rijksmonument

Voor de ontstaansgeschiedenis van dit kerkgebouw moeten wij teruggaan naar de achtste eeuw. Halverwege die eeuw hebben de zendelingen Lebuïnus en Marcellinus in het dorp Heemse gezorgd voor de oprichting van het eerste kerkgebouw. Dit was waarschijnlijk een bescheiden houten kapel, gesticht tussen 750 en 762. De kerk werd op een heilige heuvel van de toenmalige Saksische inwoners gebouwd, vermoedelijk een offerplaats, al dan niet in combinatie met een begraafplaats. De offersteen die daaraan herinnert, ligt nog altijd aan de voet van de kerktoren. De kerk werd gewijd aan de heilige Lambertus, bisschopmartelaar van Maastricht. Het kerkgebouw kreeg daarmee de naam Sint Lambertuskerk.

De grote offersteen of dingsteen aan de voet van de kerktoren.

Kort na het jaar 1200 werd de houten kapel vervangen door een gebouw, bestaande uit ijzeroersteen. IJzeroer kwam vroeger veel voor in moeras- en veenachtige streken. Voor de bouw van de kerk werd ijzeroer gewonnen uit de bedding van de rivier de Vecht. Het werd in blokken gehakt of gezaagd, om vervolgens naar de bouwplaats te worden gebracht. Wat eveneens in de huidige kerk uit ongeveer 1200 dateert, is de doopvont. Die is sinds 1937 weer in de kerk te bewonderen, nadat deze vanaf 1681 in de tuin van de pastorie had gestaan…

Het uit ca. 1200 daterende doopvont bij de preekstoel.
De door zestien kwartieren omrande en met een dubbel alliantiewapen gedecoreerde grafzerk van Johanna Judith Blanckvoort (1669-1739), weduwe van Pico Galenus baron van Sytzama.

In de eerste helft van de vijftiende eeuw werd het kerkgebouw uitgebreid met een koor. De bestaande oostgevel werd gesloopt en vervangen door een koor dat in gotische stijl werd opgetrokken. Het werd voorzien van spitsboogramen, gewelven, wandnissen en steunberen en was een stuk hoger dan de bestaande romaanse kerkzaal (het middenschip). De oostgevel was voortaan een driezijdige sluiting en tussen het middenschap en het koor werd een tussengevel met een triomfboog geplaatst. Bij de verbouw werd gebruik gemaakt van baksteen. Om dit wat te verbergen, werd het koor voorzien van een pleisterlaag.

Het is niet met zekerheid te zeggen of gelijktijdig ook aan de kerktoren werd gewerkt. De ouderdom van de toren is lastig te bepalen, omdat deze bestaat uit ijzeroerblokken en -brokken (dertiende-eeuws bouwmateriaal) en uit baksteen (bouwmateriaal uit de vijftiende en zestiende eeuw). Het is aannemelijk dat de oorspronkelijke toren gelijktijdig met de stenen kerk werd gebouwd. In de vijftiende eeuw of in het begin van de zestiende eeuw werd de toren grotendeels herbouwd op het bestaande fundament en voorzien van bakstenen muren. De toren was voor deze renovatie waarschijnlijk lager en kwam door de verbouw weer in een goede verhouding te staan met de rest van het kerkgebouw. In 1520 werd de kerktoren voorzien van twee luidklokken.

Prentbriefkaart van de hervormde kerk te Heemse.

Een van de volgende ingrijpende veranderingen die het gebouw onderging, was de verbouw in 1686. Deze was hard nodig. De honderd jaren daarvoor was het kerkgebouw slecht onderhouden. Dit was te wijten aan de gevolgen van de Tachtigjarige Oorlog. Bovendien was de kerkelijke gemeente rond 1610 overgegaan van het Rooms-katholicisme naar het protestantisme. Dit had ook gevolgen voor de vormgeving en het interieur van het kerkgebouw. De altaren en de eventueel aanwezige beelden en muurschilderingen verdwenen.

Tussen 1633 en 1662 werd het kerkgebouw slechts officieus gebruikt, omdat de kerkgemeente Heemse als gevolg van de economische malaise en de terugloop in bevolkingsaantal in Hardenberg moest kerken. In 1662 werd de Heemser kerk weer officieel in gebruik genomen en werd begonnen met een herstel van het gebouw. De kerk kreeg toen waarschijnlijk een geheel nieuwe inrichting, in ieder geval een nieuwe herenbank voor de lokale adel. De heer en vrouwe van Heemse – bewoners en eigenaren van de gelijknamige havezate – speelden in het kerkelijk leven uiteraad ook een voorname rol (de families Blanckvoort, Van Uterwijck en Van Raesfelt).

Houten paneel in noordaanbouw met houtsnijwerk “Anno Christi 1662”.

In 1681 werd een nieuwe preekstoel aangeschaft. In 1686 werd de kerk eindelijk goed gerestaureerd en vond een grote verbouwing plaats. De muren van het middenschip van de kerk werden verhoogd, zodat het schip op gelijke hoogte kwam met het koor. De verhoging kwam tot stand door bakstenen te metselen bovenop de bestaande muren van ijzeroer. Grote hoge ramen vervingen de tot dan toe nog steeds kleine romaanse exemplaren. De preekstoel verhuisde naar het midden van de zuidgevel en het koor werd afgescheiden van de rest van de kerkzaal om te dienen als consistorie. De hele kerk, ook het koor, werd voorzien van een nieuwe kap. Waarschijnlijk is vanaf deze verbouw de kap geheel bedekt met pannen. Voorheen bestond de dakbedekking uit stro en pannen.

Het jaartal 1686, aangebracht in een balk van het bovenschip.

In 1717 werd de toren voorzien van een nieuwe spits. Dit was nodig, omdat op 1 september van dat jaar tijdens een zware storm de gehele spits (tot aan het muurwerk) van de toren was gewaaid.

Zo’n zeventig jaren later dreigde de spits weer verloren te gaan. In april 1786 werd de kerktoren getroffen door de bliksem en er ontstond brand. De brand werd echter snel geblust en de toren bleef gespaard. De sporen van deze inslag zijn echter tot op de dag van vandaag zichtbaar. Tussentijds, in het jaar 1746, werd de toren voorzien van een uurwerk en werden grote wijzerborden op de gevels bevestigd. Het oorspronkelijke uurwerk is tegenwoordig te bewonderen in het museum te Hardenberg.

Het uit 1807 daterende Quellhorstorgel, geschonken door Clara Feyoena barones van Raesfelt née Van Sytzama.

In de negentiende eeuw werd de kerk verschillende malen verbouwd. Zo werd in 1807 het eerste orgel in de kerk geplaatst. Om het orgel, gebouwd door Georg Heinrich Quellhorst, plaats te kunnen bieden in de kerk werd een galerij tegen de torenkant aangebouwd en werd vanuit het torenportaal een houten trapopgang gemaakt richting de galerij. Ter hoogte van de galerij werd deze houten trap later aangesloten op de stenen trap in de torenmuur en de oorspronkelijke ingang van de muurtrap werd afgesloten. In een van de balken van de galerij werd het stichtingsjaartal ingehakt. Het orgel was voorzien van drie beelden en van de inscriptie Gegeven uit liefde voor de godsdienst door de douairière Van Raesfelt geboren Van Sytzama Vrouwe van Heemse den 17 juli 1807. Dit orgel werd in 1917 vervangen en doet nu dienst als koororgel in de Grote of St. Gudulakerk te Lochem (zonder de beelden overigens). In 1828 werd de kerk voorzien van een nieuwe luidklok. Het jaar ervoor was bij het traditionele kerstluiden de kleinste van de twee bestaande klokken gebarsten. In 1836 rukte een zware storm het kruis van de torenspits, dat vervolgens door het dak van de kerk sloeg. De schade werd hersteld.

De twee luidklokken in de toren van de Witte of Lambertuskerk.

De renovatie in het jaar 1850 was van veel grotere omvang. In dat jaar werden de gewelven en de triomfboog van het koor gesloopt en werd het koor weer bij het middenschip van de kerk aangetrokken. De muren van het koor werden geëffend en de gewelven werden vervangen door een balkzoldering, die aansloot op de bestaande balkzoldering boven het schip. Het aantal zolderbalken werd verdubbeld en vervolgens werd de gehele zolder aan het oog onttrokken door het aanbrengen van een stucplafond met kooflijst. Hiervoor liet men enkele raamtoppen zakken. Ook werden er ramen dichtgezet en nieuwe raamopeningen aangebracht. De vloer van het koor werd op gelijke hoogte gebracht met de vloer in de rest van de kerk. Op de paden naast het doophek werden blauwe tegels gelegd en de preekstoel werd verplaatst van de zuidgevel in het schip naar de oostgevel in het koor. Het hele pannendak werd afgenomen en voorzien van nieuwe latten en van 5000 nieuwe dakpannen. Een gedeelte van de kerkbanken werd vervangen en de overige banken werden opnieuw in de verf gezet, evenals de preekstoel, de deuren, ramen, kozijnen en het orgel. In de noordgevel werd een nieuwe hoofdingang gemaakt, voorzien van een boog met brede houten lijst. Bij deze renovatie werd de hele kerk, met uitzondering van de toren, zowel in- als uitwendig bepleisterd.

Dedemsvaartsche courant, 24 mei 1890.
Een doopbewijs (herinnering aan den doop) van Hendrika Geertjes, afgegeven door ds. B. de Jong.
Kerkgangers poserend voor de toenmalige hoofdingang, rechts van de voormalige consistorie. In 1936 werden deze ingang en consistorie gesloopt, om plaats te maken voor een veel grotere aanbouw.
De zuidgevel van de kerk, vóór de restauratie van 1936. Het pleisterwerk is nog onbeschilderd.
Fotograaf: Pieter van Grieken te Hardenberg, ca. 1936.
De oostelijke gevel van het kerkgebouw, bestaande uit het koor. Rechts de aanbouw uit 1936.
Aanbouw consistorie, anno 1937.

De volgende ingrijpende wijziging vond plaats in 1936/1937. De kerk werd toen grondig gerestaureerd en er vond een grote uitbreiding plaats. De bestaande consistorie, die in 1882 aan de noordgevel van de kerk was vastgebouwd, werd afgebroken en vervangen door een veel grotere aanbouw. Deze diende voor een deel als uitbreiding van de kerkzaal, voorzien van een galerij, en voor het andere deel als consistorie. De ‘eerste steen’ werd gelegd door ds. C. Warmolts op 28 september 1936. Voor de aanbouw werd een grote bres gemaakt in de bestaande noordgevel. De preekstoel verhuisde terug naar de zuidgevel. De kerkzaal werd voorzien van glas-in-loodramen en van een houten vloer die boven de oude vloer, bestaande uit tegels en grafzerken, werd gelegd. In het torenportaal werd een stenen trap gemaakt die aansloot op de oorspronkelijke overwelfde torentrap, die zich in de muur van de toren bevindt. Bovendien werd, op aanwijzingen die bij de restauratie werden gevonden, in het portaal een gemetseld bakstenen kruisgewelf met zandstenen ribben als zoldering aangebracht. Het pleisterwerk werd vernieuwd. Dit bestond uit een dikke laag cement, die vanaf de restauratie van 1936/1937 wit wordt geverfd. Vandaar dat het gebouw in de volksmond ook wel wordt aangeduid als het witte kerkje. Uit de vormgeving van de aanbouw bleek dat men ervoor gekozen had om deze te onderscheiden van het oude deel van het gebouw. Zo was de uit bruine bakstenen bestaande aanbouw niet bepleisterd en was het formaat en de plaatsing van de ramen anders dan in de rest van het kerkgebouw.

Het kerkinterieur in de periode 1936-1975. Voor de preekstoel staat de middeleeuwse doopvont.
Fotograaf: A.J. van der Wal, anno 1966 (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).
De Witte of Lambertuskerk in de sneeuw van 1968. Op de voorgrond de Scholtensdijk (fotograaf: ds. E.J. Loor te Heemse).
De kerk, gezien vanaf de zuidzijde, tijdens de restauratie van 1975-1977. De muren zijn van het pleisterwerk ontdaan. Te zien valt dat de kerk grotendeels bestaat uit blokken ijzeroer en dat de muren later zijn verhoogd door er bakstenen bovenop te metselen.
De kerk tijdens de restauratie van 1975-1977, gezien richting het koor. Op de grond liggen (beschadigde) grafzerken. Rechts op de voorgrond bevindt zich de ingang naar de grafkelder van Huize Heemse.
Luchtfoto van de omgeving Witte- of Lambertuskerk met kerkhof aan de Scholtensdijk. Rechtsboven de Hessenweg en Boslaan en linksboven de Brandweg. Rechts onderin de pastorie.
Calque van de zijgevels (noord- en zuidzijde), vervaardigd door tekenaar A.A.M. Warffemius, anno 1977 (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

Bij de grote restauratie van 1975-1977 is het oorspronkelijke kerkgebouw grotendeels teruggebracht naar de toestand van rond 1807. Het nieuwe orgel werd ook in de stijl van het oorspronkelijke gebouwd. Daarnaast werden de ramen weer in negentiende-eeuwse stijl gebracht, verdwenen de deur in het koor (die in 2006 overigens weer is teruggeplaatst), het stucplafond in de kerkzaal en de stenen trapopgang en het plafondgewelf in het torenportaal. De houten vloer werd vervangen door plavuizen en vier grafzerken werden zichtbaar gemaakt. De overige bevinden zich onder de vloer. De kap van het dak werd voorzien van dakbeschot en de oude, oorspronkelijke torenopgang in de kerk werd in ere hersteld, evenals het oude balkenplafond. Ook werd de gehele kerk, na van de oude pleisterlaag te zijn ontdaan, opnieuw bepleisterd. Verder werd de aanbouw van 1936 gewijzigd en veel meer tot een hecht onderdeel van de rest van het gebouw gemaakt door toepassing van dezelfde soort ramen en deuren, het aanbrengen van kolommen en door het geheel eveneens wit te pleisteren.

In 2006 fuseerden de hervormde kerkgemeenten in Heemse en Hardenberg tot de protestantse gemeente Hardenberg-Heemse. Het kerkgebouw, dat voorheen werd aangeduid als de Nederlands Hervormde Kerk te Heemse, kreeg vervolgens officieel de naam de Witte of Lambertuskerk.

De Witte- of Lambertuskerk, anno 2008 (fotograaf: E. Wolbink, Hardenberg).

© ‘Monumenten in de gemeente Hardenberg’, uitgegeven door de Stichting Historische Projecten, 2008.

Kadastrale geschiedenis (in kaart)

Fragment van oorspronkelijke minuutkaart, anno 1832 (sectie B-752).
Kadastrale hulpkaart, juli 1882 (sectie B-5569).
Kadastrale hulpkaart, anno 1913 (sectie B-6648).
Kadastrale hulpkaart, anno 1963 (sectie B-7669).
Kadastrale hulpkaart, anno 1970 (sectie B-8216).
Kadastrale hulpkaart, anno 2001 (sectie B-8947).
Kadastrale hulpkaart, anno 2005(sectie B-9099).
Kadastrale hulpkaart, anno 2012 (sectie B-9345).