Zoekplaatje: Judoka’s met Anton Geesink.

Wij zien op deze groepsfoto niemand minder dan Anton Geesink (1934-2010), olympisch kampioen judo. Hij bezat lange tijd een ’tweede huis’ op park Moscou in Bergentheim en gaf bijna twintig jaar les in Ponypark Slagharen, maar wie zijn er verder op deze foto allemaal geportretteerd en ter gelegenheid waarvan zou deze foto genomen kunnen zijn? Wie het weet, mag het zeggen…

reactie van Brigitte van Laar-Kampherbeek:
Gedurende een aantal jaren zijn er judocolleges door Anton Geesink gegeven in het, toen nog, Ponypark Slagharen. De deelnemers werden tijdens zo’n weekend altijd op de foto gezet.
Rechts van Anton Geesink staat Nico Nijkamp, en daarnaast (met bril) de assistent van de heer Geesink, Martin Franken.


Zoekplaatje: Voorstraat ter hoogte van radio Vrielink.

Deze fraaie foto toont winkelpanden aan de noordzijde van de Voorstraat, tegenover het postkantoor. Het publiek wandelt ter hoogte van de zaken van Radio Vrielink, groenteboer Kees Meijer en de Hardenberger Bank.

In 1958 kon je bij E. Vrielink al naar de allernieuwste grammofoonplaten en singles luisteren aan de zgn. ‘Stereo Luisterbar’. Vrielink verkocht ook radio- en televisietoestellen.

Wordt toevallig nog iemand herkent op de foto? We horen het graag!


Foto: de oude Vechtbrug.

Het Noord-Oosten van 15 april 1966 plaatste deze oude prentbriefkaart en schreef:

“Een praatje bij een plaatje. Drie gebouwen gaven gestalte aan de geestelijke stromingen die het leven in het stadje Hardenberg vroeger beheersten: boven de daken weerklonken dagelijks de klokken van de hervormde kerk, niet ver daar vandaan was de gereformeerde kerk verrezen, aan het Oosteinde stond de synagoge.

De vele joden die hier woonden, gaven kleur aan het stadsleven. Hardenberg ging schuil onder geboomte. Bij de ophaalbrug uit het jaar 1891 ruisten ’s zomers de populieren. Hun gefluister werd op werkdagen nu en dan overstemd door het rammelend gedaver der brugplanken onder zware wagenwielen. ’s Zondags maakten de kleedwagens der kerkgangers een doffer geluid. Op marktdagen ontwaakte Hardenberg uit zijn rust. Levendig was de handel in eieren, vee en kippen. Op zulke dagen klonk de helle tinkel der winkelbellen vaker dan anders. Voor de bruingeverfde toonbanken met stopflessen en koperen gewichten erop, met papieren puntzakken erboven, met grote blikken trommels eronder en met houten vakken en laden erachter, wachtten de klanten op hun beurt. In de scheerwinkel werd menige kwinkslag verkocht. Men kende elkaar in ‘den Hardenberg’. Het was het veilige nest met de veilige vastheden voor tijd en eeuwigheid in een boze wereld. Dat voelde men het sterkst in de winter, wanneer water de stad omringde en gebrek naderbij sloop. Het is onmogelijk en dwaas te willen terugkeren naar het verleden. Veel uit de goede oude tijd is gelukkig verdwenen. Bezat Hardenberg in het verleden ook dingen die waardevol zijn voor onze tijd? Misschien is het goed deze vraag te overdenken…”