De fraaie voorgevel van de gedeeltelijk vernieuwde boerderij. Links het gerestaureerde bakhuisje.

Dankzij vier muurankers op de achtergevel van de boerderij is nu nog precies bekend wanneer deze grote boerderij gebouwd is. In sierlijk smeedijzer vormen zij het jaartal 1811. In dat jaar werd de vorige oude en versleten boerderij afgebroken en vervangen door het huidige pand. Jan Alberts Huizing was toen nog maar acht jaar oud. Hij was in die oude boerderij geboren op 15 maart 1803 en vijf dagen later in de kerk van Oud-Avereest gedoopt, zoals blijkt uit oude bewaard gebleven kerkboeken. Zijn ouders waren Albert Roelofs en Zwaantjen Jans op Den Huizen.

Inschrijving van de doop van Jan Alberts op den Huizen, anno 1803.
Fragment van oorspronkelijk kadastraal minuutplan, anno 1832 (sectie B-225).

De eerste kadastrale kaart van 1832 geeft aan dat Jan Alberts Huizing eigenaar was van de toen al L-vormige boerderij op het kadastrale perceel sectie B-225. De landmeter schreef erbij dat daar de Husingers woonden. Jan trouwde in 1838 met de veertien jaar jongere Klaasje Coobs Oosting of Dikninge, stammend uit een bekend Drents boerengeslacht uit De Wijk. Jans vader was al overleden, maar zijn moeder was aanwezig bij de plechtigheid en stemde in met het huwelijk. De ambtenaar van de burgerlijke stand voegde eraan toe dat de zeventigjarige vrouw niet in staat was om te (onder)tekenen… Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren: Zwaantje, Koop en Albert.

In 1839, het eerste jaar na zijn huwelijk, begon Jan Alberts Huizing met het registreren van administratieve gegevens van zijn boerderij. Die heeft hij in een drietal schriftjes vastgelegd. Daardoor is een bijna volledig overzicht bekend van de namen van de inwonende knechten en meiden van 1840 tot 1855 en wat deze personen hebben verdiend, zowel in geld als goederen. Bedacht moet worden dat het hebben van gratis kost en inwoning in die tijd zeer waardevol was. De inwonende knecht sliep ’s nachts op het knechtenkamertje, op de hilde boven de koeien. De inwonende dienstmeid sliep in een van de bedsteden in de grote woonkamer annex keuken. De verdiensten in goederen bestonden voor de knecht uit een of twee paar nieuwe schoenen, een of twee paar nieuwe klompen, meestal een viertal linnen hemden en een bepaald aantal ellen stof van de rol om kleren van te laten maken. Voor het maken van die kleren kwam de snijder op de boerderij zijn werk doen en genoot dan gratis de kost. De dienstmeiden kregen een zekere hoeveelheid schapenwol, van de eigen schapen van de boerderij, die ze zelf moesten spinnen. Ze kregen ook nieuwe schoenen, klompen en hemden en stof van de rol voor het maken van hun kleren. De beloning werd elk jaar in onderling overleg overeengekomen. Er was dus een soort eenjarig arbeidscontract, dat liep van Allerheiligen tot Allerheiligen (1 november) en een enkele keer van 1 mei tot 1 mei. Inwonende knechten waren onder andere Harm Doosjen (1840-1841), Jacob Ruinen (1848-1850), Hendrik Jan Wildeboer (1851-1852) en Koop Smilde (1852-1856) en inwonende dienstmeiden waren Margjen van Buren (1851-1854), Aaltien Boessenkool (1865-1866), Geertien Ringelink (1872-1874) en Geesjen Hooijer (1882-1885). De lonen van de inwonende meiden waren aanzienlijk lager dan die van de knechten. Extra lage beloning kregen jonge meiden die het vak nog moesten leren.

Fragment van aanvullende kadastrale minuutkaart, anno 1860 (sectie G-)

Jan Alberts Huizing liet in 1853 een nieuwe veeschuur bouwen aan de noordzijde van de boerderij. Een klein gevelsteentje boven de vroegere baanderdeuren herinnert daar, ruim anderhalve eeuw later, nog altijd aan. In de steen staan zowel het jaartal als zijn initialen J.A.H. vermeld. Koop Huizing, de oudste zoon, volgde zijn vader op als boer op Den Huizen. Hij trouwde met Klaziena Eemten, ook een boerendochter uit de gemeente De Wijk. Koop en Klaziena kregen twee dochters, Klaasje en Margje, maar geen zoon. Na de plotselinge dood van Koop, trad zijn dochter Margje vrij snel in het huwelijk met Johannes Grootenhuis. Bijna veertien jaar lang hebben zij de boerderij beheerd, maar in die tijd kwamen de Coöperatieve Aan- en Verkoopvereniging en de Coöperatieve Raiffeissenbank in Balkbrug op gang. Johannes werd zaakvoerder van de aan- en verkoopvereniging en kassier van de bank. Het combineren van die functies met die van boer bleek niet goed uitvoerbaar. Daarom verhuisde het echtpaar naar het kleinere boerderijtje van Johannes’ vader, nabij Sluis V. De boerderij in Den Huizen werd verpacht aan de fam. Dragt en later aan de fam. Groen, maar in 1965 verkochten ze haar aan het Overijssels Landschap.

In die tijd verkeerde de boerderij in een erbarmelijke staat. Het Twents Zondagsblad wijdde er een artikel aan: Het is een smakeloze, verveloze en haveloze affaire. Half verrotte houten deuren en een dak vol gaten. Qua interieur is er niet veel aan verloren als men het geval zou slopen. Uit een oogpunt van historisch boerderijenschoon kan ik me ook niet voorstellen dat men deze enorme toestand voor het nageslacht wil bewaren. Het zal echter wel om het land, het typische Reestlandschap gaan. Toch liet het Landschap de zwaar vervallen immense hoeve, waarvan het achterfront wel vijfentwintig meter lang is, volledig in de oorspronkelijke stijl restaureren.

Luchtfoto van Den Huizen, met middenachter de boerderij van het erve Huisingen.

Aan het begin van de 21ste eeuw verkocht het Landschap het gebouwencomplex op basis van erfpacht aan de families Eggen en Knol. Omdat beide families in de boerderij met opstallen wilden gaan wonen, moest het bestemmingsplan eerst gewijzigd worden. In nauw overleg met de rijksdienst voor de monumentenzorg werd de boerderij grootscheeps verbouwd. De langgerekte dwarsschuur werd daarbij verbouwd in ingericht als woonruimte voor het gezin van huisarts Harm Knol. Het oorspronkelijke woongedeelte wordt nu bewoond door kunstenaar Pieter Eggen, zijn vrouw Dea Knol en hun kinderen Willemijn en Hubert-Willem. Zij woonden voorheen in het beeldbepalende pand Huize Moerheim in Dedemsvaart, maar door te verhuizen naar Den Huizen kon en kan de kunstenaar werken met meer rust en vrijheid. Het woonhuis bevat nog vele authentieke elementen die bij de restauratie en verbouwing zijn gerespecteerd. De restauratie werd uitgevoerd onder begeleiding van het architectenbureau Vlaanderen uit Dwingeloo. In het interieur van het woonhuis van de boerderij bevinden zich nog bijzondere onderdelen, zoals de in twee vertrekken aangebrachte witjes, een muurkast, bedsteden en circa honderd jaar oud gesjabloneerd schilderwerk.

De woonruimte van het voorhuis werd uitgebreid door een gedeelte van de deel erbij te betrekken. De herbestemming had tot gevolg dat het pand zowel intern als extern werd gewijzigd. De grote keuken werd in gebruik genomen als woonkamer. Er werd een hal gemaakt, met een trap naar boven, en dat ging ten koste van een van de drie voormalige bedsteden. De overige interieuronderdelen zijn zorgvuldig gehandhaafd en hersteld. Op de zolder boven de woning werden vijf slaapkamers en een badkamer gecreëerd. In het resterende gedeelte van de deel werd een tweede woning gerealiseerd. De deel werd geheel voorzien van een nieuwe open indeling en de zolder werd niet als woonruimte in gebruik genomen. De gevels van het bestaande woongedeelte werden door deze aanpassingen niet gewijzigd, met uitzondering van de noordwestgevel. Daar werd links naast de entree een tweede zesruits-venster geplaatst ten behoeve van licht en lucht in de keuken. De gevels van de voormalige deel werden, als gevolg van de nieuwe functie, wel gewijzigd. Op verschillende plaatsen werden nieuwe gevelopeningen gemaakt, voorzien van een glaspui met een deurtje ervoor. Ook de bestaande stal-, schuur en baanderdeuren werden gedeeltelijk voorzien van een glaspui. Ter plaatse van de nieuw aan te brengen keuken werd een royale uitsnede in de gevel gemaakt, de glaspui werd daar verder terugliggend geplaatst, zodat het duidelijk herkenbaar is dat daar een geheel nieuwe ingreep in de gevel moest worden gedaan. In de kap werden op diverse plaatsen dakramen geplaatst.

Een onderdeel van het verbouwplan was het verbouwen van de uit 1853 daterende varkensschuur. Dit is nu een werkruimte annex atelier geworden en vanuit de voormalige baanderdeuren kijkt kunstenaar Eggen nu uit op het prachtige Reestdal. De vroegere schuur bevat nog enkele Bentheimer zandstenen troggen die nu een decoratieve functie hebben, opgenomen in de architectuur van het atelier.

© ‘Monumenten in de gemeente Hardenberg’, uitgegeven door de Stichting Historische Projecten, 2008.