In het archief van de Staten van Overijssel wordt correspondentie bewaard over het herstellen van het gescheurde gat, met wegneminge van den weg na de Monnekemate, behorende onder het provintiale erve Mensink ten Hardenberg.
Arnold Voltelen, schout van het kerspel Hardenberg, schrijft op 29 mei 1747 een brief aan de Gedeputeerde Staten van Overijssel als reactie op de resolutie van 30 augustus 1746 waarin hem opdracht is gegeven de schade te herstellen. Hij geeft erin aan dat hij verschillende acties heeft uitgezet. Zo heeft hij ‘het gat’ met genoegsame weepen voorzien, kripswijse, en daar agter met aarde weer laten vullen, daartoe geĆ«mployeerd hebbende het wilgen en ander heesthout van het erve.
Verder schrijft de schout dat hij in het voorjaar de steijle afvallende oever aan de Vegte beneden en boven de kribbinge afgelijkt en met twijg hebbende laten bepoten bij laeg waeter.
Gisteren had de schout de herstelwerkzaamheden nog even bekeken en bevonden dat hetselve gepasseerde winter bij het hoge water sig niet veel had verset en goet was gebleven.
Geef een reactie