Legger 481/42: Sectie B-2108. Veengrond. Eigendom van ontvanger van ’s Rijksmiddelen Jan Arent baron van Ittersum en echtgenote jonkvrouwe Theodora Sophia van Foreest van Heemse. In 1861 ontginning en stichting. Over op:

Kadastrale hulpkaart, d.d. 25 mei 1861 (sectie B-3935).

Legger 481/70: Nieuwe sectie B-3935. Huis en erf. In 1863 hermeting. Over op:
Legger 481/98: Nieuwe sectie M-203. Huis en erf.

Notaris Troost te Heemse verleed op 10 juni 1876 de transportakte waarbij het huis en erf op sectie M-203 door de familie Van Ittersum werd verkocht aan landbouwer Jacobus van der Heide te Lutten (aktenr. 560).


Legger 3563/1: Sectie M-203. Huis en erf. Eigendom van landbouwer Jacobus van der Heide en echtgenote Annigje Knol. In 1878 expiratie vrijdom. Over op:
Legger 3563/10: In 1886 verkoop. Over op:
Legger 1539/60: Sectie M-203. Huis en erf. Huisnr. P-86. Eigendom van schipper en winkelier Jan Blokzijl en echtgenote Geertje Mos. In 1887 herbouw. Over op:
Legger 1539/69: In 1888 bijbouw. Over op:

Kadastrale hulpkaart, juni 1888 (sectie M-203).

Legger 1539/75: In 1912 verkoop. Over op:
Legger 7205/1: Sectie M-203. Huis en erf. Eigendom van Hendrik van Laar en echtgenote Aaltje de Weerd. Huisnr. P-86.

Hendrik van Laar was op 21 juli 1878 geboren op ‘de Pothof’ te stad Hardenberg. Op heel jonge leeftijd moest hij al aan het werk om geld te verdienen, eerst als koeherder, later als schaapherder. Op zevenjarige leeftijd begon hij gedichten te schrijven. Dat zou hij zijn verdere leven blijven doen. 

In 1912 vereniging van percelen en verkoop deel van perceel. Over op:

Kadastrale hulpkaart, juni 1912 (sectie M-2833).

Legger 7205/2: Nieuwe sectie M-2833. Huis en weiland. In 1913 vereniging van percelen. Over op:

Kadastrale hulpkaart, februari 1913 (sectie M-2853).
Kadastrale hulpkaart, december 1913 (sectie M-2853).

Legger 7205/3: Nieuwe sectie M-2853. Huis en weiland.

Op 25 juni 1915 werd deze reispas uitgereikt aan de toen 43-jarige charpentier (timmerman) Hendrik van Laar.
Hendrik van Laar, Aaltje de Weerd en de drie oudste kinderen Frits (Frederik), Mina en Jacob, ca. 1915.

Salland’s Volksblad, 26 januari 1923:
Door de Nederlandsche Bijenvereeniging is aan H. van Laar alhier een prijs toegekend (een zilveren bij) voor het maken van rijmspreuken op de reclame-etiketten, betrekking hebbende op den honinghandel en den bijenteelt.

Al op jonge leeftijd kende Hendrik van Laar een innerlijke aandrang om indrukken en gedachten op te schrijven, niet alleen in proza, maar vooral in dichtvorm. Het waren dingen die hem boeiden in de natuur om zich heen, maar ook reageerde hij dichterlijk op allerlei actuele en historische voorvallen, waarbij gebeurtenissen rond het Koninklijk Huis zijn bijzondere aandacht en liefde hadden. Bovendien getuigde hij in veel van zijn gedichten van zijn oprecht en doorleefd christelijk geloof. In 1922 publiceerde het Salland’s Volksblad een mooi gedicht van Hendrik over het oude kerkhof in Hardenberg en in 1923 schreef hij:

De tak is kaal en dor de wei,
Toch zing ik thans geliefde bij,
Opdat gij straks zult zingen.
Ik weet U dreigt de hongersnood
En zal na korten tijd de dood
Uw woning binnen dringen.
Doch ‘k zal, daar ik Uw vriend steeds ben,
Nog trachten, om door inkt en pen
U uit den nood te redden,
En dat ik straks voor dezen zang
Wel spijze naar uw lust ontvang,
Dat durf ik vast wel wedden.
Vertoon’ zich op mijn kraag althans
Een zilv’ren bij in reinen glans,
Die men mij ging vereeren,
Dit spoort mij des te meer nog aan,
Om door uw werking ga’ te slaan,
Mijn kennis te vermeêren.
Als deze poging mij gelukt,
Dan hoeft gij niet meer zoo bedrukt
In uwe cel te kruipen,
Maar zal de zoete suikerstroop,
Alleen in ’t bijenhuis te koop,
U van de vlerkjes druipen.
Doe uwe maag dan flink te goed,
Opdat zoodra een overvloed
Van bloem en bloesems beide
De gaarden en de velden siert,
Gij gonzend door het luchtruim zwiert
Zoo opgeruimd en blijde.
Hebt gij door ijver en geduld
Uw korf met honing dan gevuld,
Als Wijnmaand is genaderd,
Dan zingt gij lieve honingbij
Het meeste en het best voor mij,
Voor ’t geen gij hebt vergaderd.


Groepsfoto van het gezin Van Laar. Geheel links Hendrik van Laar (1878-1969). Rechts met witte muts Aaltje van Laar-de Weerd (1882-1969).

In 1936 verleende de gemeente Ambt Hardenberg vergunning voor de bouw van een schuur. Over op:
Legger 7205/4: Sectie M-2853. Huis, schuur en weiland. In 1939 verleende de gemeente Ambt Hardenberg vergunning voor de verbouw en bijbouw van het woonhuis. Over op:

Portretfoto van dichter Hendrik van Laar met horlogeketting en versierselen op de borst (fotograaf: Bol, Gramsbergen).
Kadastrale hulpkaart, april 1942 (sectie M-2853).

Legger 7205/5: Sectie M-2853. Huis, schuur en tuin.

In 1948 was Hendrik van Laar een van de oprichters van de Oudheidkamer Hardenberg en in 1955 herdacht hij het 50-jarig dichterschap. Toen ook werd hij koninklijk onderscheiden. De krant ‘Trouw’ van 1 oktober 1955 stond daar uitvoerig bij stil:

Hendrik van Laar in Lutten draagt een zwarte pet met een lier er op. Het bijzondere karakter van die pet zit in die lier, want Hendrik van Laar heeft deze op zijn hoofddeksel gespeld als symbool van zijn dichterschap. Het heeft ons niet veel moeite gekost om, toen we eenmaal in het Overijsselse dorpje Lutten waren, waar de huisjes als uit een grote zak uitgestrooid schijnen te zijn langs de Dedemsvaart, Hendrik van Laar te vinden. “O, ie bedoelt Hendrik van Laar, de dichter?” en toen werd ons vriendelijk en rap geopenbaard waar deze karakteristieke man woont.
“Hier is Van Laar”, zei zijn dochter, toen wij nauwelijks gezeten waren in een fauteuil en met belangstelling het gezellige orgeltje bekeken, dat in een hoek stond te glimmen. Daar was de dichter dan. Zijn dochter leidde hem de voorkamer in, zoals men een dominee “opbrengt”. Een kleine man met streepjesbroek en zwarte jas, op zijn borst de zilveren eremedaille, verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau, die de Koningin verleende wegens zijn grote verdiensten voor de Luttense gemeenschap. Nou, wie met Hendrik van Laar praat, moet oppassen. Hij loopt kans de bus te missen. En dat betekent in Lutten anderhalf uur wachten op een volgende. “Ik heb een veel bewogen leven gehad”, zeg Hendrik van Laar, die nu 77 is. Hij trekt eens aan zijn kromme pijpje, wimpelt het koekje af, dat zijn vrouw hem presenteert en begint dan aan zijn verhaal. Toen Hendrik zijn eerste ervaringen in het maatschappelijke leven achter de koeien van de boeren in Hardenberg, waar hij geboren is, had opgedaan, werd hij schaapherder. Toen was hij 14. Hij hoedde de kudde in Collendoorn, tussen Hardenberg en Lutten en wilde zelf ook graag een schaap hebben, maar hij verdiende te weinig om er zelf een te kopen. Op een goede dag deed Hendrik een reuze vondst. Hij vond drie gouden munten en drie gouden ringen uit de Spaanse tijd. “Elisabeth Spanje” stond erop. Dat was geweldig, mensen, maar de boer vond dat ook en pakte ze hem af. Nu wist Hendrik aardig goed de weg naar de autoriteiten. Via de marechaussee en de rijksveldwachter kwam hij zelfs bij de kantonrechter terecht en na veel vijven en zessen stelde die hem in het gelijk. Van Laar kwam toen overeen met de boer dat deze de munten en ringen zou houden en dat hij, Hendrik, een schaap en een lam zou krijgen. En daarmee trok Hendrik naar Diffelen, waar hij scheper voor zeven boeren tegelijk werd.
Als Hendrik van Laar gaat praten over de heide, over de schapen en bijen, over de nachten in het veld doorgebracht, wordt hij bijna lyrisch. De dominees kunnen daar prachtig over preken, “maar ze weten er allemaal niets van”, zegt Hendrik van Laar ondeugend. Meen niet, dat hij iets tegen dominees heeft. Hij is zelfs dertig jaar lang ouderling van de Chr. Geref. Kerk in Lutten geweest. Maar dit terzijde. Daar, in het vrije veld, daar is het begonnen. Terwijl hij rustig aan een kous zat te breien en zijn oog zo nu en dan liet glijden over de wollige schapenruggen, welde er ineens een gedicht in zijn hart op. En daar bleef het niet bij. Het werd een stroom van gedichten, waar geen eind aan kwam en die ook nu nog niet is gestuit. In die dagen was er een familietwist in Heemse, dat tegen Hardenberg ligt aangeleund. Hendrik maakte daar een vers over. Hij was wel zo verstandig om het niet op papier te zetten, maar droeg het meermalen voor bij het gespin. Dat waren de avonden, waarop de jongens en meisjes uit de streek, nadat er overdag door de maagden gesponnen was, elkaar op de boerderij ontmoetten voor een gezellig samenzijn. Een der meisjes schreef het gedicht stilletjes op en weldra zong iedereen het in de streek. Maar dank zij dit vers is de vrede getekend. Zelfs in Pruisen heeft Hendrik van Laar de schapen gehoed. Eenmaal maakte hij een hevig onweer mee, waarbij 17 schapen door de bliksem werden gedood. Toen Hendrik van Laar zo wat verzen geschreven had, dacht hij dat hij dichter was, maar ds. G. Doekes, die destijds in deze contreien stond, vertelde hem dat hij op weg was het te worden, ’t Was eens op een ringvergadering van de jongelingsverenigingen dat ds. Doekes hem eigen werk hoorde voordragen. De predikant heeft daarop met hem gesproken en hem een boek gegeven, dat hem wegwijs maakte in de techniek van het dichten. En zo schreef Van Laar later evengoed verzen in de anapest en trochaeus als in de jambe.
Nu ruim 50 jaar geleden werd zijn eerste gedicht gepubliceerd in het Salland’s Volksblad. Het ging over de brand die in 1905 Vriezenveen verwoestte. Daarop zijn honderden gedichten gevolgd, die verspreid werden gepubliceerd. Vier bundeltjes gaf hij uit, waarvan het eerste “Heidebloempjes” heette. Van Laar zelf zei in het voorwoord, dat hij zijn verzen bescheidenlijk als heidebloempjes wilde zien, vergeleken bij de “bloemenkransen” van Cats, Beets en Da Costa. Sedert wijlen koningin Emma ging en gaat er steevast een gedicht naar de leden der koninklijke familie, wanneer zij jarig zijn. En prompt kwam er altijd een bedankje terug. Die gedichten laat de burgemeester altijd keurig overtikken op de secretarie. Toen de Koningin in 1950 een bezoek bracht aan Hardenberg is de dichter van Lutten aan haar voorgesteld. Mensen, dat was een grote dag voor hem. De bijen hebben zijn volle liefde. Eigenlijk heeft hij daarover zijn eerste vers geschreven. Hij zegt er zelf o.a. van: Een versje van zes regels maar, maakt’ ik als kind, pas zeven jaar, door liefde steeds gedrongen. En ‘k heb toen reeds de honingbij, die ’t bloempje kuste in de wei, zacht neuriënd bezongen. Alles en iedereen heeft hij bezongen, “maar ’t leeuwendeel werd ’t bijtje toegemeten”, zegt mij Hendrik van Laar. En dat is geen wonder. Hij is een pionier op het gebied der imkerij. Vorig jaar werd hem zelfs het ere-voorzitterschap van de Algemene Nederlandse Imkersvereniging, dus van de landelijke organisatie op dit gebied, aangeboden. Vele puntdichten heeft hij op de bij en de honing geschreven. We laten er een paar volgen:

* Wilt u honing op het brood? maak dan nooit een bijtje dood.
* Honing in de zure pap, smaakt al eet men ’t uit een nap.
* Een weinig honing aan de speen, houdt ’t kindje in de wieg tevreên.

De scheper-dichter was zeker niet een man die zich in zichzelf opsloot. Later werd hij timmerman en daarna colporteur voor een grote uitgever. Hij stond midden in het leven. Jaren en jaren was hij bestuurslid van het Groene Kruis. Thans, 77 jaar oud, is hij nog tweede voorzitter van de A.R. Kiesvereniging in Lutten. We hebben, terwijl Hendrik van Laar een nieuw pijpje opstak en zijn vrouw nog eens een kopje thee inschonk, wat gebladerd in de vergeelde bundeltjes en daarbij de indruk gekregen dat Hendrik van Laar weliswaar geen grote poëzie heeft geschreven, maar dikwijls uit is gekomen boven veel domineespoëzie van de vorige eeuw. Men moet deze verzen natuurlijk zien in het raam van de tijd, waarin ze zijn geschreven. Maar vaak treffen ze door een originele vondst, een verrassend beeld, een snedig gezegde. Meermalen is er in deze verzen werkelijk een “zingen”.
*.* Dit is in ’t kort de geschiedenis van Hendrik van Laar, een eenvoudige man, die een zwarte pet draagt met een lier er op. De dichter van Lutten, die, als eens David, bij de schapen in het vrije, wijde veld zijn eerste gedichten schreef. En nu, na meer dan een halve eeuw, zijn lier nog altijd bespeelt.

In 1956 verkoop. Over op:

Kadastrale hulpkaart, 20 juli 1956 (sectie M-3897).

Legger 12771/1: Nieuwe sectie M-3897. Huis, schuren, erf, bouw- en weiland. Eigendom van Wilhelmina van Laar (enerzijds) en Gustaaf Adolf van Laar (anderzijds). Het recht van gebruik en bewoning lag bij de ouders Hendrik van Laar en Aaltje de Weerd. In 1959 stichting. Over op:
Legger 12771/2: Sectie M-3897. Huis, schuren, bouw-, weiland en erf. In 1964 wijzigde het adres Lutten P-147 in Anerweg-Noord 20.

Toen Jan Slot in oktober 1964 werd geïnstalleerd als burgemeester van Hardenberg maakte Van Laar een van zijn vele gedichten. Hij was toen al 86 en Slot was de veertiende burgemeester die hij in zijn leven had mogen verwelkomen met een gedicht (de burgemeesters van Ambt en Stad Hardenberg meegeteld). Op zijn zwarte pet droeg hij meestal een lier, als bijzonder symbool van zijn dichterschap.

In 1965 splitsing. Over op:

Kadastrale hulpkaart, 2 februari 1965 (sectie M-4109).

Legger 12771/4: Nieuwe sectie M-4109. Huis, schuur en tuin.

Dichter Hendrik van Laar bij zijn iemenschoer (bijenkorven).
Dichter Hendrik van Laar en echtgenote Aaltje de Weerd ten tijde van het diamanten huwelijksfeest, anno 1967.
Hendrik van Laar (1878-1969), gefotografeerd door ds. E.J. Loor te Heemse op 23 augustus 1967.

Aaltje van Laar-de Weerd overleed op 5 mei 1969. Hendrik van Laar overleed op 4 december 1969, op 91-jarige leeftijd. Eind 2000 werd een straat naar hem vernoemd in de nieuwbouwwijk Marslanden.

In 1971 opgenomen in de ruilverkaveling. Over op:
Legger 12771/5: Nieuwe sectie U-266. Huis en tuin. In 1977 verbouw. Over op:
Legger 12771/6: Sectie U-266. Huis en tuin aan de Anerweg-Noord 20.