In de Registers van straf- en boetrechtelijke zaken van het drostambt Salland vinden we een opmerkelijke zaak. Het speelde zich af op 22 juli 1719.

Op 1 augustus 1719 kwam Hendrick Jansen, wonende bij Warse Vlierman en gesworen schutter te Ane, bij de drost klagen over een incident dat plaatsvond op zaterdag 22 juli. Een scheper van Jan Monnickenmeijer uit Lutten dreef zijn schapen in de marke van Ane, en Hendrick Jansen had deze schapen geschut. Hendrick had de schapen in beslag genomen, omdat de schaapherder de regels van de marke Ane en Anevelde had overtreden. De scheper van Monnickenmeijer had hem gevraagd de schapen even los te laten, zodat hij naar huis kon gaan om geld te halen om de geschutte schapen weer los te maken. Hendrick Jansen stemde daarmee in.

Fragment: … dat de scheper van Monnekemeijer hem daerop met de schuppe door de hoet een gat in de kop hadde geslagen…

Kort daarna keerde de scheper terug, geassisteerd door Jan Monnickenmeijer, diens zoon en dochter. Jan Monnickenmeijer sprak toen harde woorden tot Hendrick Jansen: hij mocht de schapen niet mede nemen, al springt ghij booms hoochte. Toen hij vervolgens naar Monnickenmeijer toeging om te vragen of hij de schapen niet langer mocht schutten, sloeg de scheper van Monnickenmeijer hem met de schuppe door de hoet een gat in de kop, soodanich dat hij beduivelt wierdt en ter aerden neder sijchde. Hendricks verwonding was door de chirurgijn Boerrigter bevestigd.

Toen hij weer bij bewustzijn kwam, was hij opgestaan en had hij de schaapherder vastgehouden. Daarop sloeg Jan Monnickenmeijer hem met een dikke stok seer deerlick, zodat Hendrick Jansen om genade moest vragen en het geweld niet langer kon verdragen. Hendrick Jansen verklaarde dit alles onder ede.


Transcriptie:
1719, den 1 aug. Is Hendrick Jansen wonende bij Warse Vlierman, gesworen schutter tot Aene, aan mij alhier komen klagen hoe dat op saturdach den 22 julij laestleden sij gebeurt dat, seecker scheper van eenen Jan Monnickenmeijer, sijnde een provintiaal meijer uit de boerschap Lutten, sijne schapen drijvende in de marckte van Aene, hij deselve hadde geschuttet. Dat de scheper daerop hem comparant gebeden hadde hij mocht de schapen soo lange laten gaen dat hij na huis ginch om gelt te halen om de geschuttede schapen te lossen. Dat hij comparant daerop de scheper hebbende laten gaen hij scheper een weijnich tijts daerna weder terugh was gekomen, geassisteert met Jan Monnekemeijer, Jan Monnekemeijers soon en sijn dochter. Dat Jan Monnekemeijer daerop tegens hem comparant hadde gesecht nu sult ghij de schapen niet mede nemen al springt ghij booms hoochte. Dat hij Monnekemeijer daerop met een hont die hij bij sich hadde aen hem comparant de schapen hadde onthiet, dat hij comparant daerop nae Jan Monnekemeijer was toegegaen en aan deselve hadde gevraecht hoe het dan was of hij niet langer schapen mocht schutten. Dat de scheper van Monnekemeijer hem daerop met de schuppe door de hoet een gat in de kop hadde geslagen (welck gat ingevolge de gichte van de chirurgijn Boerrichter kenbaer is bevonden) soodanich dat hij beduivelt wierdt en ter aerden neder sijchde. Dat hij weder bij sich selfs komende weder was opgestaen en de scheper hadde vast gehouden, dat daerop de Monnekemeijer hem comparant met een dicke stock seer deerlick hadde geslagen, soodanich dat hij om genade biedt en niet meer lijden konde. Presenterende het voorschreven alles met eede te verklaren, seggende verder dat doenmaels als het voorschrevene gebeurt is als doen niet verre van daer in ’t velt was geweest de scheper van Poest, woonachtigh tot Lutten, genaemt Lucas Jans. Aldus voor mij ondergeschreven gepasseert op den huise Almelo op dato als boven.