
auteur: E. Wolbink (Borne, 20-02-2022)
De landelijke vereniging
De Maatschappij tot nut van ’t algemeen is een in 1784 opgerichte landelijke vereniging met plaatselijke afdelingen (departementen) die zich ten doel stelt het welzijn, in de ruimste zin, van individu en gemeenschap te bevorderen. Het motto van ’t Nut is: Kennis is de weg naar persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling.
Nutsdepartement Hardenberg en omstreken
Rijkelijk laat, in het midden van de jaren ’20 van de vorige eeuw, zien we in Hardenberg ideeën ontstaan voor de oprichting van een departement voor Hardenberg en omstreken. In de collectie van de voormalige stichting Oudheidkamer, bewaard in het gemeentearchief, bevinden zich nog enkele originele stukken van het Nutsdepartement Hardenberg. In het Stadsarchief Amsterdam wordt het archief van de landelijke vereniging bewaard, maar ook zijn de notulen van het Hardenbergs departement na de opheffing overgedragen aan de landelijke vereniging. Zodoende weten we dat de eerste brief over de mogelijke oprichting van een departement in Hardenberg dateert van 13 november 1925. De brief is geschreven door hoofdonderwijzer Hendrik Otten, woonachtig aan de Wilhelminastraat 158, gericht aan algemeen secretaris Jacob Hovens Greve in Amsterdam. Otten nodigt hem uit voor een in Hardenberg te houden propaganda-avond om te komen tot de oprichting van een lokale afdeling van het Nut.


De propaganda-avond werd gehouden op 22 december in de zaal van R. de Bruin, met een presentatie door secretaris Hovens Greve. Staande de vergadering verklaarden zich 25 personen bereid om toe te treden. Het voorlopig bestuur werd gevormd door mevr. Heintje Beijering-Frank en de heren Hendrik Otten, Jacob Cornelis Eisses, Michiel Levi Roos en Peter Martinus Bruins. Op 20 januari 1926 ontving het hoofdbestuur bericht dat het was gelukt om een departement op te richten met aanvankelijk 45 leden.
In juni 1926 berichtte Hendrik Otten, dan wonend aan de Gramsbergerweg, dat het departement voornemens was om cursussen in het enkelvoudig boekhouden te verzorgen. Ook werd door een van de bestuursleden het plan geopperd om een spaarbank op te richten. Uiteindelijk werd de boekhoudcursus gegeven aan 10 leerlingen, maar het aantal was veel lager dan men had verwacht. Vanaf de oprichting werd meerdere keren per jaar een zgn. Nutsavond voor de leden verzorgd. Tijdens die avonden werden o.a. lezingen gegeven over allerhande maatschappelijke onderwerpen, maar werd af en toe ook een film vertoond of een toneelvoorstelling opgevoerd. In 1930 kwam op initiatief van het Nutsdepartement een roman-leescirkel tot stand. De aangesloten 24 lezers verwisselden elke veertien dagen hun boeken…

Het jeugdwerk
In 1931 werden pogingen ondernomen om tot een jeugdwerkclub te komen, uitgaande van het Nutsdepartement Hardenberg. Tegen de winter waren de plannen al zover gevorderd dat mej. A.M. Bos uit Amsterdam kon worden uitgenodigd om de aanstaande leiders en leidsters in een 14-daagse cursus op te leiden voor hun zware taak. In oktober gaven zich 4 heren en 18 dames op als leider/leidster. Mejuffrouw Bos arriveerde op 23 november in Hardenberg en logeerde bij het echtpaar Kruizenga. Ongeveer 100 kinderen hadden zich inmiddels al aangemeld. Het gemeentebestuur had speciaal voor deze leiderscursus een verwarmd en verlicht lokaal afgestaan in de oude bijzondere lagere school aan de Lage Doelen.


Op dinsdag 5 januari 1932 begon het departement met het jeugdclubwerk met ruim 99 kinderen. Dat aantal liep op tot 111 tegen het einde van de cursus, rond Pasen. Er werd les gegeven in vouwen, plakken, vlechten, naaien, breien, borduren, kleiarbeid, zagen enz. Hoewel het bestuur graag had gezien dat de kinderen van alle gezindten zouden zijn, waren het toch vrijwel uitsluitend leerlingen van de openbare scholen die zich hadden opgegeven. Aan het einde van de cursus gingen de leiders en leidsters als verrassing ‘per vrachtauto’ met de kleintjes naar de Rheezerbelten: dat zijn fijne heuvels met dennebosschen, hier ongeveer een uur vandaan. Met de groteren maakte men een fietstocht naar Ommen, kasteel Eerde en een speeltuin. Het was een reuzen-succes. De kleintjes hebben de heele middag in de zandduinen geravot en gespeeld, aldus Martha de Groot in haar brief aan mej. Bos te Amsterdam.
Een eigen Lokaal
Op 22 en 23 februari 1933 organiseerde het bestuur een bazaar in het Lokaal voor Christelijke Belangen aan ’t Oosteinde om geld in te zamelen voor de realisatie van een eigen gebouwtje voor het nutsjeugdwerk. Men was namelijk niet langer ‘welkom’ in de oude school sinds de gemeente de lokalen in gebruik had gegeven aan de Vaktekenschool. De bazaar leverde bijna 600 gulden op. Dat was veel meer dan men had verwacht, gezien de droeve tijden (de grote economische depressie) waarin men verkeerde. Om het gebouwtje wat royaler op te kunnen zetten, besloot het bestuur om het kapitaaltje nog wat uit te breiden door een loterij op touw te zetten, nl. de verloting van een gouden horloge, waarbij voor iedere seconde van de 12 uur een lot is, en de prijs valt op dàt lot dat het tijdstip aangeeft waarop het horloge is blijven stil staan. Hiervoor moesten 12x60x60 = 43.200 loten worden verkocht, voor 2½ cent per lot.
In november 1933 meldde het bestuur dat de loterij alles behalve schitterend verliep. Men was daarom van plan om het jeugdwerk, waarvoor zich inmiddels alweer honderd kinderen hadden opgegeven, ook gereformeerde, weer te houden in het rommelige, ongezellige schoollokaal. Echter, op het allerlaatste moment kreeg het bestuur gratis de beschikking over een reuzengroot leegstaand winkelhuis van de fam. Bruins in de Wilhelminastraat. De echtgenote van ds. Hoek gaf een kachel in bruikleen om het grote pand te kunnen verwarmen. Enkele weken voor het einde van de cursus werd het bestuur echter geconfronteerd met een nieuwe huurder voor het pand, waardoor men genoodzaakt was de duur ervan in te korten.
Op 23 januari 1934 schrijft F. Boerrigter aan mej. Bos: Voor ons nieuwe Jeugdwerkgebouwtje zal binnenkort een stukje bouwterrein worden gekocht. Het was de bedoeling om een eenvoudig houten gebouwtje met stenen onderbouw te laten zetten, alleen voor de cursussen van het Jeugdwerk, van buiten en binnen fleurig en gezellig geschilderd, en met kasten en bergplaatsen, gerieflijk ingericht. Door onze gemeentearchitect wordt een ontwerptekening gemaakt en we denken voor ca. 900 gulden gereed te kunnen zijn. Voor bouwterrein denken we een stukje grond van ca. 300 m2 te kopen, hopenlijk voor de prijs van ca. f. 300,-

Op 4 april werden de tekening en het bestek voor het te bouwen Lokaal voor Jeugdwerk ter goedkeuring naar het hoofdbestuur gezonden. Het bouwterrein werd voor een periode van 12 jaar gehuurd van de kerkvoogdij van de hervormde kerk. Het gemeentebestuur van Stad Hardenberg had de bouwvergunning op 16 maart verleend.
In juni vond de aanbesteding plaats, maar wat een schrik en een tegenvaller was dat!, aldus mej. Boerrigter. De laagste inschrijver was bereid het werk uit te voeren voor 1924 gulden en dan was daar het schilderwerk nog niet eens bij inbegrepen. En dat terwijl architect Dirk Hoiting het werk had geraamd op een bedrag van 1200 gulden. Het hoofdbestuur in Amsterdam adviseerde bij de gemeente aan te kloppen. Dat stuitte echter op moeilijkheden aangezien de gemeente Stad Hardenberg grote werkverschaffingsprojecten in uitvoering had, zoals het dempen van de oude Vecht en de aanleg van een haven en de bad- en zweminrichting De Marsch. Zodoende had men geen aandacht voor de wensen van het Nutsdepartement, temeer daar de rechtsche gemeenteraad tegenover Nutswerkzaamheden niet zoo erg sympathiek staat. Het bestuur was ervan overtuigd dat er van de kant van de gemeente niets te verwachten viel. Daarop besloot men een veel eenvoudiger ontwerp te laten maken. Het geplande toneel en de kleedkamertjes kwamen te vervallen. Het geheel zou nu worden opgetrokken van een halve-steens-muur. Een aannemer zou het voor 1050 kunnen zetten. Op advies van het hoofdbestuur werden de half-steens-muurtjes echter weer ingeruild voor de oorspronkelijke dubbele houten wanden. Het afdelingsbestuur gunde het werk onderhands aan een lokale aannemer. De tekeningen waren belangeloos gemaakt door Dirk Hoiting, lid van het departement en architect van de gemeente Ambt Hardenberg.
In november meldde mej. Boerrigter dat het Jeugdwerk-gebouwtje zijn voltooiing naderde. Op 11 december berichtte zij dat het op zaterdag 15 december officieel zou worden geopend en daartoe werden het hoofdbestuur en mej. Bos natuurlijk van harte uitgenodigd. Het bouwwerk was verrezen achterop het perceel van het Lokaal voor Christelijke Belangen. De algemeen secretaris Hovens Greve was er speciaal voor naar Hardenberg gekomen. Voorzitter Van Delden verrichtte de officiële openingshandeling, in het bijzijn van locoburgemeester Wamelink.



(bron: Gemeentearchief Hardenberg) (klik op de foto voor een vergrote weergave)

In mei 1935 werd het clubgebouw door het kadaster in kaart gebracht.


Het Nuts-Clubgebouw werd enkel in de wintermaanden gebruikt voor het geven van de cursussen en dan ook nog maar vanaf 16.00 uur ’s middags. Zodoende ontstond in oktober 1937 het plan om in het gebouw ook een nuts-kleuterschool te beginnen. Het zou voor twintig leerlingen groot genoeg zijn. De in Hardenberg wonende juffrouw Lenters, in het bezit van het diploma Tesselschade, zou voor 300 gulden per jaar beschikbaar zijn als leidster. Het plan werd ten uitvoer gebracht en op maandag 29 november 1937 werd de kleuterschool geopend.

De oorlogsjaren
Hoewel de Tweede Wereldoorlog was uitgebroken, bleef het bestuur van het Nutsdepartement zich inzetten voor de instandhouding van de vereniging. Echter, het ledenaantal was gedaald tot zo’n dertig leden en als gevolg ervan waren de inkomsten minimaal. Op 6 oktober 1941 schreef het bestuur een noodkreet aan de algemeen secretaris van de Maatschappij dat men in Hardenberg meerdere, lange avonden had vergaderd over de vraag of het mogelijk is om met een kassaldo van circa 45 gulden in het seizoen 1941-1942 toch nog iets te geven dat op een Nuts-programma lijkt. Het was het bestuur echter niet gelukt om daarop een antwoord te vinden. Zodoende bleven er nog twee mogelijkheden over: liquidatie van het departement of het hoofdbestuur vragen om een extra bijdrage te verlenen. Waar ons bestuur van meening is, dat het Hoofdbestuur het op prijs zal stellen dat de afdeeling Hardenberg blijft bestaan, en het feit, dat het ledental in een plaats als Hardenberg met een overwegend orthodoxe bevolking nooit zoo groot zal worden, als in andere plaatsen, neemt ons bestuur de vrijheid het hoofdbestuur te verzoeken haar nog eenmaal op gang te helpen door een extra bijdrage die bijv. op 150,- zou kunnen worden gesteld.
Op 25 oktober werd de algemeen secretaris bericht dat, met veel inspanning, maar liefst 26 nieuwe leden zich hadden aangemeld en het was, mede dankzij de financiële ondersteuning van de Maatschappij, gelukt om voor het nieuwe seizoen een programma uit te schrijven met medewerking van voordrachtskunstenaar Ru Mulder uit Hilversum (met zijn medewerkster mej. Kan), journalist dhr. Monninck uit Oldenzaal over zijn reizen naar Griekenland en Turkije, een film en een toneelavond verzorgd door de vereniging van de PTT te Zwolle. Voor zover bekend vond de laatste Nutsavond tijdens de oorlog plaats op 2 maart 1942 in zaal Leering.

Na de oorlog pakte het bestuur de draad weer op, zo goed en zo kwaad als dat ging. In oktober ’45 werd het Jeugdwerkgebouwtje gevorderd als rustkamer voor de Grenswacht. Het Nutsdepartement Hardenberg zou tot in de jaren ’60 voortbestaan. De laatst bekende bijeenkomst vond plaats in januari 1965…
Leden en bestuursleden van het Nutsdepartement Hardenberg (voor 1940)
– Gerrit Beekman (hoofd van de openbare lagere school aan de Hoogenweg), penningmeester
– Albert Beijering (hoofdonderwijzer)
– Heintje Beijering-Frank, secretaris
– Berendina Fredrika (Dien) Boerrigter (onderwijzeres), secretaris
– Fredrika Boerrigter
– Rudolph Jacob ten Brink de Bruin (slager)
– Asser of Alfred Bromet
– Marcus Bromet
– J. Brouwer
– Rudolf Emanuel de Bruin (uitgever, wethouder), voorzitter
– Herman Bruins Hzn. (directeur eierhandel), penningmeester
– Peter Martinus Bruins
– A. van Delden (hoofd van de openbare school en ulo aan de Stationsweg), voorzitter
– Garmt Draaijer (gemeentesecretaris Stad Hardenberg), penningmeester
– Roelof Eefting (manufacturier)
– Jacob Cornelis Eisses (hoofd van de openbare school en ulo aan de Stationsweg), voorzitter
– Pieter Arie den Engelse (landbouwkundig ingenieur)
– Folkert Folkerts (directeur zuivelfabriek)
– Herman Gerard Frijling (veehandelaar)
– Reinder Mathijs Gaasbeek
– dhr. Greven, penningmeester
– Martha de Groot (onderwijzeres), penningmeester
– Dirk Hoiting (gemeentearchitect Ambt Hardenberg)
– Fredrik Willem Honig (landbouwkundig ingenieur en leraar) te huize Nijenstede
– Hein Cornelis Jansen (manufacturier)
– Hendrik Jan Kattenwinkel (huisarts)
– Rutger Koeslag (caféhouder)
– Gerrit Jan Koopman (hoofdonderwijzer)
– Jan Kruizenga (hoofd van de openbare school en ulo aan de Stationsweg), secretaris
– Lucas Lubbers (bakker), bestuurslid
– Willem Nieman (gemeentearchitect)
– Georg Anton Rudolph Nieuhoff (dierenarts)
– Harm Jan van Oortmerssen (hoofdonderwijzer)
– Hendrik Otten (hoofdonderwijzer)
– Willem Aart Prins (directeur zuivelfabriek), vicevoorzitter
– Jan Willem Resink (gemeentesecretaris Ambt Hardenberg), secretaris
– Michiel Levi Roos (manufacturier), tweede secretaris
– Johann Caspar Scholl (banketbakker)
– Bauke Schuite (burgemeester)
– Jan Adrianus van der Sluijs (onderwijzer)
– M.M. van der Sluys, secretaresse
– J. Smit, voorzitter
– Willem Snel
– Jan Snijders (gepensioneerd onderwijzer)
– Albert Gerrit Sonnenberg
– dhr. De Vries, secretaris
– Johanna Anthonia van Weerden
– Johannis Zwamborn (notaris)
Geef een reactie