het geheugen van hardenberg

Toen, op 07 augustus 1937: over bodemvondsten op de Baalder Esch.

De Vechtstreek schreef op 7 augustus 1937:
“Hardenberg. Urn en stenen bijl gevonden. Zoals de meesten onzer lezers wel zullen weten is men nog steeds bezig met het ophogen van den Marsch. Het daarvoor benodigde zand wordt met kipkarren aangevoerd uit Baalder. Bij het zandgraven aldaar zijn, naar men ons mededeelt, wederom enige voorwerpen tevoorschijn gekomen en wel een urn en een vrij scherpe steenen bijl. Bij informatie bleek ons, dat deze voorwerpen nog niet bij den burgemeester onzer gemeente zijn bezorgd.”

Precies een week later schreef dezelfde krant:
“Hardenberg. Uit de oudheid. Weer zijn er dezer dagen bij het zandgraven te Baalder een paar urnen tevoorschijn gekomen, helaas niet in ongeschonden toestand. De burgemeester was zo vriendelijk, ons in de gelegenheid te stellen ze te bezien. Het blijkt wel, dat deze omgeving vroeg bevolkt was; wie weet, welk kostbaar materiaal de bodem hier nog bevat. Onze deskundigheid is volstrekt onvoldoende, om ons te oriënteren omtrent wat onze bodem voor beschavingen heeft gedragen en waaraan die perioden van beschaving te kennen zijn. Ofschoon leek, wagen wij het toch, de veronderstelling uit te spreken dat het gevondene afkomstig is uit het Gallo-Germaansche tijdperk, van pl.m. 300 vóór tot 100 na Christus. Vergelijking van vorm en figuratie met die, welke voorkomen op de afbeeldingen der urnen op de oudheidkundige wandplaat voor Nederland door N. Holwerda-Jentink, geeft ons vrijmoedigheid dit overmoedig te uiten. Maar we herhalen het: deskundigheid ontbreekt ons en we zouden ons zeer verheugen als tot oordeelen bevoegde archeologen eens kwamen en hun licht lieten schijnen. Het bovenstaande was al gezet, toen deze wens vervuld werd. Vrijdagmorgen kwam hier nl. de bekende archeoloog mr. Ter Kuile. Hij heeft een kijkje genomen op het terrein, waar de urnen gevonden zijn en deze ten gemeentehuize gezien. Aan zijn deskundigheid danken we het dat we het door ons uitgesproken vermoeden moeten intrekken; we hadden ons niet minder dan 2000 jaar vergist (dat komt er van als men gaat oordelen over dingen waarvan men geen verstand heeft). De bewuste urnen zijn uit een tijdperk, ca. 2000 jaar vóór Christus; de lijken werden toen nog niet verbrand, maar begraven, zoo’n urn werd dan als ‘bijgave’ bij ’t lijk gelegd.”

In de zomer van 1937 waren arbeiders bezig met het ophogen van de Marsch en het opvullen van oude watergangen bij stad Hardenberg. Men voerde het benodigde zand aan uit Baalder. Dit gebeurde in het kader van de werkverschaffing. Meester Jongsma, die altijd zeer geïnteresseerd was in de plaatselijke geschiedenis, was snel ter plekke en zag dat men hier met een bijzondere vondst van doen had. Hij schakelde de burgemeester in, evenals mr. G.J. ter Kuile, de voorzitter van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis (VORG). In het vervolg stond meester Jongsma er elke dag bij als er weer verder gegraven werd. Ter Kuile schreef in 1938 over hem: “Zoo heeft deze onvermoeide speurder elken dag ter plaatse toezicht uitgeoefend, heeft gezorgd, dat zoo weinig mogelijk zoek raakte of stuk ging, heeft namens de Vereeniging de werkers een behoorlijke belooning telkens uitgereikt en heeft de moeizame expediëering bezorgd.”

Er kwamen veel voorwerpen aan de dag: in totaal een 35-tal kommen, bekers, schaaltjes, potjes en zelfs twee flesjes van aardewerk, zogenaamde kraagflesjes. Verder veel vuursteen, bewerkt en onbewerkt, waaronder zes bijlen.

Mr. Ter Kuile schreef in zijn verslag over de vondsten: “De Baalder Esch, gelegen in de oude Baalder Marke, ongeveer een kwartier gaans ten oosten van het stedeke Hardenberg in een langzame glooiing zich plus minus twee meter verheffend boven de omliggende gronden, vertoonde tijdens de afgraving na een eeuwenlange bebouwing een geweldige humuslaag, teellaag, van ruim 1 meter dik. Tot op onze dagen hadden oude beddingen van de Vecht daar in grillige bochten en over wijde breedten hun water langs gestuwd, de omgeving uitgehold, het esch-terrein afgerond en er een brede veilige waterbescherming omheen gelegd. Na 1901 werd de Vecht op die plaats geheel verlegd, genormaliseerd, en nu werd die hooge esch in maanden-langen arbeid verticaals-gewijze afgegraven en werd het diepliggende witte, onvruchtbare zand, welzand, in kipkarretjes weggereden tot opvulling van verlaten Vechtarmen. En juist in die diepe, witte zandlagen, dus ongeveer 1.85 M onder het maaiveld, maar op zéér ongelijke diepte telkens, werden deze vondsten toevalligerwijze blootgelegd.”

Naast achttien aardewerkscherven uit de ijzertijd (800 – 12 voor Chr.) bleek het dat men hier van doen had met aardewerken potten, schalen, flesjes en bekers uit de Trechterbekerperiode,
3400 – 2900 voor Christus, ook wel de Hunebedtijd genoemd.

Twee jaar eerder, in 1935, waren ook al potten en urnen gevonden in Baalder bij de afgraving van een aangrenzende es iets oostelijk van de vindplaats in 1937. Omdat de arbeiders er geen beloning voor kregen werd het vaatwerk achteloos weggegooid en in stukken gesmeten. Slechts één enkele gave gladwandige pot met veertien stempelindrukken bleef behouden. Het was een kogelpot.

Door zorgvuldig archeologisch onderzoek en toevallige vondsten is aangetoond dat in de directe omgeving van de stad Hardenberg al bijna 10.000 jaar lang mensen langs de Vecht zijn getrokken en er in sommige tijden hebben gewoond. Net als nu kenden deze mensen goede en slechte tijden. Wat ons tastbaar verbindt met hen zijn slechts bodemverkleuringen en enkele
voorwerpen. Duizenden jaren lang hebben mensen hier meer en meer vat proberen te krijgen op de natuur. Uiteindelijk heeft dit
geleid tot onze huidige woonomgeving.

(vrij naar een bijdrage van H.W. Dimmendaal, 2009)
(afbeeldingen van de Baalder vondsten afkomstig uit de database van het Archeologisch Depot in Deventer)


Toen, op 07 augustus 1964: Willem Snel overleden.

Op 7 augustus 1964 overleed Willem Snel, op 57-jarige leeftijd. Het Noord-Oosten schreef:
“Als een schok ging het door Hardenberg: de heer Snel is overleden! Op het kantoor van Waterschap De Bovenvecht was de heer Snel onwel geworden, waarna de levensdraad schielijk werd afgesneden.

De heer Willem Snel was geboren te Gramsbergen als zoon van de post-directeur. Na de hbs te hebben bezocht kwam hij op het kantoor van Uitgeverij De Bruin, waar hij o.a. verslagen voor De Vechtstreek schreef. Daarna werd hij redacteur van een groter blad te Meppel. Vervolgens kwam hij terug om een boekhandel te openen in een gedeelte van het pand ‘De Bruin’, dat hij later ruilde met de naastgelegen woning van de familie G. Bruins, waar een flinke boekhandel kon worden ingericht. Het oude pand van de Bruin op de hoek werd toen vervangen door een nieuw gebouw van de Boerenleenbank, die eerst in het pand Bruins een onderkomen had.”

Een ander blad schreef:
“Geheel onverwachts is wethouder Snel heengegaan. Met moeite was hij nog thuisgekomen. Doktershulp mocht toen niet meer baten. Met de heer Snel is een opmerkelijk figuur heengegaan die van ontzaglijk grote betekenis is geweest voor de ontwikkeling van Hardenberg. Op eenvoudige wijze was hij in Hardenberg begonnen, verbonden aan het weekblad De Vechtstreek, om later in Meppel zijn journalistieke opleiding verder voort te zetten. Hij keerde in Hardenberg terug en bleef de journalistiek trouw tot het bedrijfsleven hem steeds meer opeiste. Zijn boekhandel aan de Voorstraat nam in omvang toe en gaandeweg ontwikkelde zijn bedrijf zich zodanig dat hij tot splitsing over ging. Hij had toen reeds meerdere waterschapsfuncties aanvaard en in zijn tegenwoordige pand in de richting van de Marsch werd niet alleen het administratieve werk verricht, maar kwam ook de afdeling snel-druk tot bloei, die ruim zes jaar geleden door de uitgever van dit blad werd overgenomen. Als secretaris van de Handelsvereniging had Snel in de loop der jaren reeds tal van activiteiten tot grote successen gebracht. Op gebied van tentoonstellingen en organisatie van grote gebeurtenissen toonde hij zich de grote man van stad Hardenberg, die met voorzichtig beleid telkens opnieuw weer ieder plan tot een succes wist uit te werken. Nog herinneren we ons de herdenking van 600 jaar Hardenberg, waarbij de heer Snel ook de motorische kracht was…”

Het nieuwe gemaal aan de Koningsbrug, nabij de Hardenbergerweg, werd later naar hem vernoemd.


Toen, op 05 augustus 1939: benoeming burgemeester Van Voerst van Lynden.

De Vechtstreek van 5 augustus 1939 meldde:
“Gramsbergen’s nieuwe burgemeester. Nauwelijks was ons vorig nummer ter post bezorgd of ons bereikte het bericht dat tot burgemeester der gemeente Gramsbergen met ingang van 15 augustus a.s. is benoemd mr. S.W.A. baron van Voerst van Lynden. En hiermee is een wensch in vervulling gegaan, vurig gekoesterd door een groot deel der Gramsberger bevolking, waaruit zich een deputatie had gevormd, die zich reeds dadelijk na het afscheid van oud-burgemeester Van Riemsdijk met den thans benoemden burgemeester in verbinding had gesteld om hem te bewegen tot sollicitatie, niet wetende dat de heer Van Lynden ook zelf deze functie sterk ambieerde. Er waren dan ook wel redenen waarom beide partijen eenzelfden wensch koesterden.

Baron Van Voerst van Lynden zoowel als zijn echtgenoote kennen Gramsbergen. Zijn vader is eigenaar van het ongeveer 800 bunder groote landgoed Kleine Scheere, een heerlijk rustoord, boschrijk, met een natuurreservaat dat zijn weerga in verre omgeving niet vindt. Hier heeft de nieuwe burgemeester dikwijls vertoefd en er de aangenaamste herinneringen aan behouden. Mevrouw van Lynden, geboren jonkvr. de Beaufort, is een kleindochter van jhr. ir. B.W.F. van Riemsdijk, oud-hoofddirecteur van het Rijksmuseum te Amsterdam, verwant aan oud-burgemeester Van Riemsdijk. En de Gramsbergers, wetende dat Baron Van Lynden zich had bekwaamd in de zaken van de gemeenteadministratie, hadden hem leren kennen en waarderen. Zij roemden zijn eenvoudig, innemend optreden en zouden hem gaarne als hun eerste burger wenschen.

Mr. S.W.A. baron van Voerst van Lynden, geboren 29 augustus 1904 te Ubbergen, begon zijn studie op de Klokkenberg te Nijmegen, bezocht daarna het Chr. gymnasium te Arnhem, het gemeentelijk gymnasium te Assen en vervolgens de Universiteit te Utrecht, waar hij promoveerde in de rechten. In Arnhem diende hij bij het corps rijdende artillerie (de gele rijders), waarvan hij reserve-officier is. In 1935 werd hij aangesteld tot volontair ter secretarie te Driebergen om een jaar later te worden benoemd tot ambtenaar, speciaal belast met den dienst van werkverschaffing en steunverleening. Deze tak van gemeentelijke zorg heeft, evenals de andere sociale vraagstukken, zijn bijzondere belangstelling. De heer van Lynden is lid van de nederlands hervormde kerk, christelijk historisch, secretaris van de c.h. kiesvereeniging. Toen hem over deze functie werd gesproken, verklaarde hij: ‘Ik heb mijn christelijk-historische beginselen en die zal ik ook blijven aanhangen uiteraard, maar een doorgefourneerd partijman ben ik niet. Ik ben van meening dat een burgemeester dat ook niet moet zijn. Want dan plaatst hij zich mischien onbewust steeds achter een bepaald deel van de bevolking en hij is juist burgemeester voor allen’. De nieuw benoemde heeft veel gereisd. Bijna alle Europeesche landen heeft hij bezocht. Hij kent het stedenschoon maar prefereert, evenals zijn echtgenoote, het landelijk leven. Een geliefde sport voor hem is het paardrijden. En zoo zal het hem zeker aangenaam geweest zijn toen hij vernam, dat te Gramsbergen een landelijke rijvereeniging bestaat, welke ongetwijfeld zijn volle belangstelling zal hebben. Gramsbergen verheugt zich met zijn nieuwen burgemeester. Daarvan getuigen de talrijke felicitaties, die hij van daar mocht ontvangen.”

De gehele dag was er feest. Van de middag tot diep in de avond deden voetbal- , korfbal- en muziekverenigingen stukjes en hielden demonstraties ter ere van de nieuwe burgemeester. Ook gaf Van Lynden veel interviews. Hierin kwam hij naar voren als een unieke, avontuurlijke en welbespraakte man.

Sam was geboren in Ubbergen als zoon van Alexander Willem Frederik baron van Voerst van Lynden en Anna Bregritta baronesse van Westerveld Sandberg. Hij was gehuwd met jonkvrouwe Johanna de Beaufort. Ze woonden op hun landgoed de Groote Scheere in Holthone. Sam was, zoals een bron schrijft, ‘een welgestelde baron die een Bugatti reed in de rally van Monte Carlo’.

Nog geen twee maanden later, op 11 november, schreef dezelfde krant:
“Gramsbergen. Auto-ongeval goed afgeloopen. Zaterdagavond is de burgemeester van Gramsbergen, de heer baron van Voerst van Lynden, die met enkele vrienden in een auto zat, bij het huis van G. Bruins te Klooster, bij Coevorden, tegen een boom gereden. Zoowel de burgemeester als zijn vrienden kwamen er goed af. Een der inzittenden was vrijwel ongedeerd. De andere had zijn knie geblesseerd. Ook dit was niet ernstig. De burgemeester had zich onder medische behandeling van dr. Baudoin te Coevorden gesteld, maar ook hij had geen ernstig letsel bekomen. De auto was deerlijk gehavend.”

De burgemeester zou tot januari 1940 zijn ambt als gevolg van het ongeluk niet waar kunnen nemen. Hij en zijn vrouw hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog zeer belangrijke hulp verleend, onder uiterst moeilijke, gevaarvolle omstandigheden. Zo werden verschillende malen ontvluchte Franse krijgsgevangenen onderdak geboden op het landgoed. Van Voerst van Lynden heeft ze meestal in zijn eigen auto en onder persoonlijk levensgevaar naar veiliger plaatsen getransporteerd. Soms over grote afstand en altijd onder de ogen van de Duitsers. Hij was onder andere districtscommandant van de Ordedienst, O.D. (later Binnenlandse Strijdkrachten geheten).

In het najaar van 1943 werd de baron voor de duur van zes weken geïnterneerd in het Oranjehotel te Scheveningen. Op 4 januari 1945 werd hij door de Nederlandse S.S. (de grünen) gevangen genomen en naar Assen overgebracht. Daar werd hij op 16 maart per trein op transport gesteld naar Neuengamme in Duitsland. Drie dagen later arriveerde de trein in het concentratiekamp. Hij werd spoedig na aankomst ingedeeld in een werktransport. Een getuige (oud-burgemeester Jhr. M. van Geen van Putten) verklaarde dat de burgemeester van Gramsbergen vermoedelijk op 26 of 27 maart weer op transport gesteld was met vrijwel uitsluitend Russen en Polen, bestemming onbekend.

Uit andere bronnen blijkt dat Van Voerst van Lynden op 9 april vervoerd is naar het kamp Bergen-Belsen. Nadien ontbreekt ieder spoor. Het gemeentebestuur van Gramsbergen ontving op 7 maart 1950 een schrijven van het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis waarin gemeld werd dat moet worden aangenomen dat de baron met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet eerder dan 10 april 1945 doch uiterlijk op 31 mei 1945 te Bergen-Belsen overleden zou zijn. In die tijd was de registratie van gevangenen niet bijgehouden, met gevolg dat vele duizenden (ca. 28.000) ongeregistreerd zijn overleden.

Op 17 maart 1945 schreef burgemeester Van Lynden aan zijn vrouw:
“Liefste, wij zijn op reis. Waarschijnlijk naar Duitsland. Het gaat mij heel goed en ik ben vol vertrouwen. Wees moedig en sterk, speciaal met het oog op het ongeboren kindje. Wees heel veel voor Illy en baby, maak het hun vrolijk en blij. Wij zijn zo veel samen op reis geweest. Ook nu ga je in gedachten met mij mee. Heel veel liefde, dank voor alles wat je voor mij deed, spoedig zien wij elkaar weer.” Dit is het laatste wat Hanny van haar echtgenoot heeft vernomen.

Bij koninklijk besluit van 2 december 1949 werd Van Voerst van Lynden eervol ontslagen als burgemeester van Gramsbergen. Een jaar later werd de baron officieel dood verklaard. Zijn weduwe ging tegen het besluit in beroep en won het proces. De arrondissementsrechtbank te Almelo vernietigde de beschikking. Sindsdien staat de oud-burgemeester van Gramsbergen officieel als ‘vermist’ geregistreerd.


Toen, op 02 augustus 1882: huwelijk Van der Sanden-Mulder.

trouwfoto Van der Sanden
Deze kabinetfoto is gemaakt door de bekende Zwolse fotograaf Franz Wilhelm Heinrich Deutmann.

Op 2 augustus 1882, werd het huwelijk voltrokken tussen Johannes Antonius van der Sanden (geb. 19 november 1860 Dedemsvaart), directeur van een turfstrooiselfabriek, en Grietje Mulder (geb. 10 februari 1847 Dedemsvaart).

Op zichzelf is dat niet zo bijzonder. Er worden bijna dagelijks huwelijken gesloten en dat was in 1882 niet anders. Toch hebben we dit huwelijk hier geplaatst, omdat er van die dag een mooie trouwfoto bewaard gebleven is. En dat was zeker in die tijd nog geen usance.

De foto is een zgn. ‘kabinetfoto’, zoals in het randschrift staat vermeld. Dit waren fotografische kaarten, geplakt op voorgepreegd en bedrukt opzetkarton, in het formaat van ongeveer 11 bij 16½ centimeter.

Het echtpaar Van der Sanden kreeg kinderen in Heemse, de plaats waar ze ook zouden sterven. Grietje in 1921 en Johannes Antonius in 1931.


Toen, op 01 augustus 1916: eerste-steen-legging school te Radewijk.

school Radewijk

Op 1 augustus 1916, werd ‘de eerste steen’ gelegd van de nieuw te bouwen ‘school met den bijbel’ aan de Radewijkerweg in Radewijk.

Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog, waarbij Nederland gelukkig een neutrale positie kon behouden, werd in Radewijk onder leiding van predikant dr. C.C. Schot uit Hardenberg een vergadering gehouden met als doel het oprichten van een ‘School met den Bijbel’. Men besloot een bouwterrein aan te kopen van Janna Derks, de weduwe van Albert Jansen. De begroting voor het bouwen van de school en een meestershuis bedroeg 10.000 gulden. De laagste van de 14 inschrijvers bij de op 27 juni 1916 gehouden aanbesteding bleek aannemer Huijgen uit De Krim. Hem werd de opdracht gegund om een tweeklassig schooltje en onderwijzerswoning te bouwen naar het door architect Joh.D. Meppelink uit Coevorden ontworpen bestek.

personeel school Radewijk

Eind 1916 werd het eerste schoolhoofd, B. Schipper, aangesteld en op 4 januari 1917 werd het schooltje feestelijk in gebruik genomen met 45 leerlingen die voorheen onderwijs hadden genoten in de openbare lagere school aldaar.

Door de snelle groei moest men in 1930 het schoolgebouw uitbreiden met een derde lokaal. In 1971 zou de school maar liefst 130 leerlingen tellen, het grootste getal in de geschiedenis van de nu bijna een eeuw oude school. Zou men over anderhalf jaar een eeuwfeest vieren in Radewijk?

reactie Herma Varweg:
Wat leuk! Mijn oude basisschool. ..daar achter stond mijn ouderlijk huis.