Vanaf de zeventiende eeuw was de religieuze gezindheid in de huidige gemeente Hardenberg overwegend protestants. De weinige Rooms-katholieke ingezetenen werden achtergesteld en mochten niet over een eigen kerkgebouw beschikken. De negentiende eeuw bracht verandering in deze toestand. De Franse bezetting schiep de voorwaarden voor gelijke behandeling en door de ontginning van de veengebieden kwamen katholieke mensen in protestants gebied terecht. De ontginning van het grondgebied van de latere gemeente Avereest begon met de aanleg van het kanaal de Dedemsvaart door mr. Willem Jan baron van Dedem tot de Rollecate. Aan deze vaart ontstonden in korte tijd enkele veenkolonies. Zo ontwikkelde zich in het Arriërveen, dat tot de gemeente Ambt Ommen behoorde, het latere dorp Dedemsvaart. De oudste stenen woning in Dedemsvaart werd gebouwd in 1818, het jaar erop gevolgd door de eerste Rooms-katholieke kerk. Op 19 mei 1820 werd deze ingewijd. Patroon van de kerk werd de heilige Vitus, een Italiaanse christenmartelaar uit de vierde eeuw. Men koos waarschijnlijk voor deze heilige, omdat deze de patroon was van de aartspriester van Salland, pastoor Vitus Meijer. Hij verrichtte de opening van de kerk en installeerde de eerste pastoor in Dedemsvaart: Bernardus Lambertus Nieuwentrap.

De parochiegemeenschap bestond bij de oprichting van de kerk uit slechts zestig personen. De kerk was dan ook meer een middel dan dat ze noodzakelijk was. De verveners wilden graag goede arbeidskrachten aantrekken. Vooral Duitse arbeiders hadden de naam goed werk te leveren. Veel van hen waren echter katholiek en werden door hun pastoors ervan weerhouden om te gaan werken in gebieden waar geen katholieke kerk bestond. Om toch goede arbeiders te krijgen, werd besloten tot de bouw van de St. Vituskerk. Baron van Dedem stelde hiervoor gratis bouwgrond ter beschikking. Ook ontving men een bedrage van 9000 gulden van koning Willem I. Er verrees een kerkgebouw met een pastoorswoning. Bij de kerk stichtte Van Dedem een kalkovencomplex aan de latere Kalkovenwijk. Er vestigden zich hierdoor steeds meer pioniers, die overigens slechts voor een klein deel afkomstig waren uit Duitsland, in Dedemsvaart, dat uitgroeide tot een volwaardig dorp. In 1828 moest de kerk al worden uitgebreid door de snelle groei van de parochie, die inmiddels ongeveer 300 zielen groot was. De parochie omvatte een groot gebied: de gemeente Avereest, delen van Zuidwolde en Ambt Ommen en een deel van Slagharen en Lutten.

In 1855 richtte het parochiebestuur een fonds op voor een nieuwe kerk. Bijna vijftien jaren later begon men, onder leiding van pastoor Reinerus Verhoeven, daadwerkelijk met de voorbereidingen voor de bouw van een nieuwe kerk en een pastorie. In 1870 ontving men de benodigde vergunning van de provincie. De bestaande kerk zal te klein zijn geworden en waarschijnlijk gebreken hebben vertoond. Met de bouw van de pastorie werd direct begonnen. Door geldgebrek startte de bouw van de kerk pas in 1874, nadat de oude was afgebroken. Architect van het bouwplan was Alfred Tepe uit Utrecht. Wilhelm Victor Alfred Tepe was een landelijk bekend architect. Na P.J.H. Cuypers was hij de belangrijkste architect van de neogotiek in Nederland. Naar zijn ontwerp zijn veel Rooms-katholieke kerken gebouwd, die zich kenmerken door een rijzige bouwstijl met een hoge westtoren.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant, 18 januari 1875.
De ‘eerste steen’, gelegd door pastoor Bless, anno 1875.

De bouw van de nieuwe St. Vituskerk werd uitgevoerd door aannemer Arnoldus Adrianus van Dommelen uit Arnhem voor de aanneemsom van 27.300 gulden. Pastoor Joannes Bless legde de eerste steen. Deze gedenksteen vermeldt zijn naam, die van de kerkmeesters en van de leden van de bouwcommissie en het jaartal 1875. Op 23 oktober van dat jaar werd de kerk in gebruik genomen. In het koor van de kerk werden gebrandschilderde ramen geplaatst en in de toren werd een uurwerk met wijzerplaten aangebracht. Na de ingebruikname kreeg de kerk nog veel toebehoren dankzij schenkingen, zoals het kerkorgel in 1881, de preekstoel in 1888, de kruiswegstaties in 1897 en beelden van St. Vitus en St. Antonius in 1902. Het kerkorgel verving een klein bestaand orgeltje en is ontworpen door orgelbouwer Michael Maarschalkerweerd uit Utrecht. Het orgel kent prachtig houtsnijwerk in gotische stijl.

Prentbriefkaart van de Rooms-katholieke kerk aan het begin van de twintigste eeuw, gelegen aan de Lange Wijk.
Prentbriefkaart anno 1916. De kerk omringd door bomen. Rechts de oude pastorie.
Interieur van de kerk, vóór de verbouw in 1929. Zicht op het koor met neogotische vensters.

Kort na de vorige eeuwwisseling werd het kerkgebouw al te klein. Om meer zitplaatsen te creëren werd er in 1923 een galerij aangebracht. Dit volstond tot 1929. In dat jaar werd de kerk verbouwd door aannemer H.J. Sluiter uit Zwolle. Bij deze verbouwing werden het koor en het transeptgedeelte verhoogd en verlengd. Architect van dit bouwplan was Hendrikus Cornelis Marie van Beers uit Huis ter Heide. De verbouwde kerk kon op 20 februari 1930 worden ingewijd. Gelijktijdig met de verbouw van de kerk werd het kerkhof gerenoveerd. Hierbij ging men over tot het plaatsen van een kapelletje. Dit werd gebouwd naar een plan van bouwkundig tekenaar Hermannus Hendrikus Antoon Siero uit Dedemsvaart en werd dankzij schenkingen voorzien van twee beelden. Zeven jaren later kreeg de kerk, weer dankzij een gift, een nieuw torenuurwerk. In 1945 werden de zijaltaren vernieuwd en twee jaren later kreeg de kerk een nieuwe klok met een luidinstallatie.

Bij al die verbouwingen was er steeds weinig tot niets met de toren gebeurd. Eind jaren ’80 bleek dat deze grondig gerestaureerd moest worden. De kosten waren voor de parochie echter te hoog, zodat de toren afgebroken dreigde te worden. Om de toren vanwege haar beeldbepalende karakter voor Dedemsvaart te kunnen behouden, subsidieerde de burgerlijke gemeente vervolgens vijftig procent van de restauratiekosten en kocht ze in 1990 de toren aan van de kerk, voor het symbolische bedrag van één gulden. De in de toren aanwezige luidklok en toebehoren van het kerkorgel bleven eigendom van de parochie, het torenuurwerk werd eigendom van de gemeente. Een aantal jaren geleden werd er aan de kerk een parochiezaal gebouwd. Deze valt niet onder de monumentenstatus. Achter de kerk bevindt zich een kerkhof met een in 1930 gebouwde bidkapel. Deze Mariakapel valt, in tegenstelling tot de rest van het kerkhof, wel onder de gemeentelijke monumentenbescherming.

Het interieur anno 2007, gezien richting het in 1929 aangebouwde koor.

Stijlkenmerken en architectonische elementen
Het kerkgebouw is opgetrokken vanuit een kruisvormige plattegrond, in baksteen, onder een met singels gedekt zadeldak/schilddak. De kerk heeft een hoog opgetrokken viering met een dwars geplaatst vieringtorentje. De zijbeuken hebben vier kleine schild-dwarskappen. Het transept heeft twee grote dwarskappen met zadeldak. De spitsboogvensters hebben bakstenen vorktraceringen en gebrandschilderde ramen. De steunberen zijn met leien gedekt. Tegen de eindgevel staat een centraal geplaatste klokkentoren met een dubbele deur met smeedijzeren beslag. Naar boven toe blinde vensters en galmgaten en halverwege een uurwerk aan drie zijden. De toren kent een achtkantige, ingesnoerde spits, met leien gedekt en heeft een windvaan. Een traptorentje met galmgaten bevindt zich aan de rechter binnenzijde van de toren. Links is een afgeschuinde binnenhoek met een nis onder een afdakje en daarboven een blind venster.

© ‘Monumenten in de gemeente Hardenberg’, uitgegeven door de Stichting Historische Projecten, 2008.

Kadastrale geschiedenis (in kaart)

Fragment van aanvullende kadastrale minuutkaart, anno 1880 (sectie L-456 en L-457).
Kadastrale hulpkaart, mei 1912 (sectie L-2609).
Kadastrale hulpkaart, mei 1931 (sectie L-3246).
Kadastrale hulpkaart, november 1973 (sectie H-4279).
Kadastrale hulpkaart, 15 oktober 1985 (sectie H-5227).
Kadastrale hulpkaart, 15 april 1991 (sectie H-5345).
Kadastrale hulpkaart, 14 mei 1992 (sectie H-5394).