Toen, op 10 december 1926: de molen van Kamphuis.

De molen van Kamphuis.

In het Salland’s Volksblad van 10 december 1926 werd deze advertentie geplaatst:

“De molenaar G.J. Kamphuis deelt hierdoor mede dat zijn molen weer bedrijfsklaar is, betuigt zijn hartelijken dank aan allen, die daartoe hebben bijgedragen en noodigt allen uit de maalderij eens te komen zien op dinsdag 14 dec. G.J. Kamphuis, Gramsbergen.
“Wat was nu het geval?

Op oudejaarsdag 1925 had een stormramp, een cycloon, het plaatsje Gramsbergen bijzonder hard getroffen en daarbij was de molen van Kamphuis gedeeltelijk verwoest.Twee jaar later overkwam de ongelukkige molenaar een volgende ramp. Op 10 maart 1928 brandde de molen nagenoeg tot de grond toe af.

“Hedenavond ontstond brand in den korenmolen van den heer G.J. Kamphuis alhier. Aangewakkerd door den sterken oostenwind zette het vuur spoedig den geheelen molen in lichte laaie. De brandweer, burgemeester en rijks- en gemeentepolitie waren spoedig ter plaatse. De brandweer, die onder leiding stond van den opperbrandmeester, den heer E. Kelder, kon weinig uitrichten en moest zich bepalen tot het bespuiten der machinekamer, om zich aldaar bevindende machine, oliën en benzine te behouden. De molen brandde geheel uit. Veel lijnkoeken en graan, aldaar van de Coöperatieve Landbouwvereeniging te Anerveen aanwezig, werden een prooi der vlammen. De omliggende gebouwen kregen geen last.

“De ‘molen van Kamphuis’ was in 1854 gebouwd in opdracht van Berend Jan Kamphuis en in 1873 overgedragen aan zoon Gerrit Jan Kamphuis. Meer informatie over de molen leest u op onze website.


Toen, op 29 augustus 1840: vier woonhuizen gingen in vlammen op.o

0829_Brink_Heemse

De Bredasche Courant van 8 september 1840 meldde:
“Op den 29sten der vorige maand zijn in het dorp Heemse, gemeente Ambt Hardenbergh, door een aldaar ontstanen brand vier woonhuizen en vier schuren eene prooi der vlammen geworden, waardoor 6 huisgezinnen in de diepste armoede zijn gedompeld. Aan de dadelijk aangebragte twee brandspuiten uit de stad Hardenbergh en de ijverige medewerking der ingezetenen uit gemelde stad is het te danken, dat deze geene meerdere verwoestingen heeft aangerigt”.

Dit krantenbericht is kort, maar in het archief van de voormalige gemeente Ambt Hardenberg wordt in het zgn. correspondentieboek van de burgemeester een uitgebreider verslag aangetroffen:

“Heemse, 29 aug. Aan Z.E. den Gouverneur van Overijssel.
Ik heb de eer Uwe Excellentie bij deze kennis te geven dat heden morgen ten zes uren brand is ontstaan ten huize van Berendina Veenebrugge, weduwe Jan Hendrik Stegeman, op den Brink, in het dorp Heemse ter dezer gemeente, welke zoodanig in hevigheid toenam, dat in weinige oogenblikken de daaraan en bijstaande gebouwen mede eene prooi der vlammen werden. Zijnde de brand ten 11 uren dezen voormiddag gebluscht.

Het is aan de dadelijk aangebragte twee brandspuiten uit de stad Hardenbergh en de krachtdadige hulp van de ingezetenen der gemelde stad, alsmede die uit mijne gemeente, welke van alle kanten kwamen aansnellen te danken, dat dezen brand zoo spoedig gestuit is, niet alleen, maar dat ook de verdere en bijstaande gebouwen zijn bewaard gebleven. Bij gedaan onderzoek is mij gebleken dat de volgende gebouwen geheel of gedeeltelijk zijn vernield, als:

1. het gedeeltelijke woonhuis en de geheele schuur van den kantonregter Jan Bruins [op de kadastrale uitsnede nr. 644]
2. het geheele woonhuis en schuur van Raphael de Bruin [nr. 643]
3. het gedeeltelijke pakhuis en schuur van Evert Bruins
4. het geheele woonhuis van Hendrik Wenink [nr. 642]
5. het geheele woonhuis van Berendina Venebrugge, weduwe J.H. Stegeman voornoemd [nr. 641]
6. het geheele woonhuis van Gerrit Slotman, alle op den Brink [640]

Ik zal mij onledig houden met het opmaken der processen-verbaal der schaden, en de eer hebben deze met de verdere stukken zoo spoedig mogelijk aan Uwe Excellentie in te zenden”.

Een paar dagen later vervolgde de burgemeester:
“Ik heb de eer u te berigten dat er onder de schaden geleden hebbenden, door den brand op den 29 der vorige maand, de volgende personen gevonden worden die dadelijk hulp behoeven, als:

1. Gerrit Slotman, met vrouw en vier kinderen
2. de weduwe J.H. Stegeman en haren zoon
3. Hendrik Weenink, met vrouw, twee kinderen, schoondochter en kleinkind
4. Janna Bouwhuis, en
5. Raphael de Bruin, met vrouw en vier kinderen.

Ten behoeven van deze ongelukkige slagtoffers, welke zich in de diepste armoede bevinden, neem ik eerbiediglijk de vrijheid Uwe Excellenties alom bekende menschlievendheid in te roepen. Eenige goederen zijn wel door hun gered, doch het merendeel is door de vlammen verteerd. Eenige menschenvrienden hebben zich met mijne medewerking wel willen belasten deze ongelukkigen voorlopig huisvesting en voedsel te verleenen, doch dit is slechts van korten duur, weshalven ik de vrijheid neem U te verzoeken het daarhenen te dirigeren dat voor deze slagtoffers eene provinciale collectie konde plaats hebben”.


Toen, op 27 mei 1708: brandvoorschriften.

Op 27 mei 1708 werd een belangrijk besluit genomen door de stadsregering van Hardenberg. Na de desastreuze brand van 8 mei, waarbij de stad voor het overgrote deel in de as was gelegd, werd besloten dat de nieuw te bouwen woningen niet langer met stro mochten worden gedekt, maar ‘met pannen behangen en met kalck gestreecken’. Zou een burger dit gebod met voeten treden, dan zou hij/zij niet in aanmerking komen voor uitkering van subsidie. Ook waren de overige burgers gerechtigd om in zo’n geval het ‘stroo dack van die huijsen af te halen en hetselve te vernietigen’.

Deze ‘wet’ is beschreven in een van de bewaard gebleven resolutieboeken van de stad Hardenberg.


Toen, op 23 maart 1828: door brand aan de bedelstand.

0322_kaart_Heemse

De Overijsselsche Courant van 25 maart 1828 meldde:
“Heemse, den 23 maart. Gisteren avond tusschen 10 en 11 uren brandde een alhier achter het bosch van den Huize Heemse gelegen boerenhuis af, toebehorende aan den heer J. Bruins, Vrederegter dezes Kantons, en wordende bewoond door de huisgezinnen van Herm Meijerink en van Jan Hendrik Nijzink Hz., beide echtgenoten en vaders ieder van vier kinderen, met welke door dit ongeval in de grootste armoede zijn gedompeld, als hebbende de eerstgemelde, behalve zijne eenige koe, een oud bed en een pakjen meel, en de laatstgenoemde behalve eene koe – zijnde eene andere, mitsgaders eene vaarsse van hem mede in den brand omgekomen – alles verloren wat aan leeftogt, dekking en kleding voor zich en de hunnen bezaten.

De heer Bruins had het woonhuis tegen brandschade verwaarborgd, edoch de bewoonders van hetzelve opzichtens hunne have en bezittingen niet in hetzelfde geval zijnde en geene eigene bronnen ter vergoeding van hun verlies hebbende zoo beveeld men dezelve als door nijverheid en gedrag zulks verdienende, der mededogendheid hunner medemenschen zoo hier als elders aan; zullende daartoe ieder, zelfs de geringste gifte aangenaam zijn en kunnen worden toegezonden aan den burgemeester der gemeente het Ambt Hardenbergh, die de gevers, zoo van den ontvangst, als de meest mogelijke geëvenredigde distributie der gaven onder de hulpbehoevenden op eene convenable wijze verwittigen zal.”

0322_kaart_Heemse2

Door deze grote brand raakte het huisgezin van Jan Hendrik Niesink Hendrikszoon dakloos. Hij was getrouwd met Janna Hobers. De eerste jaren van hun huwelijk hadden ze doorgebracht in Brucht waar Jan Hendrik was geboren. Tussen 1821 en 1824 waren ze gaan wonen in de huurwoning van Jan Bruins in Heemse. Inderdaad hadden ze vier kinderen: Hendrik, Jan, Jan Herm en Jennigjen.

Ook het gezin van Herm Meijerink zat opeens zonder een dak boven het hoofd. Herm was getrouwd met Fennigjen Schutte. Het echtpaar had ook, zoals de krant schrijft, op het moment van de brand vier kinderen, waarvan de jongste nog geen twee maanden oud was. Het jonge gezin vond nieuw onderdak in Rheeze.
De dubbele boerenwoning van vrederechter Jan Bruins stond ‘achter het bosch van den Huize Heemse’. Dankzij de kadastrale registratie is bekend om welk boerderijtje het ging. Op bijgaande uitsneden van de kadastrale kaart is de precieze locatie weergegeven. Hoewel de kadastrale bijhouding pas in 1832, dus vier jaren na de brand, een aanvang nam, was de inmeting van alle percelen al vele jaren eerder gestart. Zodoende staat de boerderij ‘op de kaart’ en kunnen we nu, bijna twee eeuwen later, de precieze locatie nog duiden.


Toen, op 16 februari 1931: brand in Slagharen.

Op 16 februari 1931 ontstond brand in de boerderij annex manufacturenzaak en rijwielhandel van de familie Nijkamp in Slagharen. Het grote pand in de dicht opeengepakte huizenrij aan de Heerenstraat brandde tot de grond toe af, aldus de Telegraaf van 17 februari. De brandweerkorpsen van Hardenberg en Dedemsvaart waren snel ter plaatse en konden voorkomen dat de brand oversloeg op aangrenzende panden.