Bij de landelijke volkstelling van 1748 blijkt dat de katerstede Regtuit in Den Velde wordt bewoond door Gerrit Hendriks en zijn vrouw Geesjen Regtuit en schoonmoeder Geertien. Daarnaast zijn er de kinderen Geertruid, Hendrik en Egbert.

Gerrit Hendriks en Geesjen Regtuit waren op 18 mei 1732 te Gramsbergen getrouwd. Hun een na jongste dochter, Hermina, werd geboren op ’t Regtuit en gedoopt op 4 mei 1749 te Gramsbergen. Zij zou haar ouders opvolgen op ’t Regtuit.

In het vrijwillig rechterlijk archief van ’t Schoutambt Hardenberg wordt deze akte bewaard, gedateerd 10 januari 1782:
Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh cum annexis, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten, die waren Arend Sierink en Arend Ophof, persoonlijk in den gerigte gecompareerd en erschenen zijn Gerrit Hendriksen Regtuit, woonagtig onder Gramsbergen, benevens zijne kinderen Geertruid Gerritsen, Hendrik Gerritsen voor hem zelvs en namens zijn huisvrouw, voorts Egbert Gerritsen, Hermina Gerritsen en Willem Vlierman met zijn huisvrouw Hendrikjen Gerritsen, tutore marito, en wezende zij Geertruid Gerritsen en Hermina Gerritsen in dezen geadsisteerd met Hendrik Grimmerink als haren verzogten en toegelaten momboir; en verklaarden zij comparanten met melkanderen te hebben ingegaan en opgerigt een vriendelijk accoord en onverbrekelijke maagescheidinge over den gehelen boedel, alle de goederen en nalatenschap van de bovengemelde eerste comparant Gerrit Hendriksen Regtuit en van deszelvs overleden vrouw Geesjen Egbertsen; en wel op navolgende maniere.

Eerstelijk is geconditioneerd dat de bovengemelde Hermina Gerritsen van nu aan in vollen eigendom zal hebben, genieten en profiteren, de geregte halfscheid van den bovengemelden gehelen boedel, goederen en nalatenschap van haar vader Gerrit Hendriksen Regtuit en van haar overleden moeder Geesjen Egbertsen, om dus dien boedel en goederen met gemelde haar vader gedurende deszelvs leven tezamen in eene huishoudinge te administreren en te regeren; en dat voorts na het overlijden van denzelven Gerrit Hendriksen Regtuit de andere geregte halfscheid van den voorzeiden boedel, goederen en nalatenschap mede in vollen eigendom zal wezen vervallen aan gemelde Hermina Gerritsen of bij haar vooroverlijden aan haare erfgenamen. Waartegens zij Hermina Gerritsen verpligt zal zijn en neemd dezelve bij dezen aan te moeten uitkeren en betalen aan haare bovengemelde broeders en zusters, in voldoeninge van derzelver geheele erfportie van den boedel, goederen en nalatenschap van haar nog in leven zijnde vader Gerrit Hendriksen Regtuit en van haar overleden moeder Geesjen Egbertsen als volgd:

Aan Geertruid Gerritsen, als komt te trouwen een somma van eenhonderd en vijftig guldens aan geld, benevens een uitzet van linnen en wollen kledinge, beddegoed, een kiste en een dragtig koebeest, alles zoals haar zuster Hendrikjen Gerritsen bij haar trouwen genoten heeft. En zal dezelve zo lange ongetrouwd is en zij het goed vind, altoos een vrij verblijf in haar ouderlijke huis hebben en behouden, en aldaar dan door haare zuster Hermina Gerritsen moeten worden onderhouden en van al het nodige verzorgd; mids daar dan komende te overlijden, dat als dan haare verdere gehele nalatenschap des huises beste zal verblijven, zo zij daar over niet anders mogte hebben gedisponeerd. Aan Hendrik Gerritsen, na het overlijden van zijn vader voornoemd, een somma van eenhonderd en tachentig guldens aan geld, en een dragtig koebeest. Zullende hiervan door gem. Hermina Gerritsen jaarlijks aan interesse tot de betalinge van gem. capitaal toe, moeten worden betaald een somma van drie guldens, waarvan het eerste jaar interesse zal verschenen zijn op St. Martini 1700 drie en tachentigh. Aan Egbert Gerritsen, als komt te trouwen, een somma van eenhonderd en tachentig guldens aan geld, bruidegomsklederen, zoals zijn broeder Hendrik Gerritsen genoten heeft, en een dragtig koebeest. En zal dezelve zo lange ongetrouwd is, en hij het goed vind, altoos een vrij verblijf in zijn ouderlijke huis hebben en behouden, en aldaar dan door zijn voorn. zuster Hermina Gerritsen moeten worden onderhouden en van al het nodige verzorgd; mids daar dan komende te overlijden, dat als dan zijne verdere gehele nalatenschap tot des huises beste zal verblijven, zo hij daarover niet anders mogte hebben gedisponeerd. En aan Hendrikjen Gerritsen, huisvrouw van Willem Vlierman, na het overlijden van haar voorn. vader een somma van eenhonderd en vijftig guldens aan geld, een dragtig koebeest; zullende hiervan door gem. Hermina Gerritsen aan interesse tot de betalinge van gemelde capitaal toe moeten worden betaald jaarlijks drie guldens, waarvan het eerste jaar interesse zal verschenen zijn op St. Martini 1700 drie en tachentigh.

Verders verklaarde zij Hermina Gerritsen bij desen tot haaren laste te nemen alle de schulden en lasten waarmede haren gemelden ouderlijken boedel bij het overlijden van haar vader zal wezen bezwaard. al het voorschrevene verklaarden zij comparanten met malkanderen geconvenieerd en geaccordeerd te hebben, willende en begerende dat hetzelve stiptelijk zal worden nagekomen, ofschoon ook alle vereischte solemniteiten hierin niet mogten zijn geobserveerd. In kennisse der waarheid is dezen door mij verw. Scholtus voornoemd met de comparanten en de gem. momboir getekend, en door mij gezegeld, en omdat zij lieden geen zegels en hadden, zo hebbe op haar verzoek dezen voor haar allen met mijn kleine zegel mede gezegeld. Actum Hardenbergh den 10 januarij 1700 twee en tachentigh.

Harmine Gerrits Regtuit trouwde op 28 juli 1782 te Gramsbergen met Gerrit Hendriks. Zij kregen slechts een dochter genaamd Geesjen. Zij werd op 7 juli 1884 geboren en twee dagen later gedoopt. 

Het vrijwillig rechterlijk archief van ’t Schoutambt Hardenberg bevat vervolgens een akte, gedateerd 16 mei 1785, waarin Gerrit Regtuit en echtgenote Hermina Gerrits Regtuit een hypotheek vestigen. Plaatsvervangend schout J.G. Pruim beschreef dat ze geld hadden geleend van Berend Hendriksen, woonachtig op ’t Anerveen. Het ging om een bedrag van 200 carolijguldens tegen een rente van vier en een half procent. Als onderpand stelden ze een mudde zaailand op de Wester-Esch onder Gramsbergen. Op 14 november 1801 liet Gerrit Regtuit de hypotheekakte ‘knippen’ (royeren) nadat het geleende bedrag en de verschuldigde rente volledig was terugbetaald.

In 1832 was het huis en erf eigendom van landbouwer Egbert Broekgeerts en echtgenote Geesjen Regtuit. Zij waren op 23 januari 1819 te Gramsbergen getrouwd. We vinden het erf in 1832 gesitueerd in ’t zgn. ‘Slingenbergh’ in sectie D-396 op legger nr. 127. 

Fragment van oorspronkelijke minuutkaart, anno 1832.

Na het overlijden van zijn vrouw Geesjen Regtuit (op 1 juni 1835), vererfde het Rechtuit aan Geesjens oudtante Hendrikjen Regtuit, weduwe van Willem Vlierman te Giethmen, Stiene Hakkers en echtgenoot Jan Marsman te Archem, Hillegien Hakkers en echtgenoot Jan Hendrik Pullen te Heemse, Aaltjen Hakkers, weduwe van Harmen Veltman te Radewijk, Jan Hakkers te Heemserveen, Jennegien Hakkers en echtgenoot Jannes Jacobs te Coevorden, en Gerrit Hakkers te Heemserveen. Zij waren gezamenlijk (de eerste voor de helft en de overigen voor 1/12de gedeelte) eigenaar geworden en droegen de katerstede voor 1900 gulden over aan Geesjens weduwnaar Egbert Geerts. Dat gebeurde bij akte van 4 juli 1835 door notaris Willem Swam te Gramsbergen (inv.nr. 1835, akte 642). 

Op 26 april 1836 werd de volgende akte gepasseerd door notaris Swam inzake het Rechtuit (inv.nr. 1546, akte 677). Het betrof een akte waarin Egbert Geerts, landbouwer te Holtheme, weduwnaar van Geesjen Regtuit, verklaarde geld te hebben geleend van Lucas Hoenderken uit stad Hardenberg. Het ging om 300 guldens waarvoor hij een hypotheek afsloot, met als onderpand zijn eigendommelijke katerstede het Regtuit genaamd, staande en gelegen onder het ressort der stede en gemeente Gramsbergen, bestaande in een huis met de daarbij gelegene paardeweide en achttien stukjes zaaij- en weidelanden, alsmede een gaarden en een parceel hooijland in de Hooijmate genaamd, met de zogenaamde Blankvoortsmaat, zijnde insgelijks hooijland en leggende alle deeze parceelen aan elkanderen en beland ten zuiden den publieken rijweg en ten oosten, westen en noorden de erven den Slingenberg en Zuidermans, beide van den heer Jacob van Foreest van Heemse en tezamen groot ongeveer negen bunders en wijders een parceel hooijland in de Veldingermaten onder de buurtschap den Velde, gemeente Gramsbergen. De onroerende goederen waren met een eerdere hypotheek bezwaard van eveneens 300 gulden bij dezelfde hypotheekverstrekker van de datum 1 november 1779, verleden voor verwalter Scholtus Jacobus van Riemsdijk te Hardenberg.

Egbert Broekgeerts overleed op 14 maart 1838, zonder kinderen te hebben nagelaten. Zijn nalatenschap vererfde vervolgens op Egberts jongste zusje: Geessien Broekgeerts. Zij was op 4 november 1814 te Gramsbergen getrouwd met Gerrit Habers uit Holtheme. Die was echter al in 1829, op 52-jarige leeftijd, overleden.

Op 12 juli 1838 werd door notaris Swam de openbare veiling verricht waarbij het erve Rechtuit door Geesjen Broekgeerts, weduwe van Gerrit Habers te Holtheme, werd verkocht. Daarbij bleek landbouwer Jannes Haandrikman de hoogste bieder. Voor een totaal bedrag van f. 3225,- werd hij eigenaar van alle geveilde percelen. Jannes Haandrikman was geboren in Holtheme en op 4 september 1834 te Gramsbergen getrouwd met Hendrikjen Drenthen uit Holthone. Volgens het bevolkingsregister kregen Jannes en Hendrikjen acht kinderen van wie de jongste zoon, Jan Hendrik, hen zou opvolgen op de boerderij. 

Notaris Swam verleed op 1 oktober 1839 een akte op verzoek van Geesjen (Broek)geerts. Zij royeerde de hypotheekakte die was ingeschreven door de hypotheekbewaarder ten laste van Jannes Haandrikman op ’t erve Regtuit (aktenr. 845).

Op 23 november 1839 werd het erve Regtuit bewoond door Jannes Haandrikman. Dat blijkt uit een hypotheekakte die die dag werd verleden door notaris Swam te Gramsbergen (akte nr. 856). Jannes had van Jan Hendriksz. Roelofs te Holtheme een bedrag van 2600 guldens geleend. Als onderpand stelde hij zijn eigendommelijke erve het het Regtuit, bestaande in een huis met de noord-, oost- en westwaards gelegene paardeweide, voorkomende onder sectie D numero’s 391, 394, 395 en 396 c.s.

Legger 568/14: Sectie D-396. Huis en erf. Huisnr. A-115. In 1877 bijbouw. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1877.

568/22: Nieuwe sectie D-1924. Huis, erf, schuur en varkenshok. In 1889 verkoop. Over op:
2651/15: Eigendom van Jan Hendrik Haandrikman. Hij was op 5 februari 1880 te Gramsbergen getrouwd met Hendrika Visscher. In 1909 hermeting. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1909.

2651/20: Nieuwe sectie D-2737. Huis, schuren en erf. In 1916 boedelscheiding. Over op:
3886/16: In 1916 herbouw. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1916.

3886/24: Nieuwe sectie D-2984. Huis, schuren en weiland. In 1920 ruiling.

Na het overlijden van Hendrika Visscher (op 13 oktober 1914) hertrouwde Jan Hendrik Haandrikman op 5 november 1920 met de 40 jaar jongere Hermina Luberta Hans. Uit beide huwelijken werden kinderen geboren. Toch zou het de oudste zoon uit het eerste huwelijk zijn, genaamd Jannes Haandrikman (naar zijn grootvader), die de boerderij op het Rechtuit, geadresseerd F-3, zou overnemen. Hij werd ook wel Rechtoet’s-Jans genoemd. Rechtoet’s-Jans trouwde op 26 april 1912 te Gramsbergen met Johanna Bekman uit Holthone.

4018/21: Eigendom van Jannes Haandrikman en Johanna Bekman. In 1939 bijbouw. Over op:
4018/28: In 1948 verkoop. Over op:
5253/19: Eigendom van Albert Haandrikman (geb. 11-06-1922) en echtgenote Zwaantien Huisjes. Zij waren op 18 oktober 1946 getrouwd. In 1960 stichting. Over op:
5253/24: In 1974 splitsing. Over op:
5253/39: In 1980 opgenomen in de ruilverkaveling. Het is nu geadresseerd aan de Kerkenkastweg 26.