Toen, op 26 mei 1860: over bijgeloof.
De Provinciale Overijsselsche Courant van 30 mei 1860 meldde:
Lutten, 26 mei. Gisteren had hier een voorval plaats, dat weder ten bewijze kan strekken, hoe diep het bijgeloof nog bij de laagste volksklasse geworteld is. Aan een veenarbeider, een ziek kind hebbende, was gezegd, dat zijn kind behekst was en dat hij zich om raad naar den zoogenaamden duivelbanner te Slagharen moest begeven. Zoo gezegd, zoo gedaan. Deze bevestigt de tooverij, geeft een middel ter genezing aan de hand, en zegt den vader dat op den derden dag eene vrouw te zijnen huize zoude komen om het kind te liefkozen en te streelen. Toevallig komt daar gisteren, zijnde de derde dag, eene vrouw met eene kruiwagen voorbij, gaat binnen en spreekt de moeder met haar ziek kindje eens aan. En, ziedaar de heks, die men duchtig moet afgerost en gedwongen hebben, de zieke te genezen.
Een jaar ervoor was Slagharen ook al in het nieuws vanwege hekserij, toverij en bijgeloof. Het Algemeen Handelsblad van 25 april 1859:
Hardenbergh. In eene nabijgelegen buurtschap van den Hardenbergh is dezer dagen een kind overleden, dat volgens deskundigen behekst zoude zijn geweest. Het vermoeden ging tot zekerheid over toen men het bedje van het kind onderzocht en zoogenaamde tooverkransen vond (ontstaan door het niet of gebrekkige opschudden van veeren bedden). Vrij algemeen wordt in dezen omtrek aan het bestaan van heksen en tooverij geloof geslagen, ofschoon niemand het gaarne wil erkennen. Te Slagharen woonde vroeger een duivelbanner, die verscheidene behekste kinderen van den duivel heeft verlost en daarmede goede zaken heeft gemaakt. Ongelukkig is deze hoogwijze man voor eenige jaren naar Amerika vertrokken en alhier is nog niemand op het denkbeeld gekomen om de vacante praktijk weder op te vatten. Ook wordt aan sommige families de macht toegekend om anderen te beheksen, alzoo in betrekking te staan met den duivel en wordt van die families gezegd dat zij van het volk zijn. De leden van zulke familien worden met de noodige omzichtigheid behandeld en zijn gewoonlijk in zoover van de zamenleving uitgesloten, dat zij geen huwelijk kunnen aangaan met iemand die niet tot het volk behoort. Het zou voor een onderwijzer gevaarlijk kunnen worden om den kinderen in te prenten dat er geen heksen, toovenaars en duivels bestaan, daar de ouders, wier geloof aan zoodanige wezens en andere dergelijke verborgenheden onwrikbaar is, hunne kinderen naar eene andere school zouden zenden, waar zoodanige goddelooze dwaalbegrippen niet geleerd worden.
Tien jaar later, op 11 januari 1869 meldde de Schiedamse Courant:
Uit Ambt Hardenberg wordt van 6 januarij gemeld: Ten bewijze dat de bijgeloovigheid in deze streek nog niet is verdwenen, deelen wij mede, dat eergisteren eenige boeren zooveel mogelijk hunne goederen hadden gepakt uit vrees voor een orkaan, waardoor de wereld zou vergaan. Waar zij, ingeval die catastrophe inderdaad plaats zoude hebben, hunne aardsche goederen wenschten te bergen, is niet duidelijk gebleken.
Op 29 juni 1872 meldde De Koerier van Deventer:
Hardenberg, 20 junij. Dat het bijgeloof in deze streek bij den boerenstand nog niet is uitgeroeid, bewijst het volgende: Een kind van G.H. alhier werd ongesteld, juist op ’t oogenblik dat zich een bejaarde buurvrouw daar ten huize bevond. Daar nu de vrouw met familie van oudsher bij het domme publiek als heksen bekend staan, en men ter bevestiging bij een dadelijk ingesteld onderzoek kransen in de bedden vond, werden H. en zijn geloofsgenooten in hun gevoelen versterkt dat het kind niets anders dan betooverd (de Friezen zeggen betjoend) kon zijn, en of verlichter menschen hem al zeiden, als uw kind ongesteld is, raadpleeg dan toch een der kundige geneesheeren alhier, het was aan een doovemans deur geklopt: ‘die weten van zulke kwalen niets’, beweerde hij, ‘alleen en uitsluitend de duvelbanner te S. kent die kwaal en hem heb ik dan ook reeds geschreven.’ De duivelbanner liet zich dan ook niet lang wachten, kwam, zag, en – verrigte wat hokes pokes, verklaarde het kind voor betooverd, gaf een fleschje met …. en vertrok, waarna het kind, dat waarschijnlijk tengevolge van indigestie eenigszins benaauwd en reeds voor de komst van den duivelbanner hersteld was, door diens wonderkuur voor genezen werd verklaard niet alleen, maar uitsluitend de duivelbanner en niemand anders had het kind van den dood gered. De gevolgen lieten zich dan ook niet wachten, boeren te Brucht en te Kloosterhaar consulteerden eveneens onzen wonderdokter voor hunne vermeende betjoende kinderen, terwijl zelfs een oude vrouw te Diffelen, die een ingebeelde ziekte heeft, den duivelbanner ontbood, en verklaarde door hem genezen te zijn. Intusschen laat zich mijnheer duivelbanner door het toenemend debiet per rijtuig afhalen tegen hooge en natuurlijk contante betaling.
En dat bijgeloof tot een rechtszaak kon leiden, bewijst de Zierikzeesche Nieuwsbode van 25 december 1877:
Zwolle, 21 dec. Donderdag 13 dezer is voor de correctioneele regtbank alhier een zaak behandeld, die weder een bijdrage levert hoedanig het bijgeloof nog ten platten lande heerscht. Een koopman in manufacturen ventte met zijn waar in de buurtschap Slagharen, gemeente Ambt Hardenberg, toen hij door eene vrouw in huis werd geroepen; hij dacht daar iets te kunnen verkoopen, doch was gansch verbluft toen twee vrouwen hare zuigelingen vertoonden, welke kinderen zij beweerden dat hij betooverd had; de verontwaardigde en toornige moeders geboden hem op staanden voet die kinderen te onttooveren, en om haar bevelen klem bij te zetten, zou eene vrouw hem bij de keel gevat hebben en de andere met een mes in de hand gedreigd hebben hem te zullen doorsteken. Of de koopman al beweerde volstrekt niet te kunnen tooveren, het baatte hem niet; de vrouwen werden hoe langer hoe kwader, totdat de man eindelijk toegaf en zeide, dat hij voor de kinderen zoude bidden: hij maakte daarop het teeken des kruises op de voorhoofden en borsten der kinderen en bad dat ze door de hulp van Vader, Zoon en Heiligen Geest mogten genezen. Hierdoor waren de moeders voldaan en zij gaven den toovenaar vrijheid om te vertrekken, die daarvan onverwijld gebruik maakte. Evenwel heeft hij van deze aanranding aangifte gedaan en stonden de beide moeders teregt wegens mishandeling. Het O.M. requireerde schuldigverklaring en veroordeeling van elk der beklaagden tot drie dagen eenzame opsluiting. De beide aangeklaagden zijn echter gisteren uit gebrek aan bewijs vrijgesproken.
Eerder in de negentiende eeuw speelde zich ook al een rechtszaak af aangaande toverij:
In Slagharen woonde Hermen Schuurman. Hij was met de helm geboren, oftewel hij had een heel bijzondere gave. Hij stond in Hardenberg en verre omstreken bekend als wonder- of toverdokter. Soms werd hij voor deze praktijken op het matje geroepen. In 1842 wilde de officier van justitie te Deventer iets meer te weten komen over de toverijen van Schuurman. Het bleek dat Hermen op 2 mei om elf uur ’s avonds bij een vierjarig kind in Sibculo was geroepen. Het kindje heette Johannes Kampherbeek en leed aan ernstige stuipen. Hij was een zoontje van de aldaar gestationeerde commies Reindert en diens vrouw Margaretha van Dijken. Oma Kampherbeek, die in de stad woonde, was bij de kinderen op bezoek en kon mede getuigen over wat er in die bewuste lentenacht was gebeurd. Na binnenkomst was Schuurman meteen naar het kind toegegaan en had het jongetje, een patiëntje van dokter Van Riemsdijk, betast en bevoeld en gezegd dat de kleine Johannes betoverd was. Hierop had hij iets droogs, een soort poeder, uit een bij zich hebbend papiertje geschud. Nadat hij deze droge stof met water vloeibaar had gemaakt, bestreek hij met dit papje het gehele hoofd van het kind. Toen hij dit mengsel goed had ingewreven gaf hij de volgende instructies: Zorg ervoor dat het kind een open lijf behoudt. Maak hiervoor gebruik van zenuwbladen, zoete melk met broodsuiker en rauw spek. Het wonder geschiedde! De kleine Johannes was spoedig geheel hersteld. Schuurman ontving voor zijn helende kunsten tien guldens. Later bleek echter dat hij niet om die beloning had gevraagd. Ook kon hij voor het onbevoegd uitoefenen van de geneeskunst niet in Deventer worden berecht. Commies Kampherbeek was inmiddels overgeplaatst naar het grenskantoor op de Bruinehaar en daar zou het mirakel zijn voorgevallen. Bruinehaar is een buurtschap in de gemeente Vriezenveen en behoorde zodoende onder het arrondissement van de rechtbank in Almelo.
Heeft u nog niet genoeg gelezen over toverij, hekserij en duivelbanning, lees dan meer in de publicatie over emigratie van Dinah Hesselink-Zweers, onder het kopje ‘Het sprookje’.