De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 16 augustus 1940 meldde:
“Op initiatief van de afdeling Hardenberg-Heemse van de Chr. Vereeniging van Huisvrouwen is in onze plaats en omgeving een vijftigtal kinderen uit Rotterdam gedurende eenigen tijd ondergebracht.

Velen waren naar het station gekomen om de aankomst der kinderen bij te wonen. Op het station werden zij verwelkomd door mevr. Boekhoven, voorzitster der afdeeling, terwijl ook burgemeester Oprel van Ambt Hardenberg van zijn belangstelling blijk gaf. Na in Hotel Frijling een kop chocolade en een krentenbol genoten te hebben, werden de kinderen door de diverse pleegouders in ontvangst genomen. Meerdere pleegouders waren per paard en wagen gekomen, zodat de vacantie te Hardenberg voor vele kinderen begon met een rijtoer door de omgeving…”

Onze eigen Vechtstreek schreef een dag later:
“De Rotterdamse kinderen. Woensdagmiddag met de trein van 12.25 (die helaas een uur te laat was) arriveerden hier de eerste kinderen uit Rotterdam. Het zijn 46 jongens, die bij de verschillende pleegouders hun vakantie hopen door te brengen. Binnenkort worden kinderen verwacht die gedurende langere tijd hier zullen verblijven. De meeste van deze 46 knapen waren zeer druk en levendig, enkelen wat stil en een paar zelfs wat verdrietig…”

Rotterdam was op 14 mei 1940 gebombardeerd. Toen het bombardement voorbij was, zaten circa 75.000 mensen zonder huis. Bijna 1.000 mensen waren omgekomen, waaronder vele kinderen, die onder het puin van hun scholen bedolven waren. Een dag later gaf Nederland zich formeel over.

De kinderen logeerden gedurende het najaar van 1940 op het platteland, omdat voor hen de omstandigheden in Rotterdam van dien aard waren dat uitzending noodzakelijk was.

Op 24 december 1940 schreef de Overijsselsche Courant:
“Gedurende den zomer en met de scholennood ook gedurende het najaar, zijn aldus, niet het minst door de vrijgevigheid en de gastvrijheid van welhaast heel Nederland, in totaal 6700 kinderen uit logeeren geweest en in dien tijd zijn tusschen pleegouders en pleegkinderen vriendschapsbanden gelegd welke niet verbroken zullen worden.”