De Haarmolen, nu geadresseerd aan de Polenweg 2 in Hardenberg, was vanouds gelegen in Heemserveen. Roelof Bouwhuis, destijds molenaar op de Oelemölle, kocht in 1831 een stuk heidegrond op de Hooge Haar, gelegen aan de zogenaamde Sytzamadijk. Hij kocht het land van Jan Bruins, de vrederechter van het kanton Hardenberg. De heide werd ontgonnen en korte tijd later werd een aanvraag tot het bouwen van een windmolen aan de koning ingezonden, waarop advies werd gevraagd aan de provincie en het gemeentebestuur van Ambt Hardenberg. De vergunningen werden afgegeven. Bouwhuis liet een ronde stenen wind-, koren- en pelmolen bouwen op een natuurlijke hoogte in het Heemserveen. Het bouwwerk verrees op een aarden wal en is daarmee te typeren als een beltmolen. 

Zicht op de Haar en de Haarmolen, gefotografeerd door ds. E.J. Loor te Heemse.

Notaris Antoni van Riemsdijk registreerde op 30 september 1833 een zgn. akte van borgtocht. Daarbij liet Hendrik Lenters Derkszoon, landbouwer op ’t Heemserveen, zich in als borg voor Roelof Bouwhuis, korenmolenaar, wonende te Heemse, en als zodanig bemaalende de koornmolen aldaar, gezegd de Haar-Molen (aktenr. 1068).

Kadastrale hulpkaart, anno 1835 (sectie B-1227).

In het notarieel archief is ook een akte bewaard gebleven (aktenr. 1186), gedateerd 21 december 1835, geschreven door dezelfde notaris, waarin koopman Hendrik Wenink en koorn- en pelmolenaar Roelof Bouwhuis, beiden wonend te Heemse, verklaarden dat ze zich borg stelden voor Jan Willem Wenink, molenaarsknecht op de molen van Roelof Bouwhuis in Heemse. Jan Willem had namelijk de korenmolen in het dorp Veldhausen in de graafschap Bentheim voor zes jaren gepacht. Hij was een neef van Roelof en een zoon van Hendrik Wenink.

Fragment van kaart met geprojecteerde aanleg van het kanaal van de Dedemsvaart naar Heemse (nimmer gerealiseerd), anno 1848.

De zoon van de molenaar, genaamd Gerrit Jan, zou hem opvolgen op de molen, maar overleed in november 1848. Drie jaar later stierf Roelof zelf, waarna weduwe Gezina Hurink besloot de molen publiek te veilen onder auspiciën van notaris Swam. De molen ging daarbij over in handen van molenaar Jan Snel uit Mariënberg (aktenrs. 1790 en 1793).

Voordien had notaris Willem Swam op 16 mei 1851 een boedelinventaris opgesteld. Tot het vastgoed behoorde het woonhuis op de Haar onder Heemse, met de daarnevens staande wind-, koren- en pelmolen, benevens de daarbij liggende bouw- en hooilanden en tuin en een begraafplaats op het kerkhof te Heemse (aktenr. 1750).

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 19 september 1851.
Opregte Haarlemsche Courant, 20 september 1851.

Notaris Willem Swam verleed op 18 juni 1852 een hypotheekakte op verzoek van molenaar Gerrit Jan Snel op den Oldenhoff. Deze verklaarde 2000 gulden schuldig te zijn aan grondeigenaar Hendrik Smelt Egbertszoon te Vriezenveen. Hij verbond zich, samen met zijn broer Jan Snel, molenaar op den Mariënberg, het geleende bedrag te restitueren, incl. rente. Ze stelden de Haarmolen, die werd gebruikt door molenaar Jan Willem Wenink, als onderpand (aktenr. 1908).

Vijf dagen later, op 23 juni, verleed dezelfde notaris een verhuurakte, waarbij de Haarmolen en het molenaarshuis door de gebroeders Snel voor een periode van 6 jaren werd verhuurd aan molenaar Wenink (aktenr. 1910).

Kadastrale hulpkaart, oktober 1923 (sectie B-6136).
De molen op de Haar bij Heemse (bron: Molendatabase).
de Haarmolen
Prentbriefkaart, anno 1955.
Prentbriefkaart, anno 1961.

© ‘Monumenten in de gemeente Hardenberg’, uitgegeven door de Stichting Historische Projecten, 2008.