Categorie Ziekte en Gezondheid

Rode persloop in Hardenberg

– corona avant la lettre –

Op 6 oktober 1811 voelde Antoni van Riemsdijk, maire (burgemeester) van Hardenberg, zich genoodzaakt zeer strenge maatregelen af te kondigen om de verspreiding van de zogenaamde persloop-ziekte tegen te gaan. Tegenwoordig kennen we de rode persloop als dysenterie, een aandoening die bloederige en/of slijmerige diarree veroorzaakt door een ontsteking van de dikke darm. Net als bij het coronavirus was er destijds veel onbekend over persloop. Artsen stonden aanvankelijk voor een raadsel over hoe de verspreiding van de ziekte kon worden voorkomen, maar er werden ook maatregelen genomen die ons nu bekend voorkomen: markten werden verboden en zieken moesten in quarantaine.

[Het verhaal gaat door onder de illustratie]

(Bron: Collectie Overijssel, toegang 0022.1, inv.nr. 918)

De burgemeester van de gemeente Hardenberg, die heeft geconstateerd dat de persloop-ziekte in gevaar en verspreiding toeneemt, wil deze verdere verspreiding krachtig tegengaan en beveelt de inwoners van zijn gemeente:

  1. Het noodzakelijke werk, zoals het oogsten van gewassen, zaaien, voeren en verzorgen van het vee van besmette huishoudens, moet door de inwoners van de buurtschappen om beurten worden uitgevoerd onder toezicht van de rotmeesters, die uitdrukkelijk met de uitvoering van deze taken zijn belast. Elke overtreding van deze regels zal met een boete van 14 goudgulden worden bestraft.
  2. Gezonde personen moeten alle contact met besmette huishoudens vermijden. Alleen de directe buren mogen deze huishoudens betreden voor noodzakelijke hulp en het brengen van medicijnen. De directe buren worden hiervoor uitdrukkelijk aangesteld en verplicht.
  3. Niemand uit een besmet huishouden mag een gezond huishouden binnengaan, noch deelnemen aan openbare bijeenkomsten, kerken, scholen, markten of kermissen, en ook niet naar molens of openbare veilingen gaan.
  4. Overledenen moeten door de directe buren zo snel mogelijk, zonder ze uit te kleden, worden gekist en dezelfde dag nog in een graf van 1,5 meter diep worden begraven, zonder enige plechtigheid of een doodskleed over de kist.
  5. Dagelijks moeten de noodzakelijke medicijnen voor de zieken door de directe buren worden opgehaald. Geen enkel lid van een besmet huishouden mag hiervoor komen, noch om een sterfgeval bij de ambtenaar van de burgerlijke stand te melden.

De bekendmaaking of publicatie van Van Riemsdijk luidt getranscribeerd:

De maire der gemeente Hardenbergh ondervindende, dat de in dezelve huishoudende persloop-ziekte, zo in gevaarlijkheid als in verspreiding toeneemd en het laatste krachtdadigst willende tegengaan, gelast bij deezen de ingezetenen zijner gemeente

1. dat de gezonden zig van alle gemeenschap met de besmette huisgezinnen zullen hebben te onthouden, en dat niemand dan de naaste nabuuren in dezelve zullen mogen koomen ter noodige hulpe en verhandreikingen van de zieken, waartoe, als meede ter afhaling van de nodige medicamenten deeze naaste nabuuren bij deezen worden gelast en gebooden.

2. dat derhalven zig niemand uit een besmet huisgezin in dat van een gezond zal mogen begeven, nogte ook in eenige publieke bijeenkomsten, kerken, schoolen, markten of kermissen hoegenaamd, gelijkt ook op gene moolens en publieke verkoopingen.

3. dat de gestorvenen door de naaste nabuuren ten spoedigsten en zonder uitkleeding zullen worden gekist en het lijk nog denzelfden dag zal worden begraaven in een graf van 5 voeten diepte, zonder eenige begravenis/plegtigheid hoegenaamd en zonder dat eenig doodkleed over de kist zal mogen worden gelegd.

4. dat dagelijks door de naaste nabuuren de nodige medicamenten voor de zieken zullen worden afgehaald, dog dat daartoe nimmer een lid van een besmet huisgezin zal mogen komen, gelijk ook niet tot de aangifte van eenig sterfgeval aan den officier van den burgerlijken stand.

5. dat het noodwendige werk tot de inzaameling der veldvruchten, zaaijing, voeding en oppassing van het vhee der besmette huisgezinnen door de ingezetenen der buurtschappen bij tourbeurte zal geschieden op aanzage der rotmeesters: die wel expresselijk bij deezen met de executie van alle deeze worden gelast en daarvoor te waken: zullende alle overtreding en deeze contrair met een boete van 14 goudgulden worden bestraft.

En zal deeze op heeden van ’t gemeentehuis te Hardenbergh worden gepubliceerd en aan ’t zelve geäffigeerd. Hardenbergh den 6 october 1811. de Maire, Ant. van Riemsdijk.


Toen, op 18 oktober…

De lokale krant “De Vechtstreek” van 18 oktober 1930 bevat deze fraaie advertentie van ondernemer Hendrik Jan Zweers aan de Eiermarkt in Hardenberg. Niet alleen kon je bij hem terecht voor de huur van een prachtige, soepel lopende, 6-persoons auto, geschikt voor ziekenvervoer, maar ook was hij telefonisch bereikbaar via het nummer 65.


Toen, op 1 juni 1893: cholera in Lutten.

Op 1 juni 1893 overleed te Lutten aan de Dedemsvaart een man aan de gevolgen van cholera. De Dedemsvaartsche Courant schreef: “Gisteren morgen kwam hij van zijn werk tehuis, hevige diarhée hebbende, dat met braken vergezeld ging. Alle geneeskundige hulp kon niet baten, onder veel pijn is hij bezweken, nalatende eene diep bedroefde vrouw met drie jeugdige kinderen, die nog niet kunnen beseffen, wat zij in hunnen oppassende vader hebben verloren. Overal zijn al waarschuwingen aangeplakt, om zich te wachten voor koud en slecht water”.

Hoewel de naam van het cholera-slachtoffer niet in de krant wordt vermeld, weten we dat het hier handelde om de 40-jarige Jan Putter. Hij was getrouwd met Hendrikjen Noppers.


Toen, op 28 september 1831: een treurige gebeurtenis in Lutten.

Tijdens ons onderzoek naar de kadastrale eigendomsgeschiedenis van oude erven in de voormalige gemeenten Ambt Hardenberg en Gramsbergen, stuitten we recent op een zeer opvallende gebeurtenis. Het speelde zich af op ’t oude erve Munnikemeijer:

Op 27 september 1831 registreerde notaris Antoni van Riemsdijk een testament, in het woonhuis nr. 7 op het erve het Monnikemeijers van Jannes Stoeten te Lutten. Voor hem verscheen de jonge boerenknecht Lugger Reinink die diende als schutter bij de mobiele Overijsselse schutterij in de 5e compagnie van het 2e bataljon van de 1ste afdeling en zich tijdelijk met verlof te Lutten bevond. Lugger was lichamelijk ziek, maar geestelijk gezond, althans volgens ’t oordeel van de notaris.

Hij legateerde (vermaakte) zijn volledige nalatenschap aan Aaltjen Stoeten, dienstmeid te Lutten en dochter van Jannes Stoeten en Hendrikjen Welink. Kennelijk was Aaltje zijn vriendin of verloofde, want de dag erna (28-09-1831) beviel zij ’s avonds om tien uur van een dochtertje en gaf haar de naam ‘Luggertje’. Het kindje werd twee dagen later door vroedvrouw Jennechien Kampherbeek-Korterink als ‘onecht’ aangegeven bij de burgerlijke stand.

Op exact dezelfde dag als de geboorte van Luggertje overleed Lugger Reinink, ’s ochtends om zeven uur, op 28-jarige leeftijd…