Brief van burgemeester Antoni van Riemsdijk van de gemeente Ambt Hardenberg aan de stadsarchitect Loman te Deventer, gedateerd 12 maart 1838:
Bij missive van G.S. van den 8e dezer ons aangeschreeven vindende om voor den aanbouw ten dezen jaare eener school ter buurtschap Bergentheim in deze gemeente door U het bestek, de teekening en begrooting van kosten te doen opmaken, zo dient deze ter uwer informatie daaromtrent, met verzoek van ons wel ten spoedigsten, ten einde de tijd voor den aanvoer der bouwmaterialen langs de rivier de Vecht niet verloope, te willen berigten van den dag wanneer wij U daartoe voor de opneming van het terrein (zo nodig, als zijnde eenen gewonen bouwvasten landgrond) zullen kunnen tegemoet zien; dienende overigens tot Uw informatie dat het schoolgebouw zal moeten bestemd zijn voor het onderwijs van 40 tot 50 leerlingen en dat, zonder de voorzeide aanschrijving hetzelve met eenige meerdere ruimte zouden hebben gewenscht naar het bijgaande bestek van de anno 1835 ter gemeente gebouwde school, met weglating van de daarbij vermelde raam-cousijnen en dezer vervanging door vaste ijzeren gegotene glasramen, en dat de in het portaal aangebragte prive’s buiten het schoolgebouw aan deszelfs blinde muur werden geplaatst. Uit de opgedagte missive van GS ziende, dat ook U met de opmaking van gelijk bestek enz. eener soortgelijke te bouwene school ter naburige gemeente Gramsbergen is belast, zo zoude het, ingeval van uwe nodige overkomst, in ’t belang van beide gemeenten en tot menage van zijn dat U zich ter zelfder tijd met die verrigtingen occupeerde.

Brief van stads-bouwmeester B. Looman aan burgemeester Antoni van Riemsdijk, d.d. 31 maart 1838.

Op 8 mei 1838 vervolgt Van Riemsdijk:
Aan B. Loman. Zoo ontvange per post uwe missive van den 6e dezer en zie met verwondering daaruit dat vanaf den 20e dezer vorige maand tot den 27e aanvolgende gewacht hebt met de overzending van het bestek, teekening enz. voor den bouw der school te Bergentheim en op dien dag geresolveerd zijt die stukken met zekeren Slotman van (of bij) den Eversberg, die ook op den Hardenbergh zoude varen, te verzenden, in plaats van over Zwolle per diligence (de eenige geschikte gelegendheid). Daar ik nu alhier van denzelven Slotman niets heb kunnen gewaar worden, en ook geene gelegendheid heb denzelven aan den Eversberg op 7 uren afstands op te spooren, zoo verzoeke dringend van wel te willen zorgen dat mij de voormelde stukken ten allerspoedigsten geworden.

Op 15 mei schrijft Van Riemsdijk aan Gedeputeerde Staten:
Na den ontvangst bij h.h. burgemeester en assessoren der gemeente van Uw besluit van den 8e maart ll., genomen op onze missive van den 1e bevorens, hebben wij niet geaarseld om reeds bij schrijven van den 12e aanvolgende tot den stadsbouwmeester G. Loman te Deventer te wenden met verzoek van wel een bestek met teekening en begroting over de bij voorschreeven besluit en missive nog ten dezen jare te bouwene nieuwe school ter buurtschap Bergentheim, met opgave zo van de gesteldheid van het terrein, waarop dezelve te bouwen, mitgsgaders informatie omtrent de inrigting der tot hiertoe in de gemeente gebouwde nieuwe scholen; zijn edele dan daartoe ter informatie tevens verzendende het bestek en conditiën van den 23 juni 1835 voor de laatstelijk ter gemeente aangebouwde school in de buurtschap Diffelen. De voormelde stukken nu op den 8e dezer van genoemde heer Loman ontvangen hebbende, zo zijn dezelve ook reeds op den 10e aanvolgende door mijnheer den burgemeester bij missive van dien dag aan welgemelden heer district-schoolopziener, ten fine van consideratiën verzonden en dezelve voorts door zijn hoogwelgeboren geretourneerd bij schrijven van den 13e dezer, zoo hebben wij dan nu de eer dezelve gemunieerd met een afschrift van hetzelve schrijven ten fine van examinatie en approbatie ter tafel van U in te zenden, tegelijk met de rekening ter onderhavige materie van gezegden heer Loman. De vrijheid neemende U door deze eerbiedig omtrent het betrekkelijke bestek te observeeren:

  1. Quod art. 6; dat wij zouden praefereeren dat de school, met uitzondering van het portaal en de secreeten, met dakstroo, hoedanig de verdere buurtschap-scholen ter gemeente gedekt zijn, gedekt werd, zo om de meerdere digtheid en warmte, als om de mindere kosten, speciaal ook mdat dit stroo tot hiertoe door de ingezetenen gratis voor hunne schoolen geleverd is en ook die van Bergentheim daartoe niet ongenegen zijn.
  2. Quod art. 15; dat meede zouden praefereeren dat de school met schulpkalk in plaats van steenkalk werd gemetzeld, zo omdat de laatste alhier geheel en al buiten gebruik is, als om dat derzelver aanvoer per as van buitenlandsch ook de kosten van den betrekkelijken aanbouw zeer zal komen te bezwaren.
  3. Quod art. 21; dat men insgelijks bij den lagen waterstand in de rivier de Vecht en den daardoor allezints bezwaard wordenden aanvoer der bouwmaterialen en de hierdoor notoir te vermeerderene kosten van den aanbouw, zoude praefereeren denzelven te verschuiven tot den eerstkomstigen jare 1839 en den tijd van het begin te bepalen op den 15e april en dien der oplevering op den 15e augustus deszelven jaars.
  4. Quod art. 22; dat men almede, ingeval van verschuiving alzo van den betrekkelijken aanbouw, zoude praefereeren nopens de wijze van betaling te bepalen dat bij de aveukeuring der bouwmaterialen aan den aannemer zouden worden betaald de ten dezen bij de respective staten van begroting in ontvangst en uitgaaf voor de gemeente over 1837 en 1838 bereeds gedesigneerde en eventueel bij dien over 1839 alnog te designeerene sommen van f. 160,00 respectieve (tezamen 480,00) en het resteerende bedrag der aannemings-penningen binnen 3 maanden na de oplevering, ter vinding waarvan dan mede eene billijke subsidie te imploreeren zo uit de provinciale als rijks-kassen, bij de omstandigheid dat de bouw der betrekkelijke school zeker de helft meer zal komen te kosten als waarop die van een der vroegere nieuw gebouwde is komen te staan.

Op 13 juni 1838 schrijft Van Riemsdijk aan Gedeputeerde Staten:
Ten gevolge van derzelver besluit van den 31 der vorige maand door den raad dezer gemeente ter deszelfs vergaderinge van den 11en dezer besloten geworden zijnde tot den onverwijlden aanbouw der betrekkelijke nieuwe school ter buurtschap Bergentheim in de gemeente en voor de publieke aanbesteding derzelve naar het, ten gevolge van hetzelve besluit geattereerde en geamplieerde bestek en teekening van den heer B. Loman te Deventer, bepaald op dingsdag den 26e dezer, zoo hebben wij de eer U daarvan door deze te informeeren. U bij deze namens de raad dank betuigende voor de der gemeente tot den onderwerpelijken aanbouw bij hetzelve besluit toegezegde subsidie uit de provinciale fondsen, doch des niettemin, vermits het nog altijd te voorzien, dat dezelve, na aftrek dier subsidie, nog hoger aan de gemeente zal komen te staan dan een der vroegere sedert anno 1818 gebouwde, – ook dan die ter buurtschap Brucht, die eenmaal door derzelver meede-lid den heer J.A. Sandberg met welgevallen werd gezien, de raad der gemeente zich blijvende voorbehouen om mede voor subsidie uit rijkskas eene eerbiedige aanvraag bij Zijne Majesteit den Koning te doen, waaromtrent dan de vrijheid neme reeds bij deze in eventum derzelver medewerking, even als die van Z.E. den heer Gouverneur der Provincie eerbiedigst te besolliciteren en waartoe dan deze gemeente en derzelver bekrompene finantiele resources ten zeersten zijn aanbevelende.

Overijsselsche Courant, 22 juni 1838.

Op 28 juni 1838 schrijft van Riemsdijk aan Gedeputeerde Staten:
Ten gevolge van uw besluit van de 31e der vorige maand, en in overeenkomste onzer daartoe betrekkelijke declaratiën van den 11e dezer, op gisteren bij H.H. Burgemeester en Assessoren der gemeente geproredeerd zijnde tot de publieke aanbesteding van den opbouw der nieuwe school ter buurtschap Bergentheim in dezelve volgens het bestek en teekening van den heer B. Loman, stadsbouwmeester te Deventer, gewijzigd en geamplieerd, zoals bij Uw besluit, zo hebben wij de eer bij deze het daartoe betrekkelijke proces-verbaal in dato van den voormelden dag en de conditiën en voorwaarden van hetzelve bestek in extenso bevattende, ter Uw tafel ten fine van ap- of disapprobatie te overzenden, onder toevoeging aan hetzelve zo van de daartoe behorende teekening, als van de ten dezen specteerende begroting van kosten door denzelven heer Loman ad f. 1235,26.

  1. Dat zich bij de onderwerpelijke aanbesteding, vooraf zo in de Overijsselsche Courant, als aan de kerken van dit kanton, mitsgaders aan die van Ommen, Dedemsvaart en Coevorden geannonceerd, en waarvan het bestek en teekening in tijds ter publieke leezing en examinatie is voorgelegd, daartoe als inschrijvers hebben opgedaan de aannemers van publieke werken B. Veenebrugge Cz. te Venebrugge in de gemeente (door wien ook laatstelijk de nieuwe school te Diffelen in de gemeente is aangenomen en gebouwd) ter som van f. 1349,00. H. Geerlings te Hardenbergh ter som van f. 1500,00 en K. Scheerman te Coevorden ter som van f. 1700,00 en dat de eerstgenoemde, bij gebrek van vroegere mijning, daarvan ter eerstgemelde ingeschreevene som als aannemer is verbleeven.
  2. Dat de vroeger succesive in de gemeente nieuw gebouwde schoolen te Sibculo slechts f. 625,00, te Lutten slechts f. 560,00, te Collendoorn slechts f. 585,00, te Radewijk slechts f. 530,00 en te Diffelen slechts f. 560,00 gekost hebbende, de aanbouw der betrekkelijke te Bergentheim (ook bij de door u bij derzelver voorschreeven besluiten zoo goedgunstig geaccordeerde subsidie van den derden gulden daartoe, waaromtrent wij bij deze onzen dank betuigen) nu bij approbatie nog veel hoger zal komen te staan, dan van een der voormelde schoolen en alzo daardoor derzelver bekrompene finantiën aanmerkelijk zwaarder zullen komen te worden gedrukt.
  3. Dat voorschreeven gemeentelijk financieel bezwaar niet zal kunnen missen eenig ongenoegen bij de ingezetenen der gemeente, ter wier buurtschappen minder kostbare schoolen, wier bestekken en teekeningen alle vooraf aan de consideratiën van den heer district-schoolopziener en opgevolgde approbatie van U werden onderworpen, zijn gebouwd, te veroorzaken.

Redenen weswegens dan wij ons dadelijk genooddrongen vinden om bij approbatie van de betrekkelijke aanbesteeding, daartoe van U eene verhoogde subsidie uit de provinciale fondsen te verzoeken; even als wij ons in dat geval genoodzaakt zullen vinden ons in dat geval ter gelijke subsidieering uit ’s rijkskas aan Z.M. den Koning te wenden, waartoe dan bij voorraad door deze Uwe gunstige medewerking becollecteeren.