Op 24 november 1885 overleed op Huize Welgelegen in Heemse de hoogwelgeboren jonkvrouwe Theodora Sophia van Foreest van Heemse, weduwe van Jan Arent baron van Ittersum, oud 74 jaar.
Theodora was geboren op 1 juli 1811 op de Havezate Heemse, als dochter van jonkheer Jacob van Foreest en Maria Clara gravin van Rechteren. Theodora trouwde in 1835 met Van Ittersum en zij zouden samen de nieuwe heer en vrouw van Heemse worden.
Het is bijzonder dat we een oude foto van de jonkvrouwe kunnen tonen. Deze zgn. ‘carte-de-visite’ dateert uit omstreeks 1875 en wordt nog altijd bewaard in de privé-collectie van haar achter-achterkleinkinderen.
14 oktober 1839was de geboortedag van Anna Charlotte van Riemsdijk. Zij zag het levenslicht in stad Hardenberg, als dochter van Cornelis Johannes van Riemsdijk en Carolina Johanna Crull. Anna Charlotte zou op 28-jarige leeftijd, op 26 maart 1868, trouwen met Johannes Hendrikus van Barneveld, die in zijn leven o.a. burgemeester van Gramsbergen en Avereest werd. Het echtpaar Van Barneveld-Van Riemsdijk kreeg zeven kinderen, van wie er twee als baby overleden. Anna Charlotte stierf op 11 februari 1911 te Dedemsvaart. Als nazaat van het geslacht Van Riemsdijk erfde zij bij leven vele onroerende goederen in Hardenberg en omgeving. Zo ook was een perceel grond aan de Vecht haar eigendom waar veel later, eind 2009, het appartementencomplex Anna Charlottehof in gebruik genomen werd. Zo wordt, bijna twee eeuwen na haar geboorte, haar naam in Hardenberg nog altijd in ere gehouden…
Op 12 augustus 1820 overleed Christiaan Lodewijk graaf van Rechteren op huize Welgelegen in Heemse.
Christiaan Lodewijk des H.R. Rijksgraaf van Rechteren, heer van Gramsbergen en tot Collendoorn, zoals zijn volledige naam luidde, was geboren in Den Haag op 21 mei 1744. Drie dagen later was hij daar in de Grote Kerk gedoopt. Hij werd in 1772 voor het eerst ‘verschreven’ in de Ridderschap van Overijssel vanwege de havezate Gramsbergen en, na ruil met zijn broer Adolf Hendrik, vanwege de havezate Collendoorn in 1776.
Deels bracht Christiaan Lodewijk zijn jeugd door op de havezate in Gramsbergen, wonend bij zijn vader en moeder. Toen hij dertig was, trouwde hij in 1775 in Heemse met de zeventienjarige Ermgard Ebella Juliana barones van Raesfelt, de erfdochter van de havezate Heemse en dochter van ‘onze’ dichteres Clara Feyoena. Van dit huwelijk zijn de zogenaamde ‘huwelijkse voorwaarden’ bewaard gebleven in het archief van het kasteel Rechteren. Daarin werd onder meer beschreven dat de ouders van de bruidegom de havezate Collendoorn schonken aan het bruidspaar. De ouders van de bruid gaven de rechten van de leenkamer van het Huis Collendoorn, waardoor de leenkamer en de havezate voor het eerst in lange tijd weer in een hand kwamen.
In 1777 werd hun eerste kind, Maria Clara, geboren op het Huis Collendoorn, zoals blijkt uit het doopboek van Heemse. Twee jaar later kregen ze een zoontje, genaamd Reinhart Isaac. Het huwelijk was echter van korte duur, want Ermgard overleed op 24 januari 1780, slechts 22 jaar oud. De jonge weduwnaar, Christiaan Lodewijk, had – net als zijn broers – gekozen voor een militaire carrière. Hij werd kapitein ter zee.
In 1772 had hij als 28-jarige al de rang van commandeur. In dat jaar werd hij op 21 januari door de prins-erfstadhouder Willem IV aangesteld tot kapitein ter zee voor de Admiraliteit van Friesland. Drie jaar later voerde Christiaan Lodewijk het commando over het oorlogsfregat De Eendracht, een schip met 24 kanonnen aan boord. Later voerde hij het commando over het oorlogsschip de Prinses Maria Louisa. Dit fregat moest de koopvaardijschepen begeleiden en beschermen op hun weg naar Lissabon, Cadiz en de Middellandse Zee. De thuisbasis lag in het zgn. Vlie bij Den Helder. Het jaar erop was De Eendracht weer ‘zijn’ schip en voer hij naar de kust van Marokko en de Straat van Gibraltar. Vervolgens is Christiaan Lodewijk enkele jaren extra-ordinaris kapitein, dus tweede kapitein op een schip geweest, maar in maart 1779 werd hij opnieuw door ‘zijne doorluchtigheid’ aangesteld tot eerste kapitein. Op 9 maart 1782, twee jaar na het vroegtijdig overlijden van zijn vrouw, werd hij door de Admiraliteit van Friesland benoemd tot commandant van het oorlogsfregat ‘Harlingen’, met 44 kanonnen aan boord. Aan het einde van 1782 verscheen in de Amsterdamsche Courant de volgende oproep:
“De Zeekapitein C.L. Graave van Rechteren tot Collendoorn laat een ieder waarschouwen dewelke zig heeft laaten engageeren op ’s Lands fregat van Oorlog, genaamt Harlingen, onder deszelfs commando, zig op den 31sten deezer, des voordemiddags, aan boord te begeeven.”
Christiaan Lodewijk voer met zijn oorlogsfregat meerdere keren naar de Middellandse Zee. Daar beleefde hij soms hachelijke avonturen. Zijn schip kwam o.a. in oktober 1783 terecht in een helse storm bij Cadiz en raakte beschadigd. Het werd ter plekke gerepareerd om terug te kunnen varen naar het vaderland. Vervolgens vertrok het op 13 december voor een nieuwe missie in het eskader van de viceadmiraal Reynst. Opnieuw zou het schip met schade in Cadiz binnen lopen. De rest van het eskader belandde in de Golf van Narbonne in een verschrikkelijke storm, waarbij een schip zonk met 450 manschappen aan boord.
In mei 1784 begeleidde de Harlingen het vlaggenschip De Vrijheid van Toulon naar Vlissingen, alwaar ze op 28 juli voor anker konden gaan. In het archief van het Marinemuseum in Den Helder is een fraai document bewaard gebleven uit die tijd. Het dateert van 24 september 1784 en het betreft een opdracht van viceadmiraal Pieter Hendrik Reynst aan Christiaan Lodewijk om het onder zijn commando varend fregat Harlingen in gereedheid te brengen. Hij werd naar de Schelde gezonden om de rivier te bewaken ten tijde van de zgn. ‘Keteloorlog’. Dit was een kort treffen tussen de troepen van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en het Oostenrijk van Keizer Jozef II. Jozef II eiste namelijk dat zijn schepen ongehinderd doorgang over de Schelde kregen. Dit werd dus onder meer verhinderd door Christiaan Lodewijk graaf van Rechteren. Het enige schot dat in deze strijd werd gelost, raakte een soepketel…
In september 1785 lag Van Rechteren nog altijd met zijn schip op de Schelde bij Vlissingen, maar kort daarna zou hij de actieve dienst verlaten. Hij vestigde zich op Huize Collendoorn en vervulde onder andere de functie van markerichter van Rheeze. De graaf werd in 1788 benoemd tot Landdrost van IJsselmuiden.
Op 2 augustus 1950 bracht H.M. Koningin Juliana een bezoek aan Hardenberg. Eerst verrichtte ze de officiële opening van het nationale kamp van de padvinders in Ommen ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de Padvinderij in Nederland. Vervolgens reisde de koningin naar Hardenberg, alwaar ze het nieuwe zustershuis bij het ziekenhuis van de Röpcke-Zweers Stichting officieel opende.
“Bijna de gehele bevolking van Noordoost-Overijssel had zich die middag verzameld in het fraai versierde centrum van dit gebied, Hardenberg, ter gelegenheid van het bezoek van Koningin Juliana. Hare Majesteit arriveerde uit de richting Ommen en bij haar tocht door de stad werd zij door duizenden toeschouwers hartelijk toegejuicht. Bij het Röpcke-Zweers ziekenhuis, welks zusterhuis de Koningin officieel zou openen, stapte Koningin Juliana, die o.a. vergezeld werd door de Commissaris der Koningin in Overijssel, uit de auto. Zij werd ontvangen door de burgemeester van Hardenberg, mr. J.A.M. van Oorschot, die het voltallige bestuur van het Groene Kruis, dat het ziekenhuis exploiteert, aan de majesteit voorstelde. Zuster Reurink bood de Koningin op een fluwelen kussen een zilveren schaar aan, waarmee de Koningin het voor de ingang gespannen Oranje lint doorknipte en daarmee onder luid gejuich van de talrijke toeschouwers het zusterhuis officieel opende. Koningin Juliana bezichtigde daarna het zusterhuis, waarin 23 zusters gehuisvest kunnen worden en het ziekenhuis.
Omringd door de patiënten uit de tbc-barak werd op het grasveld voor het ziekenhuis de thee gebruikt, waarbij H.M. zich hartelijk met de aanwezigen onderhield. Na afloop begroette H.M. nog de andere patiënten, die een plaatsje in de serre hadden gevonden. Vervolgens maakte de vorstin een tocht door het fraai met bloemen en oranje, en rood-wit-blauwe vlaggen versierde Hardenberg.”
reactie Roel Gritter: Het lijkt alsof koningin Juliana een gebakje in haar hand heeft. Luttenaar Van Laar (de dichter) zit tegenover haar. Zijn kinderen vertelden over dit bezoek het volgende: “Toen de taartjes werden geserveerd, bleek dat alleen koningin Juliana een gebaksvorkje had gekregen. De anderen moesten zich maar zien te redden. Toen Juliana dit zag, at ze het gebakje ook maar met haar handen op, zodat de andere aanwezigen zich niet hoefden te generen.”
Op 25 mei 1821 vond de kerkelijke inzegening plaats van het huwelijk tussen weduwnaar jonkheer Jacob van Foreest van Heemse en Helena Gesina barones van Coeverden. De heer van Heemse was eerst gehuwd geweest met Maria Clara gravin van Rechteren, maar zij was op 40-jarige leeftijd gestorven op Huize Heemse. De tekst die door ds. Sanders uit Vollenhove werd uitgesproken, is bewaard gebleven in het archief van de familie Van Dedem. Een fragment:
“Niet slechts is het geluk van beide uwe harten er aan verbonden, maar zij heeft groote betrekking tot een 7-tal kinderen, die gij nu beide de uwe noemt”.
Inderdaad waren uit het eerste huwelijk van Jacob van Foreest al de nodige kinderen geboren. Negen om precies te zijn. Echter, twee ervan waren op jonge leeftijd overleden. Uit het tweede huwelijk werden vier kindertjes geboren, maar alle stierven als baby.