Toen, op 11 juni 1942: een zwaar gehandicapte jongeman.

In het correspondentieboek van de voormalige gemeente Ambt Hardenberg (toegang 005, inv.nr. 1450) vinden we deze brief, gedateerd 11 juni 1842, geschreven door de burgemeester aan de Thesaurier van het Huis des Konings:

“In voldoening aan uw verzoek heb ik de eer te berigten, dat den rekwestrant Albertus Middendorp is besteed ten huize van Lambert Klement, schoenmaker te Heemse in deze gemeente. Dat dezen persoon in armoedige en kommervolle omstandigheden verkeert, bijkans totaal is verlamd, tot allen arbeid onbekwaam is en moet worden behandeld en verpleegt als een eerstgeboren kind. Dat hij zijne ouders vroeg heeft verloren en geene broeders of zusters hebbende, in zijn ongelukkig en deerniswaardig lot eenige ondersteuning vindt in zijnen grootvader den heer W. van der Poll, gepensioneerd visiteur van ’s rijksbelastingen te Zwolle, eenen grijsaard van 86 jaren. Dat gemelden heer Van der Poll een pensioen geniet van f. 600, waarvan hij met zijne dochter en twee kinderen moet bestaan en alzoo weinig voor zijnen ongelukkigen kleinzoon overblijft, en voor het grootste gedeelte door liefdegaven worde onderhouden. Ik neem alzoo de vrijheid dezen ongelukkigen en armoedigen jongeling in de veelvermogende protectie uwer excellentie aan te bevelen”.

Een jaar later, op 15 juli 1843, lezen we opnieuw over Albertus die aan alles gebrek had:

“Onder terugzending van het bij uwe excellenties geleidende missive d.d. 9 dezer aan mij ten fine van onderzoek in handen gestelde adres van zekere Albertus Middendorp in deze gemeente woonachtig, strekkende om eene jaarlijksche gratificatie te erlangen, heb ik de eer uwe excellentie mede te deelen dat adressant, zooals in het rekwest vermeld, met regt als eene der ongelukkigste wezens onder het menschdom kan worden gerangschikt, en van zijne vroegste jeugd af aan aan eene verlamming is lijdende, welke hem tot alles ongeschikt maakt. En alzoo, evenals een hulpbehoevend kind moet verzorgd en behandeld worden, daar hij noch loopen noch staan noch kruipen kan, maar van den vroegen morgen tot den laten avond in een eng voor hem vervaardigd wagentje zijn treurig leven moet doorbrengen. In welke toestand hij echter zeer wel tevreden is, doch niet tegenstaande door ieder weldenkende met medelijden wordt aanschouwd, te meer daar hij in het volle bezit zijner denkvermogens en daarenboven eene wees is, welke grootendeels door zijnen nog in leven zijnde en in het adres vermelden grootvader, een zeer karige ondersteunig verlangd, dewelke bij overlijden van dezen grijsaard, waarschijnlijk geheel en al zal ophouden. Het is dus, uit aanmerking van bovenstaande op waarheid rustende beweegredenen, dat ik medelijdend de vrijheid neme uwe excellentie te verzoeken om deze ongelukkige en allezints brave jongeling aan zijne majesteit onzen geĆ«erbiedigden koning door uwer excellenties veelvermogende invloed ten zeersten aan te bevelen, terwijl ik hartelijk wensch er aan zijn verlangen voldaan, en dat door toekenning eener jaarlijksche gratificatie zijn betreurendwaardigst levenslot hierdoor eenigermate moge verzacht worden”.

Albertus Middendorp zou nog jaren in zijn ‘deerniswekkende toestand’ verder leven, want hij stierf op 7 augustus 1858, op 47-jarige leeftijd in Heemse.


Toen, op 28 december 1932: hoog bezoek aan platteland.

Het Salland’s Volksblad van 30 december 1932 meldde:
“Woensdag brachten de heeren mr. L. Lietaert Peerbolte, directeur-generaal van de Volksgezondheid, dr. Tuntler, ir. le Poele en dr. Ubbens een bezoek aan deze gemeente ten einde de verbeteringen in de woningtoestanden in oogenschouw te nemen. Nadat, vergezeld van den burgemeester en de heeren Oostenbrink en Boerrigter eerst een landarbeidersplaatsje van C.H. Blootens te Rheeze in oogenschouw was genomen, waarvan de praktische inrichting werd geroemd en verwondering werd uitgesproken over de lage bouwkosten (pl.m. f. 1200,-) en de toch degelijke uitvoering, werd de tocht voortgezet naar Nieuw Sibculo, alwaar verschillende woningen, gebouwd in verband met krotopruiming op ‘Java’ werden bezichtigd. Het hooge gezelschap was vol lof over de verbetering der huisvesting.”

Het stichten van landarbeidersplaatsjes en het verheffen van de arbeidende klasse is het hoofdonderwerp van het in 2016 te verschijnen boek van de hand van dhr. K. Oosterkamp.
In opdracht van de stichting ‘Dooze en Dorp’ heeft hij een standaardwerk geschreven over de geschiedenis van de landarbeidersvereniging en haar rechtsopvolgers in de gemeente Hardenberg.


Toen, op 25 september 1851: de arme diligence-conducteur.

diligence

In het archief van de voormalige gemeente Stad Hardenberg is een afschrift bewaard gebleven van deze brief die op 25 september 1851 werd verzonden aan Burgemeester en Wethouders van de stad Zwolle:
“Wij hebben de eer u mede te delen dat sedert het voorjaar van 1848 in deze gemeente woonachtig is Harm Dommerholt, met vrouw en vier kinderen, komende uit Zwolle, waar hij vroeger steeds gewoond heeft en geruimen tijd als koetsier en jager dienstbaar is geweest bij den voormaligen heer Gouverneur Graaf van Rechteren.

Gemelde Dommerholt, sedert zijne komst alhier als conducteur bij de diligence geplaatst welks 3 maal ’s weeks van hier naar Zwolle vice versa rijdt, kan van de verdiensten welke hem dat bedrijf opleveren, onmogelijk bestaan en wordt dan ook naar wij vernamen, door de voerlieden welke aan die diligence-onderneming verbonden zijn, door middel van aalmoezen en verstrekking van levensmiddelen buiten zijn gewone tractement staande gehouden. Het is dus niet te verwonderen dat het gezin van meergemelden Dommerholt in zeer armoedige omstandigheden verkeert. Hoewel tot heden toe nog geene openbare ondersteuning ontvangen hebbende, zoo is toch de gemeente ten zijnen behoeve in voorschot wegens schoolgelden en schoolbehoeften voor drie schoolpligtige kinderen, waarvoor over de jaren 1849 en 1850 telkens f. 10,20 dus tezamen f. 20,40 door den gemeenteontvanger aan den schoolonderwijzer is betaald geworden, en welke kosten voor onderwijs onmogelijk van Dommerholt, noch geheel noch gedeeltelijk, terug zijn te krijgen. Daar het aanwenden van dwangmiddelen slechts verhooging van kosten zoude veroorzaaken en verder tot niets zoude leiden, zoo nemen wij de vrijheid de aangewende kosten aan het onderstandsdomicilie (de stad Zwolle) in rekening te brengen daar de gemeente Stad Hardenbergh die te dezen opzigte geheel vreemd is aan Dommerholt toch niet met dusdanige kosten van verpleging kan worden belast. Indien Harm Dommerholt die te Zwolle laatstelijk in den zoogenaamden Vijfhoek moet gewoond hebben, niet genoegzaam bij u bekend is, zullen wij de eer hebben een staat van inlichtingen in te zenden.”

Op 15 oktober kreeg men uit Zwolle antwoord op dit verzoek. De hervormde diaconie was van mening dat ze de gedeclareerde kosten niet hoefden te betalen, aangezien er geen sprake was van verplegingskosten. Verder deelde men mee dat men geenszins van plan was in het onderhoud van het gezin Dommerholt te voorzien. Op dit schrijven werd met potlood geschreven: “Aan de raadsleden G. Nijman en D. Zweers medegedeeld. Hebben op zich genomen te zullen bewerken dat Dommerholt bijtijds zijn ontslag krijgt als conducteur, daar hij zich toch niet zonder buitengewone hulp kan redden.”

Het is niet bekend of Dommerholt daadwerkelijk zijn ontslag heeft gekregen, maar wel weten we dat hij nog even in de gemeente Stad Hardenberg is blijven wonen. Eind 1853 lukte het hem om als laagste inschrijver de openbare verpachting te winnen van de brugwachterswoning aan ’t Haantje. Voor 80 gulden per jaar kon hij het huisje huren en mocht hij de brug- en sluisgelden ter plekke incasseren. Harm Dommerholt stierf op 3 augustus 1882 in Ane, ruim een week nadat zijn vrouw Zwaantje Vos was overleden…


Toen, op 17 juni 1932: armenhuisjes op de Pothof.

0617_armenhuisjes

Op 17 juni 1932 besloot de gemeenteraad van Stad Hardenberg tot aankoop van een vijftal onbewoonbaar verklaarde woningen op de Pothof voor de prijs van 1000 gulden. Die woningen waren eigendom van de diaconie van de hervormde gemeente en stonden bekend als ‘de armenhuisjes’.

De bedoeling was de huisjes af te breken, maar door de nodige verbeteringen aan te brengen (kosten 500 gulden) konden ze toch nog in bewoonbare staat worden gebracht. De bewoners waren toen o.a. de alleenstaande Jan Breukelman (woning B-42), diens broer Gerrit Jan Breukelman (B-43, later Pothofweg 7) en Gezina Geugies (B-44, later Pothofweg nr. 9). De huren waren alleszins schappelijk te noemen. Gezina betaalde slechts vijftig cent per week en haar buren f. 1,25 per week.

De woningen werden in 1959 afgebroken en vervangen door nieuwbouw. Nu geadresseerd aan de J.C.J. van Speykstraat.

0617_armenhuisjes2