Cichorei

Recent werden we geattendeerd op onderstaande passage in een van de bewaard gebleven rekeningboeken van een cichoreifabriek uit Borne. Op deze bladzijden treffen we een aantal bekende Hardenbergse achternamen aan als Vinke, Nijzink en Dorgelo.

Fragment van een van de rekeningboeken van een van de voormalige cichoreifabrieken in het Twentse dorp Borne.

Hermannus Vinke uit Hardenberg (nummer 26 in het register) was koopman en winkelier, landbouwer en bijenhouder te Heemse. Hij was aanvankelijk gehuwd met Stiene Bolks en na haar jong overlijden hertrouwd met Lubbegjen Waaijman. Uit bovenstaand register blijkt dat Hermannus in 1816 maar liefst 155 ponden cichorei had gekocht, voor 20 gulden en 3 stuivers. Voor ’t vatjen waarin de cichorei werd bezorgd, betaalde hij 11 stuivers. De totale rekening bedroeg derhalve 20 guldens en 14 stuivers.

De andere crediteuren van de cichoreifabriek waren winkeliers Hannes Nijzink en Jan Stokhorst uit Heemse. Op de rechter pagina is mooi te zien dat sommige achternamen ook fonetisch werden opgeschreven. Zo werd de familie ‘Lindenhovius’ uit Den Ham consequent als Linde Ovius geschreven.


Toen, op 24 november 1819: het nieuwe gemeentewapen.

Op 24 november 1819 werd door de Hooge Raad van Adel, van wege de koning het officiële gemeentewapen van gemeente Stad Hardenberg vastgesteld. Deze bevestiging in het bezit van het gemeentewapen, zijnde een schild van lazuur beladen met den Heiligen Stephanus den martelaar, van zilver, houdende in deszelfs linkerhand een rood boek en staande in een met rijen pilaren voorzien kerkgewelf van zilver; het schild gedekt met een kroon van goud, wordt nog altijd goed bewaard in het Gemeentearchief Hardenberg.


Toen, op 06 juni 1889: ruzie op het kerkhof.

In de Franeker courant van 6 juni 1889 lazen we dit opmerkelijke bericht:

Tengevolge der zoogenaamde reformatie in de hervormde kerk te Hardenberg, werd, nadat de kerkelijke goederen door de doleerenden aan de classicalen waren overgegeven, door het nieuwe kerkbestuur op het kerkhof een anderen doodgraver aangesteld, daar de in functie zijnde in de doleerende kerk ouderling was. Ook werd aan de diakenen der doleerenden wel zooveel te kennen gegeven, dat men hen niet langer toeliet te collecteeren op het kerkhof voor hun armen. De kerkeraad der doleerenden besloot toen om de collecte in plaats van op het kerkhof aan het sterfhuis te houden, zoodat de diakenen der hervormde kerk, welke steeds bij elke ter aardebestelling collecteerden, bij een begrafenis van doleerenden niets of bijna niets ontvingen. Ook schaften de doleerenden een lijkbaar en een doodlaken aan en lieten niet langer, zooals aldaar vrij algemeen gebruikelijk is, bij den dood of het begraven luiden.

Het kerkbestuur der hervormde gemeente, die beweert recht te hebben op het kerkhof en ook reeds sedert jaren zijn recht daarop heeft uitgeoefend, duldt de lijkbaar der doleerenden niet op ’t kerkhof, en vordert, als eene tegemoetkoming voor het missen der opbrengsten van de collecte en voor ’t gebruik van het doodlaken eene zekere som (wij meenen twee gulden) en voor het gebruik der lijkbaar. Hiertegen komen de doleerenden in verzet. Zij beweren dat het kerkhof particulier eigendom is, waarover het kerkbestuur niets te zeggen heeft, daar de graven alle het eigendom zijn van particulieren. Zoo nu en dan heeft er een hevige woordenwisseling plaats bij de poort van ’t kerkhof, daar de doleerenden trachten met hun lijkbaar op het kerkhof te dringen, terwijl de doodgraver hun dan op last van ’t kerkbestuur den toegang weigert en ’t hek gesloten houdt. ’t Is te wenschen, dat aan dezen onverkwikkelijken strijd spoedig een einde kome, want gehaspel en twist bij eene geopende groeve, waar ons alles tot vrede stemmen moest, is bijzonder hinderlijk. 

kerkhof Nijenstede
Dinah inventariseert de zerken op het kerkhof in 1997.

Toen, op 30 mei 1896: gevangen in Hardenberg.

De Gelderlander van 30 mei 1896 meldde:
“Uit Gramsbergen schrijft men: We hebben evenals Hardenberg bezoek gehad van Zijne Excellentie den Commissaris der Koningin. Hoewel dit op zichzelf voor de wereld buiten ons van weinig belang moge wezen, door het ‘incident’ te Hardenberg is het bepaald veel belangrijker geworden. Daar in Hardenberg heeft, schrik niet lezer, Zijne Excellentie gevangen gezeten, in datzelfde lot voorafgegaan door den commissaris-griffier.

Terwijl de excellentie met den burgemeester zich in een ander gedeelte van het gemeentehuis bevond, waren de raadsleden met den griffier in den raadkamer. Toen bij het verlaten dezer kamer een der raadsleden, een ware Hercules, de deur wilde openen, draaide hij door de veer en allen zaten gevangen.

Fluks werd een smid geroepen en de deur open gebroken. Toen eenige oogenblikken later zijne excellentie zich met den burgemeester in dezelfde kamer bevond, wierp laatstgenoemde de deur dicht, daar de besprokene zaak slechts voor vier ooren bestemd was, en, helaas thans zat zijne excellentie gevangen.

Ten tweeden male moest in groot ornaat de zoon van Tubal Kaïn komen, en de hooge vertegenwoordigers van het gezag uit hun wel niet benarde, maar toch vrij lachwekkende positie verlossen. Gelukkig werd door allen de zaak van den vroolijken kant opgenomen, wat zeker wel het beste was.”

Op de foto is het oude stadhuis van Hardenberg te zien, zoals het er van 1805 tot 1938 heeft uitgezien. In dat laatste jaar werd het aan de linkerzijde uitgebreid.


Toen, op 29 mei 1926: varende dierentuin ‘Klein Artis’.

Het Sallands Volksblad van 28 mei 1926 meldde:
Hardenberg. Zaterdag 29 mei hoopt hier te arriveren het reeds in een groot deel van Nederland zoo populair geworden tentoonstellingsschip ‘Klein Artis’ met haar prachtverzameling levende en opgezette dieren. De groote belangstelling die de vereeniging ‘Natura Artis’, door welke het schip is uitgerust, ondervindt, zal hier zeker ook wel zijn.

Klein Artis, het schip met zijn zeldzame collectie levende dieren, praeparaten en natuurwonderen, hoopt zaterdag 29 mei in den middag aan de brug Hoogenweg-Hardenberg te arriveren.

Het propagandaschip was eigendom van de Koninklijke Vereeniging ‘Natura Artis’ en werd geëxploiteerd door de heer W.J.M. Deutz.

Een uitgebreid verslag over ‘Klein Artis’ werd gepubliceerd in het landelijk dagblad ‘Het Vaderland’:
“Men vindt hier in klein bestek een groote verscheidenheid aan levende have, gepraepareerde dieren en merkwaardigheden, die zeer overzichtelijk is opgesteld en door opschriften verduidelijkt, terwijl een catalogus en mondelinge toelichting door den leider de weetgierigheld in alle opzichten kan bevredigen. Er valt vooral voor leerlingen van scholen heel wat op te steken, terwijl ook volwassenen met belangstelling van een en ander zullen kennis nemen.

Het drijvend museum herbergt inzendingen van verschillende bekende vereenigingen en instellingen en het zou een onbegonnen werk zijn hier een eenigszins volledige beschrijving te willen geven van hetgeen er te zien valt. Wij vestigen slechts op enkele bijzonderheden de aandacht, bijv. een wervel van een walvis trekt vooral door vergelijking met dien van een paard de aandacht door zijn grootte. Een eigenaardige sensatie voor velen zal het ook zijn als zij hier de onderkaak terugvinden van den vroegeren olifant “Betsy”. Ook op het gebied van de vogels en hun netten, van vlinders en schelpen valt er zeer veel te bezichtigen. Fossielen en oude gereedschappen van steen, urnen enz. vertegenwoordigen het praehistorische deel der verzameling. Een paar diorama’s geven onze moerasvogels in hun natuurlijke omgeving weer en een gekleurd beeld van koralen in de Moluksche Zee.

De aquaria bevatten o.a. mooie exemplaren van Rasbora’s, een gele paling, tijgerkoraalvischjes op zoet water overgebracht, een visch die zich verdedigt door electrische schokken te verwekken, en andere merkwaardigheden, die belangstelling verdienen. De grootere dieren, die er in gevangenschap toeven, geven blijk het erg naar hun zin te hebben. Een vos, die geheel tam is, is steeds tot een spelletje met den baas bereid, aapjes amuseeren zich als echte kwajongens en een papegaai laat als hij er zin in heeft, een heel repertoire van menschelijke woorden hooren. Daar tusschendoor is het een voortdurend gefluit van tropische vogeltjes…”

In 1962, na 37 jaar, kwam er een einde aan de exploitatie van het schip. Men had gedurende die periode meer dan anderhalf miljoen bezoekers gehad.

Het schip moet eind jaren ’50, begin jaren ’60, nog een keer in Hardenberg zijn geweest. Wie kan zich dat herinneren en wie heeft er mogelijk foto’s van? We houden ons andermaal aanbevolen…