Categorie Natuur | Landschap

Toen, op 5 februari 1891: overstroming in Gramsbergen.

Deze advertentie werd afgedrukt in de Dedemsvaartsche Courant van 5 februari 1891. De ingezetenen van de gemeente Gramsbergen waren zwaar getroffen door herhaaldelijke overstromingen als gevolg van een doorbraak van de Vechtdijk. Het rivierwater bereikte zelfs een hoogte van 9 meter boven N.A.P.

Een comité van notabelen plaatste deze advertentie niet alleen in de Dedemsvaartsche, maar ook in de Zwolsche Courant. Dit leidde er toe dat er 6000 gulden werd gedoneerd door het fonds voor noodlijdenden te Amsterdam. Verder kwamen er substantiële schenkingen binnen uit Zwolle, Steenwijk, Ommen en Hengelo.

De Haagsce Courant beschreef wat er precies was gebeurd:
De verzakking in den straatweg van hier op Hardenberg aan de zuidzijde der Koningsbrug is vanwege het gemeentebestuur van Hardenberg door een twintigtal arbeiders in zoover gelukkig hersteld, dat aldaar geen gevaar voor doorbreken bestaat. Daarentegen is aan de noordzijde van de brug, ter plaatse waar voor eenige maanden een nieuw hoofd onder de brug is gemetseld, en alzoo wellicht de grond nog niet voldoende bezakt was, eene doorbraak in dien weg ontstaan, die aanvankelijk wel had kunnen hersteld worden, doch thans eene lengte heeft van 20 voet, waardoor de brug in gevaar komt en de passage voor geruimen tijd gestremd is. Door deze doorbraak stroomt thans met donderend geraas, het water en groote schollen ijs banen er zich een weg doorheen. dat door den doorbraak in den Vechtdijk wordt aangevoerd, hetgeen aan de tusschenliggende streek aanmerkelijke verlichting bezorgt. Het niet herstellen van de doorbraak in den Vechtdijk, hetgeen met circa f 100 kosten had kunnen geschieden, heeft thans eene schade veroorzaakt van vele duizenden guldens. 

Ook in de omgeving van Hardenberg stond alles blank. De meeste binnenwegen waren overstroomd. De passage over de toegangswegen naar de stad waren gestremd. De passage voor rij- en voertuigen over de Veerbrug was ook gestremd, als gevolg van ijsgang en de sterke stroom van het water. Ook de weg naar Bergentheim en Brucht was ondergelopen.


Toen, op 19 juni 1934: aanleg Haarplas.

Deze foto verscheen in het geïllustreerd weekblad ‘Van Eigen Erf, van 19 juni 1934. Men was druk bezig met het graven en aanleggen van de Haarplas (ook genaamd Zwanevijver) in de Staatsbossen bij Heemse.

Onze ‘eigen’ krant ‘De Vechtstreek’ schreef daarover op 21 april 1934:
“Monumentale natuurschoonheden in Ambt Hardenberg. Een vijver wordt aangelegd ter grootte van 2.40 ha. Natuurschoonheden en geweldige werken in eigen omgeving zijn vaak heel erg onbekend. Dat de geweldige werken in het Staatsboschbeheer, welker gronden men vindt langs den weg van Heemse naar Ommen, sedert de laatste jaren zulk een effect zouden hebben gesorteerd, is nog niet tot erg veel inwoners der gemeente Ambt Hardenberg doorgedrongen. Dat men hier in eigen omgeving enorme werken tot stand gaat brengen, drong nog niet ten volle tot ons, menschen met den eenvoudigen Saksischen volksaard, door. Het was dan ook nodig dat men ons van deskundige zijde opmerkzaam maakte op het prachtige werk dat tot stand kwam en nog in wording is.

Eenmaal wakker geschud duurde het niet lang of we reden welgemoed in de richting van den Ommerweg. We hadden den wind mee. Op het bekende kruispunt van wegen te Heemse troffen we wethouder Oostenbrink, die bereid was ons te vergezellen. Op weg naar de Staatsboschbedrijven moesten we even stoppen om te praten met een hoofdopzichter van den Rijkswaterstaat, die met zijn personeel bezig was opmetingen te verrichten in verband met de plannen tot aanleg van den geweldigen verkeersweg Zwolle-Coevorden enz. We werden ook al niet veel wijzer. Blijkbaar is men hier nog bezig plannen uit te bakenen, waarover nadere besluiten zijn te verwachten.

Voort gingen we: richting Staatsboschbedrijf. Spoedig hadden we een der keurige rijwielpaden in genoemd bedrijf onder ons rijwiel en terwijl we de heerlijke boschlucht met volle teugen inademden, peddelden we in linksche richting om verder parallel aan den straatweg voort te fietsen. Afstappen. We stonden voor de afsluiting van den eersten reusachtigen tuin in het Staatsboschbedrijf. Een nog jonge tuin. Behoorlijk afgerasterd ligt die daar wel verzorgd temidden van de kolossale werken, die daarom heen tot stand kwamen. Deze tuin is circa 2 ha. groot en dient voor het kweken der aanplanting, die ten dele in het bedrijf wordt gebruikt en ten dele wordt verhandeld. Dennetje naast dennetje wordt hier op zeer voorzichtige wijze gekweekt, temidden van de aangebrachte beschutting. we hebben eens geteld en kwamen tot de slotsom dat er 1.600.000 dennetjes stonden. Die het niet gelooft, telle ons maar even na. Dan fietsten we naar de tweede tuin. “Onze hoed af voor houtvester Breevaart’ meenden we…

Voor de rest van dit uitvoerig verslag, zie:

https://openatlantis.mijnstadmijndorp.nl/MediaViewer/Imageviewer/297053426?HighlightQueryParams=297053426~IjIxIGFwcmlsIDE5MzQi&bestandsnaam=1934_43_001.jpg&externalCss=%2F%2Fmijnstadmijndorp.nl%2Fapp%2Ffiles%2Fstylesheets%2Fdetail-viewer.css


Toen, op 21 mei 1857: boekweitbrand geblust door werklui uit De Krim en Sebastopol.

0529_veenbranders
Door het in afbranden van de boekweit werden woeste gronden in cultuur gebracht.

De Rotterdamsche courant van 27 mei 1857 meldde:
“Den 21 dezer verkeerde de boven Anerveen in de gemeente Gramsbergen aan het kanaal, zijtak no. VIII der Dedemsvaart, nieuw aangelegde buurt De Krim in groot gevaar. Het in de boekweitveenen ontstoken vuur, dat wegens de sterke droogte niet kon gebluscht worden, bereikte eene der keeten, die weldra eene prooi der vlammen werd, terwijl het scheen dat nog een 40tal tot deze buurt behoorende keeten datzelfde lot zou ondergaan. Wijl er dien dag niet gewerkt werd, bevonden zich daar een aantal werklieden uit Sebastopol, eene andere buurt aan dit kanaal, die dadelijk alle mogelijke hulp verleenden om het vuur in zijnen loop te stuiten. Gelukkig liep ook te regten tijde de wind om, en deze buurt bleef van verder onheil verschoond”.

In de Amersfoortsche Courant van 29 mei 1857 lezen we:
“Uit Gramsbergen wordt gemeld dat de bewoners van het, aan het kanaal boven Anerveen, nieuw aangelegde dorp De Krim in den grootsten angst waren. Niet het vuur der westersche mogendheden, maar wel dat der veenbranders joeg hun dien schrik aan. Gelukkig, dat de bewoners van Sebastopol den nood der Krimmenaren bemerkten en hen dadelijk te hulp kwamen. Met vereende krachten werd de voortgang van het vuur gestuit, waartoe het draaijen van den wind ook veel toebragt, anders ware welligt het gansche dorp, uit een veertigtal keeten bestaande, eene prooi der vlammen geworden; terwijl er nu slechts eene keet verloren is gegaan. Dezelve was niet tegen brandschade verzekerd, doch de inboedel is gered”.


Toen, op 20 juni 1969: de oudste camping in Roke.

In Trouw van 20 juni 1969 lezen we:
“Voor rustig kamperen naar camping “Kora”, natuurschoongebied in Oost-Overijssel. A. Koopman, Radewijk I-100. Tel. 05238-256″.

Albert Koopman en echtgenote Berendina Johanna Zweers waren de eigenaren van de eerste camping in Radewijk. De naam van de camping, Kora, was een logische samentrekking van Koopman-Radewijk. Het echtpaar had van de gemeente vergunning gekregen om een halve hectare bij hun boerderij te benutten voor camping. Een kampeerbedrijf kwam er echter niet van de grond en de boerderij mét vier hectare grond werd verkocht aan beleggingsmaatschappij Connemara in Barneveld. Die maatschappij verkocht de camping aan Th. van der Linden uit Den Bosch die de heer R. van de Ruit als zetbaas aanstelde voor het in exploitatie nemen van de camping. Die Van de Ruit maakte er, zacht gezegd, een potje van waardoor de camping niet van de grond kwam. Daardoor verkocht Van der Linden alles terug aan Connemara en zo kwam de zaak opnieuw te koop.

In 1976 werd de camping voor 450.000 gulden eigendom van Franciscus Johannes Augustijn en echtgenote Lena Bakker, met hun kinderen Francien en Frans. Zij waren afkomstig uit Wijk aan Zee, waar ze een goedlopend pension hadden. De fam. Augustijn gaf de camping de naam ’t Wagenwiel. De vroegere boerderij werd door hen verbouwd tot een prachtige kantine, compleet met bar. Het was een ideale locatie voor bruiloften, verjaardagsfeesten en ‘dagjes-uit’ van de bejaarden. Wat de fam. Augustijn echter bij de aankoop niet wist, was dat er slechts toestemming was voor het in gebruik nemen van de halve hectare als camping. De overige drie en een half hectare mocht niet in exploitatie genomen worden. Gedeputeerde Staten van Overijssel gaf slechts toestemming voor 25 kampeermiddelen. Uitbreiden mocht niet, omdat het volgens de provincie ontbrak aan een ‘nabijgelegen verzorgingskern’ waar de campinggasten hun dagelijkse boodschappen zouden kunnen halen. ‘Onzin’, aldus Augustijn, die wees op het bestaan van de buurtsupers van Runhaar en Kampherbeek.

In 1997 werd de camping overgedragen aan Evert Hutten. Daarvoor was hij eigendom van Abraham ter Braake en Celesta Marianne Bouwmeester. Uiteindelijk zou ’t Wagenwiel worden omgedoopt in De Klaverhof.


Toen, op 18 maart 1963: winterlandschap.

Deze kleurendia is gemaakt op 18 maart 1963. De besneeuwde Rheezerweg met in de verte de boerderij De Uilenkamp in Diffelen.

Het Noord-Oosten van 1 april dat jaar schreef uitvoerig over de sneeuwperikelen:
De gemeentelijke instanties hebben verbazend veel werk moeten verzetten, maar in de buurtschappen kon men het onmogelijk aan. Radewijk en Bruchterveld raakten totaal geïsoleerd, evenals Rheezerveen, Schuinesloot en meerdere buurtschappen onder Gramsbergen. Er was veel stuifsneeuw die op de binnenwegen tot duinen joeg, die alleen maar los gespit konden worden.