Categorie Wereldoorlog II

Toen, op 03 oktober 2000: monument kamp Molengoot onthuld.

Op 3 oktober 2000 werd aan de Luggersweg in Collendoorn, op de plaats van het voormalig Rijkswerkkamp Molengoot, een herdenkingsmonument onthuld. Het monument was ontworpen en gemaakt door kunstenaar Kees Huigen.
Het monument ‘Kamp Molengoot’ is een zwerfkei met in bronzen reliëf een afbeelding van een groep joodse gevangenen die dwangarbeid verrichten. De kei is geplaatst op een stenen davidster. De davidster heeft een doorsnede van bijna vier meter en een gewicht van 12 ton.

De zwerfkei verbeeldt het zwervend bestaan van het joodse volk. Daaromheen bevindt zich in een neerwaartse spiraal een bronsreliëf. Aan het begin ziet men de joodse arbeiders aan het werk, maar hoe verder men komt hoe wanhopiger de sfeer wordt. De zwerfkei rust ook als een symbool van onderdrukking op de davidster.
Voor meer informatie over de geschiedenis van Rijkswerkkamp Molengoot verwijzen we u graag naar: www.kampmolengoot.nl


Toen, op 09 september 1899: Paul Duval, kleinzoon van meester Dorgelo geboren.


Gerrit Jan Hermen Dorgelo (1899-1984) alias Paul Duval.

Hoewel deze foto op het eerste misschien niet meteen een hele duidelijke link heeft met Hardenberg en omgeving, is ie er toch. We zien de kleine Gerrit Jan Hermen Dorgelo, geboren op 9 september 1899 in Rotterdam.

De kleine was vernoemd naar zijn opa die jarenlang schoolonderwijzer en gemeenteontvanger was in Heemse. Opa Gerrit Jan Hermen Dorgelo leefde van 1822 tot 1903. Diens zoon, Johannes Lubbertus Dorgelo, was in 1862 in Heemse geboren, maar in 1896 in Deventer getrouwd als gymnastiekonderwijzer. Uiteindelijk belandde hij met zijn echtgenote Jenneken Broekhuizen in Rotterdam waar hun twee kinderen geboren werden, eerst in 1898 Gerritdina Wilhelmina Hendrika en het jaar erop, zoals vermeld, Gerrit Jan Hermen.

Het kindje groeide op in Rotterdam en zou niet zijn vaders voetsporen volgen. Nee hij werd ‘kleinkunstenaar’, ‘humorist’, ‘cabaretier’ en ‘conferencier’. Daarbij hanteerde hij natuurlijk niet zijn eigen, veel te lange, naam. Dorgelo zou bekend worden als ‘Paul Duval’.

Paul Duval bleef ongehuwd en zou in de Tweede Wereldoorlog geen goede naam krijgen. In het boek ‘De Schnabbeltoer’ komt Dorgelo voor:

“… hij had joodse artiesten verraden en zijn brieven ondertekend met de nsb-groet ‘Houzee!’. Hij was wegens collaboratie opgepakt en naar een landverraderskamp getransporteerd. Daar in ‘Fort Erfprins’, een voormalige standplaats van de marine in Den Helder, kreeg hij de leiding over ‘Ontwikkeling en Ontspanning’ en trad hij meermaals op in de gymzaal. Pas eind 1947 was hij vrij gekomen. In 1963 vierde Duval zijn veertigjarig artiestenjubileum in het Sonsbeekpaviljoen in Arnhem. Hij had toen een zware tijd achter de rug door de teruggelopen belangstelling voor de oude liedjes die hij zong. Jarenlang was hij beheerder en verkoper in een autozaak geweest en trad hij alleen nog op in bejaardentehuizen”.

Het archief van Paul Duval is bewaard gebleven bij het Theater Instituut Nederland te Amsterdam. Gerrit Jan Hermen Dorgelo stierf in 1984.


Toen, op 29 augustus 1939: de paardenvordering.

De Vechtstreek van 2 september 1939 meldde:
“Hardenberg. Wat reeds eenige dagen was verwacht, geschiedde maandagmiddag: het mobilisatiebevel werd uitgevaardigd. Dadelijk, nadat per radio deze mededeeling was gedaan, werd het huis ontvloden en begaf men zich in de richting van het gemeentehuis, wel wetende dat daar onmiddellijk die maatregelen zouden worden genomen, welke een gevolg zijn van het mobilisatiebevel.

Het duurde nog al even alvorens ten stadhuize het officiële telegram was ontvangen. Het publiek besprak den internationalen toestand en waagde allerlei gissingen. Eindelijk verschenen de verschillende publicaties op het aanplakbord. Bewust van den diepen ernst van het ogenblik, aanvaardde men den toestand met de noodige kalmte. Van zenuwachtigheid was niet het minst te bespeuren, niettegenstaande er velen waren die zelf of van wien een der huisgenooten den volgenden dag onder de wapenen moest komen. Langzamerhand verspreidde de menigte zich weer om op andere plaatsen groepjes te vormen die bijna tot het middernachtelijk uur den internationalen toestand bespraken.insdagmorgen den 29sten was er al weer vroeg een bijzondere drukte waar te nemen. Veel dienstplichtigen moesten nu huis en haard verlaten en werden door familieleden en vrienden naar het station gebracht. Alles verliep uiterst ordelijk.

De paardenvordering gaf veel bekijks. De houders van paarden in de gemeente Stad Hardenberg moesten deze aanvoeren op den Stationsweg. Vandaar werden ze geleid naar het Marktplein, waar inmiddels ook de paarden uit Ambt Hardenberg en Gramsbergen aankwamen. Ze werden voor een deskundige commissie geleid, welke de dieren moest keuren of ze al dan niet geschikt waren. Voor verschillende bezitters bracht het afstaan hunner paarden moeilijke ogenblikken mee, terwijl weer anderen gaarne afstand wilden doen, omdat ze wel wisten een behoorlijke prijs voor hun dieren te zullen ontvangen. Steeds meer paarden kwamen aan. De goedgekeurde werden getaxeerd, waarna een brandmerk op de hoeven werd aangebracht. Vervolgens werden ze naar het voetbalveld gebracht, om enkele uren later naar het station geleid te worden waar de trein de dieren vervoerde naar onbekende bestemming. Natuurlijk was bij het inladen weer een buitengewone belangstelling. Alles verliep ordelijk en toen de trein zich in beweging zette, keerde het publiek terug, om zich eenigen tijd later ter ruste te begeven.”


Toen, op 28 mei 1943: Ru de Bruin vermoord.

Op 28 mei 1943 werd een van Hardenbergs meest prominente inwoners slachtoffer van nazi-terreur. Rudolf Emanuel (Ru) de Bruin stierf die dag in een gaskamer van het concentratiekamp Sobibor.

In de collectie van het NIOD, het Nederlands Instituut voor oorlogs-, holocaust en genocide-studies, worden enkele na-oorlogse edities bewaard van de Hardenbergse krant “De Vechtstreek”. Die krant werd uitgegeven door Ru de Bruin. Hij was sinds 1920 eigenaar van een drukkerij met dezelfde naam, gelegen op de hoek van de Voorstraat en de Fortuinstraat. Daarnaast was Ru vanaf 1927 raadslid en van 1935 tot 1940 wethouder voor de gemeente Stad Hardenberg. Op 27 november 1940 werd hij door de Duitse machthebbers gedwongen om die functies neer te leggen en op 17 december 1941 werd zijn bedrijf op last van de Sicherheitspolizei in Zwolle gesloten. In mei 1943 werd Ru met zijn vrouw op transport gesteld naar de Duitse vernietigingskampen. Nog diezelfde maand en een dag voor zijn 56ste verjaardag stierf Ru in het concentratiekamp Sobibor.

Een kleine twee jaren later, op zaterdag 21 april 1945, verscheen de eerste editie van de na-oorlogse “De Vechstreek”. In de kop van de krant stond nog altijd “Drukker-Uitgever R.E. de Bruin, Hardenberg”. Men wist nog niet dat Ru een van de ruim 100.000 Nederlandse joodse slachtoffers was. Sterker nog, op de voorpagina wordt in het inleidend artikel geschreven dat men niet langer wilde wachten met het ter perse laten gaan van het eerste nummer. Beter zou het zijn dat ‘de heer De Bruin bij zijn terugkeer een draaiende zaak vindt’. Het mocht helaas niet zo zijn.


Toen, op 10 mei 1940: De Duitsers vielen binnen

Een ooggetuigenverslag:
“Wie 10 mei zegt, denkt onmiddellijk aan de fatale datum. Er kan op 10 mei van alles gebeurd zijn: een kind geboren, een geliefde overleden, een jubileum gevierd; maar wie 10 mei zegt denkt zonder meer direct aan 10 mei 1940, toen de Duitse troepen ons land binnenvielen.

Na een knal uit de verte doordringend tot ons slaperig oor (het zou wel een bom zijn die ergens ver weg viel) volgde later dichtbij een knal zo hevig, dat we overeind sprongen in bed. Uit het raam van de slaapkamer turend, zagen we heel hoog formaties vliegtuigen, wier gezoem ons oor hadden bereikt. En spoedig overal druk gepraat, flarden van gesprekken. En dat zo vroeg in de morgen – dat was wel wat bijzonders. Aan oorlog wilden we eigenlijk niet geloven. In november was er na allerlei bange geruchten ook niets van gekomen. Als de Hollandse soldaten wel eens bezorgd waren, konden wij daar maar moeilijk in delen. En zou dan nu toch…?!
Ras waren de kleren aangetrokken. Onze buurman was altijd heel vroeg uit de veren om in de tuin te werken. Hij was er ook nu. ‘Wat zou dat geweest zijn, die knal?’. ‘De Vechtbrug is in de lucht gevlogen!’. ‘Zou men dan werkelijk bang zijn, dat de Duitsers komen?’. ‘Man, ze gaan al een uur lang over de Bruchterweg, kijk maar!’. En daar zagen we de troepen langs trekken. Vreemde soldaten en vreemd uitgedost. Met paarden en kanonnen, eindeloos. En voor hun huizen schoolden de bewoners samen; bang om wat komen kon. Met kloppend hart zagen wij twee soldaten afslaan, de Koppellaan in, het geweer in de aanslag. Maar er gebeurde niets, ze gingen ons rustig voorbij om zich langs het Slat weer bij de troepen te voegen voor de opgeblazen brug. Daar werd de intocht voor een tijdje onderbroken en naderden weer nieuwe troepenformaties.

Er was ondertussen al een en ander gebeurd in de vroege morgen in onze onmiddellijke omgeving. Kommies H. Visser aan de Venebrugge, die waarschijnlijk gerucht had gehoord aan de grens en door het raam had gekeken, was direct al bij de grensoverschrijding door een kogel dodelijk getroffen. Hoe kort was het nog geleden, dat zijn vrouw vrolijk lachend op de foto kwam bij het vertrek van de markt met een uitstapje van de N.C.V.B.? Nu was ze plotseling weduwe.”

Op de Gramsbergerweg werd de uit Berkum afkomstige Gerrit Jan Eilander zwaargewond door burgers aangetroffen en op een ladder naar het ziekenhuis in Hardenberg vervoerd. Eilander reed als duo-passagier op een motor mee en was getroffen door een handgranaat, afkomstig van een van de vier Duitsers die de groep Eilander vanuit een droge sloot onder vuur namen.
Sergeant Eilander werd door scherven getroffen in zijn onderlichaam, longen en schouder. Gemeenteveldwachter Sebel schreef in zijn verslag: “Sergeant Eilander is daar gevallen als een held. Hoewel hij was getroffen, heeft hij nog zijn geweer tegen een boom stukgeslagen en de grendel en zijn munitie vernietigd”.
Eilander werd nog dezelfde dag geopereerd in het Duitse Nordhorn, maar dat mocht niet meer baten… Zijn stoffelijk overschot werd op 15 juni vervoerd naar Zwolle. Daar, op de begraafplaats Bergklooster, vond de sergeant zijn laatste rustplaats.