Op 20 november 1688 werd door de markenrichter van Baalder, samen met de gecommitteerden schout Huete en burgemeester Berent Kramer van Hardenberg, het waartal van ‘de gemene huijsluijden’ van Baalder opgenomen. Dit was nodig om de verdeelsleutel goed te kunnen toepassen over allerhande te betalen belastingen die toevielen aan de gewaarden van de gecombineerde marke Hardenberg en Baalder.
Uit deze lijst blijkt o.a. dat het oude erve Kampherbeek een vol waardeel bezat en het Grootenhuijss zelfs twee volle waren. Verder bezaten de eigenaren van het erve Reins een volledig waardeel, net als de bezitters van het erve Koning en het erve Vierlink.
Halve waren (dus voor de helft stemgerechtigd) waren de eigenaren van het Poerinck, Snijders-Roelof, Slotman, Hutten en Lambert Goorhuys. Daarna volgt een opsomming van de katersteden in Baalder die alle een kwart-aandeel in de marke hadden. Daaronder vielen bijv. de eigenaren van den Blauwenkamp, de Raeberije, Varckens Jans goorden en de Hackerije (Hakkers).
Toen, op 15 mei…: opheffing halteplaats ‘Baalder-Radewijk’
De Nederlandse Spoorwegen maakten op 8 mei 1933 bekend dat de halteplaats ‘Baalder-Radewijk’ op de lijn Zwolle-Emmen met ingang van 15 mei 1933 zou worden opgeheven. De stopplaats Baalder-Radewijk was vanaf het begin van de exploitatie van de Noordooster-Lokaalspoorweg (NOLS) in gebruik geweest. De passagiers uit Baalder-Radewijk moesten voortaan of instappen op het station van Hardenberg of op dat van Gramsbergen.
De ‘Vriesche courant’ van 16 januari 1809 meldde: “Hardenbergh, den 8 januarij. Gepasseerde vrijdagnacht den zesden dezer om half 12 uuren trof den bouwman Gerrit Evertz of Reinders te Baalder en zijn gezin een droevig ongeluk. Zijne voor twee jaaren nieuw opgetimmerde woning brandde in weinig tijds, met al den daarin zijnde voorraad van koorn niet alleen af, maar ook alle derzelver goederen, niets uitgezonderd, wierden een prooi der vlammen. Van zijn vee zijn slechts 2 varkens en 7 lammeren gered, hebbende ’t overige, waaronder 5 koebeesten en 7 schapen, den dood in de vlammen gevonden. Men weet de oorzaak van dezen brand niet, die zo spoedig de overhand nam, dat waarschijnlijk ook de bewoners van ’t zelve in ’t huis zouden zijn verbrand, ware hunne 84-jarigen oom niet door ’t gekraak des brands uit den slaap gewekt en hierdoor den bewoonderen nog de gelegenheid overbleven om den brand te ontvlieden. Naakt en in bittere armoede gedompeld staan nu deze ongelukkigen daar, smekende hunne medemenschen om milden bijstand, hun te dezer uure nodig, daar zij pas waren opgekomen van de in hunne boerschap heerschende epidemische ziekte.”
Toegang 3.1, inv.nr. 6828 22 januari 1809 “Met terugzending van het request van Gerrit Reinders, eigenaar van de katerstede het Reinders in de buurtschap Baalder, carspel hardenberg, zal ik de eer hebben in voldoening van het appoinctement van den 10 jan. 1809 no. 4 te berigten dat met alle nauwkeurigheid nae de positien ten requeste heb geinformeert en gerust kan versekeren dat dezelve alle de zuivere waarheid behelsen, alsmede dat requestrant voor dien voor hem soo ongelukkigen brand, waaruit niets is gered dan alleen het geen waarmede hij en huisgenoten het bed zijn uitgevlugd, een redelijk goed gezeten eigenaar is geweest, en het huis mede in een goed en wel onderhouden woning heeft bestaan. Weshalven de vrijheid moet nemen dit ongelukkig huisgezin aan het medelijden van mijnheer den landdrost eerbiedigst aan te beveelen, te meer omdat soo als alle narigten verzekeren die brand niet door roekeloosheid van de bewoonders zoude ontstaan zijn. Kunnende egter niemand de oorsaak van gissen.
Den 30 jan. 1809. Aan Gerrit Reinders gepermitteerd om geduurende 3 weken in de steden en carspelen Hardenberg en Ommen te collecteeren.”
Op diezelfde dag schreef de Leydsche Courant: “Den edelen Menschenvriend G.T. uit Leiden, die, uit gevoel van dankerkentenis voor de hem en zijne stadgenooten na den ramp van den 12 january 1807 door hunne landgenooten midelijk toegebragte ondersteuning vermeende als Leidenaar de eerste te moeten zijn ter wederondersteuning hunner ongelukkige landgenooten, – dient tot naricht dat zijne missive van den 15 dezer met de twee daaringeslootene coupons, respective van f. 30,- en van f. 25,- aan den Magistraat der Stad Hardenbergh wel is geworden, en dat dezelve op heden door hun aan den ongelukkigen Gerrit Evertsz of Reinders, te Baalder zijn ter hand gesteld. De vloed van traanen, die deze ongelukkige bij den ontvangst dezer milde gift plengde, zal gewis den liefderijken gever tot eene aangenaame belooning in deze strekken. Hardenbergh den 23 januarij 1809. Uit naam van welgem. Magistraat, Ant. van Riemsdijk, secretaris”.
Op 8 december 1936 overleed landbouwer Derk Jan Schutte uit Baalder. De plaatselijke krant ‘het Sallands Volksblad’ schreef enkele dagen later: “Doodelijk auto-ongeluk onder Baalder. Op den provinciaalen weg alhier werd maandagmiddag tegen 4 uur de 53-jarige landbouwer D.J. Schutte door een passerende automobilist aangereden en zoo ernstig gewond dat hij in hopeloozen toestand in het ziekenhuis te Hardenberg werd opgenomen, waar hij dinsdagmorgen aan de verwondingen overleed. Hij had een hersenschudding bekomen, benevens een been- en armbreuk. Het ongeluk gebeurde even voorbij een bocht in de weg. De landbouwer kwam uit een zijweg en wilde zijn weg aan denzelven kant vervolgen. Uit de richting Gramsbergen kwam een personenauto, bestuurd door J.O. te Hardenberg. Een botsing volgde. Schutte was weduwnaar en vader van zes kinderen.”
De Vechtstreek van 13 oktober 1934 bevatte deze advertentie: “Zakenpand Baalder. Notaris Schut te Heemse is voornemens dinsdag 23 okt. 1934 om 14 uur in het café Lubbers te Baalder te doen inzetten en 14 dagen later aldaar te verkopen: een woonhuis waarin bakkerij, kruideniersaffaire en verlofzaak, met schuur en erf groot 8.10 are te Baalder, aan den straatweg van Hardenberg naar Gramsbergen. Een en ander thans in gebruik en bewoning bij den heer J.W. Lubbers.”
Het horecabedrijf aan ‘de Boalderstroat’ werd gekocht door aannemer Arend Mulder uit Dedemsvaart. Zijn broer Hendrik had in die tijd al een goed lopend café aan het kanaal in Bergentheim. Eigenlijk was Arend van plan geweest om het café De Jaarbeurs in Stad Hardenberg te kopen, maar de vraagprijs vond hij te hoog. Daarom zette hij zijn zinnen op café Lubbers in Baalder.
Het schijnt dat Arend Mulder net op tijd ten tonele verschenen is. Het ‘eenmaal, andermaal’ was het eerste wat hij hoorde toen hij binnenkwam. Arend onderbrak notaris Schut en vroeg hoeveel er al geboden was. Vervolgens deed hij er honderd gulden bij en zo kreeg hij het etablissement, met bakkerij, kruideniersaffaire en verlofzaak, voor 2100 gulden in bezit. De in het café staande buffetkast, de toonbank in de winkel en de baktrog en twee werkbanken in de bakkerij waren buiten de openbare veiling gebleven.