Categorie Godsdienst | Kerken

Toen, op 17 november 1892: inwijding kerk Kloosterhaar.

Op 17 november 1892 mocht ds. J.G. Harthoorn, predikant te Hardenberg, te Kloosterhaar de kerk inwijden, nadat hij geen moeite had ontzien om deze aldaar te vestigen. De kerk was gebouwd in opdracht van de kerkvoogden en notabelen van Hardenberg. De aanbesteding had plaats gevonden op 30 juni 1892.

De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 19 november 1892 besteedde aandacht aan de ingebruikname van het kerkgebouw:
“17 nov. Voor de bewoners der buurten Kloosterhaar en Sibculo, onder de gemeente Ambt Hardenberg, was het heden een gewichtige dag. Het nieuwe kerkgebouw der Herv. gem. werd heden voor ’t eerst gebruikt. De bewoners dezer buurten wonen zeer geïsoleerd. Vooral in den winter, als de venen slecht begaanbaar zijn, zijn ze moeilijk te bereiken. Kerkelijk behooren ze tot de Herv. kerk te Hardenberg, maar zij zijn ongeveer twee à drie uren daarvan verwijderd. Wel werd er in den laatsten tijd geregeld om de veertien dagen godsdienstoefening gehouden in de openbare school, onder leiding van den godsdienstonderwijzer den heer Fredriks, terwijl de doopsbediening van tijd tot tijd door den predikant Harthoorn werd verricht, maar toch bestond er groote behoefte aan een afzonderlijk kerkgebouw, daar de school maar zeer weinig ruimte bevat.

Door een ruime subsidie van de synode, benevens flinke bijdragen van de twee grootste landeigenaren in die streken, de Erven Van Roijen en de Erven Crull, benevens vele andere ingekomen giften, waren de kerkvoogden in staat gesteld dit gebouw te stichten. Het is een zeer eenvoudig doch net en doelmatig ingericht gebouw en van een kleine klokketoren voorzien”.


Toen, op 18 mei 1574: Albertus Risaeus overleden.

Op 18 mei 1574 overleed Albertus Risaeus van Hardenberg.

Wat beweegt iemand om van kloosterling gereformeerd predikant te worden? Albert Risaeus Hardenberg deed het, in de eeuw van de botsing tussen Rome en Reformatie. Kerk en samenleving veranderden grondig door deze controverse.

Portret van Albertus Rizaeus Hardenberg (1510-1574).

Het kind dat op een voor ons onbekende datum in 1510 werd geboren als Albert, kreeg later als achternaam de plaats waar hij ter wereld kwam: Hardenberg, aan de Vecht. Maar zijn geboorteplaats is nog wat nauwkeuriger te bepalen: het was de buurtschap Rheeze; vandaar de Latijnse tussennaam Risaeus. Klinkt deftig, geeft status, zeker in de zestiende eeuw. Maar de jeugd van Albert zag er niet zo rooskleurig uit. Zijn ouders hadden het met hun boerenbedrijf op de niet altijd zo vruchtbare grond niet breed. En dat zou wel eens negatief kunnen uitpakken voor hun bijzonder pientere zoon. Familieberaad leverde de oplossing: als 7-jarige mocht Albert naar de stad Groningen om eerst bij de ‘broeders des gemenen levens’ naar school te gaan en daarna naar de Latijnse school van Groningen, de Sint-Maartensschool.

Toen Albert Hardenberg 17 jaar was, ging hij voor verdere studie naar het klooster van Aduard, zes kwartier lopen van Groningen. Het cisterciënzer klooster daar stond hoog aangeschreven als centrum van wetenschap in de sfeer van het christelijk humanisme. Albert Hardenberg zou later het leven van Wessel Gansfort beschrijven; het boek werd uitgegeven te Groningen in 1614.

In Aduard zwaaide abt Johannes Reekamp (een familielid van Albert) de scepter. Ook hij stond open voor geestelijke vernieuwing in christelijk-humanistische zin. Hardenberg verbleef als monnik in Aduard van 1527 tot 1530 en ook nog in 1540.

In de jaren dertig en veertig van de zestiende eeuw studeerde Albert Hardenberg op kosten van het Aduarder klooster aan de universiteit van het Zuid-Nederlandse Leuven. Eerst bekwaamde hij zich in de ‘artes liberales’, de zeven vrije kunsten, en daarna in de rooms-katholieke theologie. Leuven stond bekend als een stevig rooms bolwerk. Al op 7 november 1519 hadden de Leuvense theologen met hun collega’s van Keulen hun veroordeling uitgesproken over de leer van Luther. Diens boeken werden publiek verbrand; Leuven deed dit al voordat Rome iets in die zin had uitgevaardigd.

Mede onder invloed van Erasmus nam Hardenberg geleidelijk aan afstand van de scholastieke theologie. Verdacht van ketterse gevoelens, vertrok hij uit Leuven en begon hij aan een reis naar Italië. Hardenberg werd ziek en kwam niet verder dan Frankfurt am Main. Later gaf hij in Mainz colleges en promoveerde hij er tot doctor in de theologie (1539). Zijn band met Rome was zwak, maar die verbreken? Die beslissing schoof Hardenberg voor zich uit.

In Duitsland vond de eerste ontmoeting met de Poolse baron en humanistisch theoloog Johannes a Lasco plaats. Wat ze met elkaar hebben besproken, is niet precies bekend. Maar ze voelden elkaar goed aan. En wel zó dat er een warme vriendschapsband groeide. Johannes liet zich door Albert overhalen mee te gaan naar Leuven. Daar had Hardenberg intussen een groep evangelische dissidenten om zich heen verzameld, onder wie de Spaanse protestant Francisco de Enzinas. In herberg De Palmboom aan de Mechelsestraat discussieerde men stevig over kerkelijke vernieuwing. Op zeker ogenblik vertelde A Lasco aan Hardenberg dat hij wilde breken met Rome. En ook dat hij had besloten een huwelijk aan te gaan met Barbara, een jonge vrouw uit Leuven. Hardenberg mocht hun huwelijk inzegenen.
De stap van de Poolse baron tegenover de Rooms-Katholieke Kerk was even riskant als de huwelijksinzegening door de dissidente monnik Hardenberg. A Lasco’s huwelijk veroorzaakte tot in Polen ophef; het was het eerste huwelijk van een Poolse geestelijke. Het jonge echtpaar hield zich een tijdlang onvindbaar; op een passend moment vertrok het naar het noorden. Ze reisden naar Emden. Daar arriveerden ze in het najaar van 1540.
Hardenberg stak in 1540 zijn veranderende mening niet meer onder stoelen of banken. In de Sint-Michielskerk, de parochiekerk van zijn woonwijk in Leuven, preekte hij ‘de leer van Paulus’. Volgens sommige berichten werden duizenden mensen door de preken van Hardenberg geraakt. Maar de inquisitie arresteerde hem. Een ketterproces volgde, waarbij zijn vroegere docent Ruard Tapper de leiding had. Hardenberg wist dankzij de steun van enkele vrienden in Leuven zijn vrijheid te kopen, wat hem echter wel een deel van zijn bibliotheek kostte; dat werd zelfs verbrand. Zo ontliep hij de brandstapel.

Hardenberg vluchtte uit Leuven en hij zocht het Aduarder klooster weer op. Johannes Reekamp ontving hem gastvrij en liet hem ook vrij in het verkondigen van het evangelie. Hier doceerde monnik Albert de exegese van de psalmen, hier preekte hij voor het boerenvolk. Maar ook hier kwamen berichten binnen die hem verdacht maakten. Nog in 1540 besloot Hardenberg Aduard te verlaten. Zijn reisdoel werd Emden. Daar wachtte A Lasco hem op. In Emden legde Hardenberg zijn monnikspij definitief af en koos hij voor de kerk van de Reformatie. De twee vrienden konden zich nu in vrijheid ontplooien. Maar Hardenberg wilde zich eerst nog verder oriënteren. Hij reisde naar Wittenberg om van de reformatoren Philipp Melanchthon en Maarten Luther de gewenste bijscholing te ontvangen. In deze tijd gaf A Lasco zijn vriend de welgemeende raad ook te gaan trouwen. Na lang aarzelen besloot Hardenberg daartoe en hij koos als bruid de ex-non Truytje Syssinghe uit Groningen.

Mede door bemoeienis van Melanchthon en Martin Bucer werd Hardenberg vanaf 1545 als theologisch raadgever van de reformatorisch gezinde aartsbisschop Hermann von Wied betrokken bij diens pogingen het aartsbisdom en keurvorstendom Keulen te hervormen. A Lasco kwam ook over naar het Rijngebied en deelde drie maanden lang de slaap- en werkkamer met Hardenberg. Hun inzet heeft voor Von Wied niet het gewenste resultaat opgeleverd. Diens pogingen werden in het roomse Keulen niet aanvaard.

In 1547 werd Hardenberg in Bremen aangesteld als dompredikant. Opvallend, want de luthersen hadden maar weinig op met iemand die in zo nauw contact stond met de Zuid-Duitse en Zwitserse hervormers. Maar Hardenbergs beschermheer, graaf Christoph von Oldenburg, zette door. De luthersen wachtten hun tijd wel af. In 1561 kwam het zover dat de gereformeerde Hardenberg Bremen moest verlaten. Dit vanwege de permanente spanningen met de lutherse theologen.

Na veel kerkenwerk in Noord-Duitsland te hebben verricht, kwam Hardenberg in 1566 naar Nederland, waar hij als hagenprediker optrad in Elburg, Harderwijk en Amsterdam. De intocht van Alva noodzaakte hem te vluchten en zo werd Hardenberg in 1567 predikant in het vrije Emden. Toen in 1571 de nationale synode van de gereformeerde kerken in Nederland te Emden werd gehouden, was Hardenberg een betrokken toeschouwer.

Op 18 mei 1574 overleed Albert Risaeus Hardenberg, kinderloos. Zijn boekenschat werd door weduwe Truytje aan de Grote Kerk van Emden geschonken; het werd de basis voor de huidige Johannes a Lascobibliotheek.

(bron: Reformatorisch Dagblad, dr. H. Veldman, 2010).


Toen, op 27 april 1853: eerste steen gelegd van kerk in Lutten.

De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 3 mei 1853 meldde:
“Lutten, 27 april. Heden morgen te elf uren mogten wij het genoegen smaken van den eersten steen gelegd te zien aan onze nieuw te bouwen kerk en pastorij. De weleerwaarde en zeer geleerde heer A. Hissink, predikant te Dedemsvaart, die als hoofd der commissie, benevens ds. Mouw van Heemse, zoo veel ter bevordering van de goede zaak gedaan heeft, en aan wien daarom ook de truffel [troffel] was aangeboden, schetste met de hem eigene zeggenskracht het groote voorregt, dat Lutten weldra mag te beurt vallen.

Lees meer


Toen, op 13 april 1956: over het ‘Jodenbergje’ op ’t Holt.

In De Vechtstreek van 13 april 1956 werd geschreven:
“Een klein, nietig heuveltje met enige begroeiing van bomen en takken in een vlak land. Dat is de eerste indruk die een argeloze voorbijganger krijgt van het z.g. ‘Jodenbergje’, dat daar stil en vergeten schijnt voort te dromen aan de stevige dijk van de genormaliseerde Vecht bij Hardenberg. Vroeger… praat er maar eens over met mensen van zeventig of tachtig jaar oud! Toen was het hier heel wat anders. Toen was de wereld om het bergje heen een prooi van de grillen van de Vecht, die daar in de zomer vriendelijk voortslingerde door een landschap, wat wel zeer aantrekkelijk moet zijn geweest. Maar in de winter of herfst reeds veranderde dat vriendelijke riviertje vaak in een wild voortbruisende rivier, die heel dat land onder water zette en alles wat ze in haar wilde vaart tegenkwam, meedogenloos meesleurde en kapot maakte.

Lees meer


Toen, op 19 maart 2016: Palmpasenstokken sinds de vijftiger jaren.

Vanmiddag om half drie begint de optocht vanaf het LOC. Decennia geleden was het lopen met een palmpaastak al traditie in Hardenberg. Vandaar dat we vandaag een serie foto’s laten zien uit verschillende tijdvakken. Het merendeel is uit de jaren ’50 en ’60 en afkomstig uit de collectie van ds. E.J. Loor.

In 1969 meldde Het Noord-Oosten:
“Maar bij het nagaan van de verschillende palmpasens trof ons het verschil van uitgangspunt. De palmstokken van Hardenberg zijn heel anders dan die van Gramsbergen en in Almelo maakt men ze weer heel anders. Toen we probeerden wat meer inzicht over het uitgangspunt van de palmstokken te vinden, kwamen we weinig verder. Dan is er sprake van palmboompjes, versierd met linten en gekleurd papier en behangen met verschillende lekkernijen.

In Gramsbergen heeft men echter een stok met kruis en slingers en dat geheel is van binnen geheel opgevuld met palm en lekkers. Men heeft daar voor de kleintjes tot bijv. 8 jaar een ‘strampel’, een in tweeën uitlopende stok. De groteren tot bijv. 10 jaar krijgen daar een dwarsstok opgespijkerd, maar voor de nog groteren geldt dan de enorme opmaak, die afgedekt wordt door een grote ronde krakeling, die in haar oorsprong wel eens iets te maken kan hebben gehad met het zonnerad.

In Hardenberg maakt men mooie stokken in allerlei variaties. Uitgangspunt is daar meer de maagdelijke palm te benutten met bloemknopjes. Het wordt steeds moeilijker om in ’t bezit daarvan te komen.

Het lijkt er overigens wel op, dat al deze paasgebruiken een heidense oorsprong hebben, waarbij in dit geval de palm klaarblijkelijk wijst op ’t grote gebeuren van Jezus’ intocht in Jeruzalem. Is er dat uitsluitend aan toegevoegd? Wij denken het wel.

Het zonnerad, dat als een grote krakeling in Gramsbergen wordt gebruikt, wijst echter op de doorbrekende zon. Het donker van de winter verdwijnt en de zon breekt door. Die gedachte spreekt ook in de paasvuren, waaromheen en waardoor de jongens en meisjes bij de afnemende gloed dansten. Ze strooiden daarna de as van het vuur uit over de velden als symbool van de vruchtbaarheid.

Opmerkelijk is ook dat men in Gramsbergen spreekt van gansjes op de stokken. Dat kwamen we nog nergens anders tegen. In Hardenberg en andere dorpen heeft men het ‘haantien op een stokkien’. Zo meteen gaan we ons ‘zat eieren eten’, maar dat is in haar oorsprong weer ontleend aan het eieren zoeken.

Nu echter blijkt, dat vrijwel uitsluitend in bepaalde dorpen van Overijssel en Drenthe het gebruik van palmpasens in ere wordt gehouden, lijkt het ons van veel belang om dit voor de toekomst tot een omvangrijker folkloristisch gebeuren op te voeren.
Bij de palmpaasoptocht in Hardenberg was het prettig ook nu weer een 12-tal deelnemers van het gezinsoord ‘De Molengoot’ in de kring te hebben.”