50-JARIGE ECHTVEREENIGING VAN JAN HAMBURG EN JOHANNA BATS. Hunne dankbare Kinderen, Behuwd- en Klein-Kinderen. GRAMSBERGEN, 13 Januari 1892.
Op 13 januari 1892 vierden Jan Hamburg en Johanna Bats het gouden huwelijksfeest. Deze advertentie werd in opdracht van hun dankbare kinderen, behuwd- en kleinkinderen geplaatst in de Dedemsvaartsche Courant.
In de burgerlijke stand en bevolkingsregisters komen we het echtpaar tegen met de namen Jan Hamberg en Johanna Batz. Zij waren op 13 januari 1842 getrouwd te Gramsbergen. De bruidegom was geboren in Baalder en de bruid te Neuenhaus.
Op Sabatthi den 27 november 1790 gingen Gerrit Jan Crull en Hillegonda Ebbinge in ondertrouw in Groningen. Gerrit Jan was op dat moment Schultus en ontfanger in den Hardenberg, oftewel de (verwalter of plaatsvervangend) schout van het Schoutambt Hardenberg, Gramsbergen en Heemse en rijksontvanger der directe belastingen. Hij was geboren in het graafschap Bentheim en trouwde met Hillegonda uit Groningen. Ze waren zes dagen eerder al in Hardenberg in ondertrouw gegaan. Het stel trouwde uiteindelijk in de kerk van Uelsen.
Op 20 augustus 1835 werd een adellijk huwelijk gesloten in Heemse door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Ambt Hardenberg. Het betrof de edelen Jan Arent baron van Ittersum, rijksontvanger bij de directe belastingen en accijnzen, en zijn verloofde jonkvrouwe Theodora Sophia van Foreest van Heemse.
In het fragmentarisch bewaard gebleven archief van het Huis Heemse is een felicitatiebrief gevonden, gericht aan het aanstaand bruidspaar:
HoogwelGeboren Heer en Jonkvrouwe! Geachte Zwager en Zuster! Deelnemend filiciteren wij Bruidegom en Bruid met het stellige voornemen des Huwelijksvoltrekking, wenschende dat s’Hemels Zegen hetzelve in ruime mate moge bekronen en bedanken UHoogwelgeboren voor de kennisgeving. Wij hebben de eer ons in UHoogwelgeborens vriendschap aan te bevelen, ons noemende met de meeste Hoogachting. Hoogwelgeboren Heer en Jonkvrouwe! Geachte Zwager en Zuster. U.H.W.Geboren Onderdanige Dienaar Van Driel.
Jan Arent en Theodora Sophia ontvingen de brief van zus Juliana Louisa van Foreest en haar echtgenoot Jannes van Driel uit Kampen, gedateerd 14 augustus 1835.
Op 1 juli 1881 overleed de 23-jarige bruid Mina Hazelhorst uit Sibculo aan de gevolgen van de verwondingen die ze opliep door een geweerschot. Wat was er gebeurd?
De Twentsche courant van 22 juni 1881 meldde: Vriezenveen, 18 junij. Een treffend ongeluk had gisterenavond in ’t naburig gehucht Sibculo plaats. Terwijl men daar vroolijk feest vierde ter gelegenheid van een huwelijk dat heden zou voltrokken worden, werd de 23-jarige bruid bij het lossen van eereschoten door een jongeren broeder dermate getroffen, dat de geneesheer haar hoogstens nog een paar dagen levens toeschrijft. De papieren prop van het schot, dat tengevolge der weinige bedrevenheid van den jongeling in ’t hanteeren van vuurwapens, ontijdig afging, was haar in de rug en de longen gedrongen. Volgens een later berigt leefde het meisje gisteren avond nog en zou het aan de beterende hand zijn…
De Nieuwe Haarlemsche Courant schreef op 7 juli: Hardenberg, 5 Juli. De 23-jarige bruid te Sibculo, nabij deze gemeente, die voor 14 dagen bij ongeluk door een geweerschot van haar jongeren broeder in den rug werd getroffen, is na een hevig lijden bezweken.
De Twentsche Courant vulde dat aan: Vriezenveen, 4 julij. Zaterdag namiddag begaf zich de heer Rechter-Commissaris en de heer Substituut Griffier bij de Arrondissementsrechtbank te Almelo, met de heeren Dr. Gorter te Almelo, en Dr. Boom te Vriezenveen, naar de woning van G.J. Ekkel te Sibculo, alwaar de gerechtelijke lijkschouwing van Mina Hazelhorst, (overleden aan de gevolgen eener geschoten wond) plaats had.
Mina Hazelhorst was een dochter van Gerrit Jan Hazelhorst en Hermina Kampman. De onfortuinlijke ‘jongere broer’ was Hendrik Jan Hazelhorst.
Drie eeuwen geleden, op 14 juni 1721, schreef Johan Molckenbour, indertijd Schout van Hardenberg, Heemse en Gramsbergen, onderstaande bijzondere akte. Het document is bewaard gebleven in het zgn. contentieuze archief van het Schoutambt Hardenberg.
Door middel van dit plakkaat sommeerde de schout van Hardenberg de weggelopen echtgenote van Roelof Egberts uit Ane, genaamd Annegien Rutgers, dat zij zich op 14 juli, ’s ochtends om 10 uur, diende te melden ten huize van de weduwe Hooftmans in de herberg Het Rode Hert in Hardenberg. Annegien had namelijk op 23 mei de benen genomen. Ze had haar man verlaten en had veel spullen agtherbacks en op een diefaghtige manier medegenomen. Het Het plakkaat was drie zondagen achter elkaar in Gramsbergen afgekondigd (omgeroepen) door koster Johannes Boerink. Hij ontving hier 8 stuivers voor.
Ick Johan Molckenbour, bij Commissie van Hoger Overigheijt, in der tijt Scholtus van den Herdenbergh, Heemse en Gramsberge, laet een ijegelijck die desen moghte sien en horen lesen, te weeten hoe dat op den 23 maij 1721 eene Annegien Rotgers, geboren in Drught (Drogteropslagen), een cluft of boerscap op Suitwolde in de Landscap Drenthe, wettelijck getrouwt aen eene Roelef Eghberts, woonaghtigh tot Ane, een boerscap in ’t Carspel of Schoutamp van den Herdenbergh, van haar wettige eheman voornoempt sonder redenen moetwilligh en malieutieuselijck is weghgelopen, en door sulck weghlopen h aer man voorscreven trouwloselijck verlaeten, en sekerlijck te vermoeden staat noit niet weder te sullen komen om redenen veele goederen aghterbacks en op een diefaghtige maniere doentertijt heeft medegenomen, oversulx de verlatene en geinteresseerde te raede is geworden, hem te addresseren aen desen Edelen Gerighte om te versoeken eene dagh van citatie op welcke sij gedeserteerde Annegien Rotgers moghte reeden geeven van haer desertie en schenden haeren trouw en dan te horen wat tegens haer schendersche des huwelijcks sal ingebraght worden ’t welck ick Scholtus in consederatie hebbende genomen, soo dat ick dit versoeck van de verlatene Roelef Egberts niet hebben kunnen verweijgeren, derhalven citere en laede U Annegien Rotgers tegens den veertienden julij aenkomstigh 1721 ten huise van de weduwe Hooftmans in ’t Rode Herte tot Herdenbergh alwaer mijn ordinaris Gerighte ben houdende om personelijck tegens tyn uir aldaer te willen comparerenom in te brengen t’geen tegens uw sal ingebraght worden, en onvermoedelijck uw persoon op den 14den julij niet moghte compareren en erschijnen, soo sal ick Scholtus alsdan genootdrongen worden, aen de als dan aenhoudende, en erschijnende partije te geven wat reghtens in en over deese saeke sal bevonden worden, en omdat men hier niet weet door u uw weghlopen de plaets uwer residentie, soo sal deesen drie sondaegen en in drie carspelkercken worden gepubliceert, en nae publicatie geaffigeert om te strekken nae behoren, wien ten gevolge tot kraght en seekerheijt deeses, ick Scholtus desen eijgenhandigh hebbe geteyckent en gesegelt. Actum Herdenbergh den 14 junij 1721.
In de kantlijn staat geschreven: Gepubliceert in Gramsb(ergen) den 15, 22 en 29 junij en na publikatie dezeve geaffigeert, daarvoor ontfangen 8 stuiver. Johannes Boerink.