In veel gevallen is de herkomst van een erfnaam niet helemaal duidelijk. Bij ’t Dieters hoeven we daarover niet te twijfelen. Het oudste kerkboek van Hardenberg laat zien dat op 30 april 1719 de ondertrouw plaatsvond van Dietert Geerts en Elsje Lamberts. De bruidegom was afkomstig uit ’t Duitse Veldhausen en de bruid kwam van ’t erve Jentink in Brucht. Ze kregen drie kinderen: Marie (1720), Hendrik (1721) en Derk Dieters (1726). Ze werden genoemd naar hun vaders naam (patroniem). Oudste zoon Hendrik Dieters zou erfopvolger worden. 

In 1735 waren Dietert Geerts en Elsje Lamberts huurders van de zgn. Prinserije of Scheperije in Brucht.

Op 20 maart 1762 ging Maria Harmsen uit Bergentheim in ondertrouw met weduwnaar Hendrik Dieters uit Brucht. Hij was eerder, in 1752, getrouwd met Lammegje Arends uit Bergentheim. Uit het tweede huwelijk van Hendrik met Maria werd in 1766 dochter Lamme geboren. Nadat ook Hendrik Dieters op jonge leeftijd was gestorven, hertrouwde Maria Harmsen op 16 juni 1776 te Hardenberg met Arend Harmsen uit Baalder.

In het vrijwillig rechterlijk archief van ’t Schoutambt Hardenberg vinden we deze akte, gedateerd 23 maart 1778:
Ik Jacob van Riemsdijk van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten, die waren bmr. B. van Borne en bmr. G. Hofsink, persoonlijk in den Gerigte gecompareerd en erschenen sijn Jan Hannessen Niesink en sijn huisvrouw Aaltien Hendriksen, tutore marito, woonagtig tot Brugt; en verklaarden sij comparanten voor een somma van coopspenningen, bedragende eenhonderd en dertig car. guldens, die aan haar comparanten den eersten met den laatsten van dien ten genoegen sijn voldaan en betaald, bij desen in de bestendigste forma landregtens te transporteren en in vollen eigendom over te dragen aan Arend Harmsen en sijn huisvrouw Maria Harmsen, woonagtig op ’t Dieterts tot Brugt, haar comparanten eigendommelijke twee stukken zaaijland, tesamen groot ongeveer een mudde lands, gelegen met de zuidzijde aan ’t land van Rigterink en met de noordzijde aan ’t land van Jentink, op den Ouden Nieuwenkamp in de boerschap Brugt onder dit Schoutampt; wesende allodiaal goed, tot nog toe vrij van verpondinge en contributie, en met sijn verdere raad en onraad, lusten en lasten, dog sonder enig regt van whaere; alles so en in diervoegen als hetselve aan haar comparanten in eigendom heeft toebehoord. Doende sij comparanten daarvan bij desen afstand, oplatinge en vertichtenisse met hande en monde, haar en haare erfgenamen daarvan also ontervende, en de voorn. copers en betalers Arend Harmsen met sijn huisvrouw en erfgenamen daar wederom aanervende. Belovende sij comparanten, ook deze cessie en overdragt ten allen tijden te sullen staan, wagten en wharen voor alle evictie en opsprake, als na Landregte. In kennisse der waarheid, is desen door mij verw. Scholtus voornoemd, met de comparanten getekend, en door mij gezegeld, en omdat sij comparanten geen zegels en hadden, zo hebbe op haar versoek desen voor haar met mijn kleine zegel mede gezegeld. Actum Hardenbergh den 23 maert 1700 agt en seventigh.

Op diezelfde dag lieten Arend Harmsen en Maria Harmsen, wonend op ’t Dieters, deze hypotheekakte registeren:
Ik Jacob van Riemsdijk van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten, die waren pr. J. van Riemsdijk en Jan Jacobs, persoonlijk in den Gerigte gecompareerd en erschenen sijn Arend Harmsen en sijn huisvrouw Maria Harmsen, tutore marito, woonagtig op ’t Dieters tot Brugt; en verklaarden sij comparanten, wegens opgenomene en aan haar verstrekte penningen opregt en deugdelijk schuldig te wesen aan juffrouw Maria Westhof, weduwe van wijlen de heer Gerhard van de Mariënberg, een capitale somma van driehonderd car. guldens ad twintig stuiv. het stuk, zegge 300 guldens. Aannemende en belovende sij comparanten, deselve jaarlijks en alle jaaren tot de aflosse toe te zullen verrenten met negen gulden en tien stuivers van het gemelde capitaal gerekend; zullende het eerste jaar interesse hiervan wesen vervallen op den twintigsten maart 1700 negen en seventigh, en so vervolgens tot de aflosse continueren. Verklarende sij comparanten, onder renuntiatie van alle exceptiën die desen mogten contrariëren, boven een generaal verband van haare personen en goederen, geene uitgesonderd, daarvoor bij desen tot een speciaal hijpotheecq en onderpand te verbinden en te stellen haar comparanten eigendommelijke woonhuis met den daarbij gelegen gaarden, benevens een stuk zaaij- en groenland, groot ongeveer drie schepel lands, genaamd het Ekkelkampjen, voorts een stuk zaaijland gelegen naast malkanderen op den Ouden Nieuwenkamp, tesamen ongeveer een mudde lands, door haar comparanten van Jan Hannessen Niesink aangekogt; alle tesamen kennelijk staande en gelegen in en onder de boerschap Brugt in dit Schoutampt, ten einde om, ingeval van onverhoopte misbetalinge , so van capitaal als renten, alsdan het bovengemelde capitaal van driehonderd guldens met de onbetaalde interessen, daaraan ten allen tijden cost en schadeloos te kunnen en mogen verhalen. In kennisse der waarheid is desen door mij verw. Scholtus voorn. met de comparanten getekend en door mij gezegeld, en omdat sij comparanten geen zegels en hadden, zo hebbe op haar versoek desen voor haar met mijn kleine zegel mede gezegeld. Actum Hardenbergh den 23 maert 1700 agt en seventigh.

Arend Harmsen en Maria Harmsen waren in 1776 getrouwd te Hardenberg. Maria was toen weduwe van Hendrik Dieters met wie ze in 1762 was getrouwd. Uit haar eerste huwelijk was dochter Lamme geboren. Zij was op 19 oktober 1766 te Hardenberg gedoopt. Toen ze twintig was, trouwde ze met Gerrit of Geert Dobbe, afkomstig uit ’t Duitse Brandlecht. Van dat huwelijk zijn de zgn. ‘huwelijksvoorwaarden’ bewaard gebleven in het vrijwillig rechterlijk archief, gedateerd 4 november 1786:
Ik J.G. Pruim, van weegens hooger overheid verw. Scholtus des kerspels Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe kond en certificere: dat voor mij en keurnooten, die waren bmr. D. Santman en Jan Santman Dz., persoonlijk in den gerichte gecompareerd zijn de hier ondergetekende persoonen, dewelken verklaarden een wettig huwelijk gededingd en gesloten te hebben tusschen Gerrit Dobbe, jongman, als bruidegom ter eenre, en Lammegien Dieters, jongedochter, als bruid ter andere zijde, zijnde zij bruid ter dezer zaake geadsisteerd met haaren oom Jan Nijsink als haaren gekorenen en geadmitteerden mombaar: ende zulks op conditien en voorwaarden hierna beschreven. Eerstelijk is geconditioneerd dat bruidegom en bruid, aanstonds na de voltrekking hunnes huwelijksch zullen hebben en genieten den geheelen boedel en goederen van des bruids stiefvader Arend Bekman en moeder Maria Dieters, met alle de schulden en lasten van dien; onder die mits, dat bruidegom en bruid verpligt zullen zijn, gelijk dezelven bij dezen aannemen, om de gemelde stiefvader en moeder van de bruid, voor den tijd haares levens te alimenteren en behoorlijk te verzorgen in kost, drank en kledinge, dezelven bij ziektens en onpaslijkheden behoorlijke verhandreikinge doen, zoo en als rechtschaapene kinderen aan hunne ouders te doen verpligt zijn. Zullende de gemelde bruidegom en bruid daarenboven nog ’s jaarlijksch tot een particulier gebruik aan de stiefvader van de bruid moeten uitkeren eene summa van agt guldens. Waartegens dan ook de gem. vader en moeder van de bruid mede zullen werken, zoo veel in hun vermogen is, tot huizes beste. Ten anderen, wanneer het komt te gebeuren, dat de gem. stiefvader de moeder van de bruid komt te overleven, en denzelven wederom wilde hertrouwen, den zelven stiefvader van de bruid niet wederom op de katerstede het Dieters mogen introuwen; neen, maar hetzelve in dien val moeten verlaten; mits dat als dan aan hem door bruidegom en bruid binnen den tijd van een jaar daarna, zal moeten worden uitgekeerd eene summa van zeventig guldens, waarvoor denzelven alsdan, voor al het hiervooren aan hem uit te kerene en te alimenterene, in eens zal voldaan zijn. Eindelijksch en ten derden is geconditioneerd dat door bruidegom en bruid tot onderstand dezes huwelijksch zullen worden aan- en bijgebragt alle derzelver hebbende en krijgende goederen, geene uitgezonderd; zullende verders wanneer het onvermoedelijk mogte gebeuren dat uit dit huwelijk geen kind of kinderen mogten geboren en nagelaten worden, de langstlevende der aanstaande echtgenooten van de eerststervende in vollen eigendom erven, profiteren ende genieten alle des eerststervendens natelatene goederen, geene in ’t groot of klein uitgezonderd. Willende en begeerende de comparanten, de bruidegom en bruid sampt des bruids ouders en verdere naastbestaande vrienden of dedingslieden, dat het voorenstaande geconditioneerde alzoo stiptelijk moge worden nagekomen, onderhouden en achtervolgd, ofschoon alle solemniteiten in rechten nodig of gebruikelijk daarbij niet waren geobserveerd. Des ten oirkonde hebbe ik verw. Scholtus voornoemd deze benevens de comparanten getekend, met mijn zegel bekrachtigd en ze voorts ook voor de comparanten, omdat dezelve geene zegels en hadden, op derzelver verzoek met mijn kleine zegel mede gezegeld. Actum Hardenbergh den 4 novemb. 1700 zesentachtigh.

Verwalter schout G.J. Crull registreerde op 24 april 1794 een overdrachtsakte waarbij een keuterplaatsjen, kennelijk staande en gelegen te Brucht, bestaande in een woonhuis met deszelfs grond en wheere, een schuur, bakhuis en den gooren daaraan gelegen, en zaailand het Ekkelenkampje en een stuk land de Hakke genaamd, werd overgedragen door Izak den Brander en echtgenote Lemme Dieters, aan Hendrik Nijman en echtgenote Trijne Mollink te Bergentheim (toegang 55.2.1, inv.nr. 16, scan 5).  Izak de Brander was op 10 maart 1793 getrouwd met weduwe Lemme Hendriks Dieters. Hij was daarvoor getrouwd geweest met Gerritdina Kramer uit stad Hardenberg. Izak was geboren in Wageningen. Lemme Hendriks Dieters was in eerste huwelijk – zoals hierboven vermeld – getrouwd geweest met Gerrit Dobbe.

Twee dagen later werd een hypotheekakte geregistreerd op verzoek van Hendrik Nijman en Trijne Mollink. Om de katerstede Dieters te kunnen kopen, hadden ze 600 gulden geleend van Jan Jansen te Drucht (Drochteropslagen) onder Zuidwolde. Vanzelfsprekend werd de katersterde als onderpand gesteld (toegang 55.2.1, inv.nr. 16, scan 5).

Na het overlijden van Hendrik Nijman hertrouwde Trijne Möllerink in 1799 te Heemse met Klaas Koenraads uit Lutten. Hij ging zich naderhand Dieters noemen, naar het erfje in Brucht waar ze woonden. Uit Trijnes eerste huwelijk met Hendrik was een zoon geboren. Deze Jan was echter nog geboren in Bergentheim op ’t erve Oolbers. Hij trouwde op 19 mei 1819 te Heemse met Geesjen Seinen van ’t Holt te Collendoorn. Op 27 april 1820 registreerde notaris Antoni van Riemsdijk de testamenten van het echtpaar Jan Dieters en Geesjen Seinen (aktenr. 158 en 159, scan 122 en 123).

Notaris Antoni van Riemsdijk verbleef op 21 november 1820 op ’t erfjen ’t Dieters in Brucht. Hij was er op verzoek van Jan Dieters (voormaals Nijman), weduwnaar en boedelhouder van Geesjen Seinen, wonende op ’t Dieters, in kwaliteit als vader en voogd van Hendrik Jan Dieters (oud 9 maanden). Verder op verzoek van stiefvader Klaas Dieters (voormaals Koenraads), weduwnaar van Trijntjen Mulderink (eerder echtgenote van Hendrik Nijman), insgelijks landbouwersche, wonende op ’t Dieters. Op die bewuste dag hield de notaris een boedelinventarisatie. Tot de onroerende goederen behoorde het een-achtste gedeelte van de katerstede het Seinen op het Holt onder Collendoorn (aktenr. 237, scan 123).

Bij de aanvang van het kadaster in 1832 werd ’t Dieters, gelegen op de Lange Kampen en ’t Holt, geregistreerd onder sectie F no. 337 op legger 75 ten name van landbouwer Jan Dieters en echtgenote Aaltjen Uelderink. Zij waren op 2 maart 1821 te Heemse getrouwd.

Legger 75/7: Sectie F-337. Huis en erf. Jan Dieters overleed op 9 september 1861, op 67-jarige leeftijd. Zijn echtgenote stierf op 1 november 1878, op 77-jarige leeftijd. Huisnr. B-24. In 1878 verkoop. Over op:

Fragment van kadastrale minuutkaart, anno 1880.

Legger 3764/5: Eigendom van Gerrit Jan Dieters en echtgenote Jennigjen Hansman (zie register van overschrijving hypotheken, deel 279, nr. 74). Zij waren op 5 juni 1862 getrouwd te Heemse. In 1888 verkoop. Over op:
Legger 3264/11: Eigendom van Gerrit Jan Dieters en echtgenote Jennigjen Hansman (zie register van overschrijving hypotheken, deel 363, nr. 43). Later eigendom van zoon Jan Dieters en echtgenote Jennigjen Meulenkamp. Zij waren op 8 juni 1894 getrouwd te Heemse. In 1914 stichting. Over op:
Legger 3264/27: Huis, schuur en erf. In 1922 herbouw. Over op:
Legger 3264/28: In 1923 bijbouw en vereniging percelen. Over op:

Kadastrale hulpkaart, anno 1923.

Legger 3264/29: Nieuwe sectie F-2785. Huis, schuur en weiland. In 1933 boedelscheiding. Over op:
Legger 10078/21: Eigendom van zoon Gerrit Jan Dieters en echtgenote Geesje Hermsen (zie register van overschrijving hypotheken, deel 788, nr. 28). Zij waren op 7 juli 1922 getrouwd te Heemse. Huisnr. B-27. In 1944 inwendig verbouwd. Over op:
Legger 10078/31: In 1949 gedeeltelijk vernieuwd. Over op:
Legger 10078/36: In 1955 vereniging van percelen. Over op:

Kadastrale hulpkaart, anno 1955.

Legger 10078/37: Nieuwe sectie F-3243. Huis en erf aan de Maatdijk 3.