In het archief van de Staten van Overijssel (toegang 003.1, inv.nr. 921) wordt een verklaring bewaard van de toenmalige eigenaar van den Huijse Filsterborg, de heer Frans Hendrik van Kirberin. Hij haalt hierin een ‘koopbrief’ aan de dato Filsteren den 27 november 1692, maar ook een koopbrief van de hoogwelgeboren gestrenge heer Carl van Vilsteren de dato Hardenberg den 8sten september 1639.

Bij de landelijke volkstelling van 1748 werd de Vilsterborg bewoond door Wilhelmina Theodora Josepha Alferdink, de weduwe van Frederik Anton van Kirberin. Laatstgenoemde was luitenant geweest in dienst van de vorstbisschop van Münster en tussen 1727 en 1731 gestorven. De dochters Maria en Berta woonden nog bij haar in. Zij werden op de boerderij bijgestaan door Arent Jansen (en zijn broer Willem), echtgenote Aaltien Roelofs en hun dochters Jennegien, Swaantien, Geertruid en Hillegien. Daarnaast hielp Klaas de knecht ook nog een handje mee.

In het vrijwillig rechterlijk archief van ’t Schoutambt Hardenberg vinden we deze akte, gedateerd 19 november 1700 een en tachentigh:
Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh cum annexis, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten, die waren Bastiaan Meuhlberg en M. Bruins, persoonlijk in den gerigte gecompareerd en erschenen is, juffer Maria Elisabeth van Kirberin, woonagtig op de Vilsterborgh, zijnde gezond van lighaam, haar verstand en oordeel vollenkomen hebbende, ten minsten voor zoveel aan ons uitterlijk gebleek en wezende zij comparante in dezen geadsisteerd met Roelof Dunnink als haren verkoren en geadmitteerden momboir; en verklaarde zij comparante uit overweginge van de zekerheid des doods en de onzekerheid der uure van dien, geresolveerd te wezen om bij dezen te willen maken en op te rigten haar testament en vrije onbedwongene uitterste wille over alle haare goederen, zoo zij bij haar overlijden zal komen na te laten; en daartoe dan tredende. Zoo verklaarde zij comparante met haar voornoemde momboir geadsisteerd zijnde, bij dezen op de allerplegtigste wijze te institueren en te nomineren tot haaren eenigen en universelen erfgenaam, haar broeder de heer lieutenant Frans Hendrik van Kirberin tot de Vilsterborgh, of bij vooroverlijden van dezelve, als dan deszelvs kleinzoon Franciscus Jozephus Mittendorff, om na het overlijden van haar testatrice alle haare na te latene goederen, actien en crediten, niets uitgezonderd, in vollen eigendom te erven en te profiteren. Al het voorschrevene de juffer testatrice duidelijk zijnde voorgelezen en haar afgevraagd of dit zodanig niet was haar eenige vrije en onbedwongene uitterste wille, zo heeft zij daarop geantwoord Jae; willende en begerende dat dezelve na haar overlijden effect moge sorteren, hetzij als testament, codicil, gifte ter zaake des doods ofte onder de levende, zoals best na de regten dezer landen zal kunnen of mogen bestaan, ofschook ook alle vereischte solemniteiten hierin niet mogten zijn geobserveerd. In kennisse der waarheid is dezen door mij verw. Scholtus voornoemd, met de juffer testatrice en derzelver momboir getekend, en door mij gezegeld, en omdat de testatrice nog derzelver momboir geen zegels bij haar hadden, zo hebbe op haar verzoek dezen voor haar beide met mijn kleine zegel mede gezegeld. Actum Heemse den 19 november 1700 een en tachentigh.

Het jaar erop, op 5 oktober 1782, werd het testament van 19 november 1781 alweer geroyeerd op verzoek van Maria Elisabeth van Kirberin. Op die dag liet ze een nieuw testament opstellen door de schout en herriep ze al haar voorgaande testamenten. In het nieuwe testament benoemde ze haar broer Jan Frederik van Kirberin, wonend te Klein Ringe bij Emlichheim, tot enige en universele erfgenaam.

Op 27 april 1801 werd door schout Jan Godfried Pruim een akte van huwelijksvoorwaarden geregistreerd tussen bruidegom Martinus Henricus Wilhelmus Antonius Mittendorff en bruid Anna Maria Aleida Adams genaamd Scholten.

Notaris Antoni van Riemsdijk verbleef op 10 juli 1820 op den huize den Filsterburgh, numero 12 in de buurtschap Holtheeme, op verzoek van Anna Maria Aleida Adams genaamd Scholten, weduwe en boedelhoudster van Martinus Henricus Wilhelmus Antonius Mittendorff. De notaris maakte die dag een boedelinventaris op. Tot de onroerende goederen behoorde het erve en goed den Filsterburgh, liggende te Holtheme, over en aan de rivier de Vecht en bestaande uit deszelfs behuizinge nr. 12, schuur en varkensstal, zaailand, groenland en het daartoe gehorende recht van whaardeel en plaggenwinning, zo op de bijzondere slagen tot dit erve en goed gehoorende als anderzints in de gemeene markte van Holtheeme en Den Velde. Verder bezat ze o.a. de katerstede het Eggengoor in ’t Holthemerbroek (aktenr. 194). Een week later registreerde dezelfde notaris de akte met huwelijkse voorwaarden voor bruidegom Herm Hendrik Quae, landbouwer, wonende op den Filsterburg te Holtheeme, en weduwe Anna Maria Aleida Adams genaamd Scholten, mede wonende op de Vilsterborg (aktenr. 197).

Op 11 maart 1824 vond op het erve den Filsterburgh een openbare verkoop plaats van eikenbomen in opdracht van Anna Aleida Adams, weduwe van Martinus Henricus Wilhelmus Antonius Mittendorff en echtgenote van Harm Hendrik Quae (aktenr. 61).

In 1832 was het huis en erf eigendom van Hermannus Hendricus Quae en echtgenote Anna Maria Aleida Adams genaamd Scholten. Zij waren op 30 augustus 1820 te Gramsbergen getrouwd. We vinden de Vilsterborg gesitueerd aan de noordzijde van de Overijsselse Vecht, in sectie D-56 op legger nr. 351. 

Fragment van kadastrale minuutkaart, anno 1832.

In datzelfde jaar 1832 werd de Vilsterburg op verzoek van de erfgenamen Mittendorff in veiling gebracht, zoals blijkt uit deze advertentie:

Overijsselsche Courant van 2 november 1832.

Op 25 januari 1833 werd ‘het Huis de Vilsterburgh’ bij definitieve toewijzing geveild (aktenr. 476). Kavel nummer 1 van de veiling bestond uit de boerderij en het daarbij staande varkenshok, met grond en wheeren, gaarden, koeweide en weiland (de Visschedijk). Tijdens de gecombineerde veiling werd het door middel van mijning eigendom van Jan Bruins, grondeigenaar te Heemse, en Luitjen Jolles Veening, ontvanger der rijksbelastingen, woonachtig op de Schuilenberg te Hellendoorn. Zij betaalden er f. 5.100,- voor.

Kennelijk hebben de heren de Vilsterborg vervolgens verhuurd, zoals blijkt uit een akte in het notarieel archief van 7 november 1835 (akte nr. 654). Die akte betreft de openbare verkoop van een aantal mobilia, waaronder geene goud- nog zilverwerken in opdracht van Teunis Nijsink, landbouwer, wonende op het erve den Vilsterburgh. Het betrof de verkoop van roerende goederen, zoals ‘koebeesten’, schapen, kalveren, stro, vork, gaffel, tobbe, wettervat, theeketel, koffijketel, boezelaar, jak en een snijzomp met mes. Teunis’ jonge echtgenote Hendrikjen Veurink was enkele maanden eerder overleden, namelijk op 22 augustus 1835 te Holtheme. Ze waren drie maanden daarvoor, op 7 mei, getrouwd.

In 1841 werd de Vilsterborg bewoond door landbouwer Jan Potgraven. Dat blijkt uit een brief in het archief van de voormalige gemeente Gramsbergen, waarin hij vraagt om een financiële vergoeding voor de schade die hij geleden had als gevolg van de overstroming van de rivier de Vecht. Het verzoek werd afgewezen, omdat hij niet onbemiddeld was… Drie jaar later woont het echtpaar Potgrave er nog steeds. Op 13 oktober 1844 vraagt de officier van justitie te Deventer dat zij verhoord worden aangaande een ingediende klacht tegen ontvanger L.J. Veening.

Leeuwarder Courant van 19 maart 1850.

Uit bovenstaande advertentie blijkt dat de Vilsterborgh – in de krant foutief gespeld ‘Velsterbergh’ – in 1850 werd gepacht door J. Schutte. Het jaar erop volgde een publieke veiling, zoals blijkt uit deze advertentie:

Zwolsche Courant van 2 mei 1851.

In het archief van notaris Swam is de akte bewaard van de publieke veiling, gedateerd 25 juni 1851 (akten 1761, 1763 en 1768). Daaruit blijkt dat de verkoop geschiedde in opdracht van mr. Jolle Gabe Veening, advocaat te Deventer, voor zichzelf en als gemachtigde van zijn moeder mej. Zwaantje Bruins, weduwe van Luitjen Jolles Veening te Hellendoorn, en namens zijn zuster Mietje Veening te Hellendoorn. Het erve en goed Den Vilsterborg werd verkocht aan Carel Frederik Collmann, ontvanger te Laar, voor f. 2.325,- Deze had de onroerende goederen aangekocht in opdracht van Albert Dijkman of Diekman, landbouwer te Laar. Bij de boerderij behoorden gronden met fraaie veldnamen: de Garstenkamp, het Lemmenland, den Telgenkamp, het Telgenstuk, de Groote- en Kleine Pan, het Balland, de Vuilemaat en de Kruizebrink.

Op 7 april 1852 hield notaris Swam een openbare veiling van ‘afbraak’, op verzoek van landbouwer Albert Dijkman op den Vilsterborg (aktenr. 1858).

Op 31 maart 1853 verbleef notaris Swam andermaal op de Vilsterborg, alwaar hij in opdracht van Albert Dijkman overging tot de publieke verkoop van hooi en stro (aktenr. 1982).

Over op:
819/2: Eigendom van Albert Dijkman (zie register van overschrijving, deel 84, nr. 50). Hij was op 13 mei 1853 te Gramsbergen getrouwd met Everdine Timmer, eveneens afkomstig uit ’t Laar. In 1852 afbraak. Over op: 
819/12: Huis en erf. In 1853 afbraak. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1854. Sectie D-1116.

819/13: Huis en erf. Nieuwe sectie D-1116. Huisnr. E-16. In 1877 bijbouw. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1877. Sectie D-1911.

819/17: Nieuwe sectie D-1911. Huis, erf, schuur en varkenshok. In 1882 bijbouw. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1882. Sectie D-2038.

819/19: Nieuwe sectie D-2038. Huis, schuren en erf. In 1889 stichting. Over op:
819/26: In 1902 sloop en stichting. Over op: 
819/27: In 1903 sloop en stichting. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1903.

3326/1: Eigendom van Albert Dijkman en zoon Jan Hendrik Dijkman. Sectie D-2381. In 1906 bijbouw. Over op:
3326/2: In 1907 bijbouw. Over op:
3326/3: In 1908 successie. Over op: 
819/31: Eigendom van Jan Hendrik Dijkman en echtgenote Hindrikien Wesselink. Zij waren op 14 april 1898 getrouwd te Gramsbergen. In 1908 boedelscheiding. Over op:
3249/17: Eigendom van weduwe Hindrikien Dijkman-Wesselink en kinderen (zie register van overschrijving, deel 463, nr. 32). In 1927 stichting en vernieuwing. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1907. Sectie D-2598.

3249/29: Sectie D-2598. Huis, schuren en erf. Over op:
3249/31: In 1932 stichting. Over op:
3249/32: In 1955 boedelscheiding. Over op:
5533/18: Eigendom van Albert Dijkman (geb. 13-01-1899) en echtgenote Aaltje Hendrikje Slingenbergh. Holtheme, E-14. In 1957 stichting. Over op:
5533/20: In 1970 verbouw. Over op:
5533/22: In 1975 boedelscheiding. Over op: 
6792/16: Eigendom van zoon Jan Hendrik Dijkman. Holtheme, E-14.