Wie tegenwoordig langs de Dedemsvaart ter hoogte van het busstation van Connexxion rijdt, fietst of wandelt, zal niet meteen het historische belang van die locatie vermoeden. Het complex oogt enigszins verlaten, maar een eeuw geleden was het er een drukte van jewelste. Hier was de belangrijkste tramremise van de regio. Daar werden locomotieven en wagons onder dak gebracht, gerepareerd en gepoetst tot ze weer glommen. Ten westen ervan stond het grote hoofdkantoor van het trambedrijf. Dat pand is, sinds de tramlijnen ophielden te bestaan, verbouwd tot verschillende wooneenheden. Het voormalige hoofdkantoor werd begin 2004 door de gemeenteraad aangewezen als gemeentelijk monument, juist om het historische belang ervan te onderstrepen en het voor de toekomst te bewaren.

Briefpapier van de D.S.M., anno 1896.

De geschiedenis van de tramwegmaatschappij begon in 1885. Op de vijftiende juni van dat jaar werd door notaris Gerard de Meijier, die zijn standplaats te Heemse had, de akte gepasseerd waardoor de oprichting van de naamloze vennootschap een feit werd. De officiële naam luidde de N.V. Dedemsvaartsche Stoomtramweg Maatschappij, kortweg D.S.M. De eerste commissarissen waren de heren jhr.mr. Gijsbert Christiaan Junius van Hemert, mr. Willem Jan baron van Dedem, Carel Piek, Gerard de Meijier en Herman van Barneveld. Al eerder had Jan Daniël Ruys uit Dedemsvaart concessie verkregen om een tramlijn te mogen aanleggen en te exploiteren. Die concessie werd door de D.S.M. opnieuw aangevraagd, maar volgens een gewijzigd tracé. Nog datzelfde jaar werd Arend Plomp benoemd tot directeur. De initiatiefnemer, de heer Ruys, beschouwde zijn missie toen als volbracht en trok zich terug.

Prentbriefkaart van de terreinen van de Dedemsvaartsche Stoomtramweg Maatschappij in vogelvlucht, gemaakt vanaf het dak van het hoofdkantoor, anno 1904.
Prentbriefkaart van de omgeving van het tramemplacement. De kindertjes op de voorgrond poseren voor de fotograaf. Een aantal goederenwagons staat te wachten op een locomotief. Het hoge gebouw daarachter is het monumentale hoofdkantoor van de stoomtram, ca. 1910.
Een van de locomotieven, genummerd 101, anno 1933.

In het voorjaar van 1886 werd begonnen met de aanleg van de eerste tramlijn en al op 11 oktober vierde men een groot feest, omdat toen de eerste rit van het spoorstation Dedemsvaart Staatsspoor naar het tramstation Avereest (Dedemsvaart-Dorp) plaatsvond. Het spoorstation Dedemsvaart Staatsspoor lag aan de noordzijde van het kanaal de Dedemsvaart, nabij de spoorbrug over de vaart bij de Lichtmis. Daar bevond zich het station van de Staatsspoorwegen op de lijn van Zwolle naar Meppel. Door de tramlijn daarop te laten aansluiten ontstond een enorme verbetering in de mobiliteit. De reisduur werd ingekort en men kon het traject veel comfortabeler afleggen. De volgende dag begon de exploitatie met vier retourritten. Van meet af aan had de maatschappij vier locomotieven in bedrijf. Ze kregen toepasselijke namen als Jhr. Junius van Hemert, Baron van Dedem, Overijssel en Dedemsvaart. Jonkheer Junius van Hemert was de eerste president-commissaris, maar hij overleed plotseling in 1887, nog geen jaar nadat de eerste tram was gaan rijden. Het ging zeer voorspoedig met de onderneming. Het tramlijnennetwerk werd al snel uitgebreid. In het jaarverslag over 1897 schreef directeur Plomp dat het emplacement in Avereest te klein geworden was en men daarom het ten westen ervan gelegen woonhuis en het bijbehorende terrein op een publieke veiling had aangekocht voor ruim 8500 gulden. Het huis werd in gebruik genomen als kantoorruimte en woning van de kantoorchef. De grote schuur op het terrein diende voortaan als bergplaats voor verschillende materialen en als timmermanswerkplaats. Het emplacement werd bijna dagelijks uitgebreid met nieuwe hallen en de werkplaatsen werden voortdurend vergroot. Al snel groeide het hoofdkantoor, in het oude woonhuis, uit de beschikbare ruimte. Daarom besloot de D.S.M. in 1903 een volledig nieuw groot hoofdgebouw te realiseren aan de Hoofdvaart, ten westen van het emplacement. Dat gebouw werd ruim honderd jaar later door de gemeenteraad als monument aangewezen.

Zicht op het tram-emplacement ‘Avereest’. Geheel links op de achtergrond bevindt zich nog de oude boerderij die in 1904 werd afgebroken. Links ervan is in 1903 het nieuwe hoofdkantoor van de D.S.M. verrezen.

Twee jaren na de bouw van het kantoor, in augustus 1905, nam de uit Amsterdam afkomstige Gerrit van Asselt de leiding van de D.S.M. over van Arend Plomp, die zich wegens gezondheidsredenen had moeten terugtrekken. Het jaar daarna werd de ‘oude’ naam van het tramstation, Avereest, gewijzigd in Dedemsvaart Dorp. Bij het ingaan van de nieuwe eeuw volgden diverse ontwikkelingen elkaar in rap tempo op. De Noordooster Lokaalspoorwegmaatschappij begon met haar exploitatie van stoomtreinen, die reden op het traject van Zwolle via Hardenberg en Coevorden naar Emmen. Daardoor kreeg het personenvervoer per tram meer concurrentie. Ook had het tramvervoer te lijden onder de opkomst van de fiets, want zelfs met de eerste eenvoudige rijwielen kon je al bijna net zo snel als met de tram. Die mochten namelijk niet harder dan twintig kilometer per uur…

Voor 52½ cent kon men met dit tramkaartje tweede klasse reizen van Station Avereest naar Station Staatsspoor Dedemsvaart, ca. 1903.

Een ritje met de tram van Coevorden naar Zwolle kon – zonder te hoeven overstappen – gemaakt worden in drie en een half uur. Daarnaast zorgde de komst en het al snel populair worden van de automobiel bijna voor de genadeslag voor de trams. De trammaatschappij zette al in 1923 de eerste autobussen in en bijna tien jaar later, bij het ingaan van de winterdienstregeling 1933/1934 werd al het personenvervoer met bussen verricht. Twee jaren later was de fusie met de Eerste Drentsche Stoomtramwegmaatschappij (E.D.S.) een feit en ging de exploitatie van de D.S.M. over in handen van de nieuwe maatschappij. Heel even leefde het vervoer per tram nog op tijdens de Tweede Wereldoorlog. Met behulp van het nog geringe aantal locomotieven en rijtuigen werd getracht dat vervoer zo goed mogelijk gaande te houden, maar in 1947 was het echt gedaan met de tram en werd de laatste rit verreden. Vrachtauto’s hadden het vervoer van stukgoederen overgenomen. Daarmee kwam een eind aan een periode van ruim zestig jaar tramverkeer in en langs de Dedemsvaart.

Kort na de fusie van de D.S.M. met de E.D.S. uit Hoogeveen werd het voormalige kantoorgebouw naast het tramemplacement bij opbod verkocht, omdat het overbodig geworden was. Daarbij werd Hendrik Struik, een ambtenaar in dienst van de directe belastingen in IJmuiden, de nieuwe eigenaar. Hij liet nog in 1937 de westelijke helft van het pand verbouwen tot twee zelfstandige wooneenheden. Aanvankelijk was het zijn bedoeling om het resterende deel ongemoeid te laten. Toch diende hij nog datzelfde jaar een verzoek in bij de gemeente om ook het oostelijke gedeelte te mogen opsplitsen in twee delen. De beide verbouwingen werden uitgevoerd onder architectuur van de Dedemsvaartse bouwkundige Jacob Drent. In de oorlogsjarne ging de eerste plaatselijke landbouwhuishoudschool van start in een van de vertrekken van het voormalige hoofdkantoor van de D.S.M. Het pand werd door de huishoudschool verlaten toen kort na de oorlog villa Landzicht het nieuwe onderkomen werd. Vervolgens heeft het pand plaats geboden aan vele gezinnen, wonend in de vier afzonderlijke eenheden, en dat doet het nog altijd.

© ‘Monumenten in de gemeente Hardenberg’, uitgegeven door de Stichting Historische Projecten, 2008.

Kadastrale hulpkaart, april 1903 (sectie H-2310).
Kadastrale hulpkaart, oktober 1915 (sectie H-2614).
Kadastrale hulpkaart, april 1934 (sectie H-2954).
Kadastrale hulpkaart, oktober 1939 (sectie H-3055).
Kadastrale hulpkaart, juli 1950 (sectie H-3161).
Kadastrale hulpkaart, mei 1972 (sectie H-4159).
Kadastrale hulpkaart, 22 juni 1977 (sectie H-4713).
24 november 1977 (sectie H-4766, H-4767 en H-4768).
Kadastrale hulpkaart, januari 1978 (sectie H-4766, H-4767 en H-4768).