Bij de aanvang van het kadaster (anno 1832) werd dit perceel geregistreerd op legger 128a als sectie A-49 (huis en erf), eigendom van medicinae doctor Frans Willem van Riemsdijk.

Fragment van kadastraal minuutplan anno 1832 (sectie A-49).

Legger 128a/2: Sectie A-49. Huis en erf. Eigendom van dokter Frans Willem van Riemsdijk en echtgenote Anna Catharina Christina Hoenderken. Zij zijn op 11 februari 1831 getrouwd te Stad Hardenberg. Over op:
Legger 321/2: Sectie A-49. Huis en erf. Huisnr. A-39.

Fragment van kadastrale minuutkaart, anno 1881 (sectie A-49).

In 1888 verkoop. Over op:

Provinciale Drentsche en Asser courant, 11 juni 1888.

Legger 397/450: Eigendom van de gemeente Stad Hardenberg. In 1888 sloping. Over op:

Kadastrale hulpkaart, anno 1889 (de opstallen van Van Riemsdijk c.s. zijn afgebroken t.b.v. realisatie marktplein).

Legger 397/460: Nieuwe sectie A-1531. Marktplein.

Het nieuwe marktterrein
De markt in Hardenberg maakte in de jaren ’80 van de negentiende eeuw kennelijk zo’n groei door, dat het niet langer mogelijk was om alle kramen te stallen op de ‘oude markt’. Die oude markt was eigenlijk niets anders dan de omgeving van de huidige Stephanuskerk. De te verkopen beesten werden gewoon rondom en aan de kerk vastgebonden. Op zich is het best vreemd dat Hardenberg nooit een echt marktplein heeft gehad. Als we bijvoorbeeld op de kadastrale kaart van Hardenberg uit 1832 kijken, zien we nergens een open ruimte dat aangemerkt is als ‘marktplein’. Om toch tot zo’n plein te komen, besloot de gemeenteraad op 27 februari 1888 met vier tegen drie stemmen om te proberen het in veiling komende eigendom van de erfgenamen van dokter Frans Willem van Riemsdijk aan te kopen. Ook werd besloten om – als dat lukte – aan de nieuwe markt een stadswaag te verbinden. De heer Weitkamp werd opgedragen om op de veiling een bod uit te brengen van 2600 gulden.

Ruim veertien dagen later vergaderde de raad opnieuw. De inwoners van de stad waren duidelijk verdeeld over de verplaatsing van de markt en nog meer over de kosten die daarmee gemoeid waren. De raad had twee petities ontvangen. Het ene getekend door 77 ingezetenen die verklaarden voor aankoop van het terrein te zijn en het andere getekend door een kleine 60 personen die zich tegen de aankoop verklaarden. Burgemeester baron van Ittersum hield zich afzijdig door geen advies te geven. Hij vertrouwde erop dat de raad zou beslissen in het belang van de gemeente. Eerder al had men volgens de heer Weitkamp de ondergrond van een schuur en een tuin op de Doelen voor veel minder geld kunnen aankopen, maar toen scheen er geen behoefte aan uitbreiding van het bestaande marktterrein. Hij zei: om een bebouwd terrein te koopen is Hardenbergh afbreken in plaats van opbouwen en een noodelooze geldverspilling. De heer Middendorp was het met de heer Weitkamp eens en meende dat het plein waar het brandspuitenhuisje staat met weinig kosten voor een marktplein kon worden ingericht. Uiteindelijk is de discussie in de gemeenteraad overbodig als blijkt dat het perceel al aangekocht is en wel voor 3350 gulden. De heer Bromet reageert en zegt dat een goed marktterrein noodzakelijk is. De markten zullen dan zeker nog drukker bezocht worden. Een toestand zoals die thans hier bestaat, dat men het vee om de kerk moet vastbinden, willen de menschen niet, aldus Bromet.

Bij de uiteindelijke stemming blijkt dat vijf leden zich voor aankoop en twee leden tegen verklaren. De raad besluit daarom de twee woonhuizen met erven en tuin, afkomstig van de erven F.W van Riemsdijk, aan te kopen en te bestemmen tot marktplein daar zij vermeenen dat hierdoor de bloei en de welvaart dezer gemeente niet weinig zullen worden bevordert. Het betrof de percelen A-48, A-49, A-1185 en A-1186, ter grootte van 0.15 hectare.