
Op 30 januari 1848 werd de nieuwe kerk van de hervormde gemeente te Hardenberg plechtig ingewijd. Die nieuwe kerk was gebouwd op min of meer dezelfde locatie als haar voorganger. Die voorganger, een uit de late Middeleeuwen daterend bouwwerk, was bouwvallig geworden en afgebroken. De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant wijdde een artikel aan de plechtigheid in Hardenberg:
“Op den 30sten januarij jl. werd de nieuwe hervormde kerk te Hardenbergh, door den leeraar der gemeente, den weleerwaarde zeer geleerde heer L. Bosch, plegtig ingewijd, naar aanleiding van 1 Koningen 8 vers 63, en daarvan: “Also hebben sij het huijs des Heeren ingewijd”. Vele predikanten uit naburige gemeenten, en eene ontzettende menigte toehoorders waren daarbij tegenwoordig. De algemeen geachte leeraar hield over de zoo even aangehaalde woorden eene ernstige en belangrijke feestrede, en was in hartelijke taal de dankbare tolk zijner gemeente, toen hij gewaagde van de hulp door velen gebragt, om zulk een sierlijk en ruim kerkgebouw voor de uitoefening der openbare eredienst te stichten.
Zijn eerwaarde bragt hulde aan Z.M. onzen geëerbiedigden koning, aan de sijnode, aan den Grave van Rechteren, voormalig gouverneur van Overijssel, aan heeren Gedeputeerde Staten dier provincie, aan wijlen den heer G. Luttenberg enz., en herdacht in treffende woorden den onlangs afgestorven burgemeester der stad, de heer Pluijm, die met zoo veel ijver tot den opbouw der kerk medewerkte, maar de inwijding daarvan niet mogt beleven. Ook de heeren kerkvoogden, en met name hun president, de heer Lampe, de opzichters, de heren Weijs en Koeslag, de ontwerper van het plan des gebouws, Baarslag van Dalfsen, de aannemer de heer Trooster van Zwolle, en de heeren Meppelink en De Blecourt van Koevorden, welke laatsten de gestoelten hebben geleverd, ontvingen ’s redenaars dankbetuiging.
Zoo werd het nieuwe kerkgebouw van Hardenberg – gesticht op de grondslagen van het oude, in de 14de eeuw door Johann van Arkel, bisschop van Utrecht daargesteld – aan de dienst des Heeren toegeheiligd. Gods zegen ruste op dit heiligdom, en op den dienaar die daarin voor de eerste maal de blijde boodschap verkondigde! Heeft hij vele jaren woorden van troost en vermaning tot de gemeente gesproken, in de kerk die nu slechts in de herinnering bestaat – heeft de invloed daarvan gewis bij velen ten goede gewerkt – God spare hem tot in lengte van dagen, opdat hij ook, in het nu ingewijde gebouw, menigen bedrukte, troost – menige zwakke, kracht geve, door hen te wijzen op eene Voorzienigheid die alles bestuurt, en op een beter vaderland waar droefheid nog scheiding zijn zal’.