In de Overijsselsche courant van 30 september 1825 werd de openbare verkoop aangekondigd van de nagelaten onroerende bezittingen van vrederechter J.G. Pruim. Daaronder ook de katerstede ’t Doggers:

In het archief van notaris Antoni van Riemsdijk vinden we de akte betreffende deze veiling, gedateerd 29 november 1825. De katerstede Doggers werd als kavel no. 25 onder de hamer gebracht: De katerstede het Doggers aldaar, bewoond en gebruikt wordende door Gerrit Doggers te Sibculo voormeld, en bestaande uit derzelver behuizinge en schapenschot, getekend no. 5, benevens ruim één bunder, zesenzestig vierkante Nederlandsche roeden zaaijland c.s. De kavel werd ingezet door Jan van Munster Frederikszoon, kastelein te stad Hardenberg, voor een bedrag van f. 1165,- en door dezelve meteen verhoogd met f. 500,- Veertien dagen later, op 13 december, werd de definitieve veiling gehouden. Voor 1800 gulden werd Jan van Munster de nieuwe eigenaar. Enkele maanden later, op 25 april 1826 (scans 165 e.v.), werd de veiling vervolgd. Bij het ‘mijnen’ werd voor meerdere kavels tegelijk 6300 gulden geboden door Jan Bruins, de vrederechter te Heemse. Hij had dat bedrag geboden uit naam van de heren Jelle Meinesz en Hendrik Meinesz, kooplieden in Balk (Friesland).

De katerstede werd dus in 1825 bewoond door pachter Gerrit Doggers. Hij was op 3 november 1800 in Den Ham getrouwd met Grietje Jans Harmink.

Op 2 augustus 1831 verscheen notaris Van Riemsdijk ten woonhuize numero vijf in Sibculoom voor zowel Gerrit Doggers als Grietjen Herms een testament op te stellen. Ze benoemden elkaar daarin over en weer tot elkaars universele erfgenaam (aktenr. 959 en 960, scan 101 en 102). Gerrit overleed op 18 juli 1835 in huisnr. 5 te Sibculo. Hij was geboren in Magele bij Den Ham.

(mogelijk de katerstede die in 1832 bekend staat als ‘de Wind’, eigendom van Hendrik Meinesz te Balk)