Toen, op 18 mei 1890: blikseminslag in kerktorens.

blikseminlag kerktorens

Op 18 mei 1890 woedde boven stad Hardenberg en omgeving ‘een kort maar hevig onweder’. De bliksem sloeg in de toren van de pas gebouwde gereformeerde kerk (Höftekerk), maar richtte geen schade aan. Op het marktplein sneuvelden een paar bomen. De bliksem sloeg ook in de toren van de hervormde kerk in Heemse (Witte- of Lambertuskerk), maar baande zich langs het leien dak een uitweg door de kerk, zonder brand te veroorzaken. Wel brak brand uit door blikseminslag in de boerderij van de familie Schutte, maar dat kon tijdig worden geblust…


Toen, op 30 juli 1944: door de bliksem gestorven.

Uit het bewaard gebleven archief van de marechausseebrigade te Hardenberg blijkt dat op 30 juli 1944 de bliksem is ingeslagen in de woning van Gerrit Takman te Anerveen C-58. Er ontstond wonderwel geen brand, maar wel werden zijn echtgenote Fettje Wolf en hun 16-jarige dochter Aaltien dodelijk door het hemelvuur getroffen…


Toen, op 04 juli 1877: bliksem legt molen Radewijk in as.

molen Radewijk

Het Algemeen Handelsblad van 7 juli 1877 schreef erover:
“Bij Gramsbergen, is dienzelfden morgen de bliksem te Radewijk in een korenmolen geslagen, die molen is totaal afgebrand; aan blusschen viel niet te denken. Het aanwezige koren is nog grootendeels gered. Het perceel was tegen brandschade verzekerd.”

De molen op de zogenaamde ‘Hanekamps-kamp’ in Radewijk was indertijd eigendom van de familie Van Houselt. De oprichter ervan, Jan Antonie van Houselt, was in december 1868 verdronken in het Overijssels Kanaal toen hij terug kwam van een bezoek aan de gezellige Gramsberger kermis. Hij was slechts 35 jaar geworden. De molen werd daarop verhuurd of verpacht aan verschillende molenaren. Zo was Albertus Bos de molenaar tussen 1872 en 1877, het jaar waarin de molen afbrandde.

Met het verzekeringsgeld werd een andere molen aangekocht. Het was de uit 1771 daterende oliemolen van de familie Draaier uit Oosterhesselen. Deze achtkante beltmolen werd in Radewijk weer opgebouwd en deed vervolgens dienst als korenmolen. In de registers van de aangifte op de grondbelasting is te vinden dat de nieuwe molen op 17 december 1877 in gebruik werd gesteld, net op tijd om de Radewijkers voor kerst te voorzien van broodmeel…

Meer over de geschiedenis van korenmolen Windlust leest u in ons boek ‘Monumenten in de gemeente Hardenberg’ en op onze website.

molen Radewijk

Deze molen is uniek. Het heeft vanouds deels een belt, deels een stelling en is daardoor moeilijk in te delen in het vaderlandse molenbezit.

molen Radewijk

Toen, op 28 juli 1911: gedood door de bliksem.

0728_Hutten_Johanna2

Het Salland’s Volksblad van 4 augustus 1911 meldde:
“Vrijdagavond den 28 julij, ongeveer 9 uur, woedde er boven deze streek een nogal hevig onweder. Te Ebbenbroek sloeg de bliksem in de woning van den landbouwer A. op de Haar met het treurige gevolg dat zijn vrouw werd getroffen en oogenblikkelijk op de plaats dood bleef, terwijl vader en zoon in min of meer bewusteloozen toestand neervielen. Gelukkig dat de jonge vrouw nog de tegenwoordigheid van geest had, nadat ze haar kind buiten het brandende perceel had gebracht, ook haar moeder, vader en man uit de woning te brengen. Hoewel de buren reeds tijdig ter hulpe waren gesneld, was aan redden niet te denken. Het hoornvee kwam grootendeels in de vlammen om, alsmede een paard en eenige varkens. De schuur, waarin het hooi was geborgen, bleef gespaard. Huis, inboedel en vee waren verzekerd. Een ernstig verlies voor dit gezin, vooral daar hier een menschenleven te betreuren valt”.

Het dodelijk slachtoffer betrof Johanna Hutten. Zij was geboren op 24 december 1852 in Ane en stierf als gevolg van de bliksem op 28 juli 1911 te Ebbenbroek. Ze was op 25 november 1875 in Gramsbergen gehuwd met Albert op de Haar uit Uelsen. Johanna werd op 9 augustus begraven op het oude kerkhof Nijenstede in Hardenberg.

0728_Hutten_Johanna
Inschrijving in het grafregister.

Toen, op 06 juli 1826: door de bliksem getroffen.

Bliksem
Bliksem


De Nederlandsche staatscourant van 10 juli 1826 meldde:
“Heemse, den 6 julij. Het op zaturdag den 1sten dezer op onderscheidene plaatsen hevigst gewoed hebbende onweder was ook ter dezer gemeente (het Ambt Hardenbergh) voor de bouwlieden M. Eschhuis te Diffelen en H.J. Hulsebosch te Rheezerveen, twee uren van elkanderen gelegene gehuchten, noodlottig, terwijl eene schaapstal des eerstgenoemden en twee van den laatstgemelden, door den bliksem getroffen, afbrandden.

Van de 72 stuks schapen, die zich in den eerstbedoelden stal bevonden, doodde de bliksem tevens 18 stuks, 2 slechts bleven ongeschonden, terwijl de overige 52 of door den bliksem of door den opgevolgden brand zoodanig zijn beschadigd, dat men vreest dat de bouwman alle dezelve zal verliezen. Zijnde bij den bouwman H.J. Hulsebosch echter, voor wien dit toeval door de belendheid van zijn woonhuis en schuur allernoodlottigst hadde kunnen worden, slechts 2 schapen gedood gevonden”.