Op 28 januari 1773 werd door de schout een overdrachtsovereenkomst geregistreerd, gemaakt in opdracht van Egbert Egbertsen Goorhuis en zijn huisvrouw Jannegien Hendriksen met hun stiefzoon Albert Hendriksen Goorhuis en zijn huisvrouw Jantijn Gravers, woonachtig te Baalder. Egbert Egbertsen Goorhuis en zijn huisvrouw Jannegien Hendriksen deden volkomen afstand van het plaatsjen Goorhuijs te Baalder aan en ten profijte van hun stiefzoon Albert Hendriksen Goorhuis en zijn huisvrouw Jantijn Gravers, blijvende nogtans de halve zuster van Albert Hendriksen Goorhuis, genaamd Egbertien Hendriksen, aan haar behouden zodane recht en pretentie als zij zelf aan dit plaatsje heeft volgens leenrecht. Albert Hendriksen Goorhuis en zijn huisvrouw Jantijn Gravers moesten aan voornoemde Egbert Egbertsen Goorhuis en zijn huisvrouw Jannegien Hendriksen een somma voldoen van 130 guldens in twee termijnen, waarvan de eerste in mei 1773 en de tweede in mei 1774. Albert Hendriksen Goorhuis en zijn huisvrouw verklaarden alle lasten van Egbert Egbertsen Goorhuis en zijn huisvrouw op zich te nemen en ook alle schulden, zoals een schuld van 400 guldens aan Gerrit Hakkerts en een schuld van 100 gulden met de rente aan de diaconie van Heemse. Verder verklaarden Albert Hendriksen Goorhuis en zijn huisvrouw nergens meer aanspraak op te zullen doen van hun stiefvader en stiefmoeder, wat het ook is, en de stomme Hendrik Goorhuis de tijd van zijn leven in het ouderlijke huis te zullen onderhouden. De akte werd ondertekend door Egbert Gores, Jannegien Hendriks, Albert Hendrijksen en Yantin Gravers.

Op 16 juli 1819 vond de inzate (eerste veiling) plaats van de katerstede ’t Goorhuis te Baalder, bestaande uit derzelver behuizinge numero 9 en den daarom en daaraan gelegenen gaarden, met een achtste waardeel in de marke van Hardenberg en Baalder, op verzoek van Albert Goorhuis, weduwnaar van Jantien de Graaf, en van Hendrik Goorhuis en echtgenote Geertruid Nijland. Notaris Antoni van Riemsdijk leidde de openbare verkoop. Het eerste kavel, het woonhuis op ’t Goorhuis, werd ingezet door Gerrit Jan Snieders, landbouwer te Balkbrug, voor 800 gulden en verhoogd door Albert Kampherbeek, landbouwer te Baalder tot 875 gulden (aktenr. 77, scan 151). Een week later, op 23 juni, vond de definitieve veiling plaats. Daar bleek dat de geboden bedragen – in de ogen van de eigenaren – niet voldoende waren en daarom werd besloten niet tot verkoop over te gaan.

Op de oudste kadastrale kaart van 1832 staat het erve vermeld als eigendom van landbouwer Jan Kelder. De boerderij staat op legger 184 onder sectie C no. 81.

Kadastrale geschiedenis
Legger 184/2: Sectie C-81. Huis en erf. Eigendom van landbouwer Jan Kelder en echtgenote Jennigje Holtink (ook genaamd Hallink). Zij waren op 24 oktober 1818 getrouwd te Hardenberg. Jan overleed op 18 februari 1865 te Baalder en zijn weduwe stierf ruim een half jaar later, op 13 december. Nog datzelfde jaar werd de boerderij verkocht. Over op:
Legger 2776/1: Eigendom van timmerman Hendrik Jan Kleve of Kloekhorst en echtgenote Arendina Nijeboer te Lutten. Zij zijn op 3 juni 1858 getrouwd in Heemse. Arendina stierf op 30 juni 1868 in Baalder, waarna Hendrik Jan op 18 juni 1869 te Heemse hertrouwde met Hermina Kelder (ook genaamd Klinge) uit Holtheme. Mede-eigenaren van de boerderij waren dochter Arendina Kloekhorst of Kleve en echtgenoot Willem Hutten. Huisnr. H-21. In 1901 bijbouw. Over op:
Legger 2776/14: Nieuwe sectie C-1043. Huis, erf, bouwland, grasgrond en bomen. In 1905 successie. Over op:
Legger 6127/13: Eigendom van Willem Hutten Albertszn en echtgenote Arendina Kloekhorst of Kleve. In 1912 verkoop. Over op:
Legger 7300/1: Eigendom van landbouwer Hendrik Waterink en consorten. In 1913 verkoop en sloop.