In het vrijwillig rechterlijk archief van ’t Schoutambt Hardenberg wordt deze zgn. ‘momberstelling’ (voogdijstelling) bewaard, gedateerd 5 juli 1751:

Erschenen Hendrik Otten, weduwenaar van wijlen Fenne Keisers te Ane, seggende van voornemens te sijn om sig wederom in een twede houwelijk te begeven met Hendrikjen Egberts, weduwe van wijlen Hendrik Heerspink op het Nijsink te Collendoorn, edog eer en alvorens willende doen behoorlijk bewijs van hem comparants onmondige kind bij wijlen sijn vrouw in egte verwekt, presenterende dierhalven als mombers Hendrik Kamphuis en Gerrit Eekmans, welke beide hier mede sijn gecompareerd en hebben de voorschreven momberschap aengenomen en bij handtastinge beloofd haer voornoemde pupille intrest en voordeel te sullen soeken so als na landregte sijn verpligt. Vervolgens verklaerden de comparanten over en wegens het voorschreven onmondige kind aenbestorvene moederlijke goed met en nevens de ondergeschreven verdere naeste vrienden met en neffens de aenstaende moeder voornoemd in der minne geconvenieerd en geaccordeerd te sijn, so als hier na bij de huwelijks voorwaerde van woord tot woord staat gemeld, waer toe men sig kortheids halven is gedragende. En is mede nog voor mij verwalter schout en ceurnoten voren genoemd, op heden gecompareerd Hendrikjen Egberts, weduwe van wijlen Hendrik Heerspink op Niesink te Collendoorn, in desen geadsisteerd met Hendrik Kamphuis als haren verkoren en geadmitteerden momber, seggende mede van voornemens te sijn, als voren staet gemeld, sig in een twede huwelijk met Hendrik Otten, weduwenaar van Fenne Keisers te begeven, na alvorens in den gerigte vertoonde behoorlijke consent, also haer comparanten man in gevolge landregte nog so lange niet waer dood geweest, van mijnheer sijn hoog welgeboren gestrenge baron van Huffel, heer van Verborg etc. als landdroste van Zalland etc. etc. en daer bij vereiste attestatie, als dat sij comparante sig wederom in een twede huwelijk mag begeven. Edog eer en alvorens willende doen behoorlijk bewijs van haer onmondige kinders aenbestoven vaderlijke goed presenteren dierhalven als mombers over deselver onmondige kinders Jan Heerspink en Hendrik Egberts, welke beide hier mede sijn gecompareerd en hebben de voorschreven momberschap aengenomen, en bij handtastinge beloofd haer voornoemde pupillen intrest en voordeel te sullen soeken, so als na landregte sijn verpligt. Vervolgelijk verklaerden de comparanten over en wegens de voorschreven onmondige kinders haer aenbestorvene vaderlijke goed, met en nevens de aenstaende vader voornoemd in der minne geconvenieerd en geaccordeerd te sijn, so als hier na bij de huwelijkse voorwaerde van woord tot woord staet gemeld, waertoe men sig kortheids halven is gedragende. Wijders is in de Vrese des Heren en tot voortplantinge des menschelijken geslagts gededingt en gesloten een wettelijk huwelijk met de ondergeschreven naeste vrienden raed en consent, tusschen de voorschreven weduwenaer Hendrik Otten als bruidegom ter ener, en voorschreven weduwe Hendrikjen Egberts, in desen geadsisteerd als voren, als bruid ter andere sijde, en dat op volgende voorwaerde. 

Eerstelijk so beloofd hij bruidegom, en neemt aen, om alle sijne goederen, geene uitgesonderd, tot voortsettinge deses huwelijks, neffens die goederen van de tegenswoordige bruid, aen en bij te brengen op het erve Niesink tot Collendoorn, om het selve in een egaliteit te besitten en regeren, het erve te bebouwen en alles te samen te doen, en te verrigten na haren goeden rade. Edog en alvorens is geconditioneerd en met goedvinden van mombers, en aenwesende vrienden geaccordeerd, als dat de wedersijdse onmondige kinders, so van de vader en moeder, als tegenswoordige bruidegom en bruid, over en weer, voor egte kinders worden aengenomen, om te samen, na dode van comparanten namentlijk bruidegom en bruid, als vader en moeder, over de tegenswoordige, als nog toekomende kinders, in een egaliteit sullen sijn en blijven, also wel of sij van haer comparanten selfs geteeld waren, en sullen deselve kinders als voor eerst de soon van de bruidegom, Henderikus, wegens sijn moeders goed genieten ses carolyguldens en twe schapen in ‘t schot, waer van den aenwinst voor hem sal sijn, tot dat hij twintig jaren oud is of koomt te trouwen, dog de wolle daer jaers van komende, tot huisbeste verblijven, als mede sal de soon van de bruidegom beholden sijn moeders kiste en kleren, so tot haren lijve hebben gehoord, en een koe als hij koomt te trouwen. En de kinders van de tegenswoordige bruid sullen voor haar vaders goed elk genieten de somma ad ses carolyguldens en den oldsten soon Egbert tien schapen in het schot hebben en de andere kinder elk twee oijer in het schot hebben, waer van den aenwinst voor haer sal wesen, to dat sij twintig jaren oud sijn of komen te trouwen, dog de wolle jaerlijks tot huisbeste mede verblijven, tot onderhoud van de selve schapen en sullen dan nog de soons elk een koe en de dogters elk een bedde met sijn toebehoor alsook een kiste en uitrustinge na staats gelegendheid hebben, dog niet eer als sij komen te trouwen. En is vorders nog goed gevonden dat als de soon van de tegenswoordige bruidegom, Henderikus genaemt, tot sijn jaren koomt en genegendheid aen malkander hebbende, met een van de dogters van de tegenswoordige bruid, na goedvinden dan van de olders, op het Niesink als dan sullen trouwen, en daer blijven wonen, en bebouwen na haren goeden rade. Eindelijk is nog geconditioneerd dat de schoonmoeder van de bruidegom, mede op het erve Niesink in kost en kleren sal onderhouden worden na staets gelegendheid, en haer dogter Hendrikien indien sij een ander koomt te dienen, en siek of sugtig mogte worden, als dan in Niesink ook onderholden worden, en als sij dan voor vrijster koomt te sterven, so sal het goed van haer tot huisbeste verblijven, maer komende te trouwen, so sal sij een koe hebben te genieten. Aldus het voorschreven gededingd en gesloten en sonder erg of list in oirconde der waerheid van de bruidegom en bruid, neffens de mombers en vrienden getekend, als mede van mij verwalter scholtus getekend, en also sij comparanten geen siggenet sijn bij sig hebbende, so hebben sij mij versogt om dese voor haer neffens mij te besegelen. Actum Hardenberg, den 5 julij 1751.

Hendrik Otten was geboren op ’t erve Bosman in Radewijk. Hij was op 6 april 1738 te Hardenberg in ondertrouw gegaan met Fennigje Gerrits Keisers en had met haar gewoond in Engeland onder Ane. Na Fennigjes overlijden hertrouwde Hendrik met Hendrikjen Egberts van ’t Niesink in Collendoorn en verhuisde naar het erf van z’n tweede echtgenote.

In 1796 werd ’t Nijsink bewoond door ene Albert Hendriks.

In de Overijsselsche Courant van 19 augustus 1817 werd de openbare verkoop aangekondigd van o.a. het landgoed de Blankenhemert, maar ook van de boerenerven het Nysinks en het Westhoeks te Collendoorn. De verkoop vond plaats op verzoek van de hoogwelgeboren gestrenge heer Willem Hendrik baron van Sijtzama, lid van de tweede kamer der staten-generaal, wonende te Kollum, Johannes Galenus baron van Sijtzama, militair commandant te Friesland, wonende te Driesum, en van de hoogwelgeboren freule Wija Catharina van Sijtzama, wonende te Kollum en van de hoogwelgeboren vrouwe Anna van Sijtzama, douairière baronesse van Harinxma thoe Slooten, domiciliërende te Holwert.

In de akte van de eerste veiling, gehouden op 9 september (aktenr. 231), werd het Nijzinks als elfde kavel in veiling gebracht. Dominee Hendrik Wineke uit Heemse bracht het eerste bod uit, 7550 gulden. Dat werd echter met 450 gulden verhoogd tot 8000 gulden door jonkheer Jacob van Foreest van Heemse. Bij de definitieve veiling bood Van Foreest 8062 gulden voor de combinatie van het 11de en 20ste kavel.

Jonkheer Jacob van Foreest van Heemse bracht het hoogste bod uit en werd de nieuwe eigenaar van ’t Nijzinks, met deszelfs behuizinge, schuur en schapeschot, hooge en laage zaailanden, mitsgaders hooi- en groenlanden, zoals de toenmalige meijer (pachter) Hendrik Kamphuis hetzelve in vaste pacht en huure was hebbende. 

Op 12 december 1820 hield notaris Antoni van Riemsdijk een boedelinventarisatie op den Huize Heemse, no. 56, te Heemse, op verzoek van de hoogwelgeboren heer jonkheer Jacob van Foreest van Heemse, weduwnaar en boedelhouder van wijlen de hoogwelgeboren vrouwe Maria Clara gravinne van Rechteren, lid van de Ridderschap dezer provincie en breedgeërfde, domiciliërende op den Huize Heemse, zo voor zichzelven uit hoofde der gemeenschap van goederen tusschen zijn hoogwelgeborene en deszelfs wijlen ehevrouwe bestaan hebbende en als derzelver mede-erfgenaam voor een-vierde gedeelte haarer nalatenschap en als vruchtgebruiker van een ander vierde gedeelte derzelve, krachtens haar testamentaire dispositie op den 2 februari 1813 gepasseerd, als in naam en kwaliteit van vader en wettigen voogd van Willem Jan Petrus van Foreest, student in de rechten aan de Hooge School te Utrecht, oud 20 jaaren, Nannette van Foreest, oud 15 jaaren, Christina Louisa van Foreest, oud 13 jaaren, Theodora Sophia van Foreest (oud 9 jaaren) en Christina Ebella Cornelia van Foreest (oud 7 jaaren), deszelfs minderjarige kinderen. Tot de vele onroerende goederen behoorde het erve het Nijsinks te Collendoorn, ten westen het erve Odink aldaar, bestaande uit deszelfs behuizinge, schuur en schapeschot numero 14 (aktenr. 240). Het erve werd bemeijerd (gepacht) door Jan Hendrik Beldman.

Notaris Antoni van Riemsdijk hield op 5 maart 1828 een openbare verkoop van schapen ten verzoeke en ten woonhuize van Mannes Luchies, landbouwer op ’t erve Nysinks te Collendoorn (aktenr. 697).

Op 9 augustus 1828 hield notaris Antoni van Riemsdijk een publieke verkoop van op het erve Nysink in gasten te velde staande rogge en wel op verzoek van de eigenaar, jonkheer Jacob van Foreest van Heemse (aktenr. 734).

Bij de aanvang van het kadaster in 1832 werd ’t Niesink in Collendoorn geregistreerd onder sectie B no. 407 op legger 101 ten name van jonkheer Jacob van Foreest van Heemse.

Legger 101/224: Sectie B-407. Huis en erf.

Het erve Nijzink was in 1834 bij de onderhandse scheiding en verdeling van de boedel en nalatenschap van Jacobs eerste echtgenote, Maria Clara gravin van Rechteren, volledig in zijn bezit gekomen.

Op 16 juni 1840 verleed notaris Swam te Gramsbergen een verkoopakte van de openbare verkoop van de boerderij het erve Nijzink genaamd, staande en gelegen in de buurtschap Collendoorn, bestaande in deszelfs behuizinge, met deszelfs grond en wheere, groot ongeveer vijf roeden, voorkomende onder sectie B numero 407. De hoogwelgeboren heer jonkheer Jacob van Foreest van Heemse had het erve verkocht, samen met een-vierde waardeel in de marke en een halve begraafplaats op het kerkhof te Heemse. Voor f. 3516,- was Jan Harm Welleweerd de nieuwe eigenaar geworden. 

Legger 576/4: Eigendom van Jan Harmen Welleweerd en echtgenote Dina Meijerink te Ane. Zij zijn op 11 april 1833 getrouwd te Heemse. Huisnr. L-7. Huis, erf, schuur en varkenshok. 

Gevelsteentje: ‘Vrees God en houd Zijne geboden, want dit betaamt allen menschen, 1857’.

In de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant van 28 juni 1867 werd de openbare verkoop van ’t boerenerve Het Nijzink te Collendoorn aangekondigd in opdracht van eigenaar Jan Harm Welleweerd en echtgenote Dina Meijerink.

Kennelijk is die verkoop in 1867 niet doorgegaan, want tien jaar later, in 1877, vond een boedelscheiding plaats waarbij het Nijzink nog altijd eigendom was van de weduwe Dina Welleweerd-Meijerink.

Notaris J.G. Troost registreerde op vrijdag 13 april 1877 de boedelinventarisatie van alle roerende en onroerende goederen van weduwe Dina Welleweerd-Meijerink, waaronder de boerderij op het kadastrale perceel sectie B-407 (aktenr. 736).

Legger 3713/12: Eigendom van Hendrikjen Welleweerd en echtgenoot Gerrit Jan Harsevoord. Zij waren op 19 mei 1866 getrouwd te stad Hardenberg.

Op 23 oktober 1877 registreerde notaris J.G. Troost andermaal een boedelinventarisatie, op verzoek van Dina Meijerink, weduwe van Jan Harm Welleweerd en erfgenamen. Tot de onroerende goederen behoorde het huis en erf op sectie B-407 (aktenr. 824).

Notaris J.G. Troost verleed op 5 november 1877 een hypotheekakte op verzoek van Gerrit Jan Harsevoort. Deze verklaarde 2500 gulden te hebben geleend van en schuldig te zijn aan landeigenaar Jan Santman Dzn. te stad Hardenberg. Als onderpand voor de lening verbond hij o.a. zijn huis en erf met schuur en varkenshok, met daarbij gelegen landerijen, liggende te Collendoorn (aktenr. 829).

In 1907 successie. Over op:
Legger 6674/2: Eigendom van Berend Hendrik Harsevoort, Jan Harm Harsevoort, Albertus Harsevoort en Dina Harsevoort (allen voor 1/4e gedeelte). Huisnr. L-7. In 1909 boedelscheiding. Over op:
Legger: 6899/1: Eigendom van Jan Harm Harsevoort, Albertus Harsevoort en Dina Harsevoort (allen voor 1/3e deel). In 1912 stichting en redreskaart. Over op:

Kadastrale hulpkaart, anno 1912.

Legger 6899/22: Nieuwe sectie B-6556. Huis, schuur, bouw- en weiland. In 1913 verkoop, scheiding en redreskaart. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1913.

Legger 7366/11: Nieuwe sectie B-6607. Huis, schuur, bouw- en weiland. Eigendom van Diena Harsevoort en Hendrik Jan Zwaferink. Zij zijn op 17 mei 1912 getrouwd te Heemse.  In 1923 her- en bijbouw. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1925.

Legger 7366/16: In 1930 stichting. Over op:
Legger 7366/18: In 1946 opgenomen in de ruilverkaveling. Over op:
Legger 7366/20: Nieuwe sectie O-278. Huis, bouw- en weiland aan de Collendoornerdijk. Eigendom van Lubertus Waterink en Hendrikje Harsevoord. Zij zijn op 21 mei 1931 getrouwd te Heemse. Later eigendom van Hendrik Jan Evert Waterink en echtgenote Jansje van Lenthe. Havezateweg 7.


De afbraak van de boerderij op het voormalige erve Niesink of Nijzink is in juni 2021 begonnen in opdracht van de gemeente Hardenberg. Het object moet plaats maken voor de realisatie van nieuwe luxe woningen in het plan Havezate Es.