In het vrijwillig rechterlijk archief van het Schoutambt Hardenberg vinden we deze akte van huwelijkse voorwaarden, gedateerd 24 maart 1781:
Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere hier mede dat voor mij en keurnoten, die waren Rutger Santman en Hend. Kampherbeek, in den gerigte gecompareerd en erschenen zijn de ondergeschrevene personen, dewelke verklaarden, met wederzijds vrienden raad en consent een wettelijk huwelijk gededingd en gesloten te hebben tusschen Egbert Albertsen, jongman als bruidegom ter eenre, en Harmtien Koenders, jongedogter als bruid ter andere zijde, zijnde zij bruid in desen geadsisteerd met haar oom Asse Brink als haren momboir; en wel op navolgende voorwaarden.
Eerstelijk is geconditioneerd, dat de bruidegom en bruid, voort na de voltrekkinge haares huwelijks in eigendom zullen hebben en genieten de halfscheid van den gehelen boedel en goederen van de stiefvader en de moeder van de bruid, genaamd Willem Jansen en Aaltien Hendriksen, woonagtig op ’t Haareverts te Ane, om dus dien boedel en goederen gedurende het leven van voorseide stiefvader en moeder van de bruid, met dezelve tezamen in eene huishoudinge te administreren en te regeren in alle liefde en genegendheid, zoals ouders en kinders verpligt zijn. En dat voorts na het overlijden van gemelde stiefvader en moeder van de bruid de andere halfscheid van den voorn. boedel en goederen mede in vollen eigendom door de bruidegom en bruid in dezen zal worden geprofiteerd ende genoten. Waartegens zij bruidegom en bruid verpligt zullen zijn, en nemen dezelve bij dezen aan, te moeten uitkeren en betalen aan de eene broeder en twee zusters van de bruid, genaamd Hendrik Koenderts, Roelofjen Koenderts en Aaltien Koenderts, na het overlijden van haar stiefvader en moeder, in voldoeninge van derzelver gehele erfportie der nalatenschap van deselve haar stiefvader en haar moeder Willem Jansen en Aaltien Hendriksen, aan een ieder van haar drieën een somma van veertig guldens aan geld. En voorts aan Roelofjen Koenderts, huisvrouw van Roelof Bouwmeester, binnen den tijd van drie jaar na dato deses een dragtig rundbeest. En dan nog aan Hendrik Koenderts en aan Aaltien Koenderts, als dezelve komen te trouwen, aan de eerste behoorlijke bruidegomsklederen en een dragtig rundbeest en aan de laatste behoorlijke bruidsklederen, bedde met zijn toebehoren en een dragtig rundbeest. Wijders zullen gemelde Hendrik en Aaltien Koenderts, zo lange ongetrouwd zijn, bij ziekte of ongemak door bruidegom en bruid in haar ouderlijke huis moeten worden onderhouden en verzorgd. En daar dan komende te overlijden, zal het voorschrevene aan haar bewezene voor de bruidegom en bruid in dezen verblijven. Verders zal door bruidegom en bruid, tot voortzettinge en onderstand dezes huwelijks, moeten worden aan- en bijgebragt alle haare hebbende en krijgende goederen, geene uitgezonderd. Eindelijk is geconditioneerd, bij aldien het mogte gebeuren dat eene van beiden, het zij bruidegom of bruid, zonder kind of kinderen na te laten, mogte komen te overlijden, dat als dan de langstlevende van de eerststervende van haar beiden zal zijn en wezen de eenige en universele erfgename, en dus ook den gehelen boedel en goederen van de stiefvader en moeder van de bruid, gelijk voorschreven, in vollen eigendom blijven behouden. Al het voorschrevene verklaarden zij comparanten met malkanderen geconvenieerd en geaccordeerd te hebben, willende en begerende dat hetselve stiptelijk zal worden nagekomen ofschoon ook alle vereischte solemniteiten hierin niet mogten zijn geobserveerd. In kennisse der waarheid, is dezen door mij verw. Scholtus, met de comparanten bruidegom en bruid, de momboir, stiefvader en moeder van de bruid, en verdere aanwezende vrienden getekend, en door mij gezegeld, en omdat zij lieden geen zegels en hadden zo hebbe op haar verzoek dezen voor haar allen met mijn kleine zegel mede gezegeld. Actum Hardenbergh den 24 maart 1700 een en tachentigh.

Notaris Willem Swam te Gramsbergen verleed op 7 december 1822 een akte (aktenr. 8, scan 16 e.v.) waarbij Jan Hekman en echtgenote Hermptjen Albers hun eigendommelijk erfjen of katerstede het Haarëvers, leggende in de buurtschap Aane aan de zogenaamde Aaner Berkte, woonhuis nr. 8, zoals door hen wordende bewoond, voor 1350 guldens overdroegen aan Fennegien Vasse, de weduwe van Klaas Poes te Ane.

Notaris Antoni van Riemsdijk verscheen op 26 april 1823 op de zogenaamde Haare, ten woonhuize numero 8 van Fennigjen Vasse, weduwe van Klaas Poes. Daar verscheen de ongehuwde Albert Vasse voor hem die zijn testament liet opstellen. Hij legateerde aan zijn neven Jan Hermen Poes en Hendrik Poes, kinderen van zijn zus Fennigjen Vasse, ieder een bedrag van 400 gulden. Verder stelde hij zijn zus Fennigjen Poes-Vasse tot universeel erfgenaam (aktenr. 277, scan 219).

Op 24 mei 1824 registreerde notaris Antoni van Riemsdijk een hypotheekakte op verzoek van Fennegien Vasse, weduwe van Klaas Poes, en namens haar beide meerderjarige zoons Jan Herm en Hendrik Poes. Gedrieën verklaarden ze 1000 gulden schuldig te zijn aan Hendrik Albert Molckenbour van Langen, grondeigenaar te Ane, en diens echtgenote Aaltjen ten Broeke. Als onderpand voor de hypotheek stelden ze het erfjen of katersteede het Haar-Everts genaamd, liggende in de buurtschap Ane op de zogenaamde Haare aldaar, ten zuiden van en aan de zogenaamde Aner Berkte en hebbende de katerstede van Roelof Grootebuil aldaar ten oosten, ten westen het zogenaamde Nijeland van denzelven en ten zuiden de verdere zogenaamde Nijelanden aldaar, en bestaande uit deszelfs behuizinge no. 8, met een-achtste weide- en plaggenwhare in de markte van Aane (aktenr. 388, scan 205). 

In 1832 was het huis en erf, dan Het Reevens genaamd, eigendom van Fennegien Vasse, de weduwe van Klaas Poes. Hij was al op 14 februari 1814 te Lutten overleden. Het erf was geregistreerd in sectie F-924 op legger nr. 344.

Fragment van eerste kadastrale kaart, anno 1832.

Na het overlijden van Fennegien Vasse werden zoons Jan Hermen en Hendrik Poes ieder voor de helft eigenaar van het Reevens. Oudste zoon Jan Hermen bleef ongehuwd. Hendrik Poes was op 12 mei 1837 te Gramsbergen getrouwd met Jennegien Jurriens.  

Legger 344/4: huis en erf, sectie F-924. In 1868 verkoop. Over op 344/15.

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1868.

Legger 344/15: huis, schuur en erf, sectie F-2018. Eigendom van Hendrik Poes en Jennegien Jurriens. Na het overlijden van Hendrik, op oudjaarsdag 1873, was Jennegien volledig eigenaar van ’t Reevens. De boerderij stond in die tijd bekend onder huisnr. B-28. In 1896 volgde successie. Over op 3062/13.

Fragment van kadastrale minuutkaart, ca. 1880.

Legger 3062/13: Eigendom van Klaas Poes. Mede-eigenaren waren zijn oudere Fennigje Poes en haar echtgenoot Albert Veldsink. Die waren op 22 mei 1863 getrouwd. Huis, schuur, stookhuis en erf op sectie F-2018. In 1911 stichting, sloop en vernieuwing. Over op 3062/17.

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1911.

Legger 3062/17: Huis, schuren en erf. In 1913 vergroot. Over op 3062/18.

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1915.

Legger 3062/18: In 1921 boedelscheiding. Over op 4158/15.
Legger 4158/15: Eigendom van Hendrik Jan Veldsink (zoon van Albert Veldsink en Fennigje Poes) en echtgenote Hermina Assen. Zij waren op 26 mei 1905 te Gramsbergen getrouwd (zie register van overschrijving hypotheken deel 664 nr. 142). In 1946 opgenomen in de ruilverkaveling. Nieuw sectienr. F-3276. Het erf is nu geadresseerd: Vliermansweg 4.