Toen, op 19 augustus 1749: het testament van Hendrik Tielen uit Ane.

In het vrijwillig rechterlijk archief van het Schoutambt Hardenberg is deze akte, gedateerd 19 augustus 1749, bewaard gebleven:
“Ick Arnold Voltelen, wegens hoger overigheid in der tijd Scholtus van den Hardenberg, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere dat voor mij en keurnoten als waren Roelof Jansen en Egbert Stegeman, versogt sijn ten huise van Hendrik Telen tot Ane, alwaar wij Hendrik Telen de oude vonden te bed leggen, sijnde eenigsints siekelijk na den lichame, maar sijn oordeel en verstand so vele men uitterlijk konde vermerken, vollenkomen hebbende.

Dewelke verklaarde uit overweginge van de sekerheid des doots en de onsekere uire van dien, geresolveert te sijn bij desen te willen maken en oprigten sijn testament en vrije uitterste wille over de goederen so hij bij desselfs overlijden sal komen natelaten.

Komende dan tot sijne vrije dispositie soo verklaarde hij testator voornoemt bij desen te nomineren en te institueren tot sijn eenige en universele erfgename Jan Hendrik Teelen, soon van sijn neef Hendrik Teelen, om alle sijne natelatene goederen so meubile als immeubile, waar onder mede de leengoederen, specialijk so hij testator op den 2 maert of den 14 april 1710 uit het erve Wolbink, anders Woelderdink of Loshaar, gelegen tot Ane, heeft aangekoft, en waarvan is beleent geweest op den 1 julij 1719 van de heer dr. Crans als leenverwalter van den huise Werkeren, en waarover de approbatie van dese gemelte leengoederen wegens dese sijne dispositie aan de leenkamer van den huise Werkeren sal werden behoorlijk versogt; verders nog actien en crediten, niets uitgesondert, of wat name ook mogten hebben, allene sal erven, genieten en profiteren.

Al het voorschrevene de testator voornoemt seer duidelijk hebbende voorgelesen en afgevraagt of sodanig niet was sijn eenige vrije uitterste wille, so heeft hij daarop geantwoord van JA, willende en begerende dat dese na sijn overlijden effect moge sorteren, hetsij als testament, codicil, gifte ter sake des doots ofte onder de levende, hoe dat sulks best sal kunnen en mogen bestaan, ofschoon alle solemniteiten in regte nodig daarin niet mogten sijn geobserveert.

In waarheids oirconde hebbe ik scholtus voornoemt, dese getekent en gesegelt en omdat de testator niet schrijven kan, so heeft hij Roelof Jansen versogt desen voor hem te teikenen en mij versogt desen voor hem met mijn klein segel te besegelen. Actum Ane, den 19 augustus 1749.”


Toen, op 14 augustus 1751: huwelijkse voorwaarden.

Het huwelijk is van alle tijden. Trouwen kon en kan men doen op basis van ‘algehele gemeenschap van goederen’, of op basis van vooraf vastgestelde condities middels huwelijkse voorwaarden. Dat is nu zo, maar dat was 250 jaar geleden niet anders. Een mooi voorbeeld van huwelijkse voorwaarden is de op 14 augustus 1751 door plaatsvervangend schout Albertus van Riemsdijk geregistreerde akte die bewaard is gebleven in het archief van het voormalige Schoutambt Hardenberg. We laten de tekst hierna integraal volgen:

“Ik Alb. van Riemsdijk, wegens hoger overigheit in der tijd verwalter scholtus van den Hardenberg etc., doe mede cond en certificere dat voor mij en keurnoten, als waren Seijne Mollink en Har. Hutten in desen gerigte gecompareerd en erschenen de ondergeschreven personen welke verklaerden in de Vrese des Heren en tot vermeerderinge des menschelijken geslagts met de naeste vrienden raed en consent een wettelijk huwelijk gededingd en gesloten te hebben tusschen Jan Waterink, jongeman van Bergentheim als bruidegom ter ene, en Helle Schottink, jongedogter, in desen geassisteerd met haren vader Hermen Schottink als momber, als bruid ter andere sijde, en dat wel op conditie en maniere hierna volgende.

Voor eerst is geconditioneerd en bedongen dat de tegenswoordige bruidegom en bruid, tot stuir des huwelijks van weerkanten sullen hebben aen en bij te brengen alle haer hebbende en krijgende goederen, geen uitgesonderd, en wanneer een van beide het sij bruidegom of bruid, sonder lijfs erfgenamen kwam te overlijden, so sullen in so een geval, de langstlevende over de eerststervende erfgenaam in allen dele sijn, en blijven.

Verders is geconditioneerd en bedongen, als dat de tegenswoordige bruidegom en bruid, bij de bruids ouders in huis sullen trouwen, het plaetse bebouwen en regeren, na haren goeden rade en altoos in vollen eigendom te behouden, egter op expresse conditie dat sij bruidegom en bruid, de bruids ouders, altoos goed versorgen voor haer sullen hebben en die alle hulpe en ondersteuninge so bij gesondheid als siekte, altoos de behulpsame hand te bieden, kort om so als kinders aan haar ouders verpligt sijn te doen, en daer en boven nog jaerlijks voor haer tot een sak stuiver, so se het begeerd te saijen, de Korte Draf genaamd, groot ongeveer 4 schepel gesaeij.

En is vorders nog bedongen en goed gevonden als dat de bruids oudsten broeder Jan Schottink, wegens sijn ouderlijken goed, sal hebben te genieten als hij komt te trouwen, de somma van ad vijftig guldens, segge 50 guldens, en een uitset naber gelijke en een sterken beest als het in haer magt is. En aen Jannes Schottink als hij komt te trouwen, de somme van 25 guldens en een uitset naber gelijk, en een sterken beest so het in haer magt is. En als de bruids broeders ongetrouwd siek of sugtig mogen worden, dan sullen sij altoos een vrijen intrek in haer ouderlijke huis hebben en aldaer verheegd en verpleegd worden. En dan nog aen de bruids moeder, jaerlijks te besorgen vier pond gehekeld vlas, voor haer om te spinnen en reiden na haer goeden rade.

Aldus het voorschreven gesloten, verklarende sij comparanten dit also in der minne en ter goeder trouwe met malkander geconvenieerd en geaccordeerd te hebben, begerende al het voorschrevene stiptelijk moge worden nagekomen, of schoon alle solemniteiten in regte nodig daer in niet mogten sijn geobserveerd. In waerheids oirconde, en sonder erg of list, hebbe ik verwalter scholtus voornoemd, dese also neffens de comparanten getekend, en also sij geen signet sijn hebbende, so hebben sij mij versogt dese mede voor haer neffens mij te bezegelen. Actum Bergentheim, den 14 augustus 1751.”

Bovenvermelde huwelijkse voorwaarden werden vastgelegd alvorens het kerkelijk huwelijk gesloten kon worden tussen bruidegom Jan Waterink en zijn bruid Hillegien Schöttink. De voltrekking vond overigens plaats op dezelfde dag in de Witte of Lambertuskerk in Heemse.

Jan Waterink trouwde ‘in’ op het erve Schöttink (de boerderij van de ouders van zijn bruid) en nam de naam van het erve over. Hij zou voortaan door het leven gaan als Schöttink-Jan.

Van dit echtpaar en hun nakomelingen zijn fraaie archiefstukken bewaard gebleven. Voor nadere informatie verwijzen we u dan ook graag naar de inventaris op dat archief dat te vinden is via www.archieven.nl


Toen, op 02 juni 1749: een heel oud testament.


Fragment van een zeer oude hanenbalk in een schuur van het erve Zwijze (de huidige Zwieseborg aan de Hardenbergerweg 23 in Loozen). In het hout werden in 1797 de letters HSGP aangebracht. Dat waren de initialen van Hermen Swijze (Zwijze) en Geesjen Prenger. Zij waren dertig jaar eerder, in 1767, gehuwd. Hermen Gerritszoon Swijse moest oom zeggen tegen de testator Lambert. Hij zal een deel van zijn kapitaal bezit dus ook, via zijn vader, van zijn ‘suikeroompje’ Lambert hebben gekregen.

Het vrijwillig rechterlijk archief van het Schoutambt Hardenberg bevat o.a. dit testament, gedateerd 2 juni 1749. Het werd geschreven door Schout Arnoldus Voltelen, terwijl hij resideerde op de boerderij van de familie Zwijze in Loozen. Normaliter werden de akten voornamelijk verleden in het schoutenhuis Welgelegen in Heemse, maar in uitzonderlijke gevallen ging de schout ‘de boer op’. We laten de akte in volledige transcriptie volgen om een goed tijdsbeeld te geven:

“Ick Arnold Voltelen, wegens hoger overigheid in der tijd scholtus van den Hardenberg, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere dat voor mij en keurnoten als waren Hermen Prenger en Hendrik Geugien, gecompareert is Lambert de Swijse, gaande en staande en eenigsints siekelijk na den lichame, maar sijn verstand en oordeel sovele men uitterlijk konde vermerken, vollenkomen hebbende.

En verklaarde hij comparant uit consideratie van de sekerheid des doots en de onsekere uire van dien, geresolveert te sijn om bij desen te willen maken en oprigten sijn testament en uitterste wille over de goederen so bij derselver overlijden sal komen natelaten, komende dan tot sijne dispositie.

Verklaarde hij testator te legateren aan den armen van den Hardenberg, de somma van dartig carolyguldens, binnen ses weken na sijn overlijden te betalen. Wijders legateerde aan sijn neef Gerrit Swijse de somma van hondert carolyguldens, an sijn neef Jan Swijse de somma van hondert carolyguldens, an sijn neef Jannes Swijse de somma van hondert carolyguldens, an sijn neef Albert Swijse de somma van hondert carolyguldens, an sijn neef Hendrik Swijse de somma van hondert carolyguldens, an sijn nigte Gese Swijse, getrout aan Geert Wolters Kok, de somma van hondert carolyguldens. Verders legatere nog an neef Jan van Ringe de somma van hondert carolyguldens en bij overlijden van deselve sonder kinders dan op sijn broer Gerrit van Ringe. Legateerde an sijn nigte Janna van Ringe hondert carolyguldens, an sijn nigte Anna Maria van Ringe hondert carolyguldens en an sijn neef Gerrit van Ringe hondert carolyguldens, alles bij vooroverlijden van de ouders dan derselver kind of kinders in der selver plaatse, kunnende sijn hierna benoemde erfgename bij betalinge der legaten an de vier kinders van sijn swager Hendrik van Ringe hier bovengenoemt in kortinge of mede in betalinge brengen een capitaal van 300 guldens, so hij testator tot laste van gemelte Hendrik van Ringe heeft staande.

Verders verklaarde hij testator voornoemt te nomineren en te institueren tot sijn universele erfgename in alle sijn natelaten overige goederen, gene uitgesondert, sijn broeder Hermen Swijse en bij vooroverlijden van deselve, dan desselfs soon Gerrit Swijse in sijn plaatse, gelijk ook na dode van testators genomineerde erfgename sijn nalatenschap dan sal gaan en wesen vervallen op desselfs soon Gerrit de Swijse en bij desselfs overlijden op derselver kinders.

Al het voorschrevene de testator duidelijk hebbende voorgelesen en afgevraagt of dit niet sodanig was sijn eenige vrije uitterste wille so heeft hij daarop geantwoort van JA, willende en begerende deselve in alle sijn delen na sijn overlijden effect moge sorteren, hetsij als testament, codicil, gifte ter sake des doots ofte onder de levende, hoe dat sulks best sal kunnen en mogen bestaan, ofschoon alle solemniteiten in regte nodig daarin niet mogten sijn geobserveert.

In waarheids oirconde en sonder arg ofte list hebbe ik scholtus
voornoemt, dese nevens de testator getekent, en is mede van mij scholtus gesegelt, en omdat de testator geen segel is hebbende, so heeft hij mij versogt dese mede voor hem met mijn klein zegel te besegelen. Actum Losen, den 2 junij 1749.”


Het aloude erve Zwijze in Loozen, gefotografeerd in 2007.