Categorie Mens | Maatschappij

Zoekplaatje: Judoka’s met Anton Geesink.

Wij zien op deze groepsfoto niemand minder dan Anton Geesink (1934-2010), olympisch kampioen judo. Hij bezat lange tijd een ’tweede huis’ op park Moscou in Bergentheim en gaf bijna twintig jaar les in Ponypark Slagharen, maar wie zijn er verder op deze foto allemaal geportretteerd en ter gelegenheid waarvan zou deze foto genomen kunnen zijn? Wie het weet, mag het zeggen…

reactie van Brigitte van Laar-Kampherbeek:
Gedurende een aantal jaren zijn er judocolleges door Anton Geesink gegeven in het, toen nog, Ponypark Slagharen. De deelnemers werden tijdens zo’n weekend altijd op de foto gezet.
Rechts van Anton Geesink staat Nico Nijkamp, en daarnaast (met bril) de assistent van de heer Geesink, Martin Franken.


Toen, op 28 mei 1943: Ru de Bruin vermoord.

Op 28 mei 1943 werd een van Hardenbergs meest prominente inwoners slachtoffer van nazi-terreur. Rudolf Emanuel (Ru) de Bruin stierf die dag in een gaskamer van het concentratiekamp Sobibor.

In de collectie van het NIOD, het Nederlands Instituut voor oorlogs-, holocaust en genocide-studies, worden enkele na-oorlogse edities bewaard van de Hardenbergse krant “De Vechtstreek”. Die krant werd uitgegeven door Ru de Bruin. Hij was sinds 1920 eigenaar van een drukkerij met dezelfde naam, gelegen op de hoek van de Voorstraat en de Fortuinstraat. Daarnaast was Ru vanaf 1927 raadslid en van 1935 tot 1940 wethouder voor de gemeente Stad Hardenberg. Op 27 november 1940 werd hij door de Duitse machthebbers gedwongen om die functies neer te leggen en op 17 december 1941 werd zijn bedrijf op last van de Sicherheitspolizei in Zwolle gesloten. In mei 1943 werd Ru met zijn vrouw op transport gesteld naar de Duitse vernietigingskampen. Nog diezelfde maand en een dag voor zijn 56ste verjaardag stierf Ru in het concentratiekamp Sobibor.

Een kleine twee jaren later, op zaterdag 21 april 1945, verscheen de eerste editie van de na-oorlogse “De Vechstreek”. In de kop van de krant stond nog altijd “Drukker-Uitgever R.E. de Bruin, Hardenberg”. Men wist nog niet dat Ru een van de ruim 100.000 Nederlandse joodse slachtoffers was. Sterker nog, op de voorpagina wordt in het inleidend artikel geschreven dat men niet langer wilde wachten met het ter perse laten gaan van het eerste nummer. Beter zou het zijn dat ‘de heer De Bruin bij zijn terugkeer een draaiende zaak vindt’. Het mocht helaas niet zo zijn.


Toen, op 18 mei 1574: Albertus Risaeus overleden.

Op 18 mei 1574 overleed Albertus Risaeus van Hardenberg.

Wat beweegt iemand om van kloosterling gereformeerd predikant te worden? Albert Risaeus Hardenberg deed het, in de eeuw van de botsing tussen Rome en Reformatie. Kerk en samenleving veranderden grondig door deze controverse.

Portret van Albertus Rizaeus Hardenberg (1510-1574).

Het kind dat op een voor ons onbekende datum in 1510 werd geboren als Albert, kreeg later als achternaam de plaats waar hij ter wereld kwam: Hardenberg, aan de Vecht. Maar zijn geboorteplaats is nog wat nauwkeuriger te bepalen: het was de buurtschap Rheeze; vandaar de Latijnse tussennaam Risaeus. Klinkt deftig, geeft status, zeker in de zestiende eeuw. Maar de jeugd van Albert zag er niet zo rooskleurig uit. Zijn ouders hadden het met hun boerenbedrijf op de niet altijd zo vruchtbare grond niet breed. En dat zou wel eens negatief kunnen uitpakken voor hun bijzonder pientere zoon. Familieberaad leverde de oplossing: als 7-jarige mocht Albert naar de stad Groningen om eerst bij de ‘broeders des gemenen levens’ naar school te gaan en daarna naar de Latijnse school van Groningen, de Sint-Maartensschool.

Toen Albert Hardenberg 17 jaar was, ging hij voor verdere studie naar het klooster van Aduard, zes kwartier lopen van Groningen. Het cisterciënzer klooster daar stond hoog aangeschreven als centrum van wetenschap in de sfeer van het christelijk humanisme. Albert Hardenberg zou later het leven van Wessel Gansfort beschrijven; het boek werd uitgegeven te Groningen in 1614.

In Aduard zwaaide abt Johannes Reekamp (een familielid van Albert) de scepter. Ook hij stond open voor geestelijke vernieuwing in christelijk-humanistische zin. Hardenberg verbleef als monnik in Aduard van 1527 tot 1530 en ook nog in 1540.

In de jaren dertig en veertig van de zestiende eeuw studeerde Albert Hardenberg op kosten van het Aduarder klooster aan de universiteit van het Zuid-Nederlandse Leuven. Eerst bekwaamde hij zich in de ‘artes liberales’, de zeven vrije kunsten, en daarna in de rooms-katholieke theologie. Leuven stond bekend als een stevig rooms bolwerk. Al op 7 november 1519 hadden de Leuvense theologen met hun collega’s van Keulen hun veroordeling uitgesproken over de leer van Luther. Diens boeken werden publiek verbrand; Leuven deed dit al voordat Rome iets in die zin had uitgevaardigd.

Mede onder invloed van Erasmus nam Hardenberg geleidelijk aan afstand van de scholastieke theologie. Verdacht van ketterse gevoelens, vertrok hij uit Leuven en begon hij aan een reis naar Italië. Hardenberg werd ziek en kwam niet verder dan Frankfurt am Main. Later gaf hij in Mainz colleges en promoveerde hij er tot doctor in de theologie (1539). Zijn band met Rome was zwak, maar die verbreken? Die beslissing schoof Hardenberg voor zich uit.

In Duitsland vond de eerste ontmoeting met de Poolse baron en humanistisch theoloog Johannes a Lasco plaats. Wat ze met elkaar hebben besproken, is niet precies bekend. Maar ze voelden elkaar goed aan. En wel zó dat er een warme vriendschapsband groeide. Johannes liet zich door Albert overhalen mee te gaan naar Leuven. Daar had Hardenberg intussen een groep evangelische dissidenten om zich heen verzameld, onder wie de Spaanse protestant Francisco de Enzinas. In herberg De Palmboom aan de Mechelsestraat discussieerde men stevig over kerkelijke vernieuwing. Op zeker ogenblik vertelde A Lasco aan Hardenberg dat hij wilde breken met Rome. En ook dat hij had besloten een huwelijk aan te gaan met Barbara, een jonge vrouw uit Leuven. Hardenberg mocht hun huwelijk inzegenen.
De stap van de Poolse baron tegenover de Rooms-Katholieke Kerk was even riskant als de huwelijksinzegening door de dissidente monnik Hardenberg. A Lasco’s huwelijk veroorzaakte tot in Polen ophef; het was het eerste huwelijk van een Poolse geestelijke. Het jonge echtpaar hield zich een tijdlang onvindbaar; op een passend moment vertrok het naar het noorden. Ze reisden naar Emden. Daar arriveerden ze in het najaar van 1540.
Hardenberg stak in 1540 zijn veranderende mening niet meer onder stoelen of banken. In de Sint-Michielskerk, de parochiekerk van zijn woonwijk in Leuven, preekte hij ‘de leer van Paulus’. Volgens sommige berichten werden duizenden mensen door de preken van Hardenberg geraakt. Maar de inquisitie arresteerde hem. Een ketterproces volgde, waarbij zijn vroegere docent Ruard Tapper de leiding had. Hardenberg wist dankzij de steun van enkele vrienden in Leuven zijn vrijheid te kopen, wat hem echter wel een deel van zijn bibliotheek kostte; dat werd zelfs verbrand. Zo ontliep hij de brandstapel.

Hardenberg vluchtte uit Leuven en hij zocht het Aduarder klooster weer op. Johannes Reekamp ontving hem gastvrij en liet hem ook vrij in het verkondigen van het evangelie. Hier doceerde monnik Albert de exegese van de psalmen, hier preekte hij voor het boerenvolk. Maar ook hier kwamen berichten binnen die hem verdacht maakten. Nog in 1540 besloot Hardenberg Aduard te verlaten. Zijn reisdoel werd Emden. Daar wachtte A Lasco hem op. In Emden legde Hardenberg zijn monnikspij definitief af en koos hij voor de kerk van de Reformatie. De twee vrienden konden zich nu in vrijheid ontplooien. Maar Hardenberg wilde zich eerst nog verder oriënteren. Hij reisde naar Wittenberg om van de reformatoren Philipp Melanchthon en Maarten Luther de gewenste bijscholing te ontvangen. In deze tijd gaf A Lasco zijn vriend de welgemeende raad ook te gaan trouwen. Na lang aarzelen besloot Hardenberg daartoe en hij koos als bruid de ex-non Truytje Syssinghe uit Groningen.

Mede door bemoeienis van Melanchthon en Martin Bucer werd Hardenberg vanaf 1545 als theologisch raadgever van de reformatorisch gezinde aartsbisschop Hermann von Wied betrokken bij diens pogingen het aartsbisdom en keurvorstendom Keulen te hervormen. A Lasco kwam ook over naar het Rijngebied en deelde drie maanden lang de slaap- en werkkamer met Hardenberg. Hun inzet heeft voor Von Wied niet het gewenste resultaat opgeleverd. Diens pogingen werden in het roomse Keulen niet aanvaard.

In 1547 werd Hardenberg in Bremen aangesteld als dompredikant. Opvallend, want de luthersen hadden maar weinig op met iemand die in zo nauw contact stond met de Zuid-Duitse en Zwitserse hervormers. Maar Hardenbergs beschermheer, graaf Christoph von Oldenburg, zette door. De luthersen wachtten hun tijd wel af. In 1561 kwam het zover dat de gereformeerde Hardenberg Bremen moest verlaten. Dit vanwege de permanente spanningen met de lutherse theologen.

Na veel kerkenwerk in Noord-Duitsland te hebben verricht, kwam Hardenberg in 1566 naar Nederland, waar hij als hagenprediker optrad in Elburg, Harderwijk en Amsterdam. De intocht van Alva noodzaakte hem te vluchten en zo werd Hardenberg in 1567 predikant in het vrije Emden. Toen in 1571 de nationale synode van de gereformeerde kerken in Nederland te Emden werd gehouden, was Hardenberg een betrokken toeschouwer.

Op 18 mei 1574 overleed Albert Risaeus Hardenberg, kinderloos. Zijn boekenschat werd door weduwe Truytje aan de Grote Kerk van Emden geschonken; het werd de basis voor de huidige Johannes a Lascobibliotheek.

(bron: Reformatorisch Dagblad, dr. H. Veldman, 2010).