De exacte locatie van de Blankenhemert of het Sytzama’s.

Op het Heemserveen lag vanaf ca. 1668 een aanzienlijk landgoed, genaamd de Blankenhemert. De riante buitenplaats was gesticht door het echtpaar Willem Blanckvoort en Aleijda Geertruid van Hemert. De naam van hun nieuwe adellijke sitz werd gevonden door een combinatie van hun achternamen: Blank(en)Hemert.

Dankzij de bewaard gebleven archieven en andere bronnen hebben we de geschiedenis van de buitenplaats rijk geïllustreerd in beeld gebracht. Het voormalige, door een gracht omgeven, landgoed, bestaat niet meer, maar de locatie is exact bekend: Jachthuisweg 14.

Door de oude kadastrale kaart uit 1832 te georefereren is het Bertus Nabers gelukt om de exacte locatie in beeld te brengen. De volledige geschiedenis van de Blankenhemert leest u op onze website.

Klik op de kaart voor een vergroting.

Toen, op 07 juli 1926: gouden bruidspaar Veurink-Lamberink

Deze foto werd afgedrukt in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 13 juli 1926. De foto was een kleine week ervoor, op 7 juli, gemaakt ter gelegenheid van de viering van het 50-jarig huwelijk van Gerrit Veurink en Zwaantjen Lamberink uit Heemserveen.

Op 7 juli 1926 herdacht het echtpaar Gerrit Veurink en Zwaantje Lamberink, wonend op ’t Heemserveen, dat ze vijftig jaar in de echt verbonden waren. Destijds, in 1876, was hun huwelijk gesloten in het gemeentehuis van Ambt Hardenberg te Heemse. Hun huwelijk was gezegend met 9 kinderen, vijf zoons en vier dochters. Op de foto zien we Gerrit (Gait) Veurink met een ‘zieden pet’ op het hoofd, terwijl z’n vrouw Zwaantie een witte strookse muts draagt. Gerrit was op 3 oktober 1851 geboren in Rheeze. Zijn echtgenote op 10 oktober 1856 in Heemse.


Toen, op 21 april 1701: hypotheek verstrekt.

Portret in ovalen lijst van kapitein Pico Galenus baron van Sytzama (1661-1727)

Op 21 april 1701 werd onderstaande hypothecaire akte verleden door schout Johan Molckenbour op landgoed Huize Blankenhemert in Heemserveen. De hoogwelgeboren Pico Galenus baron van Sytzama en zijn vrouw Johanna Judit Blanckvoort hadden geld geleend van de dames Potcamps. Het ging om maar liefst 2500 carolusguldens. Als onderpand stelden ze hun negen dagwerken hooiland (het Hag), acht dagwerken (het Gagel), drie dagwerken (de Klokkebuul), de erven Egberts en Wolters in Rheeze en een stuk hooiland (de Brandehege).

“Ick, Johan Molckenbour met commissie van sijn konincklijcke majesteijt van Groot-Brittannien als erfstadthouder van de provintie Overijssel, indertijd Scholtus van den Herdenbergh, Heemse en Gramsberge, doe condt en certificere hiermede dat voor mij en naebenoemde cuernoten in den Gerighte erschenen sijn de welgeboren heer Pico Galenus van Sytzama en desselfs eheliefste vrouw Johanna Judit Blanckvoort, tutore marito, verclaerende wegens opgenomene en ter noege ontfangene penningen, opreght en deughdelijck schuldigh te weesen aen juffrouwen Antonia en Engelina Potcamps, de somma van tweeduisent en vijfhondert caroliguldens, deselve jaerlijcks belovende te verinteressen met ses percento met wanneer binnen drie maanden nae de verschijndagh de betalinge geschiet met vijf parcente sullen kunnen bestaan, waer van het eerste jaer interesse alsoo sal komen te verschijnen op den 23 april 1702 en soo voorts van jaer tot jaer, ter tijt van de aflosse van gedaghte capitaal toe, welcke sal kunnen en moeten geschieden wanneer daer van de loshoudinge een vierendeel jaers voor de verschijndagh aan de een of andere sijde sal sijn geschiet. Stellende sij heer en vrouw comparanten voor gedaghte capitaal en interessen tot een speciaal hypotheecq en onderpant hunne nae gespecificeerde goederen als negen daghwerck hoijlant het Hagh genaempt, aght dagwerck het Gagel genaempt, drie daghwerck de Klockebuil genaempt, het erve Egberts tot Reese, het erve Wolters tot Rese en het hoijlant de Brandehege, alles in desen carspel van den Herdenbergh gelegen. De jaerlijckse paghten en opkomsten van dien ter concurrenter somme van de jaerlijckse interessen aan de creditricen cederende en overdraegende.
Daer dit aldus geschiede waren met mij Scholtus aen en over als cuernoten Jan Everts en Albert Dercks. Sonder argh of list en in waerheijts oirconde is desen van mij Scholtus gesegelt en geteijkent, neffens de onderteijkeninge en pitscappen van de welgeboren heer Pico Galenus van Sijtsama en mevrouw Janna Judit Blanckvoort.
Actum op Blanckenhemert op den 21 april 1701.”

Het vrijwillig rechterlijk archief van het Schoutambt Hardenberg wordt al decennia lang bewaard in het rijksarchief in Zwolle (HCO). Rechterlijke instellingen van vóór 1811 hadden verschillende competenties. Grofweg waren de rechtskringen verdeeld in kringen met een lage jurisdictie en kringen met een hoge jurisdictie. Rechtskringen met de hoge jurisdictie hadden de bevoegdheid om misdaden waarop lijf- en onterende straffen stonden te behandelen. Deze competentie, waarbij tot maximaal de doodstraf mocht worden uitgesproken, noemt men de criminele rechtspraak. Rechtskringen die onder de lage jurisdictie vielen, beperkten zich alleen tot de twee andere competenties: de vrijwillige rechtspraak en de civiele rechtspraak.

De civiele rechtspraak wordt ook wel aangeduid als voluntaire rechtspraak. Bij deze rechtspraak gaat het om de registratie en afgifte van akten die particulieren op vrijwillige basis aan een gerecht voorlegden of van haar werden verlangd. Het zijn zaken die we vandaag de dag bij de notaris laten passeren. Daarom wordt deze categorie soms ook aangeduid als “oud-notarieel archief”. De soort akten die we bij de vrijwillige rechtszaak aantreffen zijn bijvoorbeeld: borgstellingen, schuldbekentenissen, huwelijkse voorwaarden, (herroeping van) testamenten, vestiging en overdracht van renten, donaties, verkoop en transporten, morgengaven, volmachtstellingen, boedelscheidingen en boedelinventarissen, vidimussen en attestaties de vita. Het is met name deze zeer uitgebreide categorie die veel informatie geeft over onze voorouders, hun bezittingen en doen en laten.


Toen, op 19 september 1851: veiling van de Haarmolen.

Prentbriefkaart, anno 1955.

De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 19 september 1851 bevat deze advertentie:

“W. Swam, notaris te Gramsbergen, zal ten verzoeke van zijn principalen op woensdag 1 october 1851 in het logement van E. Bruins te Heemse publiek doen inzetten:1. eene sedert korte jaren nieuws van steen gebouwde kapitale wind-, koorn- en pelmolen, de Haarmole (Haarmolen) genaamd, staande te Heemse, die tevens zoodanig is ingerigt, dat daarop eene olieslagerij kan worden aangebragt, benevens het daarbij staande woonhuis met tuin etc.2. een aldaar gelegen katerstede, met bouw- en weiland, en een perceel bouw- en hooiland op het Rutgersveldje onder de Stad Hardenberg.”

De Haarmolen, nu geadresseerd aan de Polenweg 2 in Hardenberg, was vanouds gelegen in Heemserveen. Roelof Bouwhuis, destijds molenaar op de Oelemölle, kocht in 1831 een stuk heidegrond op ‘de Hooge Haar’, gelegen aan de zogenaamde ‘Sytzamadijk’ (nu Haardijk). Hij kocht het land van Jan Bruins, de vrederechter van het kanton Hardenberg. De heide werd ontgonnen en niet veel later werd een aanvraag tot het bouwen van een windmolen aan de koning ingezonden, waarop advies werd gevraagd aan de provincie en het gemeentebestuur van Ambt Hardenberg. De vergunningen werden afgegeven. Bouwhuis liet een ronde stenen wind-, koren- en pelmolen bouwen op een natuurlijke hoogte in het Heemserveen. Het bouwwerk verrees op een aarden wal en is daarmee te typeren als een beltmolen. De zoon van de molenaar, genaamd Gerrit Jan, zou hem opvolgen op de molen, maar overleed in november 1848. Drie jaar later stierf Roelof zelf, waarna weduwe Gezina Hurink besloot de molen publiek te veilen. De molen ging daarbij over in handen van molenaar Jan Snel uit Bergentheim.

Lees meer over de geschiedenis van De Haarmolen in ons eind 2008 uitgegeven boek ‘Monumenten in de gemeente Hardenberg’ (pag. 322/323) of op onze website:.


Toen, op 06 juni 1918: daklozen in Sibculo en Heemserveen.

Het gemeentehuis van Ambt Hardenberg was gelegen tegenover café Kampman, nu de entree naar de flats op het Spaanskamp.

“De voorzitter zegt deze vergadering een spoedeischende is, omdat er twee gezinnen zijn die uit hun woning zijn gezet, en bij de gemeente aankloppen om onderdak en nu moet in deze zaak een beslissing komen. De voorzitter doet mededeeling dat de wed. Maat te Sibculo uit haar woning is gezet en thans tijdelijk is gehuisvest in de keuken van het schoolhuis te Sibculo dat thans onbewoond is. De tweede is Gieljan uit Heemserveen met een groot gezin die thans in den molen van Nijzink op de Haar (Haarmolen) is gehuisvest. Dit zijn toestanden die niet zoo kunnen blijven, hierin moet worden voorzien. Het college stelt voor twee woningen te bouwen van hout te Sibculo, op grond van de gemeente. Elke woning kost ongeveer f. 1200. De heer Van der Vecht acht het beter deze woningen van zandsteen te bouwen, ’t is misschien wel wat duurder doch ook veel beter. Na eenige bespreking geeft de raad het dagelijks bestuur blanco crediet om in dezen naar goedvinden te handelen.

Verder doet de voorzitter mededeeling dat van den heer Kampman en fam. Otten grond met verdere aangelegenheden en rechten is aangekocht voor de somma van f. 1840, teneinde hierdoor het gemeentehuis te kunnen vergrooten. De raad gaat hier volkomen mee akkoord”.

Meer informatie vind u op onze website in de rubriek ‘Oude huisplaatsen’.