Toen, op 04 augustus 1824: noodweer in Sibculo.

Overijsselsche Courant, 20 augustus 1824:
“Heemse, den 16 augustus. De geweldige onweersbuijen en hagelslagen van den 4den dezer, hebben ook vreeselijk te Sibculo in de gemeente het Schoutambt Hardenbergh gewoed en eensklaps de hoop des landmans verijdeld; hebbende de gezamenlijke ingezetenen van Sibculo, volgens de daaromtrent door het gemeentebestuur gerekwireerde opgaven, een verlies te derven, berekend tegens 1272 Nederlandsche schepels zand-boekweit, 3426 schepels veen-boekweit, 84 schepels haver, 60 schepels garst, 145 schepels oliezaad en 1800 schepels aardappels, mitsgaders 744 schepels rogge, die van de nog niet gemaaide of gemaaid in garsten te velde staande, afgeslagen is. Behalven de voormelde ingezetenen van Sibculo hebben zeker een menigte aldaar in de veenen van elders zaaijende landlieden gelijk verlies ondergaan; ook zijn in de huizen aldaar alle glasruiten in de op den wind gestaan hebbende glasramen verbrijzeld geworden”.

* Wikipedia: Een schepel is een oud-Nederlandse eenheid voor het aangeven van de inhoud van droge waren.
Onder het in 1816 ingevoerde Nederlands metriek stelsel was een schepel gelijk aan 10 liter, maar voor die tijd was de waarde van het schepel per gewest verschillend. Zo kon een schepel 1/4 mud zijn en dat kwam dan overeen met 43,6 liter.


Toen, op 06 juni 1918: daklozen in Sibculo en Heemserveen.

Het gemeentehuis van Ambt Hardenberg was gelegen tegenover café Kampman, nu de entree naar de flats op het Spaanskamp.

“De voorzitter zegt deze vergadering een spoedeischende is, omdat er twee gezinnen zijn die uit hun woning zijn gezet, en bij de gemeente aankloppen om onderdak en nu moet in deze zaak een beslissing komen. De voorzitter doet mededeeling dat de wed. Maat te Sibculo uit haar woning is gezet en thans tijdelijk is gehuisvest in de keuken van het schoolhuis te Sibculo dat thans onbewoond is. De tweede is Gieljan uit Heemserveen met een groot gezin die thans in den molen van Nijzink op de Haar (Haarmolen) is gehuisvest. Dit zijn toestanden die niet zoo kunnen blijven, hierin moet worden voorzien. Het college stelt voor twee woningen te bouwen van hout te Sibculo, op grond van de gemeente. Elke woning kost ongeveer f. 1200. De heer Van der Vecht acht het beter deze woningen van zandsteen te bouwen, ’t is misschien wel wat duurder doch ook veel beter. Na eenige bespreking geeft de raad het dagelijks bestuur blanco crediet om in dezen naar goedvinden te handelen.

Verder doet de voorzitter mededeeling dat van den heer Kampman en fam. Otten grond met verdere aangelegenheden en rechten is aangekocht voor de somma van f. 1840, teneinde hierdoor het gemeentehuis te kunnen vergrooten. De raad gaat hier volkomen mee akkoord”.

Meer informatie vind u op onze website in de rubriek ‘Oude huisplaatsen’.


Toen, op 31 juli 1485: het cartularium van klooster Sibculo.

Vandaag gaan we terug in de tijd, ver terug zelfs. We gaan naar het jaar 1485. Op de 31ste juli van dat jaar werd onderstaande fraaie akte opgesteld:

“Op S. Petersavent ad Vincula. Pauwell van Oy, richter ten Hardenberghe, oorkondt dat Lambert Gheertsz en Herman Gheertsz met hun vrouwen Roleff en Griete hebben verkocht aan heer Johan Smyt 2/3 van de rente van 3 en een half mud rogge, die eertijds de vrouwe van Buren aan Ghebbe ten Velde verkocht heeft uit haar erf Elferkinck, gelegen in kerspel en gericht Hardenberg, te Loezen, en dat verkopers dat 2/3 deel met hand en mond hebben geleverd onder belofte van vrijwaring. Als keurnoten worden genoemd Albert van Rechter en Bruen Reynersz.”

Bovenstaande akte is opgetekend in het cartularium (Middeleeuws register) van het voormalig klooster Sibculo. Het is geschreven op de avond voorafgaand aan de feestdag van de heilige apostel Petrus in banden (ketenen). Voor de richter van Hardenberg, Pauwel van Oy, verschijnen Lambert Geerts en Herman Geerts met hun vrouwen genaamd Roelof en Griet. We zien dat toentertijd de vrouwennamen vaak dezelfde waren als die van mannen (later werd het Roelofien en Grietien en daarna Roelofje en Grietje). Waarschijnlijk waren Lambert en Hermen broers en zonen van Geert en Gebbe ten Velde. In deze akte werd opgetekend dat zij aan Johan Smit, vicarius (pastoor) van Gramsbergen, de opbrengst van een stuk land uit het erve in Loozen verkochten. De getuigen die hierbij aanwezig waren heetten Albert van Rechteren en Bruin Reinders.

Op de foto ziet u een willekeurige pagina uit het cartularium van het klooster te Sibculo.

Na het overlijden van pastoor Johan Smit werd in 1508 door zijn executeurs-testamentair deze rentebrief overgedragen aan prior en convent van het klooster Galilea in Zybekeloe. Deze rente van 3½ mud winterrogge Zwolse maat had Gebbe ten Velde in 1471 gekocht van de vrouwe van Buren. Dit was Agnes van der Eze, vrouwe van Gramsbergen. Door haar huwelijk met Vincentius, heer van Buren tot Bosichem werd haar naam officieel Vrouwe van Gramsbergen, van Buren tot Bosichem. Bosinchem of Boeseninchem is nu genaamd Beusichem bij Buren in de Betuwe.

Het erf in Loozen werd ook Elverkinghe, Elferdinck of Alfferkinck genoemd. Het behoorde in het midden van de vijftiende eeuw aan Hendrik, heer van Gramsbergen en kwam via zijn zuster Agnes in het bezit van haar oomzegger Reinolt van Coeverden.


Toen, op 09 augustus 1892: eerste steen gelegd N.H. kerk Kloosterhaar-Sibculo.

0809_kerk_Kloosterhaar

Het Dagblad van het Oosten van 14 augustus 1942 schreef:
“Op 9 augustus 1892 werd de eerste steen gelegd van de kerk der Nederlands hervormde gemeente te Kloosterhaar-Sibculo. Zondag jl. was het dus 50 jaar geleden dat met den bouw een aanvang werd gemaakt en de tegenwoordige predikant, ds. J. Muurling Jzn. heeft dan ook in een der diensten dit feit met enkele woorden willen herdenken. Hij gedacht daarbij in waardering allen die tot den bouw hebben medegewerkt en tevens degenen die in dien tijd de taak der geestelijke verzorging met ijver en toewijding hebben vervuld. Kloosterhaar-Sibculo werd aanvankelijk van Hardenberg uit bediend door o.a. de predikanten ds. Harthoorn, ds. Westhof en ds. Hoek, die bij het werk in de buitendorpen, dus ook in Kloosterhaar-Sibculo, de steun genoten van den godsdienstonderwijzer den heer J. Fredriks die meer dan 40 jaar lang de godsdienstoefeningen in de kerk te Kloosterhaar heeft geleid. De heer Fredriks overleed op 26 december 1935. Inmiddels werd zijn werk voortgezet door den hulpprediker de heer J.J. van Zorge, die van 9 mei 1936, toen de gemeente zelfstandig werd, beroepen werd tot predikant. Op 23 maart 1941 werd deze eerste predikant opgevolgd door ds. J. Muurling Jzn. Al werd dus voor 50 jaar het kerkgebouw gesticht, de gemeente als zelfstandige gemeente telt nog slechts weinige jaren. De kerk werd eenmaal met een zijvleugel uitgebreid. Thans is er weer dringend plaatsgebrek en men besloot dan ook over te gaan tot uitvoering van een reeds aangenomen kerkbouw-plan (een vrijwel geheel nieuwe kerk met plm. 800 zitplaatsen). Helaas, door de tijdsomstandigheden, zal er voorloopig weinig gedaan kunnen worden.”