Vaak vertelt de naam van een huis iets over de geschiedenis van het bouwwerk of haar bewoners. In dit geval prijkt op de voorgevel van de villa de naam Rijnsburgersoord. Het is dan ook niet vreemd dat men lange tijd heeft gedacht dat de huisnaam verwijst naar de plaats Rijnsburg bij Leiden. Echter, de juiste naam luidt Rijnenburgsoord. Dat was de naam die de familie Trip het woonhuis gaf, al aan het einde van de negentiende eeuw. De Trips waren vanuit de polder Rijnenburg bij Utrecht neergestreken aan de Dedemsvaart. De historische band met de plaats van herkomst konden ze op deze manier uitdrukken. Op oude prentbriefkaarten, uit het begin van de twintigste eeuw, staat de juiste benaming van de villa wel vermeld.

Geromantiseerde prentbriefkaart van de villa Rijnenburgsoord, anno 1912.

De geschiedenis van dit monument begint zo rond 1872. In dat jaar trouwde de niet onbemiddelde Willem Jan Laurens Trip in het gemeentehuis van Zwolle met Johanna Elisabeth Hens, geboren en getogen in die oude Hanzestad. De bruidegom was geboren in Utrecht als zoon van een koopman, maar hij woonde in Dedemsvaart. Vrij kort na het huwelijk werd het jonge bruidspaar in staat gesteld een stuk grond aan de Langewijk te kopen van de Rooms-katholieke parochie van St. Vitus. Op dat perceel lieten ze hun riante onderkomen bouwen. Daar ook werden hun elf kinderen geboren, maar vier van hen overleden nog binnen het jaar van geboorte. Geld werd vooral verdiend door de exploitatie van de kalkovens aan de Kalkovenswijk in Dedemsvaart. Die ovens waren al in 1848 voor de helft eigendom geworden van de familie Trip. Schelpkalkfabrikant Willem Jan Laurens Trip overleed in de zomer van 1895, op 51-jarige leeftijd. Om de nalatenschappen goed te kunnen verdelen werd begin 1897 een openbare veiling gehouden. Daarbij bleek dat het woonhuis Rijnenburgsoord ruim 4000 gulden waard was. Voor de kalkfabriek aan de Kalkovenswijk werd ruim 3400 gulden geboden. Ook de kort daarvoor aangekochte twee kalkovens aan de Samenwijk werden in veiling gebracht, maar niets van de bezittingen werd verkocht. Bij notariële akte werd vastgelegd dat zowel alle bezittingen als alle schulden het eigendom bleven van de weduwe Trip-Hens en dus bleef de boedel en nalatenschap onverdeeld. Zij stierf echter nog geen jaar later. Het jongste kind was toen nog een kleuter en de oudste was de deur al uit.

Na haar overlijden ging de leiding van de zaak over op zoon Gerardus Johannes Marie Trip, die net twintig jaar oud was. Hij trouwde in 1900 in het Groningse Uithuizermeeden met Petronella Margaretha Scholterus uit die plaats, die tien jaar ouder was dan hij. Aanvankelijk woonde het echtpaar op een andere plek in Dedemsvaart, maar eind 1902 betrok het de ouderlijke villa Rijnenburgsoord. Daar lieten ze een koetshuis bijbouwen, aan de oostzijde van de woning. In dat koetshuis is op een van de binnenmuren een muurschildering aangebracht met een afbeelding van een jongedame, een hert en de tekst Margaretha Johanna. Het is vooralsnog niet duidelijk wie het heeft geschilderd en waar het betrekking op heeft… Uit een verslag van de Kamer van Koophandel uit 1911 blijkt dat de schelpkalkbranderij en cementpannenfabriek van Gerardus Trip in dat jaar ongeveer vijfentwintig arbeiders aan het werk had voor het loodzware werk bij de kalkovens. Wekelijks haalden de arbeiders hun geld op bij het huis van hun werkgever. Dat geld werd bewaard in een grote brandkast, staand in het kantoor van de villa. De kluis staat er nog. Die is te groot en te zwaar om te verplaatsen. Het is dan ook zeer aannemelijk dat het gevaarte al bij de bouw van het huis op die plek is neergezet…

De huidige bewoners troffen dit document aan in de oude kluis van het huis. Het herinnert aan een bezoek van het echtpaar Trip-Beccari aan paus Piux XI in Rome op 22 mei 1927.

De grote villa bood aan het begin van de twintigste eeuw onderdak aan het echtpaar Trip-Scholtens. Hun huwelijk bleef kinderloos. Petronella Margaretha overleed in oktober 1920, waarna Gerard op 14 mei 1923 trouwde met Anna Johanna Mathilda Beccari uit Haarlem. De toen al bijna een halve eeuw oude villa was blijkbaar aan renovatie toe, want in 1925 werden de twee bouwvallige buitenschoorstenen op het huis vernieuwd. Ook uit Gerards tweede huwelijk werden geen kinderen geboren. Hij stierf in oorlogstijd, in 1944. Daarna heeft zijn weduwe nog tientallen jaren het huis bewoond. In 1955 liet zij aan de westelijke zijgevel een kleine erker realiseren, met net voldoende ruimte om er in een stoel van het zonnetje te kunnen genieten. Jarenlang was mevr. Trip voorzitter van de St. Elisabethsvereniging, een gezelschap van aristocratische rooms-katholieke dames dat ondermeer geregeld kledingstukken maakte en schonk aan armlastige gezinnen. Zelf hoefde zij geen huishoudelijk werk te verrichten. Daarvoor had ze Annie Dopmeijer in dienst. Die zorgde ervoor dat het huis gedaan werd, dat het eten op tijd op tafel stond en daarnaast fungeerde zij als gezelschapsdame en meest trouwe vriendin van de weduwe. De villa bleef haar woning tot oudejaarsdag 1970, de dag waarop ze verhuisde naar een verzorgingstehuis in Zwolle. Toen ze enkele jaren later stierf, werd ze begraven in Dedemsvaart en naast dat graf vond ook Annie haar laatste rustplaats, alsof ze nimmer van de zijde van haar oude werkgeefster mocht wijken…

Rijnenburgsoord werd vervolgens bewoond door het gezin Rijnvis uit Zuidwolde. Zij verbouwden de bovenverdieping tot een aantal kamers. Onder de naam pension Yvro boden zij jarenlang onderdak aan oude, sociaal zwakkere mannen die daar zelfstandig konden wonen. De huurders bewoonden zelfs het voormalige koetshuis. Het echtpaar Rijnvis bewoonde de benedenverdieping van de villa. Toen het echtpaar begin 2001 verhuisde naar Emlichheim, nam hun dochter Yvonne de zaak over met de bedoeling om het pension voort te zetten.

De majestueuze kroonluchter aan het met gipsornamenten versierde plafond van de zitkamer in Rijnenburgsoord.

Toch zou de villa in 2002 worden aangekocht door de huidige bewoners, Pepé Soomers en Truus Wijsmuller. Het jaar erop werd het aangewezen als gemeentelijk monument.

© ‘Monumenten in de gemeente Hardenberg’, uitgegeven door de Stichting Historische Projecten, 2008.

Kadastrale geschiedenis (op de kaart)

Kadastrale hulpkaart, 31 mei 1873 (sectie L-1724).
Kadastrale hulpkaart, mei 1890 (sectie L-2148).
Kadastrale hulpkaart, september 1921 (sectie H-2796).
Kadastrale hulpkaart, mei 1931 (sectie H-3252).
Kadastrale hulpkaart, november 1973 (sectie H-4285).