Hoewel de schoolgaande kinderen van Holthone en de naastgelegen buurtschap Anerveen al sinds het begin van de negentiende eeuw in een eigen schooltje onderwezen werden, stond de hoofdonderwijzer geen meestershuis ter beschikking. De in 1875 overleden Gerrit Jan Nijeboer was een tijdlang het hoofd van de school, maar hij bewoonde zijn eigen boerderijtje op het Anerveen. Ook zijn opvolgers Hans Bernhard van Veen en Abraham Braam moesten zelf zorgen voor onderdak. Pas in 1884 werden door de gemeente Gramsbergen de eerste plannen gesmeed om een woning voor de hoofdonderwijzer in Holthone te bouwen. In dat jaar moest de gemeente behoorlijk in de buidel tasten, ja zelfs een grote lening aangaan, om naast de kosten voor de onderwijzerswoning in Holthone ook de rekeningen te kunnen betalen van de nieuwe scholen in Ane en Den Velde en de verbouw van de school in De Krim.

Het lukte de gemeente om pal naast het schooltje in Holthone de grond aan te kopen van Heribert Willem Aleid baron Sandberg van Essenburg, de eigenaar van landgoed de Groote Scheere. Een perceel grond, ter grootte van acht are, werd voor 80 gulden overgedragen aan de gemeente, waarna de bouw van een onderwijzerswoning kon worden aanbesteed. In augustus 1884 verleende de schoolopziener goedkeuring aan het bestek en de tekening. Het ontwerp kwam van Hendrik Egberts Hoegma uit Hoogeveen die daar als gemeentearchitect werkte en er onder andere een burgemeesterswoning ontwierp. Toch zou het nog bijna anderhalf jaar duren voordat het ministerie goedkeuring verleende aan de plannen, waarna op 5 februari 1886 de openbare aanbesteding kon volgen.

Lucas Smink, timmerman te Lutten aan de Dedemsvaart, schreef als laagste in voor de som van bijna vierduizend gulden. Zijn mede-aannemers en borgen waren houthandelaar Hermannus Mooi en timmerman Harm Welmers, beiden ook afkomstig uit Lutten. Het originele bestek, bewaard in het archief van de voormalige gemeente Gramsbergen, laat zien dat een huis gebouwd moest worden dat bestond uit een woonkamer, gang, studeerkamer, keuken, bergplaats, schuur, kelder, regenbak en privaatput. Het is aardig om nu nog te kunnen lezen dat er twee schoorstenen in het gebouw moesten worden gemetseld. De schoorsteenmantels moesten worden betimmerd met vurenhout. De woonkamer en het studeerkamertje moesten behangen worden opgeleverd. Daarvoor mocht men behangpapier gebruiken dat maximaal veertig cent per rol kostte. De aannemer moest volgens het bestek op 1 april 1886 beginnen met het uitgraven van de grond en doorwerken tot het volledige gebouw vier maanden later, geschilderd en wel, kon worden opgeleverd.

In september werd de nieuwe onderwijzerswoning opgeleverd. Hoewel de vereiste inspectie nog niet had plaatsgevonden, kreeg hoofdonderwijzer Gerrit Theodorus Schepers toch toestemming van de schoolopziener om het huis te betrekken. Schepers was twee jaar eerder begonnen met lesgeven aan het schooltje in Holthone. Voorheen was hij in Amsterdam politieagent. Waarschijnlijk zal hij weinig problemen hebben gehad om de orde in de klas te handhaven.. Het was een oppassende en fatsoenlijke man en omdat het in die tijd moeilijk was om onderwijzers te krijgen voor de kleine plattelandsschooltjes, was over zijn gevorderde leeftijd heen gestapt. Schepers was al 54 toen hij benoemd werd als hoofd van de school in Holthone.

Bij een algemene inspectie van de districtsschoolopziener, eind 1892, bleek dat de staat van zowel het schoolgebouw als de – nog redelijk nieuwe – onderwijzerswoning te wensen overliet. De plafonds vertoonden kleine barsten en scheuren. De dakgoten van de woning lekten, zodat het hemelwater langs de muren liep en het huis vochtig werd. De waterpompen waren nog steeds defect en de wekelijkse schoonmaak gebeurde slechts bij uitzondering, want alles was met een dikke laag stof bedekt en spinnenwebben hingen aan de muur en zolders. Meester Schepers beĆ«indigde zijn onderwijzersloopbaan noodgedwongen in oktober 1898, vanwege ziekelijke ongesteldheid. De inmiddels 71-jarige oud-agent kon geen aanspraak maken op pensioen, want daarvoor had hij niet lang genoeg in het openbaar onderwijs gewerkt… Zijn opvolger werd Hendrik Rundervoort. Deze geboren Gramsberger was daarvoor tweede onderwijzer geweest aan de lagere school in Gramsbergen. In 1896 had hij zijn hoofdakte behaald en toen Schepers eervol met ontslag ging, solliciteerde Rundervoort naar de vacante post in Holthone. Hij werd benoemd en kreeg goedkeuring van de onderwijsinspectie, ondanks een door dokter Van Maanen geconstateerde bijziendheid. Meester Rundervoort bewoonde het meestershuis, samen met zijn vrouw Jennigje Reurink en zijn drie zoons. Ook aan de onderwijzeressen Egberta Veen (van 1900 tot 1906) en Sijtske Durkstra (van 1906 tot 1908) werd onderdak geboden. In die tijd gingen ongeveer 65 leerlingen naar school in Holthone. Rundervoort heeft er waarschijnlijk altijd met plezier gewoond, want als een blijvende herinnering grifte hij in een van de bakstenen naast de achterdeur zijn eigen initialen en die van zijn vrouw. Toen hij in 1909 op eigen verzoek werd overgeplaatst naar de school in Ane, werd hij opgevolgd door Johannes Hes die voorheen onderwijzer was in Slagharen en op Terschelling.

Hes bleef vijfentwintig jaar les gegeven in Holthone en werd opgevolgd door meester Van Essen (van 1952 tot 1954 en van 1964 tot 1968) en meester De Klerk (van 1957 tot 1964). De laatste hoofdonderwijzer was Wim Hulzebosch. In 1985, bij de invoering van de Wet op het Basisonderwijs, sloot de openbare school van Holthone haar deuren. Daarmee verloor ook de woning van de hoofdonderwijzer haar functie. De gemeente bood de school en de woning te koop aan. Jonkheer Maurits de Beaufort kocht ze beide. Het echtpaar Passies-Visscher had belangstelling voor het oude meestershuis, maar de jonkheer besloot de woning niet te verkopen. Wel mocht het echtpaar het huis huren. Uiterlijk is het pand nog steeds praktisch onveranderd, met uitzondering van het naambord Holthone en het balkon die later zijn aangebracht.

(Bron: Monumenten in de gemeente Hardenberg; Stichting Historische Projecten Hardenberg, anno 2008).