Bijna aan het oog onttrokken. Zo ligt dit pand aan de zuidzijde van het kanaal de Dedemsvaart er tegenwoordig bij. Grote taxussen in de voortuin beschermen het als het ware voor het bestemmingsverkeer dat op korte afstand passeert. Eigenlijk ligt het nu zo verscholen dat de architectuur, die opmerkelijk te noemen is, door de passant nauwelijks wordt opgemerkt. Bij de aanwijzing tot gemeentelijk monument werd gedacht dat het ontworpen zou zijn door architect Schuitema uit Zwolle. Dat was een van de redenen om het die status te geven, naast dat het in een prima conditie verkeerde en er nooit iets aan was verbouwd. Nader archiefonderzoek wijst echter uit dat het pand niet door Schuitema ontworpen is. De handtekening op de bouwtekening was lastig te ontcijferen, maar bleek geplaatst te zijn door Jan Grijpma. Deze architect woonde en werkte in Oosterbeek toen hij in 1926 opdracht kreeg om een heerenhuis te ontwerpen in opdracht van Hermannus Hendricus Antoon MIttendorff.

Fragment van originele bouwtekening, anno 1926 (bron: Gemeentearchief Hardenberg).
Deze handtekening zorgde bij de vaststelling tot gemeentelijk monument voor verwarring. Het is geplaatst door ontwerper Jan Grijpma.

De nog jonge Mittendorff had het jaar ervoor een stuk grond gekocht van de plaatselijke drukker Roelof Spithorst. Hij wilde op het perceel een huis bouwen voor zichzelf en zijn aanstaande. Hij had al een tijd verkering met de vier jaar jongere Aleida Berendina Sluiter. zij was een dochter van de Zwolse aannemer Hendrikus Johannes Sluiter en het was daarom ook dat de bouw van het nieuwe huis niet hoefde te worden aanbesteed. Het bedrijf van schoonpapa kreeg opdracht het herenhuis te bouwen. Op 1 juni 1926 verleende het gemeentebestuur de bouwvergunning en op 5 november van dat jaar kon het al in gebruik genomen worden. Op het aanvraagformulier voor de bouwvergunning werd in de kantlijn genoteerd dat er geen bedsteden in het huis zouden worden gemaakt, maar dat twee ledikanten voldoende waren voor de twee toekomstige bewoners van 26 en 22 jaar. Architect Grijpma ontwierp een woning die onmiskenbaar elementen bezit die duiden op de stijl van de Amsterdamse School, zowel aan de buiten- als aan de binnenzijde. Fraai is de detaillering van het siermetselwerk in de nok en het – van de vensters gescheiden – glas-in-lood in de bovenlichten. In het midden van de voorgevel plaatste hij de voorname voordeur, waardoor men in de daarachter gelegen vestibule kwam. Rechts ervan werd een kantoor ingericht en links bevond zich de woonkamer met daarachter de eetkamer-en-suite.

Op 26 oktober 1926 trouwde Hermannus Hendricus Antoon Mittendorff met zijn bruid Aleida Berendina Sluiter. Meteen betrokken zij het nieuwe woonhuis. De bruidegom was eigenaar van de door zijn familie opgebouwde scheepswerf die honderd meter westelijker aan de vaart lag. Na het op jonge leeftijd overlijden van Hermannus’ vader was hij aangewezen om als oudste zoon, slechts 21 jaar oud, de leiding van het bedrijf op zich te nemen. Dedemsvaart beschikte in die tijd nog over drie werven waar trekschuiten en stalen aakschepen gebouwd werden. De jonge scheepsbouwmeester en zijn vrouw kregen vier kinderen die alle in het nieuwe huis geboren werden. Kort na de geboorte van het laatste, werd het gezin in rouw gedompeld. Moeder Aleida Berendina was bezig met een soort gastoestel met benzine. Plotseling raakte dat toestel in brand en daarbij vatten haar kleren vlam. Zij snelde daarop naar buiten. Omstanders probeerden de vlammen te doven. Hulp en twee doktoren werd ingeroepen. De brandwonden waren zo ernstig dat ze per ziekenauto naar het rooms-katholieke ziekenhuis in Zwolle werd vervoerd. Daar overleed ze na hevige pijnen op 29 maart 1931, op 26-jarige leeftijd…

Niet veel later raakte de scheepswerf in financieel zwaar weer, onder andere als gevolg van wanbetaling door opdrachtgevers. Schoonvader Sluiter werd zaakwaarnemer en later ook eigenaar. Zijn schoonzoon en zijn kinderen verlieten het huis en vervolgens werd het verhuurd aan de familie Stap: een echtpaar met zes kinderen. Zij bleven er wonen tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog en werden opgevolgd door de fam. Huisinga die er slechts een jaar woonde.

Prentbriefkaart anno 1928, waarop het huis van scheepsbouwmeester Mittendorff prominent staat afgebeeld. Vermoedelijk zijn de in het water liggende zompen door zijn werf gefabriceerd…

Daarop werd het huis te koop gezet. Het pand werd aangeduid als een zeer solide ruime villa te Dedemsvaart en de vraagprijs was 7.000 gulden. De overdrachtsakte werd op 31 januari 1941 verleden door notaris Swanenburg de Veije en daarbij werd landbouwer Egbert ten Kate Roelofszoon de nieuwe eigenaar. Zijn vrouw was al overleden en ook waren er geen opvolgers voor zijn boerderij aan de Sponturfwijk. Die werd door hem verpacht en als jonggepensioneerde vestigde hij zich in het nog redelijk nieuwe woonhuis aan de Dedemsvaart. Hij ging er niet alleen naar toe. Zijn nichtje Lammigje ten Kate, haar echtgenoot Lefert ten Kate en hun twee kinderen Grietje Jentina en Geuchien Roelof Egbert verhuisden mee. Die verhuizing vond plaats via de Oostwijk en Steenbergerwijk. Voor een deel ging dat met bokschuiten, omdat het vervoer van het huisraad over water eenvoudiger ging. Lefert had gestudeerd voor makelaar in de tijd dat hij nog als landbouwer werkzaam was. Hij was de eerste in het gebied die beroepsmatig huizen ging verkopen. Het is opmerkelijk dat, terwijl de oorlog al een jaar oud was, door Lefert en Lammigje een polis kon worden afgesloten die het pand verzekerde tegen oorlogsschade. De polis werd afgegeven door de afdeling Verwaarborging tegen Oorlogsschade van het Algemeen Onderling Waarborg Genootschap ‘Renovatum’ in Amsterdam.

Carte-de-visite van Egbert ten Kate Rzn., gedateerd 18 mei 1905. Hij was de tweede eigenaar van het scheepsbouwmeestershuis.

Makelaar Lefert ten Kate mocht er slechts vier jaren wonen. Hij was bij de bevrijding ‘op het verkeerde moment op de verkeerde plek’. Op 6 april 1945 leefden de inwoners van Dedemsvaart in de veronderstelling dat ze waren bevrijd. De komst van Canadese tanks en een kort gevecht met de Duitsers werden gevolgd door een uitzinnige bevolking die massaal de straten opging. NSB’ers werden gearresteerd en opgesloten in een school, maar kort na het vertrek van de bevrijders reed een Duitse patrouille van ongeveer twintig manschappen het dorp binnen. Zij haalden mensen uit hun huizen en een dertigtal van hen werd bevolen mee te lopen naar Balkbrug. Een gedeelte ervan werd vrijgelaten, enkele anderen konden ontsnappen. Negen jongemannen, onder wie de 38-jarige Lefert ten Kate, werden een voor een uit represaille gefusilleerd…

Kabinetfoto van de gefusilleerde makelaar Lefert ten Kate (1906-1945).

Oorspronkelijk was het tuintje aan de voorzijde een stuk groter. Door een wegverbreding moest een deel van het perceel opgeofferd worden. De tuindeuren in de achtergevel bevatten oorspronkelijk een extra roedeverdeling met gedeeltelijk rood gekleurde ruitjes. Het plafond is volledig intact en dateert uit 1926. De gipsornamenten bestaan uit strakke, fraai gedetailleerde lijnen. Vanouds was de woning niet voorzien van waterleiding. In de keuken kon men beschikken over regenwater uit een reservoir, met een inhoud van twee kuub, die boven de keuken in een afzonderlijke ruimte was geplaatst. Het platte dak ving het water op en dat werd naar het reservoir geleid. Natuurlijk werd het water voor gebruik gekookt.

Stijlkenmerken en architectonische elementen
Het woonhuis is opgetrokken in baksteen, vanuit een vierkante plattegrond. Het bestaat uit twee bouwdelen. Het linker bouwdeel is opgetrokken over één bouwlaag, onder een met Tuile du Nord gedekt convex gebogen zadeldak. Het rechter bouwdeel is opgetrokken over twee bouwlagen, onder een plat dak. De voorgevel heeft links een erker met bovenlichten met gekleurd glas-in-lood. Daarboven een balkon met een houten balustrade. Openslaande deuren bevinden zich op de verdieping. In de nok bevindt zich rechthoekig siermetselwerk. Naast de erker bevindt zich een entree onder een luifel, waarnaast een venster met roedenverdeling met een brede omlijsting. Een liggend venster met ruitvormige raampjes bevindt zich op de verdieping. In de zijgevel zitten uitgemetselde verticale stroken van baksteen. De zijgevel bevat een dubbel venster met roedenverdeling en dikke omlijsting. Daarnaast twee rechthoekige vensters met daarboven traplichten. Geheel rechts in de zijgevel zit een klein dubbel venster met roedenverdeling. Het huis is van algemeen belang vanwege de betekenis als representatief voorbeeld van een ontwerp van architect Grijpma, maar ook vanwege de gaafheid van de hoofdvorm en detaillering. Het pand heeft een beeldbepalende ligging aan de Hoofdvaart en is een representatief voorbeeld van een woonhuis uit 1926.

© ‘Monumenten in de gemeente Hardenberg’, uitgegeven door de Stichting Historische Projecten, 2008.