezien en ondervonden: Dat bij zijn vaders tijd en nu noch, alle vreemde wagens met pikmaaijers pakken of Holsters uit de Graafschap Bentheim des voorjaars hier door komende alhier in den Hardenbergh haare pakken moesten aflaaden en dezelve overgeven aan de Hardenberger schippers of voerlieden om door die met schuiten of wagens vervolgens alleene, ’t zij na Hasselt of elders vervoert te worden?

Op artikel vijf, verklaard Getuige zeer wel te weeten en gezien en ondervonden te hebben: Dat bij zijn vaders tijd, en nu noch, alle vreemde wagens met pikmaaijers pakken of Holsters uit de Graafschap Bentheim des voorjaars hier door komende, alhier in den Hardenbergh haare pakken moesten afladen en dezelve overgeven aan de Hardenberger schippers of voerlieden, om door die met schuiten of wagens, vervolgens alleene, ’t zij na Hasselt of elders, vervoert te worden.

6. Heeft Getuige van zijn Jeugd af aan, niet altoos van zijn vader en andere oude Menschen gehoord: Dat er één veer onder de Hardenberger voerlieden was, en onderhouden wierd; en dat uit hoofde van dat veer, niemant van elders komende met vreemde passagiers, passagiers goederen, pakken kisten of koffers, vrij door den Hardenbergh vaaren mogte; maar dat in tegendeel zo iemand zijne ophebbende persoonen, en goederen, ter verdere transporteeringe moest overgeven aan de Hardenbergers.

Op artikel zes verklaard Getuige van zijn Jeugd af aan, altoos van zijn vader en andere oude Menschen gehoord te hebben: Dat er een veer onder de Hardenberger voerlieden was, en onderhouden wierd, en dat uit hoofde van dat veer niemand van elders komende met vreemde passagiers, passagiers goederen pakken, kisten, of koffers, vrij door den Hardenbergh vaaren mogte; maar dat in tegendeel zo iemand zijne ophebbende persoonen en goederen ter verdere transporteringe moest overgeven aan de Hardenbergers.

7. En heeft Getuige niet ook altoos van zijn vader en andere oude Menschen hooren verhaalen: Dat dat veer een oudhoevig recht en privilegie van deze stad was.

Op artikel zeven verklaard Getuige van zijn vader of andere oude Menschen wel te hebben horen verhaalen: Dat dat véér een oudhoevig recht, en priveligie van deze Stad was.

8. Worden niet allerhande koopmans goederen, vrij en onverhindert door een ieder een, vervoerd en gebragt door den Hardenbergh en elders.

Op artikel agt zegt Getuige: Dat allerhande koopmans goederen, door een ieder een vrij en onverhindert vervoerd en gebragt word door den Hardenbergh na elders.

9. Heugt Getuige niet zeer wel, dat aan Jan Noorink op den Rustenbergh, onder de Boerschap Heemse woonachtig, door de Magistraat dezer Stad geaccordeert is, om als de pikmaaijers uit Holland ’s jaarlijks komen haare pakken, of Holsters, vrij door den Hardenbergh te mogen vaaren en brengen na de Graafschap Bentheim.

Op artikel negen, zegt Getuige wel gehoord te hebben: Dat Jan Noorink op den Rustenbergh onder Heemse woonachtig vergunt is, om pikmaaijers-pakken of Holsters, vrij door den Hardenbergh, te mogen varen, en brengen na de Graafschap Bentheim.

10. Thoen dit Jan Norink op den Rustenberg door de Burgermeesteren dezer Stad geaccordeert is, vaarden thoen ook aanstonds de Heemser Boeren of Katers met pikmaaijers pakken door den Hardenbergh?

Op artikel tienen zegt Getuige zulks niet te weten.

11. Hebben de Hardenberger voerlieden niet altoos, voor dat het vaaren van pakken door den Hardenbergh aan Jan Noorink geaccordeert was, alleene zodane pikmaaijers pakken vervoerd en zelfs die veeltijds op den Rustenbergh opgenomen en gebragt door den Hardenbergh, na de Graafschap Bentheim?

Op artikel elf zegt Getuige wel te hebben hooren zeggen: Dat de Hardenberger voerlieden, altoos, voordat het vaaren van pakken door den Hardenbergh aan Jan Noorink geaccordeert was, alleene zodane pikmaaijers pakken vervoerd, en zelfs die veeltijds op den Rustenberg opgenomen en gebragt hebben door den Hardenbergh na de Graafschap Bentheim.

12. Heeft niet Gerrit Everts, alias Trijnen Gerrit van Heemse, verscheide jaaren na dat het vaaren van pakken aan Jan Noorink was geaccordeert, zodane pikmaaijers-pakken, beginnen door den Hardenbergh na de Graafschap Bentheim te brengen? En zoude dit eerste begin van ’t pakken vaaren van Gerrit Everts door den Hardenbergh, wel langer dan zes agt, of tien jaaren geleeden zijn? – of hoe lange is het wel geleeden dat Getuige het vaaren van pikmaaijers pakken, door den Hardenbergh, van de Heemser Boeren, voor bij zijn huis eerst heeft zien doen?

Op artikel twaalf zegt Getuige hier van niet anders te kunnen deponeeren, als: Dat het hem voorkomt, dat de Heemser Boeren het vaaren van pakken door den Hardenbergh wel zullen gedaan hebben, zo lange hij Getuige in zijn tegenswoordige behuizinge gewoont heeft: kunnende hij echter dan noch met geen volkomen zekerheid bepaalen, of zulks alzo geschied is, dan of de Heemser Boeren eerst een jaar of twee, na dat hij Getuige in zijn tegenswoordige behuizinge is gaan woonen, zulks hebben beginnen te doen.

13. Hebben vervolgen na dat Gerrit Everts dit gedaan hadde, thoen ook niet eerst eenige Boeren en Katers van Heemse meer, het vaaren en brengen van pikmaaijers pakken door den Hardenbergh na de Graafschap Bentheim beginnen te doen. En is gemelde Gerrit Everts ook niet geweest de eerste die (behalven Jan Norink) van de Heemser Boeren en katers het vaaren van pikmaaijers pakken gedaan heeft?

Op artikel dertien zegt Getuige hier van niet anders te weten, als dat zedert weinige jaaren, de Heemser Boeren en Katers, het vaaren en brengen van pikmaaijers pakken door den Hardenbergh, hebben beginnen te doen, doch of zij alle waren voorgegaan van Gerrit Everts, en of Gerrit Everts de eerste geweest is, die behalven Jan Noorink het [varen] van pakken door den Hardenbergh gedaan heeft, zulks kan hij Getuige met geen volkoomen zekerheid bepaalen.

14. Heeft Getuige wel ooit van zijn vader of andere oude menschen gehoord: Dat de Heemser Boeren en Katers van oudsher, als de pikmaaijers uit Holland ’s jaarlijks komen haare pakken of Holsters vrij door den Hardenbergh mogten vervoeren na de Graafschap Bentheim? – maar heeft Getuige in tegendeel niet wel gehoord: Dat zulks niet mogte geschieden?

Op artikel veertien zegt Getuige wel gehoord te hebben; doch van wie kan hij niet bepaalen: Dat de Heemser Boeren en Katers van oudsher, als de pikmaaijers uit Holland ’s jaarlijks komen haare pakken of Holsters niet vrij door den Hardenbergh mogen vervoeren na de Graafschap Bentheim; maar dat in tegendeel hij Getuige wel gehoord had, dat zulks niet mogte geschieden.

Wij Burgermeesteren Schepenen en Raaden der Stad Hardenbergh doen cond en certificeeren: Dat voor ons na voorgaande wettige citatie persoonlijk gecompareerd is Jan Hendrik Zweers Burger en Ingezetene der Stad Hardenbergh, Dewelke na voorhoudinge van de zwaare straffe des mein Eeds, onder solemneelen Eede op ieder der vorenstaande artikelen, heeft gedeponeert en verklaard als daar bij staat gespecificeerd en uitgedrukt.

In kennisse der waarheid, is dezen met ons Stadszegel en subcriptie van onzen secretaris bekrachtigt.

Actum Hardenbergh den 11 Februarij 1700 zeven en zeventig. (was getekend:) (L.S.) In fidem, J. van Riemsdijk, secretaris. Accordeert, F. Bussemaker, burgermeester.


149 t/m 153.

N. 5.

[1777-02-18]

Vraagartikelen ter instantie van Jannes Veenebrugge gehoord Harmen Beckman, ongeveer 72 jaren oud en niet verwant, wonend in het schependom of onder de jurisdictie van de stad.


154 t/m 158.

sub N. 6.

[1777-02-18]

Te Ommen ter instantie van de magistraat te Stad Hardenberg gehoord Jan Velsink wonende op het Brinkhuis te Varssen om de streek van 48 jaar, geboren en getogen te Heemse en sedert 25 jaren geleden gewoond heb in Hardenberg als knecht bij de weduwe Rustenberg en naderhand bij haar zoon Lephert Rustenberg tezamen 12 jaren, heeft ook gehoord van zijn overleden ouders dat Derk op den Goorn gewoond hebbende tot Heemse verscheiden malen heeft getenteerd maar altijd belet is.


159 t/m 160.

N. 7.

[1716-03-08 en vernieuwd 1740-03-31]

Copia Copæ.

Lijste of ordonnantie.

Waar na sig de Heeren passagiers, en voerlieden over de vragt, of wagen Loon, haar sullen hebben te reguleeren.

Somer Loon na Zwolle, ingaande met den eersten Meij van:
Een persoon 6-0-0
Twee persoonen 7-0-0
Drie – 8-0-0
Vier – 9-0-0
Vijf – 10-0-0
Somer Loon na Nijenhuijs
Een persoon 4-0-0
Twee personen 5-0-0
Drie – 6-0-0
Vier – 7-0-0
Vijf – 8-0-0
Winter Loon na Zwolle
Een persoon 6-0-0
Twee personen 8-0-0
Drie – 10-0-0
Vier – 11-0-0
Vijf – 12-0-0
Winter Loon na Nijenhuijs
Een persoon 5-0-0
Twee personen 6-0-0
Drie – 7-0-0
Vier – 8-0-0
Vijf – 9-0-0

En wat in de Beurte, op een of twee wagens komen, sal ook door de voerluijden voort gevaaren worden.

Soo de Heeren passagiers eenig onbehoorlijke, of Extraordinare bagagie, bij haar mogen hebben, boven de ordinarisse Reiskoffer, sullen haar met die voerluijden hier over in alle billijkheid vergelijken.

Dese aldus gedaen en besloten door Burgemeesteren en Raaden der Stad Hardenbergh den 8 Maart 1700 sestien; weder om vernieuwt Actum Hardenbergh den 31 Maart 70 veertigh.

(onderstond:) Ter ordonnantie, B.G. Kramer, secretaris.

(L.S.) (Lager stond:) Pro vera copia (get.) J. van Riemsdijk, secretaris. Pro vera copia copiæ, F. Bussemaker, Burgermeester.


161 t/m 164.

N. 8.

[1777-02-04]

te Nieuwenhuijs ter instantie van Frederik van Munster en Jasper Zweers burgers en ingezetenen van de Stad Hardenbergh getuigen gehoord als Lambert Morsink, boerman 45 jaar en Jan Laman, boerman, 44, beide woonachtig te Esche, zij en hun naburen brachten met paarden en wagens de holsters of pikmaaiers pakken tot in Hardenberg, de laatste heeft wel eens iets mee teruggenomen zonder dat hij verhinderd werd.


165 t/m 170.

N. 9.

[1777-02-06 ]

Wietmarschen idem Jan Bauschulte (Bouschult), 51 jaar und Bernd Beekmann (Berndt Beckman, Berkman), 42 jaar komen ook jaarlijks met pakken naar Hardenbergh en overgegeven aan schippers en voerlieden en nooit iets mee teruggenomen.


171 t/m 178.

N. 10.

[1777-02-18]

Ommen interrogatoria ter instantie van de magistraat der Stad Hardenberg gehoord Hendrik de Blaauw, in het 59ste jaar en Gerrit Lambers weet niet hoe oud hij is maar meent ruim 40 jaar. Hendrik heeft voor ongeveer 34 jaar geleden bij de secretaris B.G. Kramer gewoond, de koopmansgoederen die van paspoort waren voorzien mochten ongehinderd passeren, de Hasselse voerlieden brachten hun vrachten van pikmaaierspakken altijd naar de Rustenberg en vandaar door Hardenbergers naar graafschap Bentheim vervoerd. Vandaar uit werden de goederen voor Hasselt etc. overgeslagen in Hardenberg op wagens en schuiten, alleen bewoners van de Rustenberg voeren door Hardenberg. Gerrit Lambertsgetogen en geboren te Meeher (Meer) onder den Ham en thans wonend te Ommen heeft ongeveer 18 of 19 jaar geleden in Hardenberg gewoond bij Adolf Wilm Craamer en Hermen Amsink.


179.

N. 11.

Was een Eisch en Aanspraak van den Heer Verwalter Landdrost van Salland tegens Berend Hagen en Gerrit van Dijk: En behelsd niets anders of meerder, dan het geen daar uit bij dit Bericht geraiconneert wordt; en is daarom hier tot manage van kosten niet wederom per copie bij gevoegd.

N. 12.

Was eene Kondschap van Gerrit van Dijk en van Aleida en Gerritdina Hagen; behelzende mede niets anders of meerders dan het geen daar uit bij Bericht gezegd wordt, en is daarom hier tot menage van kosten niet wederom per copie bij gevoegd.


180 t/m 190.

Patet 8vo., Litt. B.

Request aan R&S, de Staten van Overijssel van het gilde der voerlieden van Stad Hardenberg – aloude stadsrecht – resolutie 1771-05-24 en publicatie van 7 april ervoor was ingezonden sub B. rakende privilegien en octroijen – 1778-04-11 resolutie en op 25 juli gedaan het recht erkend om veren of gilden te maken sub C. al voor de erectie van de republiek een voermansveer blijkt uit de willekeuren Anno 1504 waarin verdragen over de beurten voorkomen sub D. – Uti sub E. Anno 1638 – brand 1708 – ingezeten bestaan van de pikmaaiers en hun pakken – toezending van beedigde attesten van 7 luiden onder ’t Schoutambt sub Patet 1mo en van 13 ingezetenen van de stad allen van hoge ouderdom sub Patet 2do, benevens nog 5 anderen sub Patet 3tio, 4to, 5to, 6to et Patet 7mo, gevoegd met Patet 8vo en 9no zijnde vier Graafschappers en Patet 10mo zijnde twee Ommers tezamen een getal van 34 getuigen – twee boeren van Heemse te weten Gerrit Everts en Jan Bolks zijn kwaadaardig en hebben aan u een adres gericht 1776-10-00 – het allerdierbaarst privilege – rapport 1778-04-15 – nieuwe documenten zijn C. D. E. Patet 6to. en Patet 7mo. – zie ook rapport sub F. – men hoeft Hardenberg geen recht te erkennen zoals in de hele wereld niet bestaat, zij hebben dit recht al vanouds – dit is verkeerd begrepen – Deventer en Kampen hebben geen voermansgilde of veer, maar wel in Zwolle en Hardenberg Uti sub G. – Ook in Amersfoort en zeker ook elders – Zo hebben onze drie grote steden zelfs rechten die Amsterdam niet heeft en de kleine steden van Overijssel genieten ook aanzienlijke privilegien, Hardenberg dezelfde als Zwolle – Heemser boeren en brinkmeijers willen clandestien de goederen vervoeren die op de Rustenberg worden afgeladen – goede vrachtlonen zie Uti sub H. – er is geen ongerief integendeel groot gerief – geen vreemde voerlieden door de stad die de verdiensten opsteken die de Hardenberger voerlieden, die altijd paraat staan met paard en wagen, toekomen – de pikmaaiers verteren nu hun geld aan de Rustenberg of aan de Belt terwijl de burgers er niets van krijgen als zij door de stad marcheren – koopmansgoederen mogen vrij en frank passeren – als dit aloude recht wordt afgenomen dan zal het totale verval en ruine gepaard gaan – resolutie 1778-04-15 sub F. – verzoek om onderzoek door twee ervaren onzijdige landsadvocaten – bank van justitie weer open stellen – gezamenlijke voerliedengilde of veer was getekend door Wessel Mouwe, Merten Odink, Frk. van Munster, D.J. Rustenberg, H. Amsink, Antonij Odink, Engbert Zweers, F.H. Kramer, Jan Santman, Gerrit Nijman, Jannes Venebrugh, H. Hubert Dr. qq (onderstond J. van Riemsdijk, secretaris en copia van G. Hoffsink, burgemeester).


191.

[1785-10-26]

Remonstrantie.

Voor de Stad Hardenbergh, over derzelver Recht om ten Landdage in zaaken van gewigt verschreven te worden &c., over vrije verkiezing van deszelver Regenten zonder ymands ap- of improbatie, de Crimineele Jurisdictie &c. &c. cum documentis.

[onderstaande in ander handschrift]

1785 Den 26 October In dine van examinatie gesteld in handen van de Heeren Van Voerst tot den Borgel, Hoevell tot Nijenhuis, Sloet tot Westenholt, G.D. Jordens, J. Lemker van Breda, H.W. Ravesteijn Burgemeesteren van Deventer, Campen en Zwolle.

N. 59


192.

A.

Is Copie van des Stads Privilegee brief hier vooren gevoegd sub Patet 3tio.


193 t/m 205.(Bijlage 36 bij de Beschrijving der oudheid, oorsprong, gestichten en verdere merkwaardigheden, alsmede der rechten, voorrechten, vrijheden enz. van de Stad Hardenbergh door Jacobus van Riemsdijk, secretaris.)

B.

Copa Copiæ.

Ontvangen resolutie 1771-05-24 waarin wordt bevolden om de gilden en octroijen op te sturen, in Hardenberg is geen gilde van handwerkslieden, kooplieden of andere – convenant met Zwolle en Nieuwenhuis over de Lingense postwagen, rijdende van Zwolle over Hardenberg , Nijenhuis en Noorthoorn op Lingen – De stad is gesticht door Johan, Bisschop van Utrecht, aan zijn nieuwe stad, waar hij een kasteel had gebouwd, aan de ingezetenen, de burgers in 1362 bijzonder privilege gegeven van aanzienlijke rechten zoals de stad Zwolle had gekregen van zijn voor vaderen sub Veritas – brand 1708 – Hardenberg heeft een recht als ooit enig municipium of kleine stad in de Roomse Monarchie of Duitse Rijk gehad heeft – gelijk met Zwolle maar is afgenomen – recht van willekeuren en boeten zolang ze niet strijdig zijn met de landswetten – het toestaan of niet aannemen van nieuwe burgers en ingezetenen – recht van de Jacht – het recht dat geen vreemde met passagiers de stad of de stadsvrijheid mogen doorvaren, dus geen voerman uit Zwolle of Nijenhuis in de graafschap Bentheim, waar dit recht vandaan komt ligt in een grijs verleden maar de vrachtlonen over het varen der passagiers of beurten bestaan al vanouds en is bij de oprichting van de Lingense postwagen nogmaals erkend – Baron van Huffell – sub n.1 – 1708 ongelukkige beurt (brand) – toezending van brief 1362, oprichting Lingense postwagen en vrachtlonen, was getekend B.G. Kramer, secretaris, copia B. van Borne, burgemeester en copia copia J. van Riemsdijk, secretaris.


206 t/m 208.

C.

[1778-06-25 ]

Copia.

Kampen – Register der Resolutien van de Gedeputeerden van de Staaten van Overijssel over het rapport der Octroyen van 1773-04-17 aan de magistraten van Hardenberg, Oldenzaal, Ootmarssum, Goor, Enscheiden, Delden en Rijssen de gilden moeten uit meer dan drie personen bestaan met terugzending van de requesten.


209.

D.

Is een Extract uit Stads-Willekeuren hier vooren sub Patet 5to gevoegd, of eene Copie van den 82 Artikelen derzelve.


210.

E.

[1638-09-13]

Gerichtsboek van de Stad Hardenbergh – voerlieden zijn verschenen met verzoek een akte te maken zodat voortaan bij het verlies van hun paarden gezamenlijk de onkosten te dragen Ondertekend door Willem Wollerts voor mij ende Hermen Rotgers, Willem Edelinck voor mij ende Lambert Hendricksen, Casper Edelinck, het merk van Gerdtt Holtermans (twee naast elkaar staande plustekens waarvan het eerste verlengt is en zijpootjes heeft), het merk van Gert Gertsen ofte die broor (soort pijl met zijstrepen), Lager staat Laur. Hollander tanquam testis, en nog lager ter presentie van de burgemeiste hier inne Ruter jenne (ienne?) mede geconsertert hebben.

Pro vero Extractu. J. van Riemsdijk, secr.


211.

Patet 1mo tot deze Requeste sub Patet 8vo Litt. B.

Is de bij het Bericht hier vooren Patet 8vo Litt A sub N. 2. gevoegde Kondschap van zeven Getuigen.

Patet 2do

Is de daar bij sub N. 3. gevoegde Kondschap van dertien Getuigen.

Patet 3tio

De daar bij sub N. 4. gelegte Kondschap van Jan Hendrik Zweers.

Patet 4to

De daar bij sub N. 5. gevoegde Kondschap van Harmen Beckman.

Patet 5to

De daar bij sub N. 6. gevoegde Kondschap van Jan Velsink.


212 t/m 226.

Patet 6to.

[1778-10-12]

Vraagartikelen ter instantie van de voerlieden van de Stad gehoord Jan Costers, ongeveer veertig jaar en aan niemand van de voerlieden verwant zo ver hem bewust is en wonend ter Steede, hij is te Heemse geboren en opgevoed, hij was ongeveer elf jaar oud toen hij uit zijn ouders huis wegging om bij anderen te dienen, later heeft hij nog weer een half jaar bij zijn ouders in huis gewoond, hij getuigt onder ede dat sinds ongeveer 24 jaar toen hij bij Lambert Carspers op de Belt als knecht is komen wonen altijd de Hardenberger voerlieden met beurt koetsen vaarden en dat Zwolse voerlieden de beurtkoetsen in Hardenberg aanbrachten en dat ze dan door Hardenbergers werden verder gebracht naar de graafschap Bentheim, het doorvaren werd de Zwolsen belet – de postwagen van Zwolle op Lingen werd ook door Hardenberger voerlieden in een veer gevaren – hij weet niet op welk artikel dit recht berust – van ouds passagiers, passagiersgoederen, pakken, kisten en koffers enzovoort aan Hardenberger voerlieden overgeven – getuigen heeft ook als knecht bij Jan Norink op de Rustenberg als knecht gewoond, er kwamen zoveel pikmaaierspakken uit de graafschap Bentheim dat de Hardenberger voerlieden het niet meer aankonden deze naar Hasselt te brengen met hun wagen en daarom aan Jan Norink om hulp hadden gevraagd, toen getuige er woonde waren er in Hardenberg enkele wagens met geld, die naar de Armeeen van de destijds oorlogende machten in Duitsland moesten en van Zwolle waren aangekomen, toen werd Jan Norink ook om hulp gevraagd en heeft getuige zelf op Nienhuis gereden – om tot het gilde toe te treden moest een halve tonne Biers worden gegeven aan de in het veer zijnde voerlieden, de getuige weet dit niet zeker maar eergisteren heeft hij van Gerrit gerrits gehoord dat een burger met een nieuwe wagen en paarden dit moest doen – al voor dat getuige bij Jan Norink kwam wonen bracht deze al pakken en zieke pikmaaiers door Hardenberg naar de Belt, het kan zijn dan dit hem was toegestaan door Drost Huffel – hij weet niets van stiekeme vrachten die ’s nachts of om Hardenberg heen werden vervoerd – de voerlieden kwamen wel een zoopjen jenever drinken op de Rustenberg en hadden goede contacten met Norink – Getuige is ongeveer 20 jaar geleden op de Rustenberg gekomen en heeft daar vier jaar gewoond – in 1755 zou het aan Jan Norink zijn toegestaan maar verder mochten er geen Heemser wagens door Hardenberg varen – kende hij Derk op den Goren die toen nog in Heemse woonde, nee maar wel toen hij op het erve Kleijntjes in Loozen woonde, hij weet niet of deze ook pakken naar de Belt wilde brengen – 1776-10-09 heeft getuige voor Jan Bolks en Gerrit Everts een geuigenis gegeven – de oude Vinken boer Gerrit Everts en Jan Bolks en Jan Gerrits te Heemse hebben ook pakken vervoerd zonder dat het hen is belet – de getuige heeft eerst voor de pastoor van Heemse zijn getuigenis gegeven en deze is hem vervolgens door Roelof Dunnink voorgelezen – bij dag en nacht door Hardenberg en niet pas twee jaar geleden verhinderd aan Jan Bolks en Gerrit Everts – de vracht werd vroeger in compagnie aangenomen door Heemsers en Hardenbergers, als er te weinig vracht was dan speelde men erom of kocht men elkaar af, het vrachtloon werd op De Belt verdeeld – Engbert Zweers, Jan Woelders en Jannes Veenebrugge hebben wel vrachten met de Heemsers in compagnie aangenomen.


227 t/m 242.

Patet 7mo.

1778-10-10 ter instantie van burgemeesteren en raden van de Stad worden gehoord Gerrit Gerrits wonend te Brucht en ws rijkelijk 38 jaar oud, hij is daar geboren en opgevoed en heeft dertien achtereenvolgende jaren gediend bij Jan Noorink te Heemse gewoond vanwaar hij op mei 1776 is vertrokken en wederom in Brucht is gaan wonen en Gerrit Hendricks woonachtig bij de Rustenberg, ongeveer 48 jaar, geboren te Heemse en opgevoed, Gerrit Gerrits heeft voor 18 jaar ook een jaar bij Hendrik Holtman in Hardenberg gediend – over halve tonne biers en gilde – 1755 toestemming aan Noorink sinds 20 of 25 jaar – Gerrit Gerrits is ongeveer 15 1/2 jaar geleden bij Norink komen werken op mei 1763, voordien 2 jaar bij Gerrit Venebrugge op de Belt gewoond – verder werd iedereen tegengehouden – zij hebben Derk op den Goorn niet gekend – verder hebben zij ook getuigt voor Jan Bolks en Gerrit Everts op 1776-10-10 – deze zouden wel gevaren hebben hoewel de Hardenbergers dit probeerden te beletten – Engbert Zweers en Jan Woelders e.a. wel in compagnie met Heemsenaar Gerrit Evers – op 1776-10-16 getuigde de tweede getuige Gerrit Hendriks en de overleden Hendrik Jansen alias Schansman getuigden voor Jan Bolks en Gerrit Everts, getuigen zijn naaste buren, ter rechterzijde en tegenover de herberg de Rustenberg en zij hebben geen paard en wagen, de Hasseler wagens brengen tot daar en worden dan door Heemser en Hardenbergers vervoerd naar De Belt – Egbert Roetmink (Ruitmink – Raatmink) te Collendoorn, Hendrik Jansen alias Schansman te Heemse en Jan Jansen alias Zwarte Jan te Aane zijn sinds 1776 overleden.


243.

Patet 8vo tot deze Requeste sub Patet 8 Litt. B.

Is de bij het bericht hier vooren Patet 8vo Litt. A sub N. 8 gevoegde Kondschap van twee Graafschapper Getuigen Lamb. Morsink en Jan Laman.

Patet 9no Is de daar bij sub N. 9 gevoegde Kondschap van twee Graafschapper Getuigen Jan Bouwscholte en Berend Beckman.

Patet 10mo Is de daar bij sub N. 10 gevoegde Kondschap van twee Ommer Getuigen Hendrik de Blaauw en Gerrit Lamberts.


244.

F.

[1778-04-15]

Dit is de Resolutie rapportoir aan Ridderschap en Steden van den 15 April 1778, – die achter de Remonstrantie sub Patet 9 gevoegd zal worden.

G.

Dit is de Rescriptoire Brief van de Heeren van de Magistraat der Stad Zwolle, die niets anders behelsd dan het geene daar van in de Requeste gezegd wordt.

H.

Is bij het Bericht hier vooren Patet 8vo Litt. A sub N. 7 gevoegde Document.


245 t/m 247.

Patet 9no.

1778-04-15 Van Voorst van Averbergen e.a. wegens Gerrit Everts en Jan Bolks – vlgs resoluties 1777-03-25 en 1777-10-24 klachten wegens beletten om met pikmaaierspakken door Hardenberg te varen – de magistraat van Hardenberg wordt teruggefloten door R&S.


248.

Copie Resolutie van … en Steden in zaaken van Heemser Boeren tegen De Magistraat van den Hardenbergh, van den 1778-04-?