Recent ontdekten we in het Familiearchief Van Sytzama, toegang 334-04 van het Fries Tresoar in Leeuwarden, een gedrukt boekwerkje met teksten en gedichten die zijn voorgedragen ter gelegenheid van het huwelijk van bruid Clara Feyoena van Sytzama en bruidegom Isaac Reinder van Raesfelt.

Isaac Reinder baron van Raesfelt was op 7 februari 1723 gedoopt in de kerk te Heemse, als zoon van ridder Evert Elbert Antonij van Raesfelt en Jacoba Hendrietta Arnold baronesse van Uterwyck.

Clara Feyoena baronesse van Sytzama was geboren op 5 april 1729 te Leeuwarden en gedoopt op 17 april te Dronrijp, als dochter van Pyrrhus Wilhelmus baron van Sytzama en Ebella Juliana Aebinga van Humalda.

Het huwelijk tussen de baron Van Raatsveld (Raesfelt) en barones Van Sytzama werd voltrokken op de 6e van de Herfstmaand (september) 1750 op de Tammingaborg bij ’t Groningse Bellingeweer. Drie weken daarvoor, op 11 augustus, was het stel in ondertrouw gegaan in de kerk te Heemse.

Boekdrukker en boekverkoper Jurjen Spandaw uit Groningen heeft het boekje uitgegeven, getiteld:

Zege-wenschen op het huiwelijk van den hoogwelgeboren heer Isaac Reynd baron van Raatsvelt, heer van Heemse en Aalderik, capitain ten dienste van desen staat etc. etc. en de hoog welgeb(oren) freulyn Clara Feyoena, baronesse van Sytzama etc. etc.

Wie wekt mijn Digtlust op?
Wie voert mijn geest in top?
Wie doet mij maatzang kwelen?
Wie voert mij in den reij
der Digteren, om te spelen,
Tans vrolijk ende blij.

’t Is Clara de Edele Maagd,
Daar Gruno roem op draagt,
’t Is Clara elks verlangen,
Die ons tot aandagt wekt,
Door hare Zedezangen,
En hart en zinnen trekt.

Maar zagt: ik slinger tans,
Voor haar een Huiw’lijks Krans,
Om hare blonde haren,
Feyoena is de bruit,
Mijn Sytzama zal paren,
Nu ’s Vestaas Leven uit.

Mijn waarde Hart Vrindin,
Gij hebt door wedermin
Uw hart en hand geschonken,
En treed in ’t Egtgareel,
Die band is vast geklonken
Uw ISAC word uw deel.

Geluk Heer Bruidegom,
Mij dunkt ik hoor alom,
Dit blijde Trouw-Feest melden,
Geluk met uw geluk
Weergalmen Bos en Velden,
Leeft lang bevrijd van druk.

Veel heil beminde Bruid,
God stort zijn zegen uit,
Op U met volle stromen,
Dat ramp nog ongeval
U zelden overkomen,
Hier in dit Tranendal
.

Dat steeds uw zielen oog
Gevestigt zij om hoog
Om uit uw Egt te leren
Het zalig Vreê Verbond
Met de Opperheer der Heeren
In Jesus Bloed gegront.

Wilt Hem uw hard en hand
Dan ook ten onderpand,
Bij aan of voortgang geven,
Uw wandel zij gerigt
Om tot zijn roem te Leven,
En als een schijnent Ligt.

Dat ook dit Huiw’lijk zij
Gezegent met een reij
Van Dogteren en Zonen,
Die Adeldom en deugd
In al hun doen vertonen,
Tot hunnen Oud’ren Vreugd.

Dat zo ’t geslagte groei,
D’Aloude stamboom bloei,
En veele vrugten drage,
Men zie uit U zulk zaat
Dat Land en Kerke schrage,
Tot steunsel van den Staat.

Leeft lang Hoog Edel paar,
‘k Wens dat gij menig Jaar
Uw Trouwdag moogt herhalen,
En dat men ziet uw hooft
Met zilvere Lokken pralen,
Nooit werd’ uw’ Min verdooft.

Dit is mijn wens en beê,
Aan u vereende twee:
Verschoon ’t eenvoudig schrijven:
Die zegens tans gedaan
Doe de Oppervorst beklijven,
Hij hangt ‘er ’t zegel aan.


Friderika Alida Tegneus.
Leuwarden den 8. van Oogstmaand (augustus) 1750.

De kragt der liefde
voorgestelt op het huwelijk
van den hoogwelgeboren heer
Isaac Reynd,
Baron van Raatsveld, Heer van Heemse en Aalderik,
Capitain ten dienste van desen Staat etc. etc.
En de Hoogwelgeboren Jonkvrouwe
Clara Feyoena,
Baronesse van Sytzama etc. etc.
Gevierd te Bellingeweer,
den 6. van Herfstmaand 1750.

In wat puinhoop en woestijnen
Zoud’ het menschdom ras verdwijnen,
Indien men ’t trouwen eens verboodt?
Voorzeker zoud’ ons aardkloot worden
Een grote baier zonder orden,
En krimpen in haar breden-schoot.

Sterkt Liefde meer als staale muuren,
Brengt d’eendragt vrêe die lang kan duuren,
Zijn zij ons’ beste toeverlaat:
Wat wonder dan, dat alle menschen
Eenpaarig stemmen met hun wenschen
Dat Liefde zij de grond van staat!

Gewis, toen God den geest in d’adern
Van ons zo wel als onze vadern
Blies, schonk hij ook de Liefde mêe.
Ei staat eens ’t groot Natuur-boek open,
Hoe menig word van min bekropen
En voelt een lieflijk minnewêe.

Gelukkig zijn dan uwe dagen
Heer Bruidegom, die wel eer durft vragen
Wat voelt mijn ziel voor minnesmart?
Laat ’t JAwoord in uw ziel maar glippen,
’t Ontvlugt den kerker harer lippen,
Die U zo gunstrijk schenkt heur hart.

Wanneer de Liefde haar vermogen
Gebruikt, wat helpt dan ’t grootste pogen,
Dat hij haar stelde paal en perk?
Komt deze met haar vuur en stralen
In ’s minnaars hart eens nederdalen,
Hij voelt haar magt is veel te sterk.

Gij zijt geraakt door Fillis Oogen,
Haar vlugge Geest en Deugt vermogen
Heer Raatsvelt, veel op Uw gemoet.
U kan geen medicijn behagen,
Zij, die verwondt, geneest de plagen,
Wanneer zij ’t hart met Liefde voer.

De Liefde d’oorspronk aller dingen,
Die zelv’ een Koning kan bedwingen,
Maakt ’t Echtverbond van ’t jonge paar.
Den Hemel zegen deze banden!
Brengt nu gewenschte offerhanden
Op ’t aangename min-outaar.

Uw’ Echtstaat duur nog veele jaren,
Uw’ stammen die zig heden paren,
Verspreiden hunne telgen wijdt.
Ik wensch’ U alderhande zegen,
Ja, dat uw’ adelijk Huis ter degen
Met negen maanden werd verblijdt!

Wilt Deugt en Liefde in d’Echt verbinden,
Dan zult gij ’t huwen nog bevinden
Ver boven d’eenzaamheit gestelt.
Nu drukt het Echtjuk U met blijheit,
En ik, ik kies de goude vrijheit,
Apol behoud bij mij het velt.


F.A.W.M.P.