Toen, op 10 maart 1809: Lodewijk Napoleon overnacht in Hardenberg.

In 1806 werd de Bataafse Republiek door de Franse keizer Napoleon afgeschaft en vervangen door een koninkrijk. Hij plaatste zijn jongere broer Lodewijk Napoleon op de troon.

De nacht van 10 op 11 maart 1809 bracht koning Lodewijk Napoleon Bonaparte door in de stad Hardenberg. Hij verbleef toen in het huis van Cornelis Soeters, de commies-collecteur van de convoyen en licenten (hoofdcommies, verantwoordelijk voor de inning …van in- en uitvoerrechten). Het huis van Soeters stond op de hoek Fortuinstraat tussen Oosteinde en het Middenpad, nu telefoonzaak BelCompany, een winkel Totaal Gemak en bloemhandel Beijer. 

Over deze historische gebeurtenis is niet heel veel bewaard gebleven op schrift. Slechts een klein aantal documenten en een kort verslag in een oude krant geven gewag van deze logeerpartij. De koning kwam met zijn gevolg van vijftien manschappen. Hij hield audiëntie in de chique kamer van het echtpaar Soeters-Borcherts en bij zijn vertrek liet hij weten zeer wel te spreken te zijn over de gastvrijheid van het Hardenbergs gezin. Curieus echter was de vermelding in een archiefstuk van de familie Soeters, waaruit blijkt dat hij een bedrag van f. 300,- naliet voor Soeters’ dienstmeid…; voor dat geld kon je in die tijd een klein huis kopen!

Na de welverdiende ‘nachtrust’, verliet de koning Hardenberg en reisde naar Gramsbergen. Daar zag hij wat het dorp te lijden had gehad van de vele overstromingen. Hij stelde geld beschikbaar om de wegen te herstellen en liet, op zijn kosten, een nieuwe brug bouwen over het stroompje De Lee bij Gramsbergen (de Koningsbrug).

Soeters echtgenote, Johanna Borcherts, schreef over het bezoek van de koning:

“1809, vrijdag den 10 van Lentemaand was het dat Zijne Majesteit Lodewijk Napoleon de 1ste Koning van Holland, de stad Hardenbergh met zijne tegenwoordigheid vereerde. Zijne Majesteit kwam des nademiddags om 3 uur aan en nam zijn intrek ten onzen huize, ging in de voorkamer alwaar ik wegens de ziekte van mijne echtgenoot C. Soeters, met mijn zoon Joan Soeters de eerste audientie bij Z.M. hadden. Z.M. was zeer vriendelijk, vraagde welke post bekleed uw man. Ik antwoordde commis collecteur der convoyen en licenten. Uw man is oud? Ik antwoordde Ja Sire! en ziek, zoude anders in persoon zijn hulde aan Z.M. komen aanbieden. Ik neem de vrijheid mijnen zoon in de gunst van U.M. te beveelen om hem tot opvolger in de post zijnes vaders te begunstigen. Vervolgens gaf mijn zoon aan Z.M. een request over waarin mijn verzoek wierd herhaald. ’t Welk Z.M. aannam en wij gingen uit de kamer. Een half uur daarna kwam den heer Minister van Binnenlandse Zaaken aan mijn zoon zeggen dat het verzoek door Z.M. was geaccordeert en tevens dat, wanneer wij iets hadden aan Z.M. te verzoeken ons direct bij Z.M. moesten vervoegen. Na aan de Regeering en Kerkenraad vervolgens audientie verleend te hebben, spijsde Z.M. in dezelve voorkamer, – de heeren van ’t gevolg benevens de heer Kwartierdrost Palland van Eerde, de postmeester A.H. Cramer, spijsden …

… spijsden in onze eetkamer. De hofmeester, chef de cuisine en kamerdienaars in de groote kamer en de livreij bedienden in de keuken. Na dat dit alles was afgelopen, ging Z.M. in de groote kamer die tot hoogst deszelfs nagtverblijf was gereed gemaakt, bleef daar tot 10 uur en begaf zig te rust. In de voorkamer wierd de rustbank opgemaakt voor den heer Aide de Kamp Trover en 2 kamerdienaars logeerden in onze eetkamer. Voor de deur der kamer daar Z.M. logeerde stonden 2 husaaren op schildwagt. Voor ’t huis husaaren te paard. Zaturdag den 11 om 9 uur vertrok Z.M. weer van hier. Liet ons weten dat hoogst dezelve over ons en ’t logement zeer voldaan was. Door den heer prefect van ’t Paleis wierd wegens zijn M. aan mijn zoon een wissel van 300 gulden overhandigd voor onze meid”.

Misschien aardig om te weten dat 300 gulden in 1806 omgerekend nu circa € 2.200 is. Voorwaar een prijzig logement, of was de gift aan de dienstmeid bedoeld als ‘koninklijk zwijggeld’….? We zullen ’t nooit weten.


Toen, op 13 januari 1892: gouden huwelijksfeest.

50-JARIGE ECHTVEREENIGING VAN JAN HAMBURG EN JOHANNA BATS.
Hunne dankbare Kinderen, Behuwd- en Klein-Kinderen.
GRAMSBERGEN, 13 Januari 1892.

Op 13 januari 1892 vierden Jan Hamburg en Johanna Bats het gouden huwelijksfeest. Deze advertentie werd in opdracht van hun dankbare kinderen, behuwd- en kleinkinderen geplaatst in de Dedemsvaartsche Courant.

In de burgerlijke stand en bevolkingsregisters komen we het echtpaar tegen met de namen Jan Hamberg en Johanna Batz. Zij waren op 13 januari 1842 getrouwd te Gramsbergen. De bruidegom was geboren in Baalder en de bruid te Neuenhaus.


Toen, op 10 januari 1847: de laatste wil.

Op 10 januari 1847 schreef Wichertje van Enk, weduwe van Klaas Olthuis te Gramsbergen, eigenhandig haar ‘laatste wil’ of testamentaire dispositie. Vervolgens liet ze haar testament op 3 maart sluiten met drie rode waszegels en gaf ze het aan notaris Swam om in te schrijven in zijn registers.

Wichertje van Enk was geboren in Wijhe en in 1835 te Gramsbergen als weduwe hertrouwd met weduwnaar Klaas Olthuis. Hij was in 1845 gestorven…

Haar testament luidde:
Ik ondergetekende Wiecgertje van Enk wedu van wylen Klaals Olthuis wonende te Gramsbergen provensi Overijsel maake en stelle hier onder mijne uietsterste wille dat na mijn uitganag van diet leven de navolgende peersoonen sullen van mijne nalatenschap sullen erven of proviteren de navolgende legaten te weten
ten ersten de volle broeder van wijlen Klaas Olthuis genamt Gerriet Olthuis of desself kinderen wonende te Hoven de somma van vijf honddert guldens
ten twede de volle suster Gerdina Olthuis gehuwt gewest met Jan Schutman te Verssen op Keldermans des nagelaten kinderen of kindskinderen vijf hondert guldens
ten derden de halve broeders en suster of kinderen van wijlen K. Olthuis, sijnde Asse en Gertjan en Jennegien Olthuis te Oltlusten en Arrien en Verssen, gemente Ommen eider een somma van twee hondert en vijftig guldens
ten vierden Gerriet Kraamer ter stad Ommen, neef van wijlen K. Olthuis, een somma van vier hondert guldens en so vernoemde Gerriet Kraamer voor mij kwam te overlijden Wiechert van Enk, wedu K. Olthuis, zullen de vernoemde vier hondert guldens an de armkas van Gramsbergen worden gegeven
ten vijfden Gerhardus Jan, Willemina Lowisa en Willemina en Susetta Alijda Stokhorst, sijnde de vier kinderen van Jan Stokhorst te Heemse op den Brink eider een somma van hondert guldens
ten sesden mejufvrou W. van Velthuisen geboren Schefvers in de Nobelstraat te Haarlem een somma van twe hondert guldens edog so deselve voor mij Wiegertje van Enk komt te overlijden dat dan dese twee hondert an de armkas van Gramsbergen moet sijn
ten sevenden de gerefvormeerde Nederduytsche armen te Zwolle vijftig gulden om an Tonia Kloeke te bedelen so deselve nog in leven is
ten agsten an de gerefvormeerde armkas te Wijhe twe hondert en vijftig guldens
ten negenden het kabinet met mijn hang en kleerkast van mijn stande in mijn huijs te Gramsbergen met alles wat in deselve bevonden woort of in deselve behoort, mijne gehele lijfstoebehoren an Hendrikka Sierink, husvrou van Jan Stokhorst op den Brink te Heemse, na haar dood an hare kinderen
ten tienden het resterende dat door mij niet kan begroot worden an Jan Egbrink of desself kinder te Anevelde en Gerriet en Jannes en Altje Waterink of kinderen, stiefkinderen van mijne man wijlen K. Olthuis
en wel moet de boelredder Jan Stokhorst of bij aldin hij kwam te overlijden imant anders hier uijt betalt worden
Aldus door mij ondergetekende opgemakt, eigenhandig met begeerte om na mijn dood alle hieromschreven stiptelijk moge vervult worden. Gramsbergen, den 10 jannuwarij 1847.


Toen, op 25 november 1858: gevecht op de ijsbaan.

Op donderdag 25 november 1858 vond op het bevroren kanaal bij Gramsbergen een vechtpartij plaats, waarbij bakker J.H. uit Gramsbergen zo verwond werd dat geneeskundige hulp moest worden ingeroepen. Wat was er gebeurd?

Gramsbergen, 29 nov. Gepasseerde donderdag kwam J.H, bakker en herbergier alhier, met eene slede met goederen van Hardenberg over het kanaal. Vijf personen, die van eenen schapenverkoop kwamen, reden hem voorbij, doch de zesde haakte met zijne schaats achter de slede en viel. De zes schaatsenrijders, door overmaat van sterken drank verhit en opgewonden, vielen daarop eenparig op J.H. aan, verbrijzelden zijne slede met een gedeelte zijner goederen, en sloegen hem toen zoo geweldig, dat bij heelkundige hulp heeft moeten inroepen. Een paar personen, die toevallig het kanaal passeerden, hebben J.H. ontzet, anders ware het welligt nog erger afgeloopen. Van dit feit is der bevoegde magt kennis gegeven zoodat ook bovenbedoelde personen zullen ondervinden, dat wat dronken gedaan wordt, nuchteren moet worden bezuurd.