In het archief van de Staten van Overijssel (toegang 0003.1, inv.nr. 3021) wordt een brief bewaard, gericht aan Gedeputeerde Staten, anno 1762:
Geeft met behoorlijke eerbied te kennen William Lodewijk Turnbull, hoe dat den suppliant op den 20sten januarij laastleden van deze provintie aangekogt hebbende de erven Woldrink nu genaamt Monnikemeijer in Lutten, Hilferdinck in Diffele, beijde in ’t Carspel Hardenberg, en Essink of den Pas in Haarle onder Hellendoorn, daarvoor belooft heeft te zullen betaalen gezamentlijk een somma van 18.100 guldens, in twee egaale termijnen, ijder ad 9050 guldens enz. enz.

Op 2 mei 1773 registreerde de schout een schuldbekentenis met hypotheekstelling ten laste van burgemeester Barend van Borne, in kwaliteit als gevolmachtigde van William Lodewijk Turnbull, majoor van het eerste bataljon van het regiment van de generaal majoor Stuart, en als gevolmachtigde van zijn ehevrouw Johanna Margareta Turnbull geboren Sprakell, luid procuratie op de eerste van deze maand voor Mr. H.A. Welmers, auditeur militair van het garnizoen van Zutphen, met als getuigen de officieren A.J. Levingston en Selkerk Steward, aan Hans Jacob Werndlij, ontvangen van de Stad Coevorden, en zijn ehevrouw Joanna Klinge, voor een somma van 1000 Car. guldens. Als onderpand diende het eigendommelijke erve en goed Wolderink of Monnekemeijer te Lutten.

Het vrijwillig rechterlijk archief van het Schoutambt Hardenberg bevat vervolgens deze akte, gedateerd 8 juni 1781:
Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, certificere mids deezen dat voor mij en keurnoten, die waren burgermr. B. van Borne en Jasper Zweers, gecompareerd is de heer procurator J. van Riemsdijk, secretaris der stad Hardenbergh, als gevolmagtigde van de heer H.J. Werndlij voor zich en als boedelhouder van zijn wijlen vrouw, verklaarende dat deszelvs principaal door den heer en mr. B. van Marle, ontvanger van Zalland, kooper van het gerichtelijke gedistraheerde erve Monnekemeijer, door betaaling als anders is gecontenteerd wegens deszelvs recht op de kooppenningen van het voorz. gedistraheerde goed, van welk recht en praetensie comparant qqa derhalven verklaard te renuncieeren bij deezen en te mogen lijden dat het voorzeide goed van gerichtswegen aan welgemelde heer ontvanger Van Marle worde getransporteerd en overgedragen. Weshalven ik verw. Scholtus voornoemd, aangemerkt dat de voorz. heer Van Marle het consignatiegeld der kooppenningen van het voorz. goed aan mij heeft voldaan en dat voorts zijn weled. gestr., zo verre mij bekend is, na den voorz. heer H.J. Werndlij is de naast berechtigde crediteur op de voorz. kooppenningen, zonder dat zich andere reƫele uithebberen hebben aangegeven, ratione officii en daartoe verzocht, bij deezen aan en ten behoeve van welgemelde heer Van Marle en deszelvs erfgenamen, doe cessie, transport en overdragt van het voorzeide op den 19 junij 1700 en tachentigh gerichtelijk gedistraheerde goed, bestaande in het erve en goed Monnekemeijer (of Woldrink) genaamd, meerendeels gelegen in de boerschap Lutten, met het daarbij gehorende halve Rietgoor onder de boerschap Holtheme en dus onder dit Schoutampt gelegen, zoo en in diervoegen als deeze goederen door den heer major W.L. Turnbull en deszelvs ehevrouwe Johanna Margaretha Sprakel op den 20 januarij 1762 van de Provincie van Overijssel aangekocht en op den 8 november 1763 aan hun getransporteerd geworden zijn, met lusten en lasten, ap- en dependentien, daartoe behoorende, exempt dan nog zodane kleine parceelen landerijen, als door voorzeide heer Turnbull en deszelvs ehevrouwe voornoemd op den 26 septemb. 1763 van het voorzeide erve en goed bij publicque verkopinge zijn verkocht geworden, bestaande in een stuk zaaijland bij Buulshuis tot Ane, een hooijmate genaamd het Monnekemeijersmaatjen tot Ane tusschen de Lee en het Vaarle, een stuk hooijland genaamd de Wisselmaate tot Collendoorn agter den Esch en drie stukjes hooijland in de Hillenmaate tot Collendoorn mede achter den Esch gelegen. In oirconde der waarheid hebbe ik verw. Scholtus voornoemd dezen ratione officii getekend en gezegeld. Actum Hardenbergh den 8sten junij 1700 een en tachentigh.

Op 19 april 1820 hield notaris Antoni van Riemsdijk een akte betreffende de inzate (openbare verkoop) van onroerend goed op verzoek van Hendrikjen van den Steenteugel, weduwe van Hannes Wilps, en op verzoek van haar minderjarige kinderen Hendrik Jan, Gerrit Jan, Jan en Gerrit Jan Wilps junior. Die dag werd het woonhuis met deszelfs grond en wheere, staande en gelegen onder numero 7 op het erve Munnikemeijers te Lutten en verschillende percelen grond tot het erve behorend geveild. De onroerende goederen waren indertijd aangekocht van de erven Van Marle. Het kavel werd ingezet door Jan Bruins, griffier van het Vredegerecht Hardenberg, voor 475 gulden (aktenr. 150, scan 95). Een week later, op 26 april, vond de tweede en definitieve veiling plaats. Bij de gecombineerde veiling van alle kavels, waaronder het woonhuis en de schuur op ’t erve, werd het geheel gemijnd door Jannes Stoeten, landbouwer te Rheeze voor 1903 gulden (aktenr. 157, scan 119).

Notaris Antoni van Riemsdijk registreerde op 10 juni 1822 een royementsakte op verzoek van Hendrikjen van den Steenteugel, de weduwe van Hannes Wilps. Zij stemde ermee in om de hypotheek van 22 april 1822, afgesloten door Jannes Stoeten en echtgenote Hendrikjen Welink en gevestigd op ’t erve Munnikemeijers, huisnr. 7, door te halen (aktenr. 203, scan 152). 

Notaris Antoni van Riemsdijk verscheen op 16 december 1826 op ’t erve Munnikemeijers op verzoek van Jannes Janszoon Stoeten en echtgenote Hendrikjen Welink enerzijds en Lubbert Janszoon Stoeten, landbouwer te Rheeze, anderzijds. Zij gaven de notaris te kennen dat zij onderling verschillende pretenties hadden en dat ze daarover een generale liquidatie overeengekomen waren. Daaruit bleek dat Jannes en Hendrikjen per saldo nog 400 guldens schuldig bleven aan hun broer en zwager Lubbert. Zij spraken af dat het verschuldigde bedrag niet meteen betaald hoefde te worden in ruil voor de betaling van rente. Ze stelden daarvoor als onderpand het door hen bewoond en gebruikt wordende erve Munnikemeijer te Lutten, bestaande uit deszelfs behuizinge en schaapeschot no. 7, met derzelver gronden en wheeren, mitsgaders den gaarden waarin dezelve behuizinge is staande en oost- en zuidwaards dezelve behuizinge liggende (aktenr. 597, scan 3).

Jannes Stoeten en Hendrikjen Welink waren op 4 november 1801 getrouwd te Heemse. Ze hadden de eerste jaren van hun huwelijk in Rheeze gewoond.

Op 27 september 1831 registreerde notaris Antoni van Riemsdijk een testament, in het woonhuis nr. 7 op het erve het Monnikemeijers van Jannes Stoeten te Lutten. Daar verscheen voor hem boerenknecht Lugger Reinink die diende als schutter bij de mobiele Overijsselse schutterij in de vijfde compagnie van het tweede bataljon van de eerste afdeling en zich met verlof te Lutten bevond. Hij was lichamelijk ziek, maar geestelijk gezond, althans volgens ’t oordeel van de notaris. Hij vermaakte zijn volledige nalatenschap aan Aaltjen Stoeten, dienstmeid te Lutten en dochter van Jannes Stoeten en Hendrikjen Welink (aktenr. 966, scan 108). Kennelijk was Aaltje zijn ‘vriendin’ of verloofde, want de dag erna beviel zij van dochtertje Luggertje die als ‘onecht’ werd aangegeven bij de burgerlijke stand en op exact diezelfde dag overleed Lugger Reinink, oud 28 jaar…

In 1832 was ’t erve Munnikemeijer in Lutten eigendom van landbouwer Jannes Stoeten en echtgenote Hendrikjen Alberts Welink. Zij waren getrouwd op 4 november 1801 te Heemse en beiden waren geboren in Rheeze. Het erf was geregistreerd als sectie A-561 op legger 344 van ’t oudste kadasterboek.

Fragment van oorspronkelijke minuutkaart, anno 1832.

Legger 344/2: Sectie A-561. Huis en erf. 

Hendrikjen Welink, echtgenote van Jannes Stoeten, landbouwers, wonende op het erve Monnikemeijers ter buurtschap Brucht, verscheen op 23 september 1836 voor notaris Antoni van Riemsdijk in het etablissement van tapper Hendrik Willem Zweers op de Brink in Heemse. Zij liet er haar testament registreren waarin ze een legaat schonk aan haar dochter Hermina Stoeten, gehuwd met Hendrikus ter Wijlen, en bij mij en mijnen echtgenoot Jannes Stoeten op onze gezamenlijke erve het Monnikemeijers te Lutten inwonende, naast haar wettelijk erfdeel, de gerechte helft van het erve het Monnikemeijers met deszelfs behuizinge, en verdere getimmertens, hooge en lagere gaarden-, zaaij- en hooijlanden, weide-, groen-, turf- en veldgronden, rechten en gerechtigheden, zo in de marke van Lutten als in die van Ane, staande en gelegen of te huis horende. Verder vermaakte ze ook de helft van alle roerende goederen aan haar dochter, dus van have en vee, paarden, beesten, schapen enz. Daarentegen was Hermina verplicht om ook de helft van alle schulden voor haar rekening te nemen, zoals de hypotheek ten laste van de heren Tobias te Zwolle, Houck te Deventer en van wijlen haar zwager Lubbert Stoeten te Rheeze, gezamenlijk ad 1850 guldens (aktenr. 1232, scan 23). Op diezelfde dag liet haar man, Jannes Stoeten, ook een testament registreren (aktenr. 1231, scan 25). Jannes overleed een maand later, op 24 oktober 1836. Hij was slechts 67 geworden.

Op 10 januari 1837 werd het erve Munnikemeijer bewoond door Berend Jan Munnikemeijer. Op die dag liet hij door notaris Swam te Gramsbergen een groot aantal bomen bij opbod verkopen (aktenr. 717).

Legger 1231/1: Eigendom van Jannes ter Wijlen en echtgenote Geesjen Hutten, landbouwers te Lutten. Zij zijn op 4 oktober 1850 getrouwd in Heemse.

Op 3 maart 1854 werd door notaris Willem Swam een transportakte verleden op verzoek van de weduwe Hermina ter Wijlen-Stoeten, Jan Stoeten, Aaltje Hannink-Stoeten en Jennegien Stoeten. Zij verklaarden het erve het Munnikemeijers te Lutten, met landerijen en een kwart waardeel in de marke van Lutten en een kwart waardeel in de marke van Ane voor 3200 gulden te hebben verkocht aan Jannes ter Wijlen en echtgenote Geesjen Hutten (aktenr. 2103)

Notaris Willem Swam uit Gramsbergen verleed op 9 januari 1855 een hypotheekakte op verzoek van Jannes ter Wijlen. Deze verklaarde 2200 gulden schuldig te zijn aan landbouwer Harm Tiebert te Duits Wielen. Als onderpand voor de lening en de verschuldigde rente verbond hij het erve het Munnikenmeijers te Lutten, bestaande in een huis, schapen- en varkenshok, sectie A-561, maar o.a. ook een-vierde van een vol waardeel in de marke van Lutten (aktenr. 2219).

Geesjen ter Wijlen-Hutten overleed echter al op 33-jarige leeftijd, op 15 april 1860. Daarna hertrouwde Jannes op 8 november 1861 met Jennigjen Hilberink. In 1863 hermeting. Over op:
Legger 2354/22: Nieuwe sectie A-1237. Huis, erf en tuin. Huisnr. Q-26.

Fragment van kadastrale minuutkaart, anno 1880.

Notaris Rambonnet te Gramsbergen verleed op 31 juli 1886 een hypotheekakte op verzoek van landbouwer Jannes ter Wielen of ter Wijlen te Lutten en consorten (Albertus Zwiers en echtgenote Hermina ter Wijlen, Jan Harm Veneman en echtgenote Geesje ter Wijlen, en Aaltje ter Wijlen). Zij verklaarden in gezamenlijkheid een bedrag van 2450 gulden schuldig te zijn aan mej. Berendina Alberta Tiebert te Gramsbergen. Als onderpand voor het geleend geld stelden ze o.a. de boerderij op ’t erve Munnikemeijer, sectie A-1237 (aktenr. 33).

Op 11 augustus verleed notaris Rambonnet andermaal een hypotheekakte op verzoek van de fam. Ter Wijlen. Zij verklaarden 900 gulden te hebben geleend van en schuldig te zijn aan koopman Samuel Joles Bromet, koopman Philip Simon Bromet, mej. Mietje Bromet, mej. Clara Bromet en koopman Jonas Bromet, allen wonend te Stad Hardenberg. Als onderpand voor het geleend geld stelden ze o.a. de boerderij op ’t erve Munnikemeijer, sectie A-1237 (aktenr. 35).

In 1891 boedelscheiding. Over op:
Legger 4969/17: Eigendom van Jannes ter Wijlen of Wielen, weduwnaar van Geesjen Hutten en Jennigjen Hilberink. Mede-eigenaar was schoonzoon Albertus Zwiers. Hij was op 3 oktober 1874 te Heemse getrouwd met Hermina ter Wijlen. In 1920 boedelscheiding. Over op:
Legger 8339/10: Eigendom van Jannes Zwiers (zie register van overschrijving hypotheken, deel 647, nr. 108). Huisnr. Q-26.

Na het overlijden van vader Albertus Zwiers in 1923, bleven Jannes, Willemina en Hendrikje Zwiers op het erf wonen. Zij bleven allen ongehuwd. Ook woonde broer Jan Hendrik Zwiers op het erve. Hij was gehuwd met Roelofje van ’t Holt. Hun huwelijk bleef kinderloos. In 1929 vereniging van percelen. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1928.

Legger 9573/1: Nieuwe sectie M-3206. Huis, bouw- en weiland. In 1929 stichting. Jannes Zwiers overleed, ongehuwd, op 5 augustus 1954. Over op:
Legger 9573/2: Huis, schuur, bouw- en weiland. In 1957 stichting en splitsing. Over op:
Legger 9573/3: Twee huizen, schuur, bouw- en weiland. In 1959 verkoop, stichting, opsporing. Over op:
Legger 9573/4: Nieuwe sectie M-3988. Huis en bouwland. In 1960 in ruilverkaveling. In 1964 werd de hoeve afgebroken…

Nadat de laatste Zwiers was overleden, kocht G.B. Back, eigenaar van het naastgelegen erve Waaijman, het land. Daarop liet hij in 1992 een nieuwe woning bouwen.