In het meest oostelijke deel van Radewijk, aan drie kanten door Duitsland omgeven, vinden we het oude erve Tackman. Net aan de andere kant van de grens ligt een andere oude boerenhoeve, het erve Scholtmann in de zogenaamde Scholtmannseck. Tussen deze boerderijen liep vroeger een ‘groene-grensovergang’. Het erve Tackman zelf is er niet meer. Alleen een tot schuur verbouwde boerderij herinnert aan vroeger tijden. Naast de oude boerderij zijn nu nieuwe huizen gebouwd. Toch geeft dit ‘eindpunt’ van Radewijk aan zowel de toerist als de eigen bevolking een prachtige aanblik. Een eikenlaan eindigt in wat lijkt op een kleine rotonde, zodat men het eindpunt nimmer in Radewijk zal bereiken. 

Al vroeg in de zestiende eeuw werd het erve Tackman bewoond en wel door ene Leeffart toe Raewyck. In het schattingsregister van 1520 wordt hij vermeld als pachter. Zijn landheer was Reynt van Coeverden, aan wie ieder jaar 16 mud rogge betaald moest worden. Op dit erve volgden de pachters elkaar vaak in rap tempo op. Een duidelijke beschrijving van de bewoners tot halverwege de zeventiende eeuw is moeilijk te geven omdat de informatie daaromtrent veelal ontbreekt. Rond 1660 werd het erve bewoond door Berent Tackman. Hij liet in 1662 in Gramsbergen een dochtertje dopen. De kleine werd Geerdtien genoemd. Dit is de eerste vermelding van de naam Tackman in de kerkboeken. Toch moet enkele jaren ervoor een zoontje geboren zijn, genaamd Jan. Deze Jan Berendszoon Tackman zette namelijk later de boerderij van zijn vader voort. In 1682 behoorde het erve Tackman toe aan de Heer Asewijn van Gramsbergen, de grootgrondbezitter uit het gelijknamige Vechtstadje.  Jan Berendszoon Tackman kreeg zeker twee zoons en een dochter: Hendrik, Jan en Trijntje. Dochter Trijntje trouwde met een burger uit Stad Hardenberg, Jan Nijman. De jongste zoon, Jan Tackman, bleef ongetrouwd. Broer Hendrik trouwde vóór 1708 met Jennegien Geerligs en nam als boedelhouder de eigendommen en nalatenschappen van zijn ouders over. Hendrik en Jennegien kregen vier kinderen: Geertjen (1710), Berentjen (1712), Jan (ca 1714) en Egbert (1715).

Op 11 juli 1726 werd het erve Tackman aan bij opbod verkocht, maar pas acht jaar later werd het officieel overgedragen. De overdrachtsakte werd opgesteld door schout Arnold Voltelen, terwijl secretaris Berent Gerhard Kramer als gevolmachtigde optrad van de heren Rudolph Jordens (burgemeester en cameraer van de stad Deventer) en de advocaten Antoni Bouwer, Adolph Hendrik Putman, Augustinus Besier en Arnold Bouwer. Hij droeg het erve Tackman over aan de wijnkopers Albert van Eerde tot Coevorden en diens huisvrouw Fenna Edelink. Niet alleen het erve Tackman werd aan hen overgedragen, maar ook het erve Jonkers in de buurschap Den Velde.

Het eerste kind van Hendrik en Jennegien Tackman dat trouwde was Geertjen. Ze trad in 1736 in het huwelijk met Albert Janszoon Reinders uit Bergentheim en verliet daarmee haar geboortedorp Radewijk. Zeven jaar later, toen de andere kinderen nog bij hen in woonden, lieten Hendrik en Jennegien Tackman uit consideratie van de sekerheid des doots en de onsekere uire van dien hun testament vastleggen door schout Arnold Voltelen. Ze bepaalden onder andere dat de langstlevende van hen beiden de gehele nalatenschap, de lijftucht en het vruchtgebruik van de overledene zou mogen gebruiken. Alleen de kleren van Hendrik Tackman gingen over op zijn zoons en de kleren van Jennegien gingen naar dochter Berentjen. Verder verklaarden ze hun kinderen Egbert, Berentien en de drie nagelaten kinderen van hun overleden dochter Geertien, in hun wettelijke erfportie te benoemen. Na rijp beraad was vastgesteld dat die erfportie bestond uit vijftig carolyguldens voor zoon Egbert en als hij ging trouwen een bruidegomskleed en een koebeest. Dochter Berentien kreeg ook vijftig guldens alsmede een behoorlijke uitzet van kleren, twee bedden, een peuluw en vier lakens, twee kussens, vier kussenslopen en een koebeest. Tot universeel erfgenaam benoemden ze hun oudste zoon Jan Hendrikszoon Tackman.

De boedelhouder Jan Hendrikszoon Tackman trouwde in 1746 te Hardenberg met Anne Warssen uit Ringe nabij Emlichheim. In het vrijwillig rechterlijk archief van het Schoutambt Hardenberg zijn de huwelijkse voorwaarden van dit bruidspaar bewaard gebleven. Op 19 maart 1746 verscheen een grote groep voor schout Arnold Voltelen. Bruid Anne Warssen werd bijgestaan door haar vader Warsse Leeferts. Ook de ouders van de bruidegom, Hendrik en Jennegien Tackman, waren aanwezig. Zij verklaarden tot voortzetting van het voorgenomen huwelijk van hun zoon het bruidspaar aan te stellen tot boedelhouders en helpers in de huishouding en bouwerie, om zo gezamenlijk met hen in alle liefde het boerenbedrijf te bewerken. Na het overlijden van de ouders van de bruidegom, zou automatisch de gehele nalatenschap vererven aan het bruidspaar. Wel moesten ze daarvoor beloven genoemde ouders van de bruidegom de tijd haeres levens te sullen verplegen en versorgen in cost en clederen en verhantreijkingen.

Jan en Anne Takman kregen twee zoons: Hendrik (1747) en Warse (1752). In juni 1749 werden Jan en Anne erfgenaam van de nalatenschappen van oom Jan Janszoon Takman (broer van vader Hendrik Takman). Oom Jan was nimmer getrouwd en woonde diens hele leven bij de familie in Radewijk. In april 1750 huwde broer Egbert Takman met Geesje Hermsdochter Bartelink van ’t Anerveen en verliet daarmee zijn geboortegrond. Een jaar later verschenen Jan en Anne Takman voor schout Albertus van Riemsdijk. Ze lieten een akte beschrijven waaruit blijkt dat vader Hendrik Takman voogd was over de nagelaten minderjarige kinderen van zijn dochter Geerdtien en diens eveneens overleden echtgenoot Albert Reinders uit Bergentheim. Na verkoop van de nagelaten goederen bleek er nog een schuld te zijn, waardoor de oude mensen zich genoodzaakt zagen om de kleinkinderen in hun huis op te nemen en hen op te voeden. Voor de schuld van honderd en vijftig guldens stelden Jan en Anne Takman zich garant. Tot onderpand voor de schuld verbonden ze het dagwerk hooiland gelegen in het Borger Magien (het Burgermaatje of het Meugien) te Radewijk.

Een belangrijk moment in de geschiedenis van het erve Takman vond plaats op de 11e mei 1757. Op die dag werd het erve in eigendom overgedragen aan de bewoners Jan en Anne Takman en diens kinderen. Tot die tijd was het altijd een pachtgoed geweest. De overdrachtsakte luidde als volgt:
Ik, Jacob van Riemsdijk, wegens zijne Doorlugtigste Hoogheid, den Here Prince van Orange en Nassauw, als Erfstadhouder van Overijssel; in dese tijd verwalter Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere hiermede, dat voor mij en keurnoten die waren Hendrik Baarslagh en Albert Jurriens, in den Gerigte gecompareerd en erschenen sijn juffrouw Fenna Edelinks, weduwe van wijlen de heer burgemeester Albert van Eerde, met haar dogter juffer Anna van Eerde, benevens haar zoon de heer Herm van Eerde; zijnde de beide eerste comparanten met de laatste als momboir geadsisteerd; en verklaarden sij comparanten voor haar selfs, en de rato caverende voor haar absente zoons en broeders de eerwaarde heren Jan Willem van Eerde, predicant te Genneken, en Egbert van Eerde, predicant in Ten Boer, voor een welbekende somma van coopspenningen, dewelken aan haar comparanten den eersten met den laatsten van dien ten vollen genoegen op heden sijn voldaan en betaald, bij desen in de beste en bestendigste forme landregtens te transporteren en over te dragen in vollen eigendom aan Jan Hendriks Takman en Anne Warssen, echtelieden, haar comparanten erve en goed Takman genaamd, gelegen in de bourschap Radewijk onder desen Edelen Gerigte, zijnde het gemelde erve allodiaal goed, en verders met sijn regt en geregtigheid, raad en onraad, lusten en lasten daar toe en aan gehorende; alles zo en in diervoegen als het selve door haar van den huise Gramsbergen is aangekogt, en in eigendom beseten is geweest.

Jan Hendrikszoon Takman en Anne Warssen konden de aankoop van het erve Takman vanzelfsprekend niet geheel zelf financieren. Daarvoor moesten ze een hypotheek afsluiten om het geld bijeen te krijgen. Ze leenden van koster Johannes Boerink uit Gramsbergen een somma van drieduisend carolyguldens tegen een rente van drie procent. 

Op 8 mei 1769 werd door de schout een schuldbekentenis met hypotheekstelling geregistreerd ten laste van Jan Takman en zijn huisvrouw Anne Warssen. Zij hadden 1950 carolyguldens geleend van Rutgerus Mazier, rustend predikant van Gramsbergen, en diens echtgenote Johanna Hendrina van Dijk. Als onderpand diende het eigendommelijke allodiale erve en goed, Takman genaamd, met zijn behuizingen, hoge en lage landerijen te Radewijk.

Hendrik Takman, de oudste zoon van Jan en Anne, bleef lange tijd ongehuwd. Zijn broer Warse trouwde op 33-jarige leeftijd met de tien jaar jongere Jannigje Slingenberg uit Den Velde. De bruid trouwde in op het erve Takman. Uit dit huwelijk werd slechts een kindje geboren. Dochter Annigjen werd gedoopt op 14 oktober 1787 te Hardenberg. Kort erna werd een nieuwe boerderij gesticht in de nabijheid van het erve Takman. Deze katerstede werd later erve Klein-Takman genoemd. 

Het vrijwillig rechterlijk archief van ’t Schoutambt Hardenberg bevat verder deze akte, gedateerd 27 maart 1784:
Erschenen Jan Bouwhuis, woonächtig op het Takmans te Radewijk, weduwnaar van Lammegien Alberts, voordragende dat hij zich wederom wilde veranderzaten en in huwlijk begeven met Aaltjen Alberts; dan alvoorens daartoe tredende, doen behoorlijke erfuittinge van zijner onmondige kinderen (met naamen Lucas, Albert, Gerrit en Zwaantjen Bouwhuis, door hem bij voorn. Lammegien Alberts in echte verwekt) moederlijke goed, aan handen van daarover aan te stellene mombaaren: en, dat hij tot dezelve mombaarschap in voorslag bragte der kinderen oomen Harmen Wolbink en Egbert Hannink, met verzoek dat dezelven daartoe mogten worden aangesteld. Welk verzoek toegestaan zijnde, zijn de voorz. persoonen tot dezelve mombaarschap aangesteld, en hebben hier in judicio praesent zijnde, bij handtasting dezelve, om die als naar rechten te administreren, aangenomen. Verklarende en comparant en voorzeide mombaaren wijders de voorz. erfuittinge te doen, en gedaan te zijn, invoegen als bij de naarvolgende huwelijksch-voorwaarden van den comparant en gemelde Aaltjen Alberts, van heden, gemeld staat.

Jan Bouwhuis was in 1765 getrouwd met Lammegje Alberts Wolbink uit Lutten. Aanvankelijk woonden zij in Den Velde, maar tussen 1772 en 1776 verhuisden ze naar ’t erve Takman in Radewijk. Daar overleed Lammegje, waarna haar man op 18 april 1784 hertrouwde met Aaltje Alberts. Hun huwelijksvoorwaarden werden ook door de schout vastgelegd:
Ik Barend van Borne, van wegens hooger overigheid verwalter Scholtus des kerspels Hardenbergh cum annexis, doe kond en certificere dat voor mij en keurnooten, die waren secret. J. van Riemsdijk en G. Nijman, persoonlijk in den gerichte gecompareerd zijn, de hier ondergetekende persoonen; dewelken verklaarden een wettig huwlijk gededingd en gesloten te hebben tusschen Jan Bouwhuis, woonächtig op het Takmans te Radewijk, weduwenaar van Lammegien Alberts, als bruidegom ter eener-, en Aaltjen Alberts, jongedochter als bruid ter andere zijde, zijnde zij bruid ter dezer zaake geadsisteerd met haar zwager Gerrit Takman, als haaren verkorenen en geadmitteerden mombaar; en zulks op conditien en voorwaarden hier na beschreven: 

Eerstelijk verklaarde de bruidegom aan zijne vier kinderen, met naamen Lucas, Albert, Gerrit en Zwaantjen Bouwhuis, door hem bij voorn. wijlen Lammegien Alberts in echte verwekt, voor haare moederlijke goederen en geheele nalatenschap te bewijzen (zoo en in diervoegen als hij met de daarover aangestelde mombaaren Harmen Wolbink en Egbert Hannink is overeengekomen) aan yder der drie zoons acaht schaapen, en daarenboven als zij vijfentwintig jaaren oud zijn of wanneer zij eerder komen te trouwen eene summa van tien guldens elk; en aan de dochter, haare moeders kiste benevens derzelver nagelaten klederen, en als zij vijfentwintig jaaren oud is of wanneer zij eerder komt te trouwen eene summa van vijftien guldens. Ten anderen verklaarde de bruid onder adsistentie als vooren, de voorn. kinderen van haaren bruidegom, mids dezen te adopteren en als haare eigene kinderen aan te nemen, met dien effecte dat dezelve kinderen, evenals of zij uit haar zelve geboren waren, bij haare aflijvigheid, ook van haare nalatenschap erfgenaamen zijn zullen; en wel, indien uit haar zelve geen kinderen geboren mogten worden, eenig en universeel, en zoo kinderen uit haar gebooren mogten worden, met die in gelijke portien, hoofd voor hoofd. Zullende er ten derden gemeenschap van goederen tusschen de bruidegom en bruid of de aanstaande echtgenooten plaats hebben. En ten vierden zal de langstlevende der echtgenooten voor deszelfs of derzelver leven lang hebben en genieten het volle genot en vruchtgebruik van der eerststervendes geheele nalatenschap. Welk voorenstaande alzoo geconditioneerd zijnde, willen en begeren de ondergetekende comparanten, dat hetzelve ook alzoo moge worden nagekomen en achtervolgd, ofschoon alle solemniteiten in rechten nodig daarbij niet waren geobserveerd. Des ten oirkonde hebbe ik verw. Scholtus voornoemd deze benevens de comparanten eigenhandig getekend, voorts dezelve met mijn zegel bekrachtigd, en ze omdat de comparanten geene zegels en hadden ook voor hun op derzelver verzoek gezegeld. Actum Hardenbergh den 27 maart 1700 vierentachtig.

Toen de kleine Annigjen Takman slechts tien jaar oud was, overleed moeder Jannigje Takman-Slingenberg. In juni 1797 werd ze begraven op het oude kerkhof te Hardenberg. Jannigje en Warse lieten kort voor haar overlijden nog een testament opmaken door schout Jan Godefried Pruim. Warse was gezond van lichaam en geest, maar zijn vrouw was ziekelijk en werd bijgestaan door haar buurman Hermen Broekgeerts. Ze bevolen hunne ontsterffelijke zielen in handen van haaren Schepper, en hunne ligchaamen na doode ter ordentlijker begraavenisse. Warse en Jannigje benoemden elkaar tot wederzijds erfgenaam. Jannigje legateerde aan haar moeder Jennegien Slingenberg de wettelijke erfportie, mocht zij voor haar moeder komen te overlijden. Slechts een half jaar na het overlijden van zijn vrouw hertrouwde Warse Takman met de tweeëntwintig jaar jongere Geertjen Jansen Plaggenmarsch uit Loozen. Schout J.G. Pruim registreerde op 6 januari 1798 hun huwelijksvoorwaarden. Uit dit huwelijk werden drie dochters geboren: Janna (1799), Aaltjen (1802) en Annechien (1806).

Op 21 mei 1808 verschenen Warse Takman, Geertjen Takman-Plaggenmarsch en broer Hendrik Takman, gezamenlijk eigenaren en bewoners van het erve Takman, voor schout J.G. Pruim om een hypotheekakte vast te laten leggen. Ze verklaarden oprecht en deugdelijk schuldig te zijn aan de heren gebroeders G. en J.H. Mazier te Zwolle, een somma van ƒ 1275,-. Hiervoor stelden ze tot speciaal hypotheecq en onderpand, hunne eigendommelijke allodiaale erve Takman, cum annexis, te Radewijk in dit Schoutampt gelegen, bestaande in twee huizen, de getimmertens, ongeveer zevenentwintig mudden zaailand, en ongeveer twaalf dagwerken hooiland, en eene volle whaare in de markte van Radewijk, Loozen en Gramsbergen. Warse Takman ondertekende de akte met een kruisje, waarbij door de schout werd opgemerkt, dat dit het merk is van Warse Takman die wegens blindheid niet kan schrijven. Het is niet bekend of het ouderdomsblindheid betrof of dat Warse zijn gehele leven blind is geweest. Enkele maanden later, op 17 september 1808 overlijdt de 55-jarige Warse, in mei 1809 gevolgd door zijn weduwe Geertjen Takman-Plaggenmarsch. Volgens het inkomstenboek van de diaconie der hervormde kerk Hardenberg is ze op 19 mei 1809 begraven. Ten tijde van die begrafenis had de diaconie gecollecteerd en 16 stuivers en 4 penningen ontvangen. De drie minderjarige dochters Janna, Aaltjen en Annechien Takman bleven als weesjes achter.

Bij familieraad werd bepaald dat oom Hendrik Takman en oom Hendrik Schepers werden aangesteld tot voogd en toeziend voogd over de nagelaten kinderen. Ze lieten op 16 september van dat jaar een inventarisatie maken van alle nagelaten roerende goederen. Dat waren onder andere twee paarden, vier koeien, vier jonge-beesten, vier kalveren, veertig schapen, twee wagens, een ploeg, twee eegden, zes tinnen borden, vier tinnen schotels, zes telders, een karne, twee kuvens, twee koffij-ketels, een koperen Akertje, twee ijzeren potten, vier bedden met haar toebehoren, een hangende klok, twee yken kisten, een bruine rok van de vader, vier jakken, vier rokken en vier hemden van de moeder, twee paar zilveren schoengespen, een zilveren beugel en een kerkboek met zilveren kreppen. Wat vervolgens opvalt is dat de tot dan toe ongehuwde oom Hendrik Takman, enkele maanden later, op 13 oktober 1809 in het huwelijk treedt. Hij is dan al 61 jaar oud en trouwt met de 54-jaar oude weduwe Truitte Derksen uit Rheeze. Vermoedelijk werd dit huwelijk gesloten omdat er geen mannelijke opvolgers meer waren voor het erve en wilde Hendrik zich aldus verzekeren van zijn nageslacht. Toch mocht het niet baten, het huwelijk bleef kinderloos.

Op 3 juli 1810 werden nieuwe voogden aangesteld voor de drie nagelaten dochters van Warse Takman en Geertjen Plaggenmarsch. Voogd Hendrik Schepers liet door het Schoutgericht, na het overlijden van zijn mede-voogd Evert Slingenberg, een nieuwe voogd en toeziend voogd benoemen. Dit werden wegens het ontbreken van nabestaande bloedverwanten, de buurmannen Jan Geerts (Broekgeerts) als mede-voogd en als toeziende voogd Egbert Roelofs (Broekroelofs) junior. Een jaartje later deed Hendrik Takman als rotmeester van de buurschap Radewijk een telling van het vee, hetgeen ons een aardig beeld geeft van de omvang van de Radewijker veestapel aan het begin van de vorige eeuw. Hendrik telde 27 paarden, 53 koeien, 36 pinken, 15 vaarssen, 2 stieren, 1 hengst, 13 varkens en 433 schapen.

Op 30 december 1811 verscheen Hendrik voor de Maire (burgemeester) Antoni van Riemsdijk om volgens opdracht van keizer Napoléon Bonaparte zijn achternaam vast te laten leggen (in het Frans natuurlijk, dat sinds de overheersing de officiële taal was):

Par devant nous Maire de la Commune d’Hardenbergh, Canton Hardenbergh, Arrondissement de Deventer, Département des Bouches de l’Issel, s’est presenté, Hendrik Takman, domicilié a Radewijk, dans cette Commune, lequel a declaré en qualité de tuteur et pere, qu’il a adopté pour les Pupilles le Nom de Takman pour Nom de Famille et pour Prénom conservé ceux de Derk, Jan Hendrik et Albert; qu’il a 3 Fils et a signé avec Nous le trentieme Décembre mille huit cent de onze.

Hij liet de achternaam Takman ook aannemen voor zijn stiefkinderen Derk, Jan Hendrik en Albert, geboren uit het huwelijk van Truite Derksen en diens overleden echtgenoot Jan Janszoon Binnenkamp. Toch zou vele jaren later blijken dat genoemde kinderen de familienaam Takman niet gebruikten, maar gewoon de zogenaamde ‘vadersnaam’ Jansen. Nakomelingen van de jongste zoon, Albert Jansen (Takmannegie), woonden tot ver in de twintigste eeuw in Radewijk, op de boerderij waar anno 1999 de familie Douw woonde aan de Radewijkerweg nr. 52. De oudste zoon, Derk Jansen, trouwde rond 1812 met Aaltien Scholtmann, zijn Duitse buurmeisje uit de Scholtmannseck. Aanvankelijk vestigden ze zich op erve Takman, alwaar in 1813 zoon Jan Hendrik geboren is. Kort daarna verhuisden ze echter naar de andere kant van de grens, naar de ouderlijke boerderij van Aaltien Scholtmann op Scholtmannseck in de Heesterkante.

De tweede dochter van Warse Takman en Geertjen Plaggenmarsch, Aaltjen (ook wel Janna) Takman, trouwde op 3 oktober 1823 in de kerk te Uelsen met Hendrik Lichtenberg uit Itterbecke. Het echtpaar vestigde zich op het aloude erve Takman in Radewijk. Ook oom en tante Hendrik Takman en Truitte Derksen woonden er nog. Zij overleden respectievelijk in 1824 en 1828. Door het overlijden van Hendrik Takman kwam een einde aan dit historische Radewijkse geslacht Takman. Het oude boerenerve werd op dat moment bewoond door het echtpaar Lichtenberg.

Op 26 mei 1829 registreerde notaris Antoni van Riemsdijk een hypotheekakte op verzoek van Hendrik Legtenborg en echtgenote Janna Takman en namens hun ongehuwde (schoon)zuster Aaltje Takman, dienstmeid te Wilsum. Ze hadden gedrieën 1500 gulden geleend van landbouwer Berend Tiebert te Duits Wielen. Tot onderpand stelden ze – vanzelfsprekend – het door Hendrik en Janna bewoond en gebruikt wordende erve Takman, gelegen te Radewijk, ten oosten van het erve Geerts aldaar, noordwaards van en aan de Radewijkerbeek aan de oostelijke grensscheiding van het Koningrijk der Nederlanden met die van het Koningrijk Hanover, bestaande uit deszelfs behuizinge, schuur en schapeschot, numero 2, met derzelver gronden en wheeren, mitsgaders het tot hetzelve erve alnog gehorende gedeelte van den zogenaamden brink rondsom dezelve gebouwen in deszelfs eigene bepalinge gelegen, en hebbende eene grootte van nagenoeg 42 vierkante Nederlandsche roeden (aktenr. 806).

Op de oudste kadastrale kaart van 1832 staat het erve vermeld als eigendom van landbouwer Hendrik Takman. De boerderij staat op legger 355 als sectie D-79. Het erve bestond uit acht percelen bouwland, hooiland, weiland, grasgrond, en huis en erf; een totaal van bijna elf bunder.

Fragment van kadastraal minuutplan, anno 1832.

Hendrik en Aaltjen (Janna) Lichtenberg kregen er acht kinderen: Hendrik (1824), Gerrit Jan (1825), Gerrit Willem (1827-1895, huwde Zwaantjen Tassink uit Collendoorn), Evert (1829-1904, ongehuwd), Aaltjen (1832), Mina (1834, huwde Egbert Schutte uit Diffelen), Hendrik Jan (1838-1893, ongehuwd) en Gerrit (1840-1841). Op 10 november 1847 overleed de 56-jarige Hendrik Ligtenberg in toenmalig huisnummer 2 te Radewijk. Noabers Albert Roelofs en Jan Schutte gaven het sterfgeval aan op het gemeentehuis van Ambt Hardenberg in Heemse.

De oudste zoon, Hendrik Ligtenberg, volgde zijn ouders op als boer op het Takman. Hij trouwde op 17 juni 1853 met een echte boerendochter, de 24 jarige Swantien Ymhoff uit Wilsum, dochter van Jan Harm Ymhoff en Gesien Luijen. Hendrik en Swantien kregen zes kinderen: Jennigjen (1853), Jan Herm (1855-1857), Jan Herm (1858), Hendrikjen (1860), Gesina (1862) en Hendrik Jan (1864). In de jaren zestig van de 19de eeuw stond het erve Takman bekend als H nummer 29 in Radewijk. Op dat moment woonden er maar liefst dertien personen, waaronder de boerenknecht Mannes Bouwmeester en de oude moeder Janna Ligtenberg-Takman. Het moet een bedrijvige aanblik zijn geweest, maar ook een niet geringe last. Immers, al die dertien monden moesten ook te eten hebben…

Bij de algemene markeverdeling van 1860 kregen de eigenaren van het erve Takman bijna achttien bunder grond toegewezen, bestaand uit veengrond, heide en grasgrond in het Radewijkerveld en Radewijkerbroek, ter waarde van ƒ 1681,62. Op 24 maart 1873 overleed Janna. Ze is 71 jaar oud geworden en was de laatste van het Radewijkse geslacht Takman. Ook nu was het de oudste zoon die de boerderij zou opvolgen, namelijk Jan Herm Ligtenberg. Hij had bij de loting voor militaire dienst het nummer 26 getrokken, hetgeen hem verplichtte tot dienstvervulling. Hij maakte echter gebruik van het recht om een plaatsvervanger te stellen, waarvoor in het algemeen een groot bedrag geld moest worden betaald. Hij trouwde op 30 juni 1881 te Ambt Hardenberg met Hilligjen Waterink uit Brucht. Ze kregen acht kinderen: Zwaantje (1883), Hendrik (1885-1963, ongehuwd), Zwaantje (1887), Gerrit Jan (1889-1984, ongehuwd), Aaltje (1891-1959, huwde Jan Hendrik Waterink), Hendrikje (1893-1893), Hendrikje (1894-1974, huwde Gerrit Albertus Zwijze) en Everdina Johanna (1896-1976, huwde Lubbertus van den Poll).

Trouwbrief van Jan Herm Ligtenberg en Hilligjen Waterink, 30 juni 1881.

Opa Hendrik Ligtenberg overleed op 70-jarige leeftijd, op 6 oktober 1894 in Radewijk. Zijn weduwe, Swantien Ymhoff, stierf zeven jaar later. Op 19 februari 1901 blies zij haar laatste adem uit. Het echtpaar Jan Herm en Hilligjen Ligtenberg woonde de rest van hun leven op erve Takman in Radewijk. Ze hebben veel veranderd aan de boerderij. Zo werd de oude woning in 1904 en 1906 herbouwd en in 1925 een nieuwe woning gesticht. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) verbleven veel grenswachten op het erve Takman.

Op 24 oktober 1913 werd een fraai briefje geschreven en verstopt in een nieuw bakhuis dat gebouwd was op het aloude erve Takman. Tijdens het afbreken van het bakhuis door de fam. Brill kwam het briefje weer tevoorschijn. Daarop staat wanneer het bakhuis gebouwd is, door wie en voor wie. De metselaars waren alle lid van de familie Kerkdijk, maar de timmerman kwam uit Radewijk: Jan Woerthuis, ook genaamd Jan Woertel. De handtekeningen van een paar commiezen staan er ook bij op. Het bakhuisje werd door het viertal gebouwd in opdracht van Jan Herm Ligtenberg en zijn echtgenote Hilligje Waterink.

Het echtpaar Jan Herm Ligtenberg en Hilligjen Waterink.

In 1940 verkochten Jan Herm en Hilligjen Ligtenberg de boerderij aan hun zoon Gerrit Jan. Vader Jan Herm overleed ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Op 6 juli 1944 stierf hij in de leeftijd van 86 jaar. Twee jaar later overleed zijn vrouw Hilligjen Waterink. Beiden zijn begraven op het oude kerkhof aan de Stationsstraat in Hardenberg. Ondanks de grote kinderschare, bleken er geen opvolgers voor het erve Takman. Een vaak terugkerend probleem voor het boerengeslacht. De dochters vertrokken uit Radewijk en de overgebleven zoons bleven ongetrouwd wonen op het ouderlijk huis.

In 1947 kwam de familie Brill uit Duits Wielen als huurder op erve Takman wonen. Gerrit Jan en Hendrik Ligtenberg werden gezamenlijk eigenaren van de ouderlijke boerderij en verkochten het op hoge leeftijd aan de familie Brill. De gebroeders waren twee markante Radewijkers, door iedereen geliefd en gewaardeerd. Het waren elkaars tegenpolen: Hendrik was altijd druk en Gerrit Jan de rust zelve. Ze waren de eersten die in Radewijk een Solex bereden. Hendrik Ligtenberg had in het begin van de jaren vijftig in de krant gezien dat er een ‘fiets met een motor’ te koop was en was vastbesloten om zo’n ding te kopen. Hij ging met de trein naar Emmen en kocht er de fonkelnieuwe Solex. Nadat broer Gerrit Jan geprobeerd had of hij erop kon rijden, besloot deze er ook een aan te schaffen. Hendrik reed altijd voorop en droeg daarbij een markante steile pet. Als er veel wind was maakte hij gebruik van een weckring om de boel op zijn plaats te houden. De gebroeders waren ook de eersten die in Radewijk een televisie aanschaften. Veel buren kwamen ’s avonds kijken naar de eerste beelden uit andere werelddelen en volgden er de journaals.

Jan Brill kocht het erve Takman in 1957 maar liet de overdracht niet onmiddellijk notarieel vastleggen. De gebroeders Ligtenberg waren van plan geweest om in het stukje bos, gelegen tegenover de camping, een nieuwe woning te bouwen. Dit werd hen echter niet toegestaan door het gemeentebestuur vanwege het ontbreken van een bestemmingsplan. De enige mogelijkheid die hen toen overbleef was om op een deel van de reeds verkochte grond een bedrijfswoning te bouwen. Opa Brill gaf de gebroeders een halve bunder grond terug waarop de nieuwe woning gebouwd kon worden. Twee jaar lang – tijdens het bouwen van de woning – was er niets beschreven over de verkoop van het erve Takman. Gerrit Jan en Hendrik Ligtenberg vestigden zich in de nieuwe bedrijfswoning (Radewijkerweg 53).

Hendrik Ligtenberg overleed in 1963, waarna zus Everdina Johanna van de Poll-Ligtenberg – na het overlijden van haar echtgenoot – bij haar broer Gerrit Jan introk. Zij woonde nog acht jaren samen met hem en overleed op het erve Takman, haar geboorteplaats. De oude Gerrit Jan Ligtenberg woonde nu weer alleen in de nieuwe woning en vroeg derhalve aan Jan en Lies Brill om bij hen in te komen wonen. Takmans-Getjaan (Gerrit Jan Ligtenberg) was een rustig en bedaard man, maar heeft in zijn leven enorm veel werk verzet. Hij deinsde er niet voor terug om op zijn oude dag – hij was toen al de negentig gepasseerd – enorme stukken land met de schop om te spitten. Gerrit Jan woonde nog negen jaar bij de familie Brill in en overleed op 95-jarige leeftijd, op 23 mei 1984 in Radewijk. De oude woning van het erve verloor in 1975 zijn functie en wordt sindsdien gebruikt als schuur.