In het vrijwillig rechterlijk archief van het Schoutambt Hardenberg vinden we deze akte, gedateerd 14 juni 1780:
Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh, cum annexis, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten die waren Jan Jacobs en Arend Ophof, persoonlijk in den gerigte gecompareerd en erschenen zijn Hendrik Wolbink, benevens deszelvs zoon Gerrit Wolbink en zijn huisvrouw Wibbegien Everts, tutore marito, woonagtig te Ane; en verklaarden zij comparanten voor alzodane pagt, bedragende jaarlijks sestig mudde rogge en beloofde verbetering, als denzelven Gerrit Wolbink als huurder of pagter van het erve den Hof te Ommen aan haar edele mogende de heeren ordinaris gedeputeerden van de Staten van Overijssel, voor den tijd van ses jaaren beginnende met Petri 1700 een en tachentigh, beloofd heeft; onder renuntiatie van alle exceptien die desen mogten contrariëren, bij dezen tot borge te stellen en tot een speciaal hijpotheecq en onderpand te verbinden haar comparanten eigendommelijke allodiale en onbezwaarde keuterplaatse Dobbemans genaamd, bestaande in het woonhuis en gaarden, ongeveer ses mudden bouwland en ongeveer vier dagwerken hooijland, kennelijk staande en gelegen onder Gramsbergen, ten einde om ingeval van onverhoopte misbetalinge der bovengemelde pagt en niet nakominge zijner beloofde verbeteringe hetzelve daaraan bij parate executie te kunnen en te mogen verhalen. In kennisse der waarheid is desen door mij verw. Scholtus voornoemd met de comparanten getekend, en door mij gezegeld, en omdat zij comparanten geen zegels en hadden, zo hebbe op haar versoek desen voor haar met mijn kleine zegel mede gezegeld. Actum Hardenbergh den 14 junij 1700 en tachentigh.

Gerrit Hendriks Wolbink en Wibbigjen Everts waren op 12 mei 1774 te Hardenberg getrouwd.

In 1798 werd het Dobbemans bewoond door Jan Bosch Gerritsen en echtgenote Wibbigjen Jansen. Dat blijkt onder meer uit het doopboek van Gramsbergen, waarin de predikant aantekening maakte van de doop van hun zoon Jan, op 2 maart. Jan en Wibbigjen waren op 25 mei 1797 getrouwd in de kerk te Gramsbergen.

Doopboek Gramsbergen.

Uit het notarieel archief blijkt dat het Dobbemans al in 1813 werd bewoond door Mannes Schuldink. Hij was in juni 1812 weduwnaar geworden door het overlijden van zijn echtgenote Jennegien Roelofs. Toen hij een tweede huwelijk wilde aangaan, met Geertien Altena, moest een zgn. ‘akte van eerbied’ worden opgesteld. Dat deed notaris Antoni van Riemsdijk op 12 januari 1813. Acht dagen later maakte dezelfde notaris een zgn. ‘inventaris’ op. Daarin beschreef hij minutieus alle bezittingen van Mannes Schuldink. Op 29 januari werd Mannes’ tweede huwelijk voltrokken te Gramsbergen. 

Op 20 april 1822 registreerde notaris Antoni van Riemsdijk een overdrachtsakte. Voor hem compareerden (verschenen) Hendrik Woertink en Hendrikjen Hofmeijer, landbouwers te Arriën in het Schoutambt Ommen. Zij verklaarden voor 1000 gulden het erfjen de katerstede het Dobbemans over te dragen aan Mannes Schultink, de koper en bewoner van het erf (aktenr. 178).

Dezelfde notaris verleed op 21 mei 1822 een hypotheekakte op verzoek van Mannes Schultink, landbouwer, wonende op het erfjen het Dobbemans in de zogenaamde Lozermarsch. Deze verklaarde en erkende 1000 guldens schuldig te zijn aan de gebroeders Gerhardus en Jacobus Hendrikus Mazier, renteniers te Zwolle. Als onderpand stelde hij zijn erfjen of katerstede het Dobbemans, zoals door hem op de 20ste der vorige maand bij publieke veiling was aangekocht van Hendrik Woertink en Hendrikjen Gerrits Wolbink of Hofmeijers, landbouwers te Arriën, en door hem wordende bewoond en gebruikt, en bestaande uit een woonhuis en schuurtjen numero 48, met derzelver gronden en wheeren, mitsgaders begraafplaats op het kerkhoff te Gramsbergen (aktenr. 198).

Op 19 juli 1823 werd door notaris Willem Swam te Gramsbergen op het erfjen Dobbemans, no. 48 onder de stede Gramsbergen een akte opgesteld betreffende de inventaris (aktenr. 47) van alle onroerende en roerende goederen, in opdracht van Mannes Schulting, weduwnaar van Geertjen Altena en eerder van Jennichien Roelofs. Tot de onroerende goederen behoorde o.a. het erfjen het Dobbemans, bestaande in deszelfs behuizinge no. 48 en schuur c.s. Mannes Schuldink hertrouwde vervolgens op 24 juli 1823 te Gramsbergen met Hendrika Buuls (Grotebuul), weduwe van Jan Jansen. Zij woonde ook op ’t Dobbemans en ook haar bezittingen, alle roerend, werden op 19 juli 1823 geïnventariseerd door notaris Swam (aktenr. 46).

Haar jaar erna, op 25 maart 1824, verleed dezelfde notaris het testament van Mannes Schulting (aktenr. 64). Hij legateerde alles aan zijn echtgenote Hendrika Buul.

Notaris Swam zag Mannes Schuldink op 13 juni 1829 opnieuw verschijnen en wel voor de registratie van een hypotheekakte. Hij had namelijk 700 guldens geleend van landbouwer Jan Renting uit Erm om daarmee een groot deel van zijn schuld aan de erven Mazier (ad 1000 guldens) te kunnen afbetalen. De landbouwers Jan Schuldink uit Ane en Albert Altena uit Lutten stonden borg voor Mannes’ schuld aan dhr. Renting. Als onderpand gold o.a. een woonhuis en schuur, staande onder numero 86 in den Lozermarsch met de daarbij liggende kamp (aktenr. 310).

In 1832 was het huis en erf eigendom van landbouwer Mannes Schuldink en echtgenote Hendrika Grotebuul. Ze waren op 24 juli 1823 getrouwd te Gramsbergen. We vinden het erf in 1832 gesitueerd in de zgn. ‘Loozer Marsch’ in sectie E no. 35 op legger nr. 398. Het verdwenen erf moeten we nu situeren in de uitbreidingswijk Loozer Marsch te Gramsbergen ter hoogte van de waterpartijen aan De Telgte. 

Fragment van oorspronkelijke minuutkaart, anno 1832.

Op 31 mei 1839 registreerde notaris Swam een akte van decharge (aktenr. 825) waarin Hendrikjen Gerrits, weduwe van Hendrik Woertink te Arriën, verklaarde in te stemmen met het doorhalen van de hypothecaire akte van 20 maart 1833 waarbij Mannes Schuldink zijn woonhuis en schuur, staande onder nr. 86 in de Lozermarsch, met bijbehorende landerijen, tot zekerheid (onderpand) had gesteld voor een bedrag van 350 guldens.

Datzelfde jaar, op 23 november, verleed notaris Swam een hypotheekakte voor 1100 gulden (aktenr. 855). Mannes Schuldink verklaarde wegens vroeger opgenomene en ter leen ontvangene gelden van wijlen Jan Harmen Slingenberg, in leven landbouwer in ’t Holthemerbroek, nu opregt en deugdelijk schuldig te zijn aan deszelfs nagelatene twee minderjarige kinderen, met name Evert en Hendrikjen Slingenberg te Radewijk. Als onderpand stelde hij de katerstede het Dobbemans, bestaande in een woonhuis en schuur met derzelver grond en wheere, staande onder numero 86 in den Lozermarsch, bekend onder sectie E numero vijfendertig, met den daarbij liggenden kamp c.s.

Op 22 februari 1840 verleed notaris Willem Swam een rectificatie-akte op verzoek van landbouwer Mannes Schuldink, wonende in den Lozermarsch en landbouwer Jan Hendrik Jonkeren in Den Velde als voogd over de minderjarige kinderen van Jan Harm Slingenberg (aktenr. 864).

Op 8 mei 1854 verschenen Mannes Schuldink en Gerrit Jan Schuldink voor notaris Swam. Ze verklaarden 1400 gulden schuldig te zijn aan Willemina Christina Boerrigter, echtgenote van Jan Hesterus Aleidanus Kramer, zadelmaker te Coevorden. Als onderpand voor de lening en de verschuldigde rente verbonden ze hun eigendommelijke huis en erf, met grond en wheere, staande en gelegen in den Lozermarsch, sectie E-35 (aktenr. 2137).

Notaris Willem Swam hield op 27 november 1855 op den Kanaaldijk bij het erve Dobbeman onder de buurtschap Loozen een openbare verkoop van bouwmaterialen, op verzoek van Henri Louis Bekker, aannemer te Gramsbergen (aktenr. 2302).

398/2: In 1865 herbouw. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1865.

398/9: Nieuwe sectie E-1423. Eigendom van Hermanus Schuldink en mede-eigenaren. Huisnr. A-111.

Notaris Hilbrand van Barneveld te Gramsbergen verleed op 31 juli 1879 een hypotheekakte op verzoek van Aaltje Grootebuuls, weduwe van Gerrit Jan Schuldink te Loozen. Zij verklaarde daarin 300 gulden schuldig te zijn aan mej. Aleida Gerritdina Kramer te Coevorden en aan Johanna Margaretha Boerrigter te Coevorden. Als onderpand voor het geleende bedrag en de daarover verschuldigde rente stelde ze een aantal onroerende goederen tot onderpand. Dit betrof o.a. de haar toekomende helft van een huis en erf, sectie E-1423 (aktenr. 1518, scan 38).

In 1890 boedelscheiding. Over op:
2792/2: Eigendom van Derk Schuldink en echtgenote Jantien Cras (zie register van overschrijving hypotheken, deel 375, nr. 19). In 1902 sloop. Over op:
2792/4: Erf. In 1903 sloop en samenvoeging met het naastgelegen, veel grotere perceel, sectie E-34. Daarop werd, verder naar ’t oosten, een nieuw huis aan de Kanaaldijk-West nr. 3 gebouwd.

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1903.